1 Muiterij op het Vrouwenschip Vogelstand wordt bedreigd door chemische bestrijdingsmiddelen In één voorjaar sneuvelden 200.000 vogels in ons land Tante Patent en buurman Bezig PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER Ons vervolgverhaal door Henrick Binder 1 Stervend papier 13 NIET ALLEEN IN DE WINTER Uitgebreid onderzoek Ontstellend resultaat Wettelijke maatregelen DONDERDAG 28 FEBRUARI 1963 c-'-' Sluive vossen Keiler Macdonald GASFORNUIZEN O. C. 'to 3 68) Blanche Gown liet, wat haar eigen aandeel in die muiterij betrof, maar iedere eerzucht varen. „Maar dokter Holborn wilde toch al leen maar de hele fluisterhoek achter slot en grendel brengen," snikte ze. „Blanche Gown," riep George, „u hebt twee domme vrouwen het hoofd op hol gebracht!" De kapitein knikte. George keek op de huilende Blan che Gown neer. „Ik geef u hierbij vier weken lang spreekverbod," zei hij, „en als ooit gemerkt wordt dat u met iemand aan het praten bent, laat ik u kromsluiten!" Blanche Gown wankelde gebroken naar buiten. „Zoiets smerigs had ik toch niet vermoed," meende de kapitein, toen ze alleen waren. „Ik begrijp die dokter Holborn ook niet," zei Nicol. Aitken scheen te wachten op wat George zou zeggen. George vertoonde niet de geringste opwinding toen hij zei: „Het beste lijkt me, dat Holborn in Rio het schip verlaat." „Dat zou toch wel het minste zijn. Ik zal eerst eens een gestreng onder zoek laten instellen. Voor Holborn's deur komt een wacht. Hij mag zijn hut voorlopig niet verlaten." Het onderhoud, dat Aitken even la ter met dokter Holborn had, was zeer eenzijdig. Aitken drukte zich ongeveer als volgt uit: het was Holborn's taak, de mensen gezond te maken en zo mogelijk tegen ziekte te beschermen, maar niet om hen tot opstand aan te zetten. De macht op het schip berust te uitsluitend in handen van de kapi tein, en hij verkoos niet, dat er achter zijn rug dergelijke dingen werden uit gehaald. In Londen zou hij zich, na de terugreis, voor het Zeegerecht nog duidelijker uitdrukken. Hij had over deze zaak nagedacht. Hij verlangde, dat dokter Holborn in Rio afmonster de en naar Londen terugreisde. Na wat er nu voorgevallen was, was zijn verblijf op de „Julian" niet meer ge wenst. Tot de aankomst in Rio moest hij in zijn hut blijven, die hij slechts in zeer dringende gevallen mocht ver laten. Hij hoefde 's morgens niet meer aan het appel deel te nemen. Holborn was zo verbluft, dat hij er niet in slaagde ook maar iets tot zijn rechtvaardiging aan te voeren. Volko men ontdaan verliet hij de hut van de kapiteitn. Meer dan een uur lang zat hij als ver steend in zijn hut, voor het raam en staarde naar de zee. HOOFDSTUK XLIII Dokter Holborn hield het plan voor zijn muiterij nog steeds voor een ge niaal idee, dat hem echter uit de hand geslagen was. En dat had Nunham gedaan. De ar restatie van de beide vrouwen was volgens Holborn's mening eenvoudig stumperig. Maar Holborn zag over het hoofd, dat de kapitein en Nicol in geeen geval anders gehandeld zouden hebben. Hij liet zich steeds meer mee slepen door het eenzijdige van zijn be schouwingswijze die Jane King was volgens hem alleen maar voorgewend om de woordbreuk van miss Knother- well te verbergen Holborn vergat helemaal dat hij met deze muiterij niet alleen de fluister hoek onschadelijk had willen maken, maar tegelijkertijd Nunham. Als hij hem in het twijfelachtige licht