Muiterij op het Vrouwenschip I Onweer doet bomen sneller groeien Tante Patent en buurman Bezig PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER door Henriek Binder Ons vervolgverhaal Verrassende bevindingen van bloempsychologisch onderzoek DONDERDAG 14 MAART 1963 13 piiiiiiniiiiiiiiiüiiiiiiiiiiii ,,Als voor een baby" Family flowers only JÉ I Shockwerking 9 80) „Maar dat is even prachtig", zei Lil, „wat zullen we nu toch rustig slapen." Lil stond radeloos in haar hut. Hol- born had natuurlijk gezien, dat George naar de „Seventrue" geroeid was. En terwijl ze er nog over nadacht, wat ze eigenlijk moest doen, pakte ze haar koffer al. Ze werd weer gedreven door een gevoel, even duidelijk als toen ze naar College Hill ging. Moest ze Maud alles vertellen? Och nee", dacht ze. „Maud moet me maar vertrouwen." Ze zou alles wat nodig was wel aan de wacht zeggen. Met hoed op en mantel aan ging ze naar de valreep. Bill, die haar kende en ook waar deerde, roeide ze over. „Bill", zei ze, toen ze aan de oever gekomen waren, „zeg morgenochtend maar tegen de kapitein, dat ik ergens anders mijn intrek genomen heb. Ik zal hem spoedig laten weten, waar. Bedank hem ook nog heel hartelijk voor alles. In Port Jackson zal hij mij in elk geval weer zien." Ze had nog maar nauwelijks de oever betreden of ze zag, toen ze omkeek, de man al op haar afkomen, die ook George en de dokter naar het schip had geroeid. „Naar de „Seventrue"? vroeg de man, en hij nam haar koffers. „Hoe weet u dat?" vroeg Lil streng. „Omdat hier net op dezelfde plaats al twee heren waren, die ook naar de „Seventrue" wilden." Evenals Nunham en dokter Holborn kreeg Lil tijdens de overtocht alles te horen. Ondertussen was de man nog te weten gekomen, dat kapitein Ait- ken van „King George" naar „De Prins van Oranje" was gegaan, om de hertog van Dunstable een bezoek te brengen. Lil vernam eveneens, dat de beide heren, die hij had overge roeid, de kapitein van de „Seventrue" om geheimhouding verzocht hadden, omdat ze elkaar de volgende morgen een verrassing wilden bezorgen. Lil kwam te weten, hoe de kapitein heette, en ook dat er nog veel plaats was op de „Seventrue". Kapitein Adams werd voor de der de maal geroepen. En nu hoorde de man het verzoek van die juffrouw aan, een verzoek, dat hem bijna om deed vallen van verbazing. Want ze vroeg hem pre cies hetzelfde als de beide heren. Ook zij wilde de hertog, de hertogin en bovendien de beide heren de volgen de morgen verrassen. De kapitein riep een steward, die de juffrouw behulpzaam moest zijn. Hij verheugde zich geweldig op de volgende morgen, en in het bijzonder voor de hertog. Die zou nu tenminste een beetje gezelschap hebben voor de verdere duur van de reis. Aitken kwam te weten, dat de her tog en de hertogin in „De Prins van Oranje" dineerden. Hij zond er on middellijk een bode heen, om te vra gen of hij zo vrij mocht zijn, na het diner zijn opwachting te komen ma ken. Maar de bode was nog maar nauwelijks weg, toen er al een be diende van de hertog verscheen, die inmiddels gehoord had, dat de kapi tein van de „Julian" in „King George" dineerde. En zo zat dus Aitken een uur later aan de tafel van de hertog, en hij voelde zich uitermate tevreden. De hertog en de hertogin echter veel minder. Ze wilden zoveel mogelijk van hem te weten komen, terwijl Ait ken om velerlei redenen zo weinig mogelijk wilde loslaten. Bijvoorbeeld die geschiedenis van Gill en Nun ham, of van de muiterij. Dat zou dan namelijk al over ongeveer dertig da gen in Port Jackson bekend zijn ter wijl hij zelf daar misschien pas op zijn vroegst over drie maanden zou bin nenlopen. Ja, met