Kunstknipwerk
NIEUWE UITGAVEN
vorm
een
van
\ll
Nieuwe uitgaven
ZATERDAG 16 MAART 1963
Erbij
Jhr. F. J. E. van Lenneps herinneringen
aan een gesloten gemeenschap
uit een voorgoed voorbije tijd
PAGINA I) K l i
9 9 9
MEVROUW I. G. KERP-SCHLESINGER te Bussum heeft een merkwaar
dige, maar mooie en kunstzinnige hobby. Zij verstaat tot in de perfectie de
kunst iemands gevoelsleven uit knipsels te lezen. Praat met haar over kunst
knipwerk en u zoudt wensen een schaar in de vingers te hebben om er dan
een gewoon stuk papier mee te bewerken tot een fraai zwart-wit schilderij.
Want een gesprek met haar leert u dat knippen niet alleen op kleuterscholen
wordt beoefend, maar dat het voor tientallen volwassenen een vrijetijdsbe
steding, een uitingsmiddel, zélfs een kunstmiddel is.
:v
Mevrouw Kerp probeert sinds een
aantal jaren de Nederlanders t^rug te
brengen tot de schaarkunst. Zij weet als
geen ander over deze oude Nederland
se vojkskunst te vertellen. Zij heeft er
zelfs een ujtgebreide studie van ge
maakt. Duizenden mensen produceer
den zo'n driehonderd jaar geleden met
de schaar tienduizenden fraaie ilhouet-
figuren. Onze koopvaarders brachten
deze kunstvorm mee uit China. Doch
ters van regenten volgden als eersten
het Chinese knipwerk na, als zij niet
borduurden of musiceerden tenminste.
SPOEDIG BREIDDE de knipkunst
zich over alle lagen van de bevolking
uit. Het werd een ware rage, maar
dan een rage van lange duur, want on
ze voorouders knipten tientallen jaren
lang. In arbeidershuizen werd geknipt,
maar ook in rijke patriciërswoningen.
Zoveel Nederlanders hebben een paar
honderd jaar geleden de knipkunst be
oefend, dat een Duitser in 1792 in een
reisbeschrijving de schaarkunst als
„ein hollandische Nationalvergnügen"
aanduidde.
In het museum in Franeker wordt
zo'n vroeg werkstuk nog met zorg be
waard. Het werd geknipt door Anna
Maria Schuurman die beroemd was om
dat zij het eerste kunstgebit maakte,
omdat zij een Ethiopisch woordenboek
samenstelde en vooral ook omdat zij
met de grootste geleerden van haar tijd
in contact stond. Johanna Koerten
kreeg in de tijd dat Rembrandt voor
zijn Nachtwacht f 1600 ontving, voor
één enkel bloemenknipsel maar liefst
4.000. In het buitenland waren ook be
roemdheden die silhouetfiguren maak
ten. Goethe was een van hen, en ook
de sprookjesschrijver Andersen. Me
vrouw Kerp heeft enkele van hun pro-
dukten in haar collectie die meer dan
zeshonderd kostbare antieke rn moder-
'ne knipsels uit vele landen van Europa
en Azië telt.
OVERAL WERDEN trouwens heel
fraaie werkstukken geknipt. Mevrouw
Kerp ontdekte dat opnieuw toen in het
voorjaar van 1960 de burgemeester van
Maarden het idee kreeg in zijn raad
huis ten bate van het Vluchtelingen-
fonds een tentoonstelling van modern
en antiek Nederlands knipwerk in te
richten. Hij vroeg mevrouw F erp om
medewerking. Maar hoe aan nog méér
Nederlandse knipsels te komen dan me
vrouw Kerp reeds had verzameld?
