Oostenrijk als ijsbreker
tussen EEG en EVA
Verkoudheid
ASPRO'
Aardgas heeft het gezicht van
Italië volslagen veranderd
Gevestigde industrielanden
economisch bijna ingehaald
door
Dr. H. Riemens
(oud-gezant
der Nederlanden)
Wenen kanin de rol van Londenhet
spits afbijten voor de Neutralen
Op Welschap komen
geen Starfighters
VRIJDAG 15 MAART 1963
15
aluminium jaloezieën
Dubbel lidmaatschap?
Kleur bekennen
Arabieren met Palestijnse
kwestie naar Vaticaan
Voorkom
Rillerig? Onprettig? Vlug:
Geen kolen of ijzer
evenmin olie
Advertentie
De mogelijkheden van luxaflex jalouzieën zijn voldoende bekend.
Echter, de toepassing van de juiste kleuren en plaatsing vraagt veel
vakkennis en ervaring.
Vraag daarom een gedegen advies; Vraag een Stoutenbeek advies
(Van onze correspondent)
WENEN. Na de mislukking van
Brussel en na het jongste contact in
Genève hebben de ministers van de
landen van de Europese Vrijhandels As
sociatie (E.V.A.) het besluit genomen
zich voorlopig niet aan de Europese
Economische Gemeenschap (E.E.G.) op
te dringen. Het woord is inderdaad aan
Brussel, omdat de regeringen van de
E.V.A.-landen hun aanvragen reeds
maanden geleden in Brussel hebben ge
deponeerd om als volwaardig, of als ge
associeerd, lid in de E.E.G. te worden
opgenomen. Hierop hebben de „zes"
nog niet geantwoord, zodat de E.V.A.-
regeringen daarop voorlopig willen
wachten.
Oostenrijk maakt hierop echter een uit
zondering. Het heeft met medeweten en
volle toestemming van de EVA-partners
de E.E.G. laten weten dat zijn verzoek
om associatie dringend is. Het feit dat
Oostenrijk een uitzondering maakt geeft
te denken. Het wijst er op dat dit land
zich in een moeilijke positie bevindt en
dat deze toestand in de toekomst nog nij
pender dreigt te worden.
Zestig percent van de Oostenrijkse in
voer komt uit de E.E.G.-landen en vijftig
percent van zijn uitvoer gaat naar deze
landengemeenschap, terwijl de invoer uit
de E.V.A. slechts dertien en de uitvoer
daarheen veertien percent bedraagt. Nu
zijn de handelsbetrekkingen tussen Oos
tenrijk en de EVA-landenin het afgelopen
jaar wel verbeterd zodat de omzet hier
met 2'/« miljard schilling werd verhoogd,
maar het overwicht van de E.E.G. is zó
groot, dat de toekomst van de Oostenrijk
se economie staat of valt met een associ
atie bij de „zes".
Daarom kan Oostenrijk niet wachten
tot de E.E.G. reageert op zijn associatie-
verzoek. Zo gezien kan men zeggen dat
Oostenrijk de rol van ijsbreker vervult
tussen E.V.A. en E.E.G., al is deze actie
in de eerste plaats als zelfbehoud gedacht.
Wanneer echter dit optreden succes heeft,
zouden de anderen er ook voordeel van
kunnen hebben.
In Weense regeringskringen denkt men
aan de volgende mogelijke constructie:
misschien is het niet uitgesloten dat Oos
tenrijk lid van de EVA blijft en tegelijk
geassocieerd lid van de E.E.G wordt. De
ze twee behoeven elkaar niet -uit te slui
ten. Integendeel: reeds vroeger heeft men
reeds het plan geopperd deze twee ge
meenschappen met elkaar te verbinden.
Gelukt de Oostenrijkse constructie, dan
is het ijs ook voor de andere EVA-landen
gebroken. Bovendien blijft de solidariteit
onderling bewaard en kan Oostenrijk een
weg inslaan die voor zijn toekomst de
enige oplossing is.
Wenen zou dus enigszins de rol over
nemen die oorspronkelijk Groot-Brittannië
was toegedacht namelijk om voor de overi
ge EVA-landen de weg naar de E.E.G. te
effenen.
