Oostenrijk als ijsbreker tussen EEG en EVA Verkoudheid ASPRO' Aardgas heeft het gezicht van Italië volslagen veranderd Gevestigde industrielanden economisch bijna ingehaald door Dr. H. Riemens (oud-gezant der Nederlanden) Wenen kanin de rol van Londenhet spits afbijten voor de Neutralen Op Welschap komen geen Starfighters VRIJDAG 15 MAART 1963 15 aluminium jaloezieën Dubbel lidmaatschap? Kleur bekennen Arabieren met Palestijnse kwestie naar Vaticaan Voorkom Rillerig? Onprettig? Vlug: Geen kolen of ijzer evenmin olie Advertentie De mogelijkheden van luxaflex jalouzieën zijn voldoende bekend. Echter, de toepassing van de juiste kleuren en plaatsing vraagt veel vakkennis en ervaring. Vraag daarom een gedegen advies; Vraag een Stoutenbeek advies (Van onze correspondent) WENEN. Na de mislukking van Brussel en na het jongste contact in Genève hebben de ministers van de landen van de Europese Vrijhandels As sociatie (E.V.A.) het besluit genomen zich voorlopig niet aan de Europese Economische Gemeenschap (E.E.G.) op te dringen. Het woord is inderdaad aan Brussel, omdat de regeringen van de E.V.A.-landen hun aanvragen reeds maanden geleden in Brussel hebben ge deponeerd om als volwaardig, of als ge associeerd, lid in de E.E.G. te worden opgenomen. Hierop hebben de „zes" nog niet geantwoord, zodat de E.V.A.- regeringen daarop voorlopig willen wachten. Oostenrijk maakt hierop echter een uit zondering. Het heeft met medeweten en volle toestemming van de EVA-partners de E.E.G. laten weten dat zijn verzoek om associatie dringend is. Het feit dat Oostenrijk een uitzondering maakt geeft te denken. Het wijst er op dat dit land zich in een moeilijke positie bevindt en dat deze toestand in de toekomst nog nij pender dreigt te worden. Zestig percent van de Oostenrijkse in voer komt uit de E.E.G.-landen en vijftig percent van zijn uitvoer gaat naar deze landengemeenschap, terwijl de invoer uit de E.V.A. slechts dertien en de uitvoer daarheen veertien percent bedraagt. Nu zijn de handelsbetrekkingen tussen Oos tenrijk en de EVA-landenin het afgelopen jaar wel verbeterd zodat de omzet hier met 2'/« miljard schilling werd verhoogd, maar het overwicht van de E.E.G. is zó groot, dat de toekomst van de Oostenrijk se economie staat of valt met een associ atie bij de „zes". Daarom kan Oostenrijk niet wachten tot de E.E.G. reageert op zijn associatie- verzoek. Zo gezien kan men zeggen dat Oostenrijk de rol van ijsbreker vervult tussen E.V.A. en E.E.G., al is deze actie in de eerste plaats als zelfbehoud gedacht. Wanneer echter dit optreden succes heeft, zouden de anderen er ook voordeel van kunnen hebben. In Weense regeringskringen denkt men aan de volgende mogelijke constructie: misschien is het niet uitgesloten dat Oos tenrijk lid van de EVA blijft en tegelijk geassocieerd lid van de E.E.G wordt. De ze twee behoeven elkaar niet -uit te slui ten. Integendeel: reeds vroeger heeft men reeds het plan geopperd deze twee ge meenschappen met elkaar te verbinden. Gelukt de Oostenrijkse constructie, dan is het ijs ook voor de andere EVA-landen gebroken. Bovendien blijft de solidariteit onderling bewaard en kan Oostenrijk een weg inslaan die voor zijn toekomst de enige oplossing is. Wenen zou dus enigszins de rol over nemen die oorspronkelijk Groot-Brittannië was toegedacht namelijk om voor de overi ge EVA-landen de weg naar de E.E.G. te effenen. Men vermoedt dat de onderhandelingen tussen „Brussel" en Wenen gunstiger kun nen verlopen dan die tussen „Brussel" en Londen. Vooreerst gaat het bij Oostenrijk