Muiterij op het Vrouwenschip I
Onweer doet bomen sneller groeien
Tante Patent en buurman Bezig
PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER
door Henriek Binder
Ons vervolgverhaal
Verrassende bevindingen van
bloempsychologisch onderzoek
DONDERDAG 14 MAART 1963
13
piiiiiiniiiiiiiiiüiiiiiiiiiiii
,,Als voor een baby"
Family flowers only
JÉ
I
Shockwerking
9
80)
„Maar dat is even prachtig", zei
Lil, „wat zullen we nu toch rustig
slapen."
Lil stond radeloos in haar hut. Hol-
born had natuurlijk gezien, dat George
naar de „Seventrue" geroeid was. En
terwijl ze er nog over nadacht, wat
ze eigenlijk moest doen, pakte ze haar
koffer al. Ze werd weer gedreven
door een gevoel, even duidelijk als
toen ze naar College Hill ging.
Moest ze Maud alles vertellen?
Och nee", dacht ze. „Maud moet me
maar vertrouwen." Ze zou alles wat
nodig was wel aan de wacht zeggen.
Met hoed op en mantel aan ging ze
naar de valreep.
Bill, die haar kende en ook waar
deerde, roeide ze over.
„Bill", zei ze, toen ze aan de oever
gekomen waren, „zeg morgenochtend
maar tegen de kapitein, dat ik ergens
anders mijn intrek genomen heb. Ik
zal hem spoedig laten weten, waar.
Bedank hem ook nog heel hartelijk
voor alles. In Port Jackson zal hij
mij in elk geval weer zien."
Ze had nog maar nauwelijks de oever
betreden of ze zag, toen ze omkeek,
de man al op haar afkomen, die ook
George en de dokter naar het schip
had geroeid.
„Naar de „Seventrue"? vroeg de
man, en hij nam haar koffers.
„Hoe weet u dat?" vroeg Lil streng.
„Omdat hier net op dezelfde plaats
al twee heren waren, die ook naar
de „Seventrue" wilden."
Evenals Nunham en dokter Holborn
kreeg Lil tijdens de overtocht alles te
horen. Ondertussen was de man nog
te weten gekomen, dat kapitein Ait-
ken van „King George" naar „De
Prins van Oranje" was gegaan, om
de hertog van Dunstable een bezoek
te brengen. Lil vernam eveneens, dat
de beide heren, die hij had overge
roeid, de kapitein van de „Seventrue"
om geheimhouding verzocht hadden,
omdat ze elkaar de volgende morgen
een verrassing wilden bezorgen. Lil
kwam te weten, hoe de kapitein
heette, en ook dat er nog veel plaats
was op de „Seventrue".
Kapitein Adams werd voor de der
de maal geroepen.
En nu hoorde de man het verzoek
van die juffrouw aan, een verzoek,
dat hem bijna om deed vallen van
verbazing. Want ze vroeg hem pre
cies hetzelfde als de beide heren. Ook
zij wilde de hertog, de hertogin en
bovendien de beide heren de volgen
de morgen verrassen.
De kapitein riep een steward, die
de juffrouw behulpzaam moest zijn.
Hij verheugde zich geweldig op de
volgende morgen, en in het bijzonder
voor de hertog. Die zou nu tenminste
een beetje gezelschap hebben voor de
verdere duur van de reis.
Aitken kwam te weten, dat de her
tog en de hertogin in „De Prins van
Oranje" dineerden. Hij zond er on
middellijk een bode heen, om te vra
gen of hij zo vrij mocht zijn, na het
diner zijn opwachting te komen ma
ken. Maar de bode was nog maar
nauwelijks weg, toen er al een be
diende van de hertog verscheen, die
inmiddels gehoord had, dat de kapi
tein van de „Julian" in „King George"
dineerde.
En zo zat dus Aitken een uur later
aan de tafel van de hertog, en hij
voelde zich uitermate tevreden. De
hertog en de hertogin echter veel
minder. Ze wilden zoveel mogelijk
van hem te weten komen, terwijl Ait
ken om velerlei redenen zo weinig
mogelijk wilde loslaten. Bijvoorbeeld
die geschiedenis van Gill en Nun
ham, of van de muiterij. Dat zou dan
namelijk al over ongeveer dertig da
gen in Port Jackson bekend zijn ter
wijl hij zelf daar misschien pas op zijn
vroegst over drie maanden zou bin
nenlopen.