Men vermoedt dat de onderhandelingen
tussen „Brussel" en Wenen gunstiger kun
nen verlopen dan die tussen „Brussel" en
Londen. Vooreerst gaat het bij Oostenrijk
alleen om een associatie, terwijl Londen
naar een volledig lidmaatschap streefde.
Bovendien is Oostenrijk een klein en eco
nomisch zeer kwetsbaar land, dat meer
toeschietelijkheid kan verwachten, omdat
het op de grens van het vrije Westen ligt
en niet bestand zal zijn tegen de econo
mische druk van de communistische sta
ten, zodra het van het Westen wordt ge-
isoleerd. Oostenrijk kan nooit een gevaar
lijke concurrent worden op de Europese
markt en bovendien is het een neutraal
land, dat geen hoogdravende strategische
plannen koestert.
Doch hier begint tevens een moeilijk
heid. De E.E.G. zal in haar antwoord op
het Oostenrijkse aanzoek kleur moeten be
kennen en dus zeggen of zij in beginsel
de neutraliteit van haar leden (geassoci
eerd of bjj volledig lidmaatschap) duldt.
Het is een netelige vraag, die echter te
vens van de grootste betekenis wordt, om
dat zü van tevoren beslist over twee an
dere neutrale EVA-landen, namelijk Zwe
den en Zwitserland.
Noodgedwongen en uit zelfbehoud zal
Oostenrijk een meer actieve en zichtbare
Advertentie
In de kotleklie tweèd*manfel$ van lippits
komt U alle bekende merken tegen. Origi
nele Schotse, Engelse en Ierse tweed* Na*
tuurlijk handgeweven In de vete spranke
lende dessins die deze tweed zo beroemd
maakte. Verwerkt tot mantels met dat niet
te definiëren Engelse gevoel voor stijl en
klasse.
AMMAN (AFP) De regering van Jor
danië heeft besloten een delegatie naar het
Vaticaan te zenden om aan paus Joannes
de Palestijnse kwestie uiteen te zetten.
Deze stap is het gevolg van een recent
verzoek van de Arabische Liga aan al
haar leden, om het Vaticaan en de landen
van Latijns Amerika te winnen voor de
zaak van de Palestijnse Arabieren.
(Van onze parlementaire redacteur)
Op de vliegbasis Welschap bij Eindho
ven zullen geen Starfighter-straal jagers
worden gestationeerd. Dit heeft staatsse
cretaris Calmeyer in de Tweede Kamer
medegedeeld bij de beantwoording van de
vraag van de heer Willems (P.v.d.A.)
of het in de bedoeling heeft gelegen die
basis als straaljagerbasis op te heffen.
Dat er geen Starfighters op Welschap zul
len worden gestationeerd houdt niet in
dat de basis niet meer voor andere straal
jagers zal worden gebruikt. De beslissing
om de basis niet op te heffen is reeds op
1 mei 1962 genomen.
Advertentie
rol gaan spelen, welk optreden zeer diplo
matiek moet zijn. Men stelt in Wenen de
vraag of Oostenrijk niet alleen met Brus
sel zal moeten onderhandelen, maar ook
Parijs in de naaste toekomst afzonderlijk
zal dienen te polsen om na de mislukking
van Brussel vast te stellen of Oostenrijk
op steun van Frankrijk kan rekenen en
zo ja, of Frankrijk een dergelijke tege
moetkomende houding ook zal tonen ten
opzichte van de andere EVA-landen. In
ieder geval zal de E.E.G. uit deze stappen
van Oostenrijk kunnen opmaken dat de
EVA geenszins op een klein-Europese po
litiek aanstuurt, zoals haar wel eens werd
verweten. Het is duidelijk dat ook de EVA
streeft naar echte Europese integratie en
zij doet dit uit nationale, maar evenzeer
ook uit bovennationale overwegingen.
(Van onze correspondent)
ROME. Wanneer men ons de vraag
zou voorleggen of, en in welke mate, de
exploitatie van aardgas invloed heeft
gehad op de economie van Italië, dan
zouden wij de woorden aanhalen, die de
onvergetelijke Enrico Mattei aan dat
onderwerp heeft gewijd. „Ik ben een
jongen uit een arbeidersgezin en heb in
mijn jeugd als werkman mijn brood
moeten verdienen. Ik was één van de
bevoorrechten, want ik had werk. Vele
honderdduizenden Italianen moesten
ieder jaar hun land verlaten en in den
vreemde hun werkkracht verkopen.