van die muiterij zette, zou hij hem wel ge dwongen hebben, de „Julian" te ver laten. Maar nu was het omgekeerde gebeurd: hij zelf, Holborn, moest van boord, en Nunham bleef als valse lui tenant Smasbury op het schip en heer ste over hem, over de kapitein en over het hele schip. Holborn lachte bitter bij die gedachte. Alle orde was hier op zijn kop gezet. De misdadiger triomfeerde en beroof de de fatsoenlijke mensen van de vruchten van al hun moeite. Holborn had de ene onmogelijke ge dachte met de andere verbonden, en nu zocht hij het onmogelijke sluitstuk: hij had meer dan één fout gemaakt, maar zijn grootste fout was op geen enkele manier meer ongedaan te ma ken: langer dan vier weken had hij Gill's geheim voor zich gehouden; vier weken lang had hij toegezien, hoe een valse luitenant Smasbury het bevel over de vrouwen voerde. Dat zou Aitken hem nooit vergeven. Hij had 3 toen onmiddellijk naar hem toe moe- ten gaan om er melding van te maken. 3 Plotseling vond hij een uitweg. Er 3 waren uren overheen gegaan. Het mid- dageten dat op zijn tafel stond, was 3 koud geworden. Moest hij de kapitein vertellen, wie 3 Gill geweest was? Moest hij hem 3 Gill's wens vertellen? Gill was im- 3 mers bij deze hele aangelegenheid van weinig belang. Gill was dood. Het 3 belangrijkste was nu Nunham. En Nunham diende verwijderd te worden, g Hij had er de hele dag voor nodig ge- had om deze oplossing te vinden. Hij 3 stond op, om naar de kapitein te gaan. 3 De uitslag van het gesprek stond al g voor hem vast: hij ging niet van het 3 schip. Maar ook Nunham zou het schip 3 niet verlaten: Nunham ging in de 3 ijzers. Toen dokter Holborn zo ver gekomen was met zijn overwegingen, werd plot- 3 seling de deur opengerukt. Grace 3 stond voor hem. „Dokter! Het is zover met Maud 3 Barnley." Holborn keek haar een hele tijd aan, 3 alsof het niet tot hem doordrong wat 3 ze gezegd had. Toen begon hij honend 3 te lachen: „Een mooi mengsel. Gra- 3 ce, wat daar ter wereld komt! Wordt 3 het een zakkenroller of een straat- 3 rover, die nieuwe wereldburger?" Holborn liep zichtbaar geërgerd naar 3 beneden en ook daar liet hij zijn g stemming duidelijk blijken. Hij was weinig vriendelijk tegenover Maud. 3 Lil keek hij helemaal niet aan. „Wat is dat hier voor drukte!" 3 vroeg hij grof. „Waarom ligt mrs. Barnley niet in de ziekenzaal? In het 3 vervolg wil ik dergelijke uitzonderin- g gen niet meer." Lil begreep onmiddellijk, wat er in 3 Holborn omging. Hij was dus vast van plan, op 't schip te blijven. Dat be- g tekende, dat hij Gills wens, voor zo- 3 ver het Nunham betrof, niet vervullen zou. Het was een gemakkelijke ge- g boorte. Dokter Holborn ging direkt 3 weer weg, zonder te groeten. „Het mooiste kind, dat ik ooit ge- 3 zien heb," zei Grace, oprecht enthou- 3 siast. Lil stond naast haar Ze zag g alles slechts door een mist van tra- 3 nen. Het kind leek op Maud. Het had 3 een mooi gezicht, het leek ilsof het g veel ouder was. Alleen had het, in- 3 plaats van Mauds blonde lokken, 3 Georges donkerbruine haar. Overmorgen om deze tijd waren ze 3 in Rio. Maar Lil wist, dat Rio voor 3 George geen reddende haven meer i zou zijn. Ze móest hem spreken. Ze kon niet wachten tot Holborn toesloeg. 