alleen om een associatie, terwijl Londen naar een volledig lidmaatschap streefde. Bovendien is Oostenrijk een klein en eco nomisch zeer kwetsbaar land, dat meer toeschietelijkheid kan verwachten, omdat het op de grens van het vrije Westen ligt en niet bestand zal zijn tegen de econo mische druk van de communistische sta ten, zodra het van het Westen wordt ge- isoleerd. Oostenrijk kan nooit een gevaar lijke concurrent worden op de Europese markt en bovendien is het een neutraal land, dat geen hoogdravende strategische plannen koestert. Doch hier begint tevens een moeilijk heid. De E.E.G. zal in haar antwoord op het Oostenrijkse aanzoek kleur moeten be kennen en dus zeggen of zij in beginsel de neutraliteit van haar leden (geassoci eerd of bjj volledig lidmaatschap) duldt. Het is een netelige vraag, die echter te vens van de grootste betekenis wordt, om dat zü van tevoren beslist over twee an dere neutrale EVA-landen, namelijk Zwe den en Zwitserland. Noodgedwongen en uit zelfbehoud zal Oostenrijk een meer actieve en zichtbare Advertentie In de kotleklie tweèd*manfel$ van lippits komt U alle bekende merken tegen. Origi nele Schotse, Engelse en Ierse tweed* Na* tuurlijk handgeweven In de vete spranke lende dessins die deze tweed zo beroemd maakte. Verwerkt tot mantels met dat niet te definiëren Engelse gevoel voor stijl en klasse. AMMAN (AFP) De regering van Jor danië heeft besloten een delegatie naar het Vaticaan te zenden om aan paus Joannes de Palestijnse kwestie uiteen te zetten. Deze stap is het gevolg van een recent verzoek van de Arabische Liga aan al haar leden, om het Vaticaan en de landen van Latijns Amerika te winnen voor de zaak van de Palestijnse Arabieren. (Van onze parlementaire redacteur) Op de vliegbasis Welschap bij Eindho ven zullen geen Starfighter-straal jagers worden gestationeerd. Dit heeft staatsse cretaris Calmeyer in de Tweede Kamer medegedeeld bij de beantwoording van de vraag van de heer Willems (P.v.d.A.) of het in de bedoeling heeft gelegen die basis als straaljagerbasis op te heffen. Dat er geen Starfighters op Welschap zul len worden gestationeerd houdt niet in dat de basis niet meer voor andere straal jagers zal worden gebruikt. De beslissing om de basis niet op te heffen is reeds op 1 mei 1962 genomen. Advertentie rol gaan spelen, welk optreden zeer diplo matiek moet zijn. Men stelt in Wenen de vraag of Oostenrijk niet alleen met Brus sel zal moeten onderhandelen, maar ook Parijs in de naaste toekomst afzonderlijk zal dienen te polsen om na de mislukking van Brussel vast te stellen of Oostenrijk op steun van Frankrijk kan rekenen en zo ja, of Frankrijk een dergelijke tege moetkomende houding ook zal tonen ten opzichte van de andere EVA-landen. In ieder geval zal de E.E.G. uit deze stappen van Oostenrijk kunnen opmaken dat de EVA geenszins op een klein-Europese po litiek aanstuurt, zoals haar wel eens werd verweten. Het is duidelijk dat ook de EVA streeft naar echte Europese integratie en zij doet dit uit nationale, maar evenzeer ook uit bovennationale overwegingen. (Van onze correspondent) ROME. Wanneer men ons de vraag zou voorleggen of, en in welke mate, de exploitatie van aardgas invloed heeft gehad op de economie van Italië, dan zouden wij de woorden aanhalen, die de onvergetelijke Enrico Mattei aan dat onderwerp heeft gewijd. „Ik ben een jongen uit een arbeidersgezin en heb in mijn jeugd als werkman mijn brood moeten verdienen. Ik was één van de bevoorrechten, want ik had werk. Vele honderdduizenden Italianen moesten ieder jaar hun land