Dank zij de grote rijkdom aan aardgas,
na de laatste oorlog aan het licht ge
komen, is dat niet meer nodig. Binnen
kort zal Italië werk en brood kunnen
geven aan al haar kinderen".
Deze woorden zijn letterlijke waarheid.
Italië is eeuwen lang een arm land ge
weest. Toen Vasco da Gama de zeeweg
naar Indië had gevonden en Columbus
Amerika had ontdekt, hield de Middel
landse Zee op de belangrijkste en meest
bevaren zee ter wereld te zijn. De grote
Italiaanse koopsteden, Amalfi, Pisa, later
Genua, Venetië, Lucca, Siena, die hun rijk
dom dankten aan de handel op het nabije
Oosten, waar Arabische kooplieden over
land (de oude zijdeweg) de koopwaar uit
Indië en China aanboden, vervielen vrij
snel. De handel verplaatste zich naar de
oevers van de Atlantische Oceaan (Lissa
bon) en vooral naar die van de Noord
zee. Voor Italië volgden eeuwen van ge
stadige achteruitgang en in het begin van
onze eeuw was de toestand zo ernstig, dat
in vele jaren meer Italianen hun vader
land verlieten dan er door het toch sterke
geboorte-overschot bijkwamen.
Niet alleen de handel was sterk achter
uitgelopen, maar in de negentiende eeuw
kreeg Italië een tweede grote slag. Nog
altijd was het Italiaanse handwerk be
roemd en de uitvoer van de zijden stof
fen, werktuigen en simpele machinerieën
had door de eeuwen heen zijn betekenis
behouden. Dan komt het tijdperk van de
steenkool. En Italië blijkt geen steenkool
te hebben en evenmin ijzer, althans in
hoeveelheden, die metellen. Vandaar dat
zich in dit land alleen maar een industrie
en dan nog op kleine schaal kon ontwikke
len achter hoge tolmuren. Italië immers
moest steenkool invoeren en was aangewe
zen op schroot, dat het eveneens van el
ders moest betrekken. De hoge transport
kosten maakten het onmogelijk, dat de
Italiaanse industrie kon concurreren met
de Britse, de Duitse of de Franse. Men
moest zich vergenoegen met een beperkte
industrie, die min of meer in eigen be
hoeften voorzag en verder kon men alleen
maar goedkope werkkrachten uitvoeren.
Dit gebrek aan steenkool en ijzer had zelfs
een nadelige invloed op de landbouw, die
zoals steeds in arme landen, de hoofdbron
van inkomsten was. Landbouwwerktuigen
moesten door de Italiaanse boer heel wat
duurder worden betaald dan door zijn col
lega in andere landen.
Een kleine opleving kwam er toen men
elektrische kracht begon te winnen door
middel van stuwdammen in de vele on
stuimige rivieren, die van de Alpen en de
Apennijnen neerdalen. Dat bleef echter in
hoofdzaak beperkt tot het noorden, omdat
de rivieren in Midden- en Zuid-Italië ge
durende de lange zomer volkomen droog
i! is.üO
met West Duitsland in de Eerste Kamer
Over enkele dagen zal de
Eerste Kamer zich moeten be
zighouden met een uitermate
belangrijke zaak: de regeling
bij tractaat van een gehele
reeks Nederlands-Duitse kwes
ties. Iets dergelijks gaat in be
tekenis ver uit boven allerlei
zaken /an de dag, die op een
gegeven ogenblik van enorm
belang lijken, maar die in het
licht der geschiedenis na enige
jaren if decennia nauwelijks
meer tellen. Wat men in de
Duitse Bondsrepubliek aan
duidt als een „Generalbereini-
gung", is in wezen niet anders
dan een verkapt vredesverdrag
verkapt, omdat het als zo
danig nergens vermeld staat
en, gezien de deling van Duits
land, ook niet vermeld kan
staan. Maar in feite hebben
Nederland en West-Duitsland
de gelegenheid aangegrepen
om bij één enkele gelegenheid
zeer veie kwesties te regelen.