Ja, met mrs. Barnley ging het
goed. Ja, ze had een voorspoedige
bevalling gehad. Jazeker, ook met het
kind ging het zeer goed. Ja, het was
een bijzonder kind.
De hertog vroeg, of hij ermee ac-
coord ging, dat ze Maud Barnley met
de „Seventrue" mee zouden nemen.
Aitken zweeg.
De hertogin zei: „De hertog brengt
een voorwaardelijke invrijheidsstelling
voor haar mee naar Port Jackson."
„Een voorwaardelijke?" vroeg Ait-
ken.
„Ja, als ze zich bereid verklaart,
gedurende haar hele leven Port Jack-
son niet te verlaten, krijgt ze daar
volledige vrijheid".
„In Port Jackson", zei Aitken. „We
zouden haar dus toch eerst in Port
Jackson moeten afleveren.
„Kapitein Aitken heeft gelijk", ver- f
klaarde de hertog. „Alsjeblieft, dring
dus niet verder aan bij de kapitein."
George schoor zich uiterst zorgvul-
dig, de steward friseerde zijn pruik,
hielp hem bij het kleden. Nauwelijks
was hij klaar of daar kwam de kapi-
tein aankloppen.
„De hertog en de hertogin zijn zo-
juist aan boord gekomen. Over tien
minuten wordt het ontbijt geserveerd" g
zei hij.
„Ontbijten hunne hoogheden al-
leen?", vroeg George.
„Zoudt u zo vriendelijk willen zijn,
de hertog bij het ontbijt een briefje
te overhandigen?"
„Met genoegen", zei de kapitein be-
leefd. 1
George keek op de klok en liep toen
naar het raam van zijn hut. Hij hoor-
de het ratelen van de ankerkettingen
even later het schrille bootmansfluit-
je en de bevelen van de kapitein.
En daar gleed de „Seventrue" al
weg. Het schip maakte een kleine
zwenking in de richting van het land,
want de wind was west, en voer toen
op een afstand van honderdvijftig e
voet langs de „Julian". I
Een seconde lang waren George's
ogen vochtig. Daarginds op het ach- j
terdek, stond waarachtig Nicol, als al-
tijd vroeg op, de „Seventrue" na te i
kijken. Het leek George, alsof hij
door zijn eigen venster naar binnen
keek.
De „Seventrue" kreeg nu de goede j
wind te pakken. Het schip hing op
elegante wijze even over naar stuur-
boord, helde toen langzaam weer
naar bakboord terug om tenslotte,
prachtig vast voor de wind te liggen.
George schreef een paar korte zin- i
netjes in liet het briefje naar de her- j
tog in de salon brengen, die het ver- j
baasd in ontvangst nam, en met nog
groter verbazing las.
Hij reikte de brief aan de hertogin j
over.
„Nunham is aan boord." j
„George?" riep de hertogin ont- I
steld.
„Ja, George Nunham. Dat is een
pijnlijke verrassing."
„Hoe is dat nu mogelijk! Misschien j
is hij al in Londen aan boord geko- j
men en vertoont hij zich pas, na
Kaapstad. Die man speelt toch maar j
alles klaar."
„Het helpt niets. We zullen toch met j
de feiten klaar moeten komen. Maar j
laten we eerst rustig ontbijten en dan j
met hem praten." Ongeduldig wacht
te Nunham op het antwoord van de
hertog. Waarom liet hij hem niet di
rect komen? Ze waren toch niet alleen
maar goed bekenden van elkaar,
maar zelfs goede vrienden. Ze had
den vlak naast elkaar gewoond op
Lambeth March.
Jaar in, jaar uit hadden ze vele
avonden met elkaar doorgebracht.
Eindelijk werd hij in de salon ge
roepen. De hertog en de hertogin
stonden voor de tafel. George liep
naar hen toe. De hertog reikte hem
de hand. De hertogin sprongen de
tranen in de ogen.
„Ik kan het niet geloven," zei ze,
„u hier aan boord te zien."
Ze reikte George, bijna voorzich
tig haar hand, die hij zeer attent
kuste.
„Sinds wanneer was u in Kaapstad,
Nunham?"
„Bent u met de „Julian" meegeko
men?"
George knikte.
„Als passagier?" vroeg de herto
gin.