verlaten en in den vreemde hun werkkracht verkopen. Dank zij de grote rijkdom aan aardgas, na de laatste oorlog aan het licht ge komen, is dat niet meer nodig. Binnen kort zal Italië werk en brood kunnen geven aan al haar kinderen". Deze woorden zijn letterlijke waarheid. Italië is eeuwen lang een arm land ge weest. Toen Vasco da Gama de zeeweg naar Indië had gevonden en Columbus Amerika had ontdekt, hield de Middel landse Zee op de belangrijkste en meest bevaren zee ter wereld te zijn. De grote Italiaanse koopsteden, Amalfi, Pisa, later Genua, Venetië, Lucca, Siena, die hun rijk dom dankten aan de handel op het nabije Oosten, waar Arabische kooplieden over land (de oude zijdeweg) de koopwaar uit Indië en China aanboden, vervielen vrij snel. De handel verplaatste zich naar de oevers van de Atlantische Oceaan (Lissa bon) en vooral naar die van de Noord zee. Voor Italië volgden eeuwen van ge stadige achteruitgang en in het begin van onze eeuw was de toestand zo ernstig, dat in vele jaren meer Italianen hun vader land verlieten dan er door het toch sterke geboorte-overschot bijkwamen. Niet alleen de handel was sterk achter uitgelopen, maar in de negentiende eeuw kreeg Italië een tweede grote slag. Nog altijd was het Italiaanse handwerk be roemd en de uitvoer van de zijden stof fen, werktuigen en simpele machinerieën had door de eeuwen heen zijn betekenis behouden. Dan komt het tijdperk van de steenkool. En Italië blijkt geen steenkool te hebben en evenmin ijzer, althans in hoeveelheden, die metellen. Vandaar dat zich in dit land alleen maar een industrie en dan nog op kleine schaal kon ontwikke len achter hoge tolmuren. Italië immers moest steenkool invoeren en was aangewe zen op schroot, dat het eveneens van el ders moest betrekken. De hoge transport kosten maakten het onmogelijk, dat de Italiaanse industrie kon concurreren met de Britse, de Duitse of de Franse. Men moest zich vergenoegen met een beperkte industrie, die min of meer in eigen be hoeften voorzag en verder kon men alleen maar goedkope werkkrachten uitvoeren. Dit gebrek aan steenkool en ijzer had zelfs een nadelige invloed op de landbouw, die zoals steeds in arme landen, de hoofdbron van inkomsten was. Landbouwwerktuigen moesten door de Italiaanse boer heel wat duurder worden betaald dan door zijn col lega in andere landen. Een kleine opleving kwam er toen men elektrische kracht begon te winnen door middel van stuwdammen in de vele on stuimige rivieren, die van de Alpen en de Apennijnen neerdalen. Dat bleef echter in hoofdzaak beperkt tot het noorden, omdat de rivieren in Midden- en Zuid-Italië ge durende de lange zomer volkomen droog i! is.üO met West Duitsland in de Eerste Kamer Over enkele dagen zal de Eerste Kamer zich moeten be zighouden met een uitermate belangrijke zaak: de regeling bij tractaat van een gehele reeks Nederlands-Duitse kwes ties. Iets dergelijks gaat in be tekenis ver uit boven allerlei zaken /an de dag, die op een gegeven ogenblik van enorm belang lijken, maar die in het licht der geschiedenis na enige jaren if decennia nauwelijks meer tellen. Wat men in de Duitse Bondsrepubliek aan duidt als een „Generalbereini- gung", is in wezen niet anders dan een verkapt vredesverdrag verkapt, omdat het als zo danig nergens vermeld staat en, gezien de deling van Duits land, ook niet vermeld kan staan. Maar in feite hebben Nederland en West-Duitsland de gelegenheid aangegrepen om bij één enkele gelegenheid zeer veie kwesties te regelen. Een aantal daarvan houdt rechtstreeks verband met de gevolgen