Een aantal daarvan houdt
rechtstreeks verband met de
gevolgen van de oorlog, die het
toenmalige Duitse Rijk op 10
mei 1940 tegen Nederland be
gon, en een aantal andere be
treft geschilpunten en moei
lijkheden tussen de beide
buurlanden, die van veel
oudere datum zijn. En die
daardoor ons en ons nageslacht
tot in een verre toekomst,
wanneer zelfs het enorme on
heil van mei 1940 en al het
vreselijke dat daarop volgde
zal zijn verbleekt in de ogen
van de dan levende generaties,
zullen binden.
De totstandkoming van deze
verdragen is een ware lijdens
weg geweest: er is jarenlang
onderhandeld, en de Neder
landse onderhandelaars, onder
wie de Staatssecretaris dr. Van
Houten de voornaamste is ge
weest, hebben er voor nie
mand een geheim van ge
maakt, dat de Duitsers kei
hard waren bij deze onderhan
delingen. Waaruit men dan,
ten rechte naar wij menen,
kan konkluderen dat de Duit
sers te onzen aanzien altijd
wanneer zij kunnen, keihard
zuilen zijn. Hierin vindt de
Nederlandse regering zelfs een
argument om de Kamers te
bewegen het resultaat der on
derhandelingen maar te aan
vaarden: nu immers kwamen
wij met een toch niet weg te
praten morele claim, die van
het immense leed dat dit buur
land ons aandeed, vier afschu
welijke jaren lang. En, wat
voor de Westdultse onderhan
delaars waarschijnlijk veel
meer telde, nu hadden wij iets
van hen in pand, enkele grens
dorpen die wij in de loop der
jaren veranderden van grau
we puinhopen aan de zelfkant
van Duitsland tot vrendelijk-
nieuwe, ofschoon wat banaal-
gewone Nederlandse na-oor-
logse gemeenschapjes, met wo
ningwetwoningen en t.v.-an-
tennes op de daken, borden
van de A.N.W.B. alsof het zo
hoorde, en frisse schoollokalen
voor Hollands aandoende kin
deren, die ook niet beter wis
ten dan dat dit alles zo hoorde.
Die grensdorpen zaten de
onderhandelaars aan onze
oostgrens heel hoog. Zij zullen
het misschien alleen maar on
der elkaar gemompeld hebben,
en het misschien ook wel eens,
bij een i'.oed glas cognac na een
diplomatiek diner, hebben la
ten' vallen in Bonn of Den
Haag: eigenlijk had Nederland
die dorpen nooit mógen op
eisen! Waarmee men het trou
wens nog eens kan zijn ook,
aan déze zijde van de grens..
Maar hoe dan ook, bij de
reeks van tractaten, protocol
len, briefwisselingen en wat
dies meer zij krijgen de Bonds
republiekbewoners hun dorpen
terug en slechts 23 Rijksduit
sers schijnen nog te wonen op
de luttele hectaren die ten
slotte toch bij Nederland blij
ven. Men zou hun lot kunnen
beklagen (zoals in West-
Duitsland óók al gedaan is),
ware het niet dat zo vreselijk
veel andere Rijksduitsers zich
iedere zomer geheel vrijwillig
onder onze landgenoten ko
men scharen om luttele me
ters strand met ons te de
len
Er zit derhalve iets in het
argument van Nederlandse
regeringszijde: Kamers, aan
vaard dit verdrag want een
beter zullen wij nooit kunnen
verkrijgen! Maar dan moet
men natuurlijk toch wel we
ten, dat hetgeen men nu ver
krijgt. beter dan niets is!
Anders ligt het alternatief
voor de hand: verwerping
van het verdrag is dan nog
altijd te verkiezen boven
aanvaarding!
De lijdensweg van dit stel
verdragen heeft al veel lan
ger geduurd dan het stadium
van de onderhandelingen al
leen. Reeds in 1960 immers
bood de regering deze gehele
bundel accoorden ter goed
keuring aan de Tweede Ka
mer aan, en het duurde bijna
drie volle jaren alvorens de
Kamer de accoorden aan
vaardde. Dit was geen traag
heid maar veeleer waak
zaamheid en men zou dus
wel heel verkeerd doen de
Tweede Kamer in dit ver
band verwijten te maken.