De tentoonstellingscommissie be
schouwde dit als een niet op te lossen
moeilijkheid. Maar mevrouw Kerp stel
de voor een ingezonden stuk te schrij
ven in de Bussunjse Courant. Niemand,
behalve zijzelf, geloofde daar iets mee
te kunnen bereiken. Maar zij kwamen
bedrogen uit: want hij tientallen war
den de knipsels thuisbezorgd. Uit oude
Bijbels, uit kisten op rommelzolders,
uit de meest onmogelijke hoeken wer
den antieke knipsels opgedoken. Enke
le waren zo goed dat zij heel gemak
kelijk een vergelijking kunnen door
staan met het knipwerk dat in het ver
maarde Victoria Albertmuseum in
Londen met de grootste zorgvuldigheid
wordt bewaard.
Mevrouw Kerp stapt nu vele malen
per maand met een grote koffer vol
kostbare knipsels haar woning in Bus-
O nee mevrouw! Dat kan ik niet. Als
ik nu zou kunnen tekenen! En dat js
't hem nu juist: er is helemaal geen
tfekentalent bij nodig!"
Op een Volkshogeschool in Keulen
zette mevrouw Kerp eens een groep
leerkrachten aan het werk. Twee teken
leraressen lieten de schaar op tafel lig
gen. „Wij kunnen tekenen, dus wij heb
ben het knipwerk niet nodig" zeiden zij
tegen mevrouw Kerp.
„Ziet u dan kans om op het teken
bord een volkslied te illustreren?"
„O nee, mevrouw! Daarvoor moet je
kunstenaar zijn!"
„Probeert u het dan eens met de
schaar."
De leraressen gingen ongelovig aan
het werk. En in minder dan een uur
tijd hadden zij een prima werkstuk ge
maakt. En wat is nu het vreemde, het
verrassende? Als mevrouw Kerp na
haar lezing haar „leerlingen" de gele
genheid geeft te gaan knippen, rijn er
altijd wel enkelen die voor het knippen
geen fantasie hebben en dan een voor-
Mevrouw I. G. Kerp—Schlesinger te
Bussum, deskundige in de knipkunst,
zet met grote aandacht de schaar in het
papier.
ons land werd ingevoerd, hier grote
massa's enthousiastelingen vond, maar
die al tweeduizend jaar daarvoor in
China werd beoefend.
Daar bestaat deze kunstbeoefening
trouwens nog onder andere als com
municatiemiddel. Want bijna negentig
percent van de Chinezen is nog anal
fabeet. Maar met geknipte briefjes kun
nen zij uitstekend corresponderen. Een
vis, een vogel, een hert hebben alle
maal verschillende betekenissen en
symboliseren dank, moed of vreugde.
Zelfs de tegenwoordige regering van
China maakt nog gebruik van dit voor
ons o zo hoog-beschaafde en zeer ge
leerde mensenprimitieve com
municatiemiddel. Onder andere om
mannen op te roepen voor het leger
Dick Dijs
ER ZIJN LEGIO voorbeelden
dat knipwerk vaak diepe psycholo
gische achtergronden heeft.
Een meisje van zeventien jaar
knipte een tafereel van Jozef en
Maria in Egypte. Maria zit onder
een palmboom, het kindje Jezus
loopt op haar uitgespreide armen
toe. Maar Jozef hoort er niet meer
bij. Met de ezel loopt hij het beeld
uit. Want de ouders van het meisje
waren pas gescheiden. De vader
was weggegaan.
Een vreselijk bescheiden man
die nooit een woord\ durfde te zeg
gen, knipte een tafereel waarin hij.
op een zeepkist staande, een groot
aantal mensen in het openbaar toe
spreekt. Op papier had hij wel de
moed te spreken.
Een leerling van een school voor
slechtzienden kon door een licha
melijke handicap nooit touwtje
springen een spel dat op die
school erg geliefd was. Het meisje
knipte twee vrolijk springende
paardjes en uitte daarmee onbe
wust haar verlangen zelf eens
touwtje te kunnen springen
Adèle Schopenfiauer, zuster van
de vermaarde dichter, knipte eens
een schitterend bruiloftstafereel.
Zij was mismaakt en wist zelf nooit
zoiets te zullen meemaken. Met het
knipsel gaf zij vorm aan een voor
haar onvervulbare wens.