mrs. Barnley ging het goed. Ja, ze had een voorspoedige bevalling gehad. Jazeker, ook met het kind ging het zeer goed. Ja, het was een bijzonder kind. De hertog vroeg, of hij ermee ac- coord ging, dat ze Maud Barnley met de „Seventrue" mee zouden nemen. Aitken zweeg. De hertogin zei: „De hertog brengt een voorwaardelijke invrijheidsstelling voor haar mee naar Port Jackson." „Een voorwaardelijke?" vroeg Ait- ken. „Ja, als ze zich bereid verklaart, gedurende haar hele leven Port Jack- son niet te verlaten, krijgt ze daar volledige vrijheid". „In Port Jackson", zei Aitken. „We zouden haar dus toch eerst in Port Jackson moeten afleveren. „Kapitein Aitken heeft gelijk", ver- f klaarde de hertog. „Alsjeblieft, dring dus niet verder aan bij de kapitein." George schoor zich uiterst zorgvul- dig, de steward friseerde zijn pruik, hielp hem bij het kleden. Nauwelijks was hij klaar of daar kwam de kapi- tein aankloppen. „De hertog en de hertogin zijn zo- juist aan boord gekomen. Over tien minuten wordt het ontbijt geserveerd" g zei hij. „Ontbijten hunne hoogheden al- leen?", vroeg George. „Zoudt u zo vriendelijk willen zijn, de hertog bij het ontbijt een briefje te overhandigen?" „Met genoegen", zei de kapitein be- leefd. 1 George keek op de klok en liep toen naar het raam van zijn hut. Hij hoor- de het ratelen van de ankerkettingen even later het schrille bootmansfluit- je en de bevelen van de kapitein. En daar gleed de „Seventrue" al weg. Het schip maakte een kleine zwenking in de richting van het land, want de wind was west, en voer toen op een afstand van honderdvijftig e voet langs de „Julian". I Een seconde lang waren George's ogen vochtig. Daarginds op het ach- j terdek, stond waarachtig Nicol, als al- tijd vroeg op, de „Seventrue" na te i kijken. Het leek George, alsof hij door zijn eigen venster naar binnen keek. De „Seventrue" kreeg nu de goede j wind te pakken. Het schip hing op elegante wijze even over naar stuur- boord, helde toen langzaam weer naar bakboord terug om tenslotte, prachtig vast voor de wind te liggen. George schreef een paar korte zin- i netjes in liet het briefje naar de her- j tog in de salon brengen, die het ver- j baasd in ontvangst nam, en met nog groter verbazing las. Hij reikte de brief aan de hertogin j over. „Nunham is aan boord." j „George?" riep de hertogin ont- I steld. „Ja, George Nunham. Dat is een pijnlijke verrassing." „Hoe is dat nu mogelijk! Misschien j is hij al in Londen aan boord geko- j men en vertoont hij zich pas, na Kaapstad. Die man speelt toch maar j alles klaar." „Het helpt niets. We zullen toch met j de feiten klaar moeten komen. Maar j laten we eerst rustig ontbijten en dan j met hem praten." Ongeduldig wacht te Nunham op het antwoord van de hertog. Waarom liet hij hem niet di rect komen? Ze waren toch niet alleen maar goed bekenden van elkaar, maar zelfs goede vrienden. Ze had den vlak naast elkaar gewoond op Lambeth March. Jaar in, jaar uit hadden ze vele avonden met elkaar doorgebracht. Eindelijk werd hij in de salon ge roepen. De hertog en de hertogin stonden voor de tafel. George liep naar hen toe. De hertog reikte hem de hand. De hertogin sprongen de tranen in de ogen. „Ik kan het niet geloven," zei ze, „u hier aan boord te zien." Ze reikte George, bijna voorzich tig haar hand, die hij zeer attent kuste. „Sinds wanneer was u in Kaapstad, Nunham?" „Bent u met de „Julian" meegeko men?" George knikte. „Als passagier?" vroeg de herto gin. „Dat zal ik u allemaal wel vertel len. Maar ik heb een verzoek: kan ik misschien ergens op de „Seventrue" ontbijten?" „Vanzelfsprekend! Ontbijt u maar maar direct