Wat toch bleek het geval te
zijn? Terwijl de Kamer-com
missie liet verdrag inzake de
regeling van financiële vraag
stukken en inzake uitkerin
gen ten gunste van Neder
landse slachtoffers van de
nationaal-socialistische ver
volging bestudeerde (en daar
mee nog maar nauwelijks was
begonnen), vroeg een zeer
grote Nederlandse onderne
ming de dringende aandacht
van de Kamer voor een fi
nancieel onheil dat haar
dreigde van de zijde van
de rechter in West-Duitsland.
Die rechter stond namelijk
op het punt om aan Duitsers
die ingevolge de Nederlandse
wet op het vijandelijk ver
mogen in Nederland na de
oorlog waren onteigend, een
verhaalrecht te geven op ei
gendommen van de betref
fende Nederlandse onderne
ming, de Algemeene Kunst
zijde Unie, in West-Duitsland!
Dat een dergelijke mogelijk
heid bestond was door de
Nederlandse onderhandelaars
kennelijk niet beseft en door
de Westduitse onderhande
laars zorgvuldig verzwegen.
En terwijl nu Nederland op
het punt stond, een „General-
bereinigung" te aanvaarden,
waarbij het genoegen nam
met het onwaarschijnlijk lage
bedrag van 280 miljoen Duit
se Marken als totale vergoe
ding voor alle persoonlijke en
materiële schade die het van
wege het Dritte Reich was
aangedaan dreigde een scha
de voor het Nederlands bezit,
dat lag onder de greep van
de Westduitse rechter, van
vele maien dit bedrag!
Terwijl nu de Kamer talm
de met de verdere behande
ling van de tractaten (naast
dit financiële verdrag was er
het grensverdrag), traden de
Nederlandse onderhandelaars
opnieuw in betrekking met
hun Westduitse collega's om
te trachten althans dit drei
gend onheil te bezweren.
Uit dit hernieuwd overleg
(waartoe de Nederlandse rege
ring niet dan op aandrang van
de Tweede Kamer was over
gegaan) zijn nu nieuwe proto
collen en paperassen te voor
schijn gekomen die, naar het
heet en naar wij moeten
hopen, het Nederlands recht
matig verkregen bezit in West-
Duitsland vrijwaart tegen
verdere aanspraken van die
arme Duitsers, aan wie de
wrede Nederlandse regering
hun bezit aan Nederlandse
fondsen (verkregen wellicht
door „aankoop" van inmiddels
„gelikwideerde" Joodse eige
naren) had ontnomen. Het is
alles een nogal ingewikkelde
kwestie, waarover grote en
kleine juristen zich zo nodig
heel lang het hoofd kunnen
breken. Wij voor ons, die ge
durende enige jaren in het
toenmalige Duitsland hebben
moeten gadeslaan hoe het
recht daar vaak werd toege
past, staan een beetje skep-
tisch tegenover de waarde van
de waarborgen die de Duitse
onderhandelaars te elfder ure
aan de onze hebben gegeven.
Wij weten bij voorbeeld niet
of de rechtsorde van de
Bondsrepubliek steunt op het
beginsel van de scheiding der
machten, zoals dat het geval
is in landen als Frankrijk en
Nederland. Mogelijk liggen
die zaken in de Bondsrepu
bliek anders, doch indien men
ook daar de leer van de schei
ding der machten (die wij
danken aan De Montesquieu)
tot grondslag van het vigeren
de rechtsstelsel heeft gekozen,
dan lijkt het ons niet eens
mogelijk voor de bondsrege
ring om de A.K.U. (of enige
andere Nederlandse vennoot
schap met bezittingen m
Duitsland) te vrijwaren voor
hetgeen de rechter in dat land
in de toekomst nog mocht be
slissen: uitvoerende en rech
terlijke macht staan dan vol
komen naast elkaar en de
laatste is geheel vrij ten aan
zien van de eerste. Met andere
woorden, de Duitse rechter
kan alles wat de Duitse on
derhandelaars naar voren heb
ben gebracht, eenvoudig naast
zich neerleggen.