„Dat zal ik u allemaal wel vertel
len. Maar ik heb een verzoek: kan ik
misschien ergens op de „Seventrue"
ontbijten?"
„Vanzelfsprekend! Ontbijt u maar
maar direct hier. Wij gaan naar de
kleine salon, waar we ongestoord zijn.
We verwachten u daar na het ont-
bijt."
Toen George Nunham de salon bin
nenkwam, verraste de hertogin hem
met een nieuwtje, dat ze daarnet,
door de eerste schrik van het weer
zien, vergeten had hem te vertellen.
Wordt vervolgd)
Britten en bloemen
De Engelsman is tamelijk onverschillig
voor bloemen. Maar de kweker ver
zorgt zijn produkt met een liefde en
toewijding, die niet alleen op materia
listische overwegingen terug te voeren
zijn.
Een Engels instituut heeft zich beziggehouden met het onderwerp „Britten
en bloemen". Over de bevindingen is nu een rapport samengesteld, dat vele
interessante en soms vermakelijke feiten onthult. De ruggegraat van het basis
materiaal, dat voor het rapport werd benut, vormden drie enquêtes, gehouden
in januari, mei-juni en oktober 1962. Daarbij werden respectievelijk 1.204, 2.009
en 500 personen ondervraagd. De meeste vragen hadden ten doel, informaties te
verkrijgen over de instelling („attitudes") van het Britse publiek ten aanzien
van bloemen en over zijn koopgewoonten.
Ten aanzien van de „attitudes" is de
voornaamste conclusie, dat er een wezen
lijk onderscheid bestaat tussen mannen en
vrouwen voorzover het de affectie voor
bloemen betreft. Ten aanzien van vrouwen
zegt het rapport onder andere het volgen
de: „Het is duidelijk dat vrouwen denken
en spreken over bloemen met een opmer
kelijke tederheid en genegenheid en het
is voorts duidelijk dat voor veel vrouwen
het verzorgen van de bloemen, het schik
ken, enz., een vreugdevolle bezigheid is.
Een uitlating die door de ondervraagden
meer dan eens werd gebruikt, was: „er
voor te zorgen als voor een baby". Die
vergelijking is niet geheel toevallig. Er is
inderdaad iets vergelijkbaars tussen de in
stelling van een vrouw ten opzichte van
een baby, als een centrum voor affectie,
en haar instelling ten opzichte van bloe
men. De wens om voor bloemen te zorgen
is niet universeel (evenals niet alle vrou
wen voor baby's willen zorgen), doch het
is duidelijk het normale patroon. Vrijwel
alle vrouwen waarmee tijdens de inter
views werd gesproken, bezaten een soort
emotionele gebondenheid ten opzichte van
bloemen, onverschillig of ze jong waren of
oud, rijk of arm."
Bij de mannen, zo stelt men in het rap
port vast, ontbreekt die gevoelsbinding.
De mannen associëren Dloemen veelal met
iets typisch-vrouwelijks. Veertig percent
van de Engelse mannen voelt zich hele
maal niet op zijn gemak, als het er om
gaat, met een boeket bloemen in de hand
op straat te lopen. Dat beïnvloedt het ko
pen van bloemen door mannen niet sterk,
doch wel duidelijk merkbaar. De meeste
bloemen, die door mannen worden ge
kocht, krijgen de bestemming van ge
schenk, voor echtgenote, verloofde, e.d. De
Engelse man vindt bloemen wel mooi, ook
in huis, doch is er niet van onderstebo
ven. „I can take them or leave them,"
vindt hij: Ik word er niet koud en niet
warm van!
Vrijwel alle geënquêteerden hebben ge
zegd, dat ze maar af en toe bloemen ko
pen omdat ze veel te duur zijn. Ruim een
derde van de Britse bevolking, om pre
cies te zijn 36 pet., koopt geregeld (een
maal per drie maanden of vaker) bloe
men, anders dan voor speciale gelegenhe
den. In die groep bevinden zich 26 per
cent van alle mannen en 44 percent van
alle vrouwen, zodat de conclusie is dat
vrouwen vaker bloemen kopen dan man
nen.