Een schitterend tafereel van mevrouw
Kerp: musicerende insekten.
sum uit om lezingen te houden op scho
len, voor studentenverenigingen, voor
jeugdclubs, in sanatoria en voor aller
lei verenigingen van volwassenen. Zij
doet dat sinds 1952, toen zij in Utrecht
tijdens een tentoonstelling „Goed Wo
nen" ontdekte dat iedereen vlot met
de schaar overweg kan.
Mevrouw Kerp geeft geen les van: en
nou moet je zo doen en dan zo. Zij
geeft helemaal geen les. Zij vertelt wat
over de knipkunst Jan vroeger en als
haar relaas een interessant punt heeft
bereikt, zorgt zij er met opzet voor dat
de aandacht van haar toehoorders gaat
verflauwen. Zij pakken dan schaar en
papier en gaan proberen zelf knipsels
te maken. Langs een psychologisch
juiste weg slaagt mevrouw Kerp er
steeds weer in haar toehoorders zon
der aansporing aan het werk 'e krij
gen, zij weet op een voor haar luiste
raars onopmerkelijke manier het klep
je tussen het bewustzijn en het onder
bewustzijn los te maken. De resultaten
zijn altijd bemoedigend. Een leraar zei
eens tegen mevrouw Kerp: „Hoe is het
mogelijk dat een kind dat bij mij twèe
linkse handen heeft, dit bij u kan pres
teren!"
„DE MEESTE MENSEN vergeten
dat zij creatieve capaciteiten bezitten"
zegt mevrouw Kerp. „Met scha. r en
papier is het mogelijk de fraaiste ta
ferelen te maken en zich daarin ook
uit te leven. Heel veel mensen zeggen:
beeld kiezen uit de meer dan zeshon
derd knipsels die mevrouw Kerp aan
de muren heeft opgehangen. Leerlingen
met een uitgesproken tekentalent kie
zen uit deze hoeveelheden knipsels dan
altijd als voorbeeld het werkstuk van
de Duitse tekenleraressen.
Tot nog toe trachtte mevrouw Kerp
de kunst van het knippen alleen via
lezingen te verbreiden. Daar komt nu
verandering in. Zij is druk bezig een
in boekvorm te verschijnen handleiding
te schrijven. Bovendien loopt zij met
het plan rond een schriftelijke cursus
te gaan samenstellen.
Mevrouw Kerp slaagt er voortdurend
in mensen enthousiast te maken voor
deze oude Nederlandse volkskunst die
ongeveer driehonderd jaar geleden in
Bij de Wereldbibliotheek is „Noa
Noa" gepubliceerd, het boekje dat Gau
guin schreef over zijn ervaringen op
Tahiti. De vertaling is van Johan de
Molenaar en men leest dit boekje, als
of er geen taalverschil bestond. De
Fransman komt zo heel gewoon dicht
bij ons. Soms houden we van hem. Dan
weer hindert Gauguins sterke egocen
trisme Dat missie-paters weten, dat op
Tahiti niet altijd met grote waardering
vèn de schilder gesproken wordt, be
hoeft niet te verwonderen na lezing van
dit menselijke document van iemand,
die zich onmogelijk helemaal kon los
maken van zijn Westeuropese afkomst
en vorming. Zijn schilderijen blijven
een prachtig eerbewijs aan het door
hem uitverkoren volk.
„TEKEN AAN DE WAND" is een
Zwart Beertje," dat samengesteld
werd door de Vereniging van Beoefe
naars der Monumentale Kunsten"
met steun van het Prins Bernhardfonds.
Dr. Bettina Spaanstra-Polak schreef
een inleiding tot de monumentale kunst
in Nederland. Gedwongen vermoedelijk
binnen een klein bestek te blijven, bleek
het de schrijfster moeilijk een figuur
als bijvoorbeeld Sjollema voldoende re
liëf te geven. Van de leden van ge
noemde vereniging wordt ook verslag
gedaan door foto's van een der recente*
werken en een portret. De 51 portret
ten van de fotograaf Cor van Weele lij
ken mij uitstekend en amusant voor
hen die de modellen kennen. Duidelijk
wordt dat in Nederland op het gebied
van monumentale kunst de laatste ja
ren veel ondernomen werd. Dat was
dan overigens niet alleen door de leden
van de V.B.M.K. Gezien een en ander
in dit boekje kan het Haarlemmers
verwonderen, niets van enkele stadge
noten te ontmoeten.