Maar ook indien dit gevaar
van het elfde uur afdoende
bezworen zou zijn (en in ieder
geval is Nederland de Tweede
Kamer dank verschuldigd
voor haar aktiviteit in deze
dan blijft er zó weinig reden
tot juichen over hetgeen de
verdragen met de Bondsrepu
bliek bepalen, dat een nadere
overweging daarvan niet ge
mist kan worden. Zoals men
weet, heeft de Tweede Kamer
deze verdragen tenslotte, in
arren moede zou men kunnen
zeggen, maar aanvaard. Het is
psychologisch verklaarbaar
wanneer men een kwalijke
zaak drie jaren lang heeft
tegengehouden, dan komt er
een ogenblik waarop men zegt
„laat ons er nu in 's hemels
naam maar een streep onder
zetten".
De meeste Nederlandse dag
bladen, ja, ook de weekbladen,
hebben aan de openbare be
handeling in de Tweede Ka
mer nauwelijks aandacht ge
schonken. Waarom? Orhdat
een gevoel van grote katterig
heid zich van iedere goede
Nederlander meester maakt,
die zich in deze nare zaak
moet verdiepen? Mogelijk.
Maar hoe dan ook, de zéér ge
wichtige beslissing, waarvoor
nu de Eerste Kamer staat, is
van té groot en blijvend be
lang om haar in een vloek en
een zucht te nemen. En terwijl
wij hopen dat de Eerste Ka
mer, die in het verleden
enkele malen als een trouwe
waker naar voren is getreden
wanneer het ging om waarlijk
grote landsbelangen, ook nu
deze taak zal vervullen, willen
wij in deze kolommen enkele
van de allerbelangrijkste za
ken die thans aan de orde 2 tin,
zo goed mogelijk voor onze
lezers uit de doeken trachten
te doen
liggen, een heel enkele (zoals de Nera bij
Terni in Umbrië) uitgezonderd. Een der
tig, veertig jaar geleden was echter elek
trische kracht van uitzonderlijk belang en
verving geleidelijk de steenkool. Italië zat
niet meer helemaal in het hoekje waar de
slagen vallen. Petroleum was in die tijd
minder belangrijk dan tegenwoordig, men
dacht bij petroleum nog in de eerste plaats
aan benzine, maarautomobielen, om
over vliegtuigen niet te praten, waren toen
nog uitgesproken luxe voorwerpen. Naar
mate echter de betekenis van de petro
leum toenam, werd de toestand voor Ita
lië weer slechter. In de fascistische tijd
werd een lichaam in het leven geroepen,
de AGIP (Azienda Generale Italiana del
Petrolio), een staatsbedrijf dat zich ten
doel stelde boringen te doen in Italië, la
ter ook in Albanië, waar men meer suc
ces had, ijaar petroleum. De ter beschik
king gestelde fondsen waren niet groot ge
noeg en bovendien waren in die tijd de
mechanische hulpmiddelen veelal nog on
toereikend om in een zo moeilijke grond
als die van Italië met vrucht boringen uit
te voeren. Veel bereikte de AGIP niet,
maar zij droeg toch bij tot het oorlogs
potentieel van Italië, al was het alleen
maar door de raffinaderijen, waar voor
namelijk Roemeense olie werd verwerkt.
Vandaar, dat de geallieerden bij de be
vrijding van Rome in juni 1944 de kanto
ren van de AGIP bezetten.
Er gingen- van alle kanten stemmen op
om het recht om in Italië naar petroleum
te boren voor een flink bedrag te verko
pen aan de grote buitenlandse petroleum-
maatschappijen. De man, die zich daarte
gen verzette was Enrico Mattei, ingenieur
en voornamelijk boekhouder bij de AGIP
en in de periode der Duitse bezetting een
van de meest roemruchte leiders van de
partisanen. Hij, en met hem enkele an
dere jonge ingenieurs, meenden, dat, mits
er voldoende geld in werd gestoken in
Italië wel degelijk aardgas en ook petro
leum in behoorlijke hoeveelheden zouden
zijn te vinden. Mattei was een groot man
in de christendemocratische partij en ten
slotte gaf De Gasperi hem zijn zin. Van
dat ogenblik dateert zijn strijd tegen wat
hij noemde „de zeven zusters", dat zijn
de zeven grote petroleummaatschappijen,
die tussen beide wereldoorlogen door kartel
vorming de prijzen min of meer in han
den hadden.