hier. Wij gaan naar de kleine salon, waar we ongestoord zijn. We verwachten u daar na het ont- bijt." Toen George Nunham de salon bin nenkwam, verraste de hertogin hem met een nieuwtje, dat ze daarnet, door de eerste schrik van het weer zien, vergeten had hem te vertellen. Wordt vervolgd) Britten en bloemen De Engelsman is tamelijk onverschillig voor bloemen. Maar de kweker ver zorgt zijn produkt met een liefde en toewijding, die niet alleen op materia listische overwegingen terug te voeren zijn. Een Engels instituut heeft zich beziggehouden met het onderwerp „Britten en bloemen". Over de bevindingen is nu een rapport samengesteld, dat vele interessante en soms vermakelijke feiten onthult. De ruggegraat van het basis materiaal, dat voor het rapport werd benut, vormden drie enquêtes, gehouden in januari, mei-juni en oktober 1962. Daarbij werden respectievelijk 1.204, 2.009 en 500 personen ondervraagd. De meeste vragen hadden ten doel, informaties te verkrijgen over de instelling („attitudes") van het Britse publiek ten aanzien van bloemen en over zijn koopgewoonten. Ten aanzien van de „attitudes" is de voornaamste conclusie, dat er een wezen lijk onderscheid bestaat tussen mannen en vrouwen voorzover het de affectie voor bloemen betreft. Ten aanzien van vrouwen zegt het rapport onder andere het volgen de: „Het is duidelijk dat vrouwen denken en spreken over bloemen met een opmer kelijke tederheid en genegenheid en het is voorts duidelijk dat voor veel vrouwen het verzorgen van de bloemen, het schik ken, enz., een vreugdevolle bezigheid is. Een uitlating die door de ondervraagden meer dan eens werd gebruikt, was: „er voor te zorgen als voor een baby". Die vergelijking is niet geheel toevallig. Er is inderdaad iets vergelijkbaars tussen de in stelling van een vrouw ten opzichte van een baby, als een centrum voor affectie, en haar instelling ten opzichte van bloe men. De wens om voor bloemen te zorgen is niet universeel (evenals niet alle vrou wen voor baby's willen zorgen), doch het is duidelijk het normale patroon. Vrijwel alle vrouwen waarmee tijdens de inter views werd gesproken, bezaten een soort emotionele gebondenheid ten opzichte van bloemen, onverschillig of ze jong waren of oud, rijk of arm." Bij de mannen, zo stelt men in het rap port vast, ontbreekt die gevoelsbinding. De mannen associëren Dloemen veelal met iets typisch-vrouwelijks. Veertig percent van de Engelse mannen voelt zich hele maal niet op zijn gemak, als het er om gaat, met een boeket bloemen in de hand op straat te lopen. Dat beïnvloedt het ko pen van bloemen door mannen niet sterk, doch wel duidelijk merkbaar. De meeste bloemen, die door mannen worden ge kocht, krijgen de bestemming van ge schenk, voor echtgenote, verloofde, e.d. De Engelse man vindt bloemen wel mooi, ook in huis, doch is er niet van onderstebo ven. „I can take them or leave them," vindt hij: Ik word er niet koud en niet warm van! Vrijwel alle geënquêteerden hebben ge zegd, dat ze maar af en toe bloemen ko pen omdat ze veel te duur zijn. Ruim een derde van de Britse bevolking, om pre cies te zijn 36 pet., koopt geregeld (een maal per drie maanden of vaker) bloe men, anders dan voor speciale gelegenhe den. In die groep bevinden zich 26 per cent van alle mannen en 44 percent van alle vrouwen, zodat de conclusie is dat vrouwen vaker bloemen kopen dan man nen. Uit het onderzoek is voorts gebleken, dat naarmate de welstand hoger is, het En gelse publiek vaker bloemen koopt. Indien men de welstandsklasse aanduidt met de cijfers 1, -2, 3 en 4, blijkt, dat van die genen die tot groep 1 kunnen worden ge rekend 52 percent