„RODE BARETTENdoor Tièrre Leul-
liette, uitgave van De Boekerij n.v.,
Baarn.
DIT, IN FRANKRIJK verboden, docu
ment over de oorlog in Algiers is
schokkend. Leulliette meldde zich voor
het Franse leger; hij was 18 jaar, het
burgerleven moe en werd aangelokt
door het avontuur. Hij werd irtgedeeld
als parachutist en na een summiere op
leiding naar Algerije verscheept. Vrij
wel zijn gehele diensttijd, van novem
ber 1954 tot eind 1957, bracht hij door
in dit deel van Noord-Afrika, hoewel bij N
zijn vertrek uit Frankrijk de onderne
ming een „militaire wandeling" en een
„vakantie van hoogstens drie maanden"
werd genoemd. Leulliette nam deel aan
alle belangrijke veldslagen, met inbe
grip van de bloedige slag om Algiers.
Ook was hij betrokken bij het Suez-
kanaalavontuur.
Hoe de Franse regering en de Franse
legerleiding alles wat in Algerije in 1954
aan de orde kwam, onderschatten, wordt
in dit boek van een voormalig para
chutist, een jongen nog toen zijn gru
welijke ervaring begon, onthutsend dui
delijk. Het zal een van de redenen zijn
waarom deze „herinneringen van een
para" in Frankrijk werden verboden,
maar zeker niet de enige. Leulliette,
verlost uit een hel van onmenselijkheid
toen de drie jaar waarvoor hij gete
kend had ten slotte toch voorbij waren,
deed meer dan het falen van Frankrijks
machthebbers blootleggen. Door zijn
herinneringen ongekunsteld en uitvoerig
op te schrijven, vertelde hij de verbijs
terende waarheid over de strijd in Al
gerije, een waarheid waarvan de door
snee Fransman geen weet had en mis
schien nog niet heeft. Een waarheid,
die de lezer de onmenselijke misdaden
in herinnering roept, waarvoor Duitse
oorlogsmisdadigers zich na de tweede
wereldoorlog ten overstaan van de ge
hele beschaafde wereld moesten verant
woorden. De herinneringen van Leul
liette betekenen, dat met naakte feiten
rekenschap wordt gegeven van een af
schrikwekkende episode uit de jongste
historie van een beschaafde natie.
Pierre Leulliette moge geen Ernie
Pyle zijn, of een Norman Mailer, hij
vertelt zijn herinneringen aan een oor
log. die uitliep op een zinloze broeder
moord en die ontaardde in sadisme en
redeloosheid, compleet met massa
moorden en folterkamers, alsof hij
schildert. Daardoor krijgt de lezer oök
een soms bijna poëtische tekening van
land en volk aangeboden, van een
prachtig land en een volk met grote
tradities, die schrijnend contrasteert
met de ellende, die mensen elkaar en
zichzelf kunnen aandoen.
„Ik he.b begrepen, eindelijk: er be
staat een groter" gevaar dan te sneu-
velen! Het gevaar alles te vei-liezen wat
van mensen mensen maakt." Dat be
seft Leulliette, aan het eind van het
boek terugkerend in zijn vaderland, als
hij op de Marseillaanse kade honder
den soldaten gereed riet staan voor in
scheping naar Algerije.
„ONTMOETING bij het laatste oor
deel" door Petru Dumitriuuitgave van
C. de Boer jr. in Hilversum.
IN FRANKRIJK schreef deze uitge
weken Roemeen, die in zijn vaderland
drie maal een staatsprijs voor littera
tuur kreeg, een ten dele autobiografi
sche roman, die eigenlijk iedere bewo
ner van het „vrije westen" zou moe
ten lezen. Voor velen zou dat lezen
neerkomen op een soort schokterapie.