Uit het onderzoek is voorts gebleken, dat
naarmate de welstand hoger is, het En
gelse publiek vaker bloemen koopt. Indien
men de welstandsklasse aanduidt met de
cijfers 1, -2, 3 en 4, blijkt, dat van die
genen die tot groep 1 kunnen worden ge
rekend 52 percent regelmatig bloemen
koopt. Bij groep 2 is dat 40 percent, bij
groep 3 ongeveer 35 percent en bij groep
4, de laagste welstandsklasse dus, 28 per
cent. Van het overige deel van de bevol
king koopt 16 percent nooit bloemen, de
overblijvende 48 percent slechts zelden en
dan nog voor speciale gelegenheden.
De algemene conclusie uit dit deel van
het onderzoek is, dat in Engeland bloemen
nog steeds een sterk luxe karakter dra
gen.
Kunstbloemen mogen zich in de belang
stelling van het Engelse publiek verheu
gen. Van de in totaal 1057 ondervraagde
huisvrouwen hadden 57 percent kunstbloe
men in huis. Slechts 28 percent gaf te
kennen, geen kunstbloemen in huis te wil
len hebben. De welstand weerspiegelt zich
ook weer in de kunstbloemen. In welstands
klasse 1 heeft 40 percent van de huis
vrouwen kunstbloemen in huis en wil 45
percent ze er niet in hebben. In welstands
klasse 2 zijn die percentages 40 en 40, in
welstandsklasse 3 64 en 23 en in wel
standsklasse 4 66 en 18. Hoe hoger dus het
inkomen, hoe groter de aversie tegen
kunstbloemen.
In 29 percent van de restaurants, cafés
en kantines staan echte bloemen op tafel.
Bij 13 percent doet men het met kunst
bloemen. In 24 percent van de kantoren
staan echte bloemen te geuren, kunstbloe
men treft men in 5 percent van de kan
toren aan. Uit het onderzoek bleek, dat
men wat de kantoordames betreft bloemen
(echte dan) wel kan rangschikken bij de
arbeidsvoorwaarden. De overgrote meer
derheid wenst bloemen in het kantoor.
Het schijnt in Engeland steeds meer mo
de te worden, bij begrafenissen „liever
geen bloemen" te hebben. Om op dit punt
wat meer zekerheid te krijgen heeft het
instituut, dat het onderzoek verrichtte, een
origineel experiment ondernomen. Men is
in de advertenties in de Times uit respec
tievelijk november 1956, november 1959 en
november 1962 gaan snuffelen om na te
gaan, hoeveel keren „no flowers" voor
kwam in overlijdensberichten. In 1956 was
dat bij 14 percent van de 214 overlij-
densannonces het geval, in 1959 bij 17 per
cent van de 201 en in 1962 bij 25 pet.
van de 205 advertenties.
Hoewel de Times voornamelijk in de
„hogere kringen" wordt gelezen en men
natuurlijk niet zonder meer kan gaan be
weren dat wat de „voorname" mensen
vandaag aan de dag denken en doen, mor
gen door de rest van de bevolking zal
worden nagevolgd, houdt men toch reke
ning met een afneming van het traditio
nele begrafeniswerk van de bloemist voor
de toekomst. Het wordt meer en meer ge
bruikelijk in de overlijdensberichten te
vermelden „Family flowers only" (Bloe
men alleen van de familie).
In het rapport wordt sterke kritiek uit
geoefend op de Engelse bloemenwinkels.
Vooral het uiterlijk van de winkels moet
Dot ziet men in Engeland niet: bloe-
menstalletjes en kraampjes langs de
openbare weg.
het ontgelden. Vaak worden meubels en
lichtinstallaties aangetroffen die uit de der
tiger jaren stammen. De kozijnen van de
ramen zijn vaak verveloos en de bloemen
worden in vuile, roestige conservenblik
ken of in jampotten met vuil water in de
etalages gezet. De omstandigheden in de
winkels zijn helemaal niet in overeenstem
ming met het gunstige beeld, waarmee de
consumenten in het algemeen bloemen as
sociëren.
DE MENTALITEIT van de detailhan
delaar is volgens het rapport ook niet
goed. Die mentaliteit lijkt veel meer op
die van een kunstenaar dan op die van
een zakenman, aldus het rapport. Voor de
oorlog waren de prijzen van bloemen te
hoog voor de gemiddelde consument, maar
na de oorlog ontstond een veel grotere po
tentiële afnemerskring als gevolg van een
herverdeling van de inkomens. En paste
de detaillist zich bij die gewijzigde om
standigheden aan? Niks hoor! zegt het
rapport. Hij is veel te traditioneel inge
steld. Hij heeft een patroon ontwikkeld
met als hoofdkenmerk: hoge prijzen bij la
ge omzetten. En hij verdedigt nog steeds
het idee, dat lagere prijzen zijn winkel
„goedkoop" zullen maken.