regelmatig bloemen koopt. Bij groep 2 is dat 40 percent, bij groep 3 ongeveer 35 percent en bij groep 4, de laagste welstandsklasse dus, 28 per cent. Van het overige deel van de bevol king koopt 16 percent nooit bloemen, de overblijvende 48 percent slechts zelden en dan nog voor speciale gelegenheden. De algemene conclusie uit dit deel van het onderzoek is, dat in Engeland bloemen nog steeds een sterk luxe karakter dra gen. Kunstbloemen mogen zich in de belang stelling van het Engelse publiek verheu gen. Van de in totaal 1057 ondervraagde huisvrouwen hadden 57 percent kunstbloe men in huis. Slechts 28 percent gaf te kennen, geen kunstbloemen in huis te wil len hebben. De welstand weerspiegelt zich ook weer in de kunstbloemen. In welstands klasse 1 heeft 40 percent van de huis vrouwen kunstbloemen in huis en wil 45 percent ze er niet in hebben. In welstands klasse 2 zijn die percentages 40 en 40, in welstandsklasse 3 64 en 23 en in wel standsklasse 4 66 en 18. Hoe hoger dus het inkomen, hoe groter de aversie tegen kunstbloemen. In 29 percent van de restaurants, cafés en kantines staan echte bloemen op tafel. Bij 13 percent doet men het met kunst bloemen. In 24 percent van de kantoren staan echte bloemen te geuren, kunstbloe men treft men in 5 percent van de kan toren aan. Uit het onderzoek bleek, dat men wat de kantoordames betreft bloemen (echte dan) wel kan rangschikken bij de arbeidsvoorwaarden. De overgrote meer derheid wenst bloemen in het kantoor. Het schijnt in Engeland steeds meer mo de te worden, bij begrafenissen „liever geen bloemen" te hebben. Om op dit punt wat meer zekerheid te krijgen heeft het instituut, dat het onderzoek verrichtte, een origineel experiment ondernomen. Men is in de advertenties in de Times uit respec tievelijk november 1956, november 1959 en november 1962 gaan snuffelen om na te gaan, hoeveel keren „no flowers" voor kwam in overlijdensberichten. In 1956 was dat bij 14 percent van de 214 overlij- densannonces het geval, in 1959 bij 17 per cent van de 201 en in 1962 bij 25 pet. van de 205 advertenties. Hoewel de Times voornamelijk in de „hogere kringen" wordt gelezen en men natuurlijk niet zonder meer kan gaan be weren dat wat de „voorname" mensen vandaag aan de dag denken en doen, mor gen door de rest van de bevolking zal worden nagevolgd, houdt men toch reke ning met een afneming van het traditio nele begrafeniswerk van de bloemist voor de toekomst. Het wordt meer en meer ge bruikelijk in de overlijdensberichten te vermelden „Family flowers only" (Bloe men alleen van de familie). In het rapport wordt sterke kritiek uit geoefend op de Engelse bloemenwinkels. Vooral het uiterlijk van de winkels moet Dot ziet men in Engeland niet: bloe- menstalletjes en kraampjes langs de openbare weg. het ontgelden. Vaak worden meubels en lichtinstallaties aangetroffen die uit de der tiger jaren stammen. De kozijnen van de ramen zijn vaak verveloos en de bloemen worden in vuile, roestige conservenblik ken of in jampotten met vuil water in de etalages gezet. De omstandigheden in de winkels zijn helemaal niet in overeenstem ming met het gunstige beeld, waarmee de consumenten in het algemeen bloemen as sociëren. DE MENTALITEIT van de detailhan delaar is volgens het rapport ook niet goed. Die mentaliteit lijkt veel meer op die van een kunstenaar dan op die van een zakenman, aldus het rapport. Voor de oorlog waren de prijzen van bloemen te hoog voor de gemiddelde consument, maar na de oorlog ontstond een veel grotere po tentiële afnemerskring als gevolg van een herverdeling van de inkomens. En paste de detaillist zich bij die gewijzigde om