3 Ze zag nog één kleine mogelijkheid, g Het ging nu om Georges leven. Dat 3 lag in Holborns hand. Maar het was 3 een geluk, dat zijn manier van den- g ken zo omslachtig was. George had 3 tot vanavond nog wel de tijd. Er werd 3 zacht geklopt. George stak zijn hoofd 3 om de deur, een gezicht, dat straalde g van geluk. Op hetzelfde ogenblik werd g Maud wakker. George knielde aan 3 haar bed. Alles om hem heen was nu in het niet verdwenen: de gevange- g nis, die de „Julian" voor hem was, g zijn heimelijk verdriet over Gill en 3 zijn woede tegen Holborn. Hij zag al- g leen Maud en het kind. „O, Maud," zei hij, „dit kind moet 3 een behoorlijk mens worden, we moe- 3 ten zorgen dat het geen George Nun- g ham wordt." Ze glimlachte: „Als hij maar net =j zo wordt als jij, dan ben ik tevre- den. In elk geval moet hij zo heten." „Weet je zeker, dat dat voldoende g is?" vroeg hij peinzend. Maud knikte: „Ik ben blij, dat je 3 weer de oude bent. Ik heb erop ge- 3 wacht. Ik moet je iets vertellen, dat g ik je tot nu toe nog niet kon zeggen 3 Het was nutteloos, je daar al zo gauw 3 mee te bezwaren. Maar nu, vóór Rio, moet je het horen." Lil stond op. „Blijf zitten Lil," zei Maud, „jij 3 moet het ook horen. Ik moet je iets g over Gill vertellen, hoeveel pijn het g je ook zal doen, George. En hoe moei- lijk het ook voor je te dragen zal 3 zijn. Maar voor mij was het nog moei- g lijker. Het is een last geworden, die g bijna te zwaar was. Toen we voor Sao 3 Thiago lagen, en ik aan dek zat, g kwam Gill op een keer naar me toe g (Wordt vervolgd) 3 Uljlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Van een medewerker) DE BERICHTEN over de sterfte van vogels in de winter 1962-1963 die weer een record dreigt te gaan breken worden steeds alarmerender. Ondanks alle hulp zijn tien duizenden vogels omgekomen door koude en honger. Als voorbeeld worden de roerdompen genoemd: reeds meer dan de helft van deze in ons land voorkomende moerasvogels zou de dood hebben gevonden. Allerwegen worden hulpacties ondernomen. Duizenden kilogrammen graan, vlees, vis en brood worden dagelijks verstrekt. Vogels, die er te beroerd aan toe zijn, krijgen „winterpension", zoals in Haarlem in de kassen van de stadskweektuin of bij particulieren. Overal helpt de mens om te redden wat er nog te redden is. Dit is dan de goede kant van de mens ten opzichte van de vogel wereld. Deze medaille heeft echter ook een keerzijde. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiii'i''"ni'iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii)iiiiii Men herinnert zich de berichten, die nu en dan in de kranten verschijnen over het gebruik van chemi sche bestrijdings middelen in de land bouw. Ze dienen tegen gewasziekten, insektenschade, vo- gelschade, enz. De moderne landbou wer kan kiezen uit een enorme collectie. Alleen in Amerika worden er zo onge veer 25.000 soorten vervaardigd. Deze preparaten werken echter vaak naar twee kanten. In En geland bijvoorbeeld bespoot een boer 18 ha van zijn ge wassen tegen insek- en. De insekten gin gen dood dat was zijn opzet maar ook 176 vogels en zoogdieren, die van de bespoten bladeren aten, zich met de vergiftigde insekten voedden of zelfs maar van de dauw druppels dronken die in de ochtend uren op de planten lagen. Op een bedrijf ■n Duitsland werden 2 reeën, 42 hazen, 24 patrijzen, 11 kerk uilen en 3 bosuilen de indirecte slacht offers van de moderne chemische bestrij dingsmiddelen tegen ongedierte en gewas- ziekten. LATEN WE echter binnen onze lands grenzen blijven. In 1951 genoot Nederland