van de oorlog, die het toenmalige Duitse Rijk op 10 mei 1940 tegen Nederland be gon, en een aantal andere be treft geschilpunten en moei lijkheden tussen de beide buurlanden, die van veel oudere datum zijn. En die daardoor ons en ons nageslacht tot in een verre toekomst, wanneer zelfs het enorme on heil van mei 1940 en al het vreselijke dat daarop volgde zal zijn verbleekt in de ogen van de dan levende generaties, zullen binden. De totstandkoming van deze verdragen is een ware lijdens weg geweest: er is jarenlang onderhandeld, en de Neder landse onderhandelaars, onder wie de Staatssecretaris dr. Van Houten de voornaamste is ge weest, hebben er voor nie mand een geheim van ge maakt, dat de Duitsers kei hard waren bij deze onderhan delingen. Waaruit men dan, ten rechte naar wij menen, kan konkluderen dat de Duit sers te onzen aanzien altijd wanneer zij kunnen, keihard zuilen zijn. Hierin vindt de Nederlandse regering zelfs een argument om de Kamers te bewegen het resultaat der on derhandelingen maar te aan vaarden: nu immers kwamen wij met een toch niet weg te praten morele claim, die van het immense leed dat dit buur land ons aandeed, vier afschu welijke jaren lang. En, wat voor de Westdultse onderhan delaars waarschijnlijk veel meer telde, nu hadden wij iets van hen in pand, enkele grens dorpen die wij in de loop der jaren veranderden van grau we puinhopen aan de zelfkant van Duitsland tot vrendelijk- nieuwe, ofschoon wat banaal- gewone Nederlandse na-oor- logse gemeenschapjes, met wo ningwetwoningen en t.v.-an- tennes op de daken, borden van de A.N.W.B. alsof het zo hoorde, en frisse schoollokalen voor Hollands aandoende kin deren, die ook niet beter wis ten dan dat dit alles zo hoorde. Die grensdorpen zaten de onderhandelaars aan onze oostgrens heel hoog. Zij zullen het misschien alleen maar on der elkaar gemompeld hebben, en het misschien ook wel eens, bij een i'.oed glas cognac na een diplomatiek diner, hebben la ten' vallen in Bonn of Den Haag: eigenlijk had Nederland die dorpen nooit mógen op eisen! Waarmee men het trou wens nog eens kan zijn ook, aan déze zijde van de grens.. Maar hoe dan ook, bij de reeks van tractaten, protocol len, briefwisselingen en wat dies meer zij krijgen de Bonds republiekbewoners hun dorpen terug en slechts 23 Rijksduit sers schijnen nog te wonen op de luttele hectaren die ten slotte toch bij Nederland blij ven. Men zou hun lot kunnen beklagen (zoals in West- Duitsland óók al gedaan is), ware het niet dat zo vreselijk veel andere Rijksduitsers zich iedere zomer geheel vrijwillig onder onze landgenoten ko men scharen om luttele me ters strand met ons te de len Er zit derhalve iets in het argument van Nederlandse regeringszijde: Kamers, aan vaard dit verdrag want een beter zullen wij nooit kunnen verkrijgen! Maar dan moet men natuurlijk toch wel we ten, dat hetgeen men nu ver krijgt. beter dan niets is! Anders ligt het alternatief voor de hand: verwerping van het verdrag is dan nog altijd te verkiezen boven aanvaarding! De lijdensweg van dit stel verdragen heeft al veel lan ger geduurd dan het stadium van de onderhandelingen al leen. Reeds in 1960 immers bood de regering deze gehele bundel accoorden ter goed keuring aan de Tweede Ka mer aan, en het duurde bijna drie volle jaren alvorens de Kamer de accoorden aan vaardde. Dit was geen traag heid maar veeleer waak zaamheid en men zou dus wel heel verkeerd doen de Tweede Kamer in dit ver band verwijten te maken. Wat toch bleek het geval te zijn? Terwijl de Kamer-com missie liet verdrag inzake