standigheden aan? Niks hoor! zegt het rapport. Hij is veel te traditioneel inge steld. Hij heeft een patroon ontwikkeld met als hoofdkenmerk: hoge prijzen bij la ge omzetten. En hij verdedigt nog steeds het idee, dat lagere prijzen zijn winkel „goedkoop" zullen maken. REEDS LANG WEET MEN, dat omvèer invloed heeft op mensen en dieren. Nieuw is echter dat ook planten op dit natuurverschijnsel reageren en wel op een bijzonder spectaculaire manier: onweer doet bijvoorbeeld de bomen in bos en veld sneller groeien. Dit is wetenschappelijk vast gesteld door de Duitse geleerde dr. Th. Wilhelmi van het Duitse bosbouwinstituut in Hamburg-Reinbek. Dr. Wilhelmi heeft daartoe langdurige onderzoekingen verricht, waarbij gebruik werd gemaakt van een speciaal meetapparaat, een „microdendrometer", met behulp waarvan hij de groei van bomen tot in fracties van millimeters kon registreren. Het apparaatje wordt aan de stam gehangen en een korte stift in de groene bast gebracht. De stift is aan het andere uit einde met een meetapparaat verbonden waarop de groei in de breedte direct af te lezen valt. De breedtegroei, want wonderlijk genoeg groeien bomen tijdens onweer alleen sneller in de dikte, maar niet in de lengte. VAN 1954 tot 1962 heeft men de bomen in het park van het instituut in Reinbek iedere dag aldus gemeten. Het viel op, dat op dagen met onweer de curven scherp opliepen. Aanvankelijk dacht men niet aan de invloed van onweer, maar meer aan de relatie die er bestaat tussen de tem peratuur van de lucht en de uitstraling van de aarde. Door bestudering van de dagcurven kwam men er achter, dat op onweerdagen de bomen meestal een echte groei-stoot kregen. Van een dertig jaar oude berkenboom nam op dergelijke dagen de omvang met 1,5 milimeter toe, terwijl op gewone dagen de gemiddelde groei nog geen 0,7 milimeter bedroeg. Hetzelfde ge beurde bij een tachtig jaar oude linde. Ook een 16-jarige Douglasspar bleek op onweersdagen twee keer zo snel in om vang te groeien als op gewone dagen. Bij jonge bomen was dit effect bijzonder groot. Bij de invloed van onweer op de groei van de bomen heeft men te maken met een effect op lange termijn en met een onmiddellijk effect. Het effect op lange ter mijn is een gevolg van het feit, dat de electrische ontladingen van de bliksem de stikstof in de lucht veranderen in stikstof- mest en deze aan de bodem toevoegt. Uiteraard wordt slechts een klein deel van de stikstof in de lucht omgezet, maar naar raming komt dit per jaar op de gehele aarde toch op 100 miljoen ton stikstof mest neer. Dr. Wilhelmi vraagt zich af of de weelderige plantengroei in tropische gebie den niet voor een deel het gevolg is van de aldaar sterkere stikstoftoevoer uit de atmosfeer, omdat in de tropen soms wel 200 onweersbuien paar jaar voorkomen. (In de gematigde zones hoogstens 10 tot 30). Hoewel over de invloed van dergelijke mesttoevoer op de plantengroei geen twij fel bestaat, omtrent de onmiddellijke in vloed verkeert men nog in onzekerheid. Dit hangt af van de voedingsstoffen, die de betrokken boom nodig heeft. HET ONMIDDELLIJKE effect bestaat uit nog niet opgehelderde electrische groeiprikkels. Men zou kunnen denken, dat de door de onweersbuien neervallende regen de groei zou bevorderen, maar de ze factor was in het park van Reinbek uitgeschakeld, omdat de proefbomen alle maal in aan grondwaterri'jke grond groei den. Het is bekend, dat veel organen van planten, wanneer zij blootgesteld zijn aan electrische invloed, „groeibewegingen" gaan maken. Zij kunnen dergelijke bewe gingen doen door op bepaalde plaatsen nieuwe cellen te vormen. Het zich weer oprichten van