namelijk de twijfelachtige „eer" in op spraak te zijn gebracht door een derge lijke bestrijding met gevolgen. Deze vond piaats in de herfst van dat jaar in de Noordoostpolder. De betrekkelijk nieuwe polder had vele kreken, poelen en plas sen, die een ideale pleisterplaats vorm den voor de watervogels. Tegelijkertijd heerste er een veldmuizenplaag en men besloot deze schadelijke knagertjes te gaan bestrijden door het verstrekken van ver giftigde tarwe. Dit bestrijdingsmiddel mag niet zonder meer worden uitgestrooid. Het moet diep in de muizengaten worden in gebracht, opdat de vogels niet door de zinkfosfide kunnen worden vergiftigd. Dit deed men echter niet. Het gemene spul werd zonder meer in het rond ge strooid. De watervogels aten ervan en on geveer 1500 grauwe ganzen, afkomstig uit noordelijke landen, vonden de dood. Dit is ons land in deze streken zeer kwalijk genomen. Terecht overigens! THANS ZIJN de resultaten bekend ge worden van een uitgebreid onderzoek, dat in ons land werd gehouden naar de vogel sterfte door het gebruik van chemische middelen in de landbouw. Op verzoek van de Natuurbeschermings- raad en het Staatsbosbeheer werden on derzoekingen gedaan door dr. M. F. Mör- zer Bruins van het R.I.V.O.N. (het Rijks instituut voor Veldbiologisch Onderzoek te behoeve van het natuurbehoud in Neder land). De medewerking was groot, o.a. van de afdeling Faunabeheer van het Mi nisterie van Landbouw en Voedselvoorzie ning, het Centraal Diergeneeskundig In stituut te Rotterdam, de Nederlandse Ver eniging tot Bescherming van Vogels, de Plantenziektenkundige Dienst, de rijkspo- litie, jachtopzieners, preparateurs van die ren, de Kon. Ned. Jagersvereniging, de Friese vogelwachters, de Nederlandse Hei de Maatschappij, de Nederlandse postdui venorganisaties en tal van particulieren,- Op deze wijze kreeg men gegevens bin nen uit 220 gemeenten, die tezamen een oppervlakte beslaan die ongeveer zo groot is als de helft van ons land. HET RESULTAAT van het onderzoek, dat in de lentemaanden van 1960 werd gehouden, was in één woord ontstellend. Van de 220 medewerkende gemeenten ble ken er 200 te zijn, waar door gifstoffen omgekomen vogels waren gevonden. Nu in de winter van 1963 wordt er geschreven over de roerdompen, waar van meer dan de helft is omgekomen door de vorst, dus buiten menselijke in vloed. Destijds bleek juist dóór de mens de helft van het aantal in ons land broedende buizerds te zijn gedood. Tien van onze 100 tot 200 paren bruine kiekendieven en een kwart van de grauwe kiekendieven bleek te zijn vergiftigd. En dit zijn nog maar enkele van de vele soorten. In de meeste gemeenten werden min der dan 100 vergiftigde vogels gevonden, in veertig meer dan honderd en in vijf alle langs de Noordzeekust werd een massale sterfte geconstateerd die soms zelfs duizenden dieren omvatte. In onze omgeving behoorden de polders ten oosten van Zwanenburg en van de IJpolders tot de streken waar het aantal minder dan 100 was, evenals in de streek Bennebroek-Heemstede-Vogelenzang en de polders ten oosten van de Spaarnestad. Aan de mond van het Noordzeekanaal werden er echter veel meer gevonden, dit gebied behoorde tot de streken met tussen de honderd en de duizend slacht offers. De vindplaats wil echter niet zeg gen, dat de dieren daar ook zijn vergif tigd. Soms worden de vogels gevonden op de behandelde percelen, soms ver daar