REEDS LANG WEET MEN, dat omvèer invloed heeft
op mensen en dieren. Nieuw is echter dat ook planten op
dit natuurverschijnsel reageren en wel op een bijzonder
spectaculaire manier: onweer doet bijvoorbeeld de bomen
in bos en veld sneller groeien. Dit is wetenschappelijk vast
gesteld door de Duitse geleerde dr. Th. Wilhelmi van het
Duitse bosbouwinstituut in Hamburg-Reinbek. Dr. Wilhelmi
heeft daartoe langdurige onderzoekingen verricht, waarbij
gebruik werd gemaakt van een speciaal meetapparaat, een
„microdendrometer", met behulp waarvan hij de groei van
bomen tot in fracties van millimeters kon registreren. Het
apparaatje wordt aan de stam gehangen en een korte stift
in de groene bast gebracht. De stift is aan het andere uit
einde met een meetapparaat verbonden waarop de groei
in de breedte direct af te lezen valt. De breedtegroei, want
wonderlijk genoeg groeien bomen tijdens onweer alleen
sneller in de dikte, maar niet in de lengte.
VAN 1954 tot 1962 heeft men de bomen
in het park van het instituut in Reinbek
iedere dag aldus gemeten. Het viel op,
dat op dagen met onweer de curven scherp
opliepen. Aanvankelijk dacht men niet aan
de invloed van onweer, maar meer aan
de relatie die er bestaat tussen de tem
peratuur van de lucht en de uitstraling
van de aarde. Door bestudering van de
dagcurven kwam men er achter, dat op
onweerdagen de bomen meestal een echte
groei-stoot kregen. Van een dertig jaar
oude berkenboom nam op dergelijke dagen
de omvang met 1,5 milimeter toe, terwijl
op gewone dagen de gemiddelde groei nog
geen 0,7 milimeter bedroeg. Hetzelfde ge
beurde bij een tachtig jaar oude linde.
Ook een 16-jarige Douglasspar bleek op
onweersdagen twee keer zo snel in om
vang te groeien als op gewone dagen. Bij
jonge bomen was dit effect bijzonder
groot.
Bij de invloed van onweer op de groei
van de bomen heeft men te maken met
een effect op lange termijn en met een
onmiddellijk effect. Het effect op lange ter
mijn is een gevolg van het feit, dat de
electrische ontladingen van de bliksem de
stikstof in de lucht veranderen in stikstof-
mest en deze aan de bodem toevoegt.
Uiteraard wordt slechts een klein deel van
de stikstof in de lucht omgezet, maar naar
raming komt dit per jaar op de gehele
aarde toch op 100 miljoen ton stikstof mest
neer. Dr. Wilhelmi vraagt zich af of de
weelderige plantengroei in tropische gebie
den niet voor een deel het gevolg is van
de aldaar sterkere stikstoftoevoer uit de
atmosfeer, omdat in de tropen soms wel
200 onweersbuien paar jaar voorkomen.
(In de gematigde zones hoogstens 10 tot
30). Hoewel over de invloed van dergelijke
mesttoevoer op de plantengroei geen twij
fel bestaat, omtrent de onmiddellijke in
vloed verkeert men nog in onzekerheid.
Dit hangt af van de voedingsstoffen, die
de betrokken boom nodig heeft.
HET ONMIDDELLIJKE effect bestaat
uit nog niet opgehelderde electrische
groeiprikkels. Men zou kunnen denken,
dat de door de onweersbuien neervallende
regen de groei zou bevorderen, maar de
ze factor was in het park van Reinbek
uitgeschakeld, omdat de proefbomen alle
maal in aan grondwaterri'jke grond groei
den. Het is bekend, dat veel organen van
planten, wanneer zij blootgesteld zijn aan
electrische invloed, „groeibewegingen"
gaan maken. Zij kunnen dergelijke bewe
gingen doen door op bepaalde plaatsen
nieuwe cellen te vormen. Het zich weer
oprichten van een vertrapte grashalm is
een dergelijke „groei-beweging". Door een
bepaalde eenzijdige cellengroei op het juis
te punt ontstaat daarbij een soort hef
boom, waardoor de halm weer omhoog ge
bracht wordt.