een vertrapte grashalm is een dergelijke „groei-beweging". Door een bepaalde eenzijdige cellengroei op het juis te punt ontstaat daarbij een soort hef boom, waardoor de halm weer omhoog ge bracht wordt. Op onweersdagen is ook het weefsel van de bomen opmerkelijk gezwollen en de boom „transpireert" sterk, d.w.z. dat de sappen omhoogstijgen. Kortom, de gehele stofwisseling is levendiger. Op de door on weer veroorzaakte top in de curve volgt dat weer een daling, hetgeen als reactie op het overmatige zuurstofgebruik tijdens de voorafgaande dag gezien mag worden. Deze reactie is maar van korte duur. Ko men op één dag twee onweersbuien voor, dan is de groei opvallend sterk. VAN AUGUSTUS af wordt de invloed van onweer op de groei, voorzover deze meetbaar is, geringer. Omdat het hout weefsel dan ook steviger en dichter wordt is een boom ook daarom in het najaar minder gevoelig voor weersinvloeden. Het gehele effect hangt ook af van leeftijd en soort, uiteraard ook van jaargetijde en na tuurlijk van duur en kracht van het on weer. Tijdens het onweer werd ook da electriciteit in de lucht gemeten. De re sultaten daarvan rechtvaardigen, aldus Dr. Wilhelmi, de bewering, dat onweer de uitwerking van een „shock" heeft op de bomengroei. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 16. Doodmoe kwam tante Patent thuis van het con cert. Toen ze binnenkwam viel haar oog op een uil die bezig was de restjes hagelslag van een bordje te eten. Daar heb je 't al, dacht tante Patent, die zuster Klivia moet hier zijn. Ze heeft zich ergens verstopt, maar waar? Lang hoefde ze niet te zoeken want een paar lange magere voeten stak onder de tafel uit. „Zuster Klivia", zei tante Patent, wat voert u uit onder mijn tafel? „Wee... wee... riep zuster Klivia. Uilen en raven! Ale verwensingen over u en uw nageslacht! Dat is helemaal niet aar- dit van u, zei tante Patent streng. Per slot heb IK u niets gedaan. U zelf doet afschuwelijke dingen. U zorgt dat Buurman Bezig allerlei nare ongelukken krijgt. Eerst kwam hij onder het beton. En nu hebt u de lamp van het Cultureel Centrum weer op zijn hoofd laten vallen. Gelukkig was hij niet gewond. „Hi hi.kakelde zuster Klivia, nee, hij WAS niet gewond, maar nu is hij het WEL!" „Wat?" kreet tante Patent. Die arme Buurman Bezig! Bah, wat bent u een onverantwoordelijke persoon! Ik moet direct naar hem toe. Met een bloemetje". Intussen lag de arme Buurman Bezig inderdaad in het zie kenhuis en keek somber naar zijn gespalkte been. ■a3,sSF 58-74 58. „Ziet u wel, meneer de commissaris," zei Panda, „die arme meneer Zielepopel is helemaal verstard." „Verstard?'' vroeg commissaris Vleesjager, „hij ligt gewoon te luieren als je het mij vraagt. Toe kerel, kom overeind! Die ellendige machine van je vermaalt de hele stad tot eenheidswoningen. Vooruit!" „Als u zo tegen hem praat verstart hij nog veel meer," zei Panda bezorgd, „alleen met vriendelijkheid wil het nog wel eens lukken." „Met vriendelijkheid?" herhaalde de commissaris, zwaar ademend. „Hm, als het moet. Hij boog zich over de bewegingloze Hguur en verwrong zijn gezicht tot een glimlach. „Beste meneer Zielepopel!" lispelde hij, „kijk eens wie hier zijn? Uw vrienden! Uw eigen kameraden! Is dat geen verrassing?" Maar de heer Zielepopel bleef roerloos liggen en zweeg. „Hij voelt natuurlijk dat u het niet meent," zei Panda. Bij deze opmerking verdween de zelfbeheersing van de po litiechef. „Dat is brutaal!" riep hij uit, „ik sloof me uit om aardig te zijn en dan krijg ik zulke opmerkin gen te horen! Maar nu heb ik er genoeg van! De maat is vol!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 13