vandaan. Zo rapporteerden vissers op zee, dat ze uit overtrekkende vogeltroepen soms ineens een aantal vogels dood zagen neer vallen. Veel dode spreeuwen spoelen in deze tijd ook aan op de Waddeneilanden. Toen het R.I.V.O.N. de totalen opmaak te van de slachtoffers, bleken er in enkele maanden niet minder dan 27.000 vogels door vergif te zijn gedood. De meeste wa ren vinken (9000), maar ook 4150 hout holen-. tortel- en andere duiven en 4000 spreeuwen. Vele postduivenliefhebbers, die bericht kregen dat hun dieren ergens wa ren gelost, maar ze niet thuis zagen ar riveren, kregen door dit onderzoek de ze kerheid dat er ook van deze vogelsoort talrijke (2500) waren vergiftigd. Verder noemen we 1520 merels, zanglijsters en andere lijstersoorten; 1000 veldleeuweri ken; 1700 zwarte kraaien, bonte kraaien en roeken; 600 fazanten en 200 patrijzen. Vele roofvogels werden indirect het slachtoffer, omdat zij besmette vogels vin gen of zich met de lijken daarvan voed den. Daardoor sneuvelden er in die maan den 100 buizerds, 30 sperwers, 4 haviken 10 bruine en 3 grauwe kiekendieven, 1 slechtvalk, 25 smellekens, 25 torenvalken en 29 kerk-, steen-, bos- en ransuilen. Al deze 27.000 gedode vogels werden stuk voor stuk onderzocht door het Centraal Diergeneeskundig Instituut te Rotterdam om de doodsoorzaak vast te stellen. Zij alle waren vergiftigd door landbouwgif- stoffen. Tachtig percent ervan was gedood door parathion, een zeer giftig bestrij dingsmiddel. In werkelijkheid is het aantal vogels, dat werd gedood véél groter dan 27.000 Minder dan de helft van de oppervlakte van Nederland werd onderzocht. Zelfs op plaatsen, waar dit wél gebeurde, was het onmogelijk om alle gedode dieren te ver zamelen: ze kunnen zijn verdwenen of op ontoegankelijke plaatsen liggen zoals in bossen en ruige streken. Daarenboven werden de in zee gevallen vogels, zoals dit door de vissers vóór de Nederlandse kust werd waargenomen, niet in het over zicht verwerkt. Het R.I.V.O.N. schat het werkelijke totaal der in één lente gedode vogels dan ook op ongeveer 200.000! Op 13 maart 1962 werd door de Tweede Kamer een wet aanvaard met betrekking tot het in de handel brengen en het ge bruiken van bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Er is daarbij zowel gelet op de deugdelijkheid van deze middelen als op het doel, waarvoor ze bestemd zijn. Er moet gebleken zijn, dat ze bij de toepassing geen schadelijke nevenwerkin gen veroorzaken met betrekking tot de ge zondheid van mens en dier, de produktie- vermogens van de bodem, dan wel van planten en delen van planten of van die- Een van onze trouwe lezers werd ge troffen door een eenzaam en verlaten exemplaar van ons blad, dat in de dooien de sneeuw was beland en uitte zich in de hieronder afgedrukte ontboezeming'. GEDACHTEN VAN EEN HAARLEMS DAGBLAD IN DE DOOI. Hier lig ik, Dagblad, in de sneeuw en kijk naar boven, naar een meeuw die voedselzoekend op haar vlucht afdaalt uit de grijze lucht. Grijs is het leven ook voor mij, mensen lopen mij voorbij; bussen, spattend met geraas zie ik rijden als door 'n waas Ik voel mij vochtig, naar en klein op het doorweekte, witte plein. Ik los mij op ik ga er aan doch mijn naam die blijft bestaan!! HERTA DE HEER Overveen, 14. 2. 