Het verhaal, geschreven in een sobere,
ingehouden en mede daardoor indruk-
Dit is de afbeelding die onbewust door
knippers met een uitgesproken teken
talent en weinig fantasie met de schaar
altijd uit meer dan zeshonderd knipsels
als voorbeeld wordt gekozen. Het is een
knipsel dat twee Duitse tekenleraressen
in Tuinder dan een uur tijd maakten.
„Late regenten"
VAN DE NOG geen jaar geleden
onder de titel „Late regenten" bij
Tjeenk Willink verschenen familie
herinneringen van jhr. F. E. van
Lennep is dezer dagen reeds een
tweede druk verschenen. De publieke
nieuwsgierigheid strekt zich niet
slechts tot de rozegeur-en-maneschijn-
verhalen over vorstelijke vedettes uit;
het doen en laten van op een lager
plan bevoorrechte families is blijk
baar evenzeer in staat de aandacht te
trekken.
WIE DE MéMOIRES van jhr. Van
Lennep vooral zou lezen om eens te
weten wat zich achter de muren van
de grote landgoederen in Heemstede of
's Graveland of in hun Amsterdamse
sociëteiten heeft afgespeeld, zal niet te
leurgesteld worden, want het wemelt
op elke bladzijde van de dure namen:
de Van Lennepen zelf in de eerste
plaats, de Backers en de Dedels, de
Van Wickevoort Crommelins, de Van
Loons, de Borski's enzovoort. Toch mis
kent men dan de opzet van de sehrij-
ver, die vooral vanuit zijn eigen ge
zichtshoek het beeld heeft willen vast
leggen van een tijd waarin de kring
waartoe hij behoort een onevenredige,
zij het geleidelijk zwakker wordende in
vloed op de samenleving doet gelden.
Jhr. Van Lennep berust in die ook vol
gens hem onvermijdelijke maatschap
pelijke ontwikkeling, maar het is be
grijpelijk dat in elke zin de weemoed
om een voorgoed voorbij verleden door
klinkt. Wellicht ook dat hij daarom zijn
familie-album sluit voordat de onbarm
hartige ontluistering der twintigste
eeuw begint.
INTUSSEN KAN men jhr. Van Len
nep moeilijk verwijten dat zijn sympa
thie jegens deze hem na staande pa
triciërs tot een verdoezeling van hun
feilen heeft geleid. Integendeel is er al
le aanleiding zijn objectiviteit te prij
zen. Fijne humor en bondige formule
ringen, die aan Busken Huet doen den
ken, waarborgen een puur leesgenot,
zelfs voor hen die geen enkele binding
met het onderwerp kunnen voelen.
Twee voorbeelden daarvan. Over de pa
triottische opvattingen van mr. Jan
Pieter van Wickevoort Crommelin
heer van Berkenrode merkt hij
droogjes op: „Ook de rijken kunnen
revolutionair zijn". En over de wel
stand van de negentiende-eeuwse rij
ken: „De nieuwere vermogens hadden
doorgaans een nul meer dan de oude
re."
OVER GELD wordt door „Late re
genten" veel gesproken en soms ook
getwist, maar gelukkig niet over geld
alleen. Kunst en wetenschap hebben in
sommige leden van deze gepriviligeer-
de gemeenschap voortreffelijke diena
ren gevonden. De schrijver laat hun
dan ook veel recht wedervaren. Maar
juist gezien de breedheid van blik wel-
Familiegroep Spanderswoud (1893). Van
links naar rechts (zittend): Isabella van
LennepBacker met Anna Catharina
van Lennep, Johanna Elisabeth Backer-
de Wildt, Johanna Elisabeth Blaauw en
Anna Maria BlaauwBacker met Da
vid Anne Blaauw; (staand): David Eli
za van Lennep met Sophia Wilhelmina
Petronella van Lennep en Abraham
Jacob Blaauw met Frans Johan Eliza
van Lennep en Gerard Cornelis Blaauw.
ke jhr. Van Lennep in vele opzichten
eigen is, verwondert het des te meer
dat hij nooit eens over de omheining
van zijn buitenplaatsen kijkt. Voor hem
en zijn standgenoten houdt de wereld
daar op. Het is hun tragiek dat zij nim
mer hebben gemerkt dat zij daar pas
begint.