de regeling van financiële vraag stukken en inzake uitkerin gen ten gunste van Neder landse slachtoffers van de nationaal-socialistische ver volging bestudeerde (en daar mee nog maar nauwelijks was begonnen), vroeg een zeer grote Nederlandse onderne ming de dringende aandacht van de Kamer voor een fi nancieel onheil dat haar dreigde van de zijde van de rechter in West-Duitsland. Die rechter stond namelijk op het punt om aan Duitsers die ingevolge de Nederlandse wet op het vijandelijk ver mogen in Nederland na de oorlog waren onteigend, een verhaalrecht te geven op ei gendommen van de betref fende Nederlandse onderne ming, de Algemeene Kunst zijde Unie, in West-Duitsland! Dat een dergelijke mogelijk heid bestond was door de Nederlandse onderhandelaars kennelijk niet beseft en door de Westduitse onderhande laars zorgvuldig verzwegen. En terwijl nu Nederland op het punt stond, een „General- bereinigung" te aanvaarden, waarbij het genoegen nam met het onwaarschijnlijk lage bedrag van 280 miljoen Duit se Marken als totale vergoe ding voor alle persoonlijke en materiële schade die het van wege het Dritte Reich was aangedaan dreigde een scha de voor het Nederlands bezit, dat lag onder de greep van de Westduitse rechter, van vele maien dit bedrag! Terwijl nu de Kamer talm de met de verdere behande ling van de tractaten (naast dit financiële verdrag was er het grensverdrag), traden de Nederlandse onderhandelaars opnieuw in betrekking met hun Westduitse collega's om te trachten althans dit drei gend onheil te bezweren. Uit dit hernieuwd overleg (waartoe de Nederlandse rege ring niet dan op aandrang van de Tweede Kamer was over gegaan) zijn nu nieuwe proto collen en paperassen te voor schijn gekomen die, naar het heet en naar wij moeten hopen, het Nederlands recht matig verkregen bezit in West- Duitsland vrijwaart tegen verdere aanspraken van die arme Duitsers, aan wie de wrede Nederlandse regering hun bezit aan Nederlandse fondsen (verkregen wellicht door „aankoop" van inmiddels „gelikwideerde" Joodse eige naren) had ontnomen. Het is alles een nogal ingewikkelde kwestie, waarover grote en kleine juristen zich zo nodig heel lang het hoofd kunnen breken. Wij voor ons, die ge durende enige jaren in het toenmalige Duitsland hebben moeten gadeslaan hoe het recht daar vaak werd toege past, staan een beetje skep- tisch tegenover de waarde van de waarborgen die de Duitse onderhandelaars te elfder ure aan de onze hebben gegeven. Wij weten bij voorbeeld niet of de rechtsorde van de Bondsrepubliek steunt op het beginsel van de scheiding der machten, zoals dat het geval is in landen als Frankrijk en Nederland. Mogelijk liggen die zaken in de Bondsrepu bliek anders, doch indien men ook daar de leer van de schei ding der machten (die wij danken aan De Montesquieu) tot grondslag van het vigeren de rechtsstelsel heeft gekozen, dan lijkt het ons niet eens mogelijk voor de bondsrege ring om de A.K.U. (of enige andere Nederlandse vennoot schap met bezittingen m Duitsland) te vrijwaren voor hetgeen de rechter in dat land in de toekomst nog mocht be slissen: uitvoerende en rech terlijke macht staan dan vol komen naast elkaar en de laatste is geheel vrij ten aan zien van de eerste. Met andere woorden, de Duitse rechter kan alles wat de Duitse on derhandelaars naar voren heb ben gebracht, eenvoudig naast zich neerleggen. Maar ook indien dit gevaar van het elfde uur afdoende bezworen zou zijn (en in ieder geval is Nederland de Tweede Kamer dank verschuldigd voor haar aktiviteit in deze dan blijft er zó