Op onweersdagen is ook het weefsel van
de bomen opmerkelijk gezwollen en de
boom „transpireert" sterk, d.w.z. dat de
sappen omhoogstijgen. Kortom, de gehele
stofwisseling is levendiger. Op de door on
weer veroorzaakte top in de curve volgt
dat weer een daling, hetgeen als reactie
op het overmatige zuurstofgebruik tijdens
de voorafgaande dag gezien mag worden.
Deze reactie is maar van korte duur. Ko
men op één dag twee onweersbuien voor,
dan is de groei opvallend sterk.
VAN AUGUSTUS af wordt de invloed
van onweer op de groei, voorzover deze
meetbaar is, geringer. Omdat het hout
weefsel dan ook steviger en dichter wordt
is een boom ook daarom in het najaar
minder gevoelig voor weersinvloeden. Het
gehele effect hangt ook af van leeftijd en
soort, uiteraard ook van jaargetijde en na
tuurlijk van duur en kracht van het on
weer. Tijdens het onweer werd ook da
electriciteit in de lucht gemeten. De re
sultaten daarvan rechtvaardigen, aldus
Dr. Wilhelmi, de bewering, dat onweer de
uitwerking van een „shock" heeft op de
bomengroei.
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
16. Doodmoe kwam tante Patent thuis van het con
cert. Toen ze binnenkwam viel haar oog op een uil
die bezig was de restjes hagelslag van een bordje
te eten. Daar heb je 't al, dacht tante Patent, die
zuster Klivia moet hier zijn. Ze heeft zich ergens
verstopt, maar waar? Lang hoefde ze niet te zoeken
want een paar lange magere voeten stak onder
de tafel uit. „Zuster Klivia", zei tante Patent, wat
voert u uit onder mijn tafel? „Wee... wee... riep
zuster Klivia. Uilen en raven! Ale verwensingen
over u en uw nageslacht! Dat is helemaal niet aar-
dit van u, zei tante Patent streng. Per slot heb
IK u niets gedaan. U zelf doet afschuwelijke dingen.
U zorgt dat Buurman Bezig allerlei nare ongelukken
krijgt. Eerst kwam hij onder het beton. En nu hebt
u de lamp van het Cultureel Centrum weer op zijn
hoofd laten vallen. Gelukkig was hij niet gewond.
„Hi hi.kakelde zuster Klivia, nee, hij WAS niet
gewond, maar nu is hij het WEL!" „Wat?" kreet
tante Patent. Die arme Buurman Bezig! Bah, wat
bent u een onverantwoordelijke persoon! Ik moet
direct naar hem toe. Met een bloemetje". Intussen
lag de arme Buurman Bezig inderdaad in het zie
kenhuis en keek somber naar zijn gespalkte been.
■a3,sSF
58-74
58. „Ziet u wel, meneer de commissaris," zei Panda,
„die arme meneer Zielepopel is helemaal verstard."
„Verstard?'' vroeg commissaris Vleesjager, „hij ligt
gewoon te luieren als je het mij vraagt. Toe kerel,
kom overeind! Die ellendige machine van je vermaalt
de hele stad tot eenheidswoningen. Vooruit!" „Als u
zo tegen hem praat verstart hij nog veel meer," zei
Panda bezorgd, „alleen met vriendelijkheid wil het nog
wel eens lukken." „Met vriendelijkheid?" herhaalde
de commissaris, zwaar ademend. „Hm, als het moet.
Hij boog zich over de bewegingloze Hguur en verwrong
zijn gezicht tot een glimlach. „Beste meneer Zielepopel!"
lispelde hij, „kijk eens wie hier zijn? Uw vrienden!
Uw eigen kameraden! Is dat geen verrassing?" Maar
de heer Zielepopel bleef roerloos liggen en zweeg. „Hij
voelt natuurlijk dat u het niet meent," zei Panda. Bij
deze opmerking verdween de zelfbeheersing van de po
litiechef. „Dat is brutaal!" riep hij uit, „ik sloof me
uit om aardig te zijn en dan krijg ik zulke opmerkin
gen te horen! Maar nu heb ik er genoeg van! De maat
is vol!"