Hij werd hoofd van de in liquidatie
verkerende AGIP, maar begon al heel
gauw met boringen. En waar Italië in
1940 slechts 28. miljoen kubieke meter
aardgas voortbracht, en in 1946 tot 64
miljoen kubieke meter kwam, werd een
jaar later, in 1947, reeds ruim het dub
bele gewonnen. Thans zijn wij aan onge
veer zeven miljard kubieke meter per
jaar. Het staatsbedrijf, de ENI, waar
van Mattei jarenland voorzitter is geweest,
heeft niet het monopolie. Voor de volle
dig autonome gewesten, zoals Sicilië en
Sardinië, gelden afzonderlijke wetten. Voor
het grootste deel van het land is er de
wet van 11 januari 1957, waarbij naast
het staatsbedrijf ook particuliere onderne
mingen, met Italiaans of gedeeltelijk bui
tenlands kapitaal boringen kunnen ver
richten. Het staatsbedrijf, de ENI, werkt
door middel van „holding companies", en
heeft een concessie van vijf miljoen hecta
ren op bet vasteland en een half mil
joen hectare in zee. Tot dat gebied behoort
de Po-vlakte, waar tot nu toe de grootste
resultaten werden bereikt. Maar andere
maatschappijen vonden ook gas in grote
hoeveelheid op Sicilië, in de Abruzzen en
elders.
De ENI mag als staatsbedrijf en met
een bijzondere vergunning, ook werken bui
ten de haar toegewezen concessie en zelfs
buiten Italië. Vandaar de groeiende Itali
aanse petroleumbelangen in Egypte, Per-
zië, Marokko, Tunesië, Libië. De stuwende
kracht achter dat bedrijf was in zeer hoge
mate Enrico Mattei, wiens ontijdige dood
bij een vliegtuigongeval, dat onopgehelderd
is, maar waarin waarschijnlijk de O.A.S.
de hand heeft gehad, voor de gehele Ita
liaanse economie een geweldig verlies is
gebleken.
De concessies, die andere, dus particu
liere, ondernemingen in Italië kunnen krij
gen, zijn nooit groter dan drieduizend hec
taren. Zulk een concessie duurt twintig
jaar, maar kan met verdere tien jaar wor
den verlengd om er voor te zorgen, dat
de exploitatie op oordeelkundige wijze ge
schiedt. De ondernemer betaalt „royalties"
in natura (soms in geld), die naar gelang
der resultaten kunnen variëren van 2V2 tot
77 ten honderd. De Italiaanse wetgeving
op dit terrein geldt als voorbeeldig en
dank zij deze wetten is in dit land de
meest rationele aardgaswinning tot stand
gekomen van geheel Europa met een vol
maakt distributienet over het gehele land.
Eerst in de Po-vlakte, maar thans over
al in Italië gaan vele industrieën over
van steenkool op aardgas. In het zuiden,
waar de elektrische stroom bijzonder duur
is, konden industrieën gevestigd worden en
in het gehele land nam de industrialisatie
een hoge vlucht. In enkele jaren tijds
werd Italië van een overwegend agrarisch
land tot een land, waar de industrie de
eerste plaats inneemt. Beschouwt men
Noord-Italië. waar de ENI voornamelijk
werkt, afzonderlijk, dan is dat in nog veel
hoger mate het geval. De werkloosheid
neemt gestadig af en weldra zal Italië op
houden een land te zijn, dat werkkracht
uitvoert. Steeds meer wordt het een land,
dat de voortbrengselen van zijn indus
trie op de markt brengt en die industrie
kan, voor het eerst in de geschiedenis,
concurreren met die van de landen, welke
over meer grondstoffen beschikken.
Er zijn nog wel andere factoren die tot
deze opbloei hebben geleid, maar het aard
gas speelt een overwegende rol. Dankzij
deze nieuwe rijkdom is Italië bezig van
een doodarm, onderontwikkeld land te
worden tot een industriële mogendheid,
die zich al bijna kan meten met de oude.
gevestigde industrielanden van West-
Europa.