weinig reden tot juichen over hetgeen de verdragen met de Bondsrepu bliek bepalen, dat een nadere overweging daarvan niet ge mist kan worden. Zoals men weet, heeft de Tweede Kamer deze verdragen tenslotte, in arren moede zou men kunnen zeggen, maar aanvaard. Het is psychologisch verklaarbaar wanneer men een kwalijke zaak drie jaren lang heeft tegengehouden, dan komt er een ogenblik waarop men zegt „laat ons er nu in 's hemels naam maar een streep onder zetten". De meeste Nederlandse dag bladen, ja, ook de weekbladen, hebben aan de openbare be handeling in de Tweede Ka mer nauwelijks aandacht ge schonken. Waarom? Orhdat een gevoel van grote katterig heid zich van iedere goede Nederlander meester maakt, die zich in deze nare zaak moet verdiepen? Mogelijk. Maar hoe dan ook, de zéér ge wichtige beslissing, waarvoor nu de Eerste Kamer staat, is van té groot en blijvend be lang om haar in een vloek en een zucht te nemen. En terwijl wij hopen dat de Eerste Ka mer, die in het verleden enkele malen als een trouwe waker naar voren is getreden wanneer het ging om waarlijk grote landsbelangen, ook nu deze taak zal vervullen, willen wij in deze kolommen enkele van de allerbelangrijkste za ken die thans aan de orde 2 tin, zo goed mogelijk voor onze lezers uit de doeken trachten te doen liggen, een heel enkele (zoals de Nera bij Terni in Umbrië) uitgezonderd. Een der tig, veertig jaar geleden was echter elek trische kracht van uitzonderlijk belang en verving geleidelijk de steenkool. Italië zat niet meer helemaal in het hoekje waar de slagen vallen. Petroleum was in die tijd minder belangrijk dan tegenwoordig, men dacht bij petroleum nog in de eerste plaats aan benzine, maarautomobielen, om over vliegtuigen niet te praten, waren toen nog uitgesproken luxe voorwerpen. Naar mate echter de betekenis van de petro leum toenam, werd de toestand voor Ita lië weer slechter. In de fascistische tijd werd een lichaam in het leven geroepen, de AGIP (Azienda Generale Italiana del Petrolio), een staatsbedrijf dat zich ten doel stelde boringen te doen in Italië, la ter ook in Albanië, waar men meer suc ces had, ijaar petroleum. De ter beschik king gestelde fondsen waren niet groot ge noeg en bovendien waren in die tijd de mechanische hulpmiddelen veelal nog on toereikend om in een zo moeilijke grond als die van Italië met vrucht boringen uit te voeren. Veel bereikte de AGIP niet, maar zij droeg toch bij tot het oorlogs potentieel van Italië, al was het alleen maar door de raffinaderijen, waar voor namelijk Roemeense olie werd verwerkt. Vandaar, dat de geallieerden bij de be vrijding van Rome in juni 1944 de kanto ren van de AGIP bezetten. Er gingen- van alle kanten stemmen op om het recht om in Italië naar petroleum te boren voor een flink bedrag te verko pen aan de grote buitenlandse petroleum- maatschappijen. De man, die zich daarte gen verzette was Enrico Mattei, ingenieur en voornamelijk boekhouder bij de AGIP en in de periode der Duitse bezetting een van de meest roemruchte leiders van de partisanen. Hij, en met hem enkele an dere jonge ingenieurs, meenden, dat, mits er voldoende geld in werd gestoken in Italië wel degelijk aardgas en ook petro leum in behoorlijke hoeveelheden zouden zijn te vinden. Mattei was een groot man in de christendemocratische partij en ten slotte gaf De Gasperi hem zijn zin. Van dat ogenblik dateert zijn strijd tegen wat hij noemde „de zeven zusters", dat zijn de zeven grote petroleummaatschappijen, die tussen beide wereldoorlogen door kartel vorming de prijzen min