1963. De autoriteiten van de Zweedse plaats Kalix in de provincie Norr- botten hadden er iets op gevonden, dachten zij, om de vossenplaag in de bossen aldaar tot redelijker proporties terug te brengen: zij boden vijftien kronen voor elk in te leveren vossen vel. Resultaat bleef niet uit. Er kwa men hele pakken vellen binnen en de beloofde premies werden uitbetaald, Maar er bleven rond Kalix nog even veel vossen rondsluipen als voorheen. De luie „jagers" bleken de vossen nog te slim af te zijn geweest. Zij waren naar de huidenmarkten van Jokkmokk en Gaellivare in Lapland gegaan waar vossenvellen voor slechts vijf tot tien kronen te koop zijn, hetgeen een aan trekkelijke winstmarge ten opzichte van de premie van vijftien kronen overliet. Advertentie Zijlstraat 56 Telefoon 11828 ren, welker instandhouding gewenst is, indien de schade onevenredig is tot het met het gebruik van dit middel beoogde doel. Door dit ontstellende rapport is er echter een schok gegaan door ons land. Niet alleèn in kringen van natuurbe schermers en .vogelvrienden. Maar ook in landbouwkringen. Immers, het on oordeelkundig gebruik van chemische middelen roept grote gevaren op voor het verstoren van het biologisch even wicht in de natuur. En dan zou het middel wel eens heel veel erger kunnen zijn dan de kwaal. Hongerig strijkt een zwerm vogels neer op de akker die hun voedsel en leven geeft. Maar voor velen hunner zal het een dodenakker worden. .ri-'V:#- Vb Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 4). „Ze gaat springen.riep tante Patent. „We zijn te laat.of nee.we kunnen haar misschien opvangen!" „Hier.pak vast.we houden een dekzeil onder haar", riep Buurman Bezig. Trillend van emotie hielden tante Patent en Buurman Bezig een valzeil klaar voor de arme in t zwart geklede dame die met duizelingwekkende snelheid van veer tig meter hoogte kwam vallen. Stevig vasthouden" riep tante Patent... „daar komt ze... JA!" PETS! Hoewel ze het valzeil vlak onder haar hielden, zag het vreemde mens toch kans om er pardoes naast te vallen met een akelige dreun. Tante Patent durfde haast niet te kijken. De oude dame moest stellig verpletterd zijnmaar nee, ze scheen pogingen te doen om overeind te krabbelen. „Dat kwam hard aan, hè dame?" riep Buurman Bezig. „Wacht.we .zullen u helpen met opstaan." zei tante Patent. „Hebt u zich bezeerd? Niets gebroken of gekneusd?" Ze snelde naderbij om de arme vrouw terzijde te staan, maar deze deinsde achteruit, toen ze de uit drukking zag in die felle zwarte ogen. Laat af. krijste de oude dame. Onheil over u. Rampen en Tegenspoed! Uilen en Raven en paddegif over u en uw kinderen!" COf. MARTEN TOONDER 46. De kisten met priklimonade werden spoedig be zorgd en Arnold B. Soep zag er op toe dat de heer Zielepopel zich flink te goed deed. „Vooruit!" sprak hij, „neem nog een flesje! Neem er twee! Voel je al iets? Ontroering, bedoel ik?" „Maar door priklimonade kun je toch niet echt geroerd worden, meneer Arnold B.?" vroeg Panda bezorgd, „het is namaak, het is.." „Klets niet," zei de heer Soep, „ontroering is ontroe ring en daarmee uit. Als hij ontroering nodig heeft om zelfbewegers te maken, zal Arnold B. ervoor zor gen dat hij het krijgt. Begrepen?" „Ik..hik..voel iets," zei Inertus Zielepopel, „er bruist iets in me. Maar ik..hik..weet niet of het wel een..hik..echt ge voel is." „Niet over piekeren!" riep de heer Soep, „kom mee, Panda. Hij bruist! Hij gaat aan de slag! Laten we hem niet afleiden."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 13