of meer in han den hadden. Hij werd hoofd van de in liquidatie verkerende AGIP, maar begon al heel gauw met boringen. En waar Italië in 1940 slechts 28. miljoen kubieke meter aardgas voortbracht, en in 1946 tot 64 miljoen kubieke meter kwam, werd een jaar later, in 1947, reeds ruim het dub bele gewonnen. Thans zijn wij aan onge veer zeven miljard kubieke meter per jaar. Het staatsbedrijf, de ENI, waar van Mattei jarenland voorzitter is geweest, heeft niet het monopolie. Voor de volle dig autonome gewesten, zoals Sicilië en Sardinië, gelden afzonderlijke wetten. Voor het grootste deel van het land is er de wet van 11 januari 1957, waarbij naast het staatsbedrijf ook particuliere onderne mingen, met Italiaans of gedeeltelijk bui tenlands kapitaal boringen kunnen ver richten. Het staatsbedrijf, de ENI, werkt door middel van „holding companies", en heeft een concessie van vijf miljoen hecta ren op bet vasteland en een half mil joen hectare in zee. Tot dat gebied behoort de Po-vlakte, waar tot nu toe de grootste resultaten werden bereikt. Maar andere maatschappijen vonden ook gas in grote hoeveelheid op Sicilië, in de Abruzzen en elders. De ENI mag als staatsbedrijf en met een bijzondere vergunning, ook werken bui ten de haar toegewezen concessie en zelfs buiten Italië. Vandaar de groeiende Itali aanse petroleumbelangen in Egypte, Per- zië, Marokko, Tunesië, Libië. De stuwende kracht achter dat bedrijf was in zeer hoge mate Enrico Mattei, wiens ontijdige dood bij een vliegtuigongeval, dat onopgehelderd is, maar waarin waarschijnlijk de O.A.S. de hand heeft gehad, voor de gehele Ita liaanse economie een geweldig verlies is gebleken. De concessies, die andere, dus particu liere, ondernemingen in Italië kunnen krij gen, zijn nooit groter dan drieduizend hec taren. Zulk een concessie duurt twintig jaar, maar kan met verdere tien jaar wor den verlengd om er voor te zorgen, dat de exploitatie op oordeelkundige wijze ge schiedt. De ondernemer betaalt „royalties" in natura (soms in geld), die naar gelang der resultaten kunnen variëren van 2V2 tot 77 ten honderd. De Italiaanse wetgeving op dit terrein geldt als voorbeeldig en dank zij deze wetten is in dit land de meest rationele aardgaswinning tot stand gekomen van geheel Europa met een vol maakt distributienet over het gehele land. Eerst in de Po-vlakte, maar thans over al in Italië gaan vele industrieën over van steenkool op aardgas. In het zuiden, waar de elektrische stroom bijzonder duur is, konden industrieën gevestigd worden en in het gehele land nam de industrialisatie een hoge vlucht. In enkele jaren tijds werd Italië van een overwegend agrarisch land tot een land, waar de industrie de eerste plaats inneemt. Beschouwt men Noord-Italië. waar de ENI voornamelijk werkt, afzonderlijk, dan is dat in nog veel hoger mate het geval. De werkloosheid neemt gestadig af en weldra zal Italië op houden een land te zijn, dat werkkracht uitvoert. Steeds meer wordt het een land, dat de voortbrengselen van zijn indus trie op de markt brengt en die industrie kan, voor het eerst in de geschiedenis, concurreren met die van de landen, welke over meer grondstoffen beschikken. Er zijn nog wel andere factoren die tot deze opbloei hebben geleid, maar het aard gas speelt een overwegende rol. Dankzij deze nieuwe rijkdom is Italië bezig van een doodarm, onderontwikkeld land te worden tot een industriële mogendheid, die zich al bijna kan meten met de oude. gevestigde industrielanden van West- Europa.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 15