J. H. Bartman
wekkende stijl, betekent een dodelijke
veroordeling van een regime aciiter het
ijzeren gordijn, vooral ook door het sar
casme, dat overal vlak onder de opper
vlakte merkbaar is.
Geprojecteerd op de geschiedenis van
de hoofdfiguur wordt beschreven hoe in
het Roemenië van na de oorlog de
macht naar willekeur wordt gehan
teerd. De auteur schetst de voortduren
de angst die de machthebbers hebben,
omdat zij elk moment het slachtoffer
van de partij kunnen worden, als die
partij het om welke reden dan ook no
dig acht een andere koers te gaan va
ren. Een van die redenen was, Époen
zal het zich herinneren, het overlijden
van Stalin. Zó staan lieden die zich ten
koste van anderen omhoog gewerkt heb
ben, in de gunst, zó worden zij j,uit
genodigd" hun fouten en misslagen te
„erkennen" op openbare „vergaderin
gen", die niets anders zijn dan partij
tribunalen. Wie vrienden waren, verra
den en beschuldigen elkaar korte tijd
later, om de eigen positie te behouden.
Wie het waagt te argumenteren of zich
te rechtvaardigen, zich beroepend op
recht en rede, wordt als „verrader van
het volk" uit de partij gestoten, waar
na hem het leven onmogelijk wordt ge
maakt.
Die voortdurende dreiging hangt ook
boven het hoofd van de hoofdpersoon in
het verhaal. Onafwendbaar, de rede
verbijsterend en de mens als eenling
verpletterend, komt ook zijn „veroorde
ling" nader in de vorm van een sa-
distisch-vernuftig net van intriges en
een opeenstapeling van dóorzichtige,
doch onweerlegbare leugens. Na zijn
veroordeling, die hem tot een wrak en
zijn vrouw tot een vertwijfelde maakt,
weet het slachtoffer in dit boek maar
één methode om een menswaardig be
staan te bereiken: de vludht naar het
Westen, waar men zijn vrouw mag lief
hebben zonder haar voortdurend af te
moeten staan wil men in de gunst blij
ven, waar men naar eer en geweten
werken kan, zijn iiefhebberijen er op
na mag houden, zijn persoonlijkheid kan
laten gelden, kortom waar men mens
kan zijn.
Door zijn „schuld" *,e bekennen wordt
de ik-figuur in het boek weer in genade
aangenomen en door verraad aan zich
zelf te doen weet hij het vertrouwen
van gelijken en superieuren te herwin
nen. Op die wijze schept hij zich de
gelegenheid om samen met zijn echt
genote via Berlijn de vlucht te nemen;
waarna in het zelfgenoegzame, verwe
kelijkte westen, dat bij lange na niet
het beloofde land blijkt, te zijn, de prijs
van hun vrijheid man en vrouw blijft
achtervolgen. De prijs was een kind van
8 maanden, dat zij moesten achterla
ten. Eerr beklemmend boek, dat de on
heilssfeer. die Koestier' reeds voor-de
oorlog met zijn „Nacht in de middag"
wist op te roepen, tot een dreiging en
een waarschuwing van een beangsti
gende realiteit maakt. Afgezien van de
inhoud ook een boek, dat duidelijk
maakt dat Dumitriu een groot schrij
ver is.
PRINSENpriesters en paria'sdoor
A. den Doolaard, uitgave van Querido
in Amsterdam.
A. DEN DOOLAARD maakte in 1960
en 1961 reizen naar India en Thailand.
Schrijvend over land en volk werd ook
hij aldaar geconfronteerd met het pro
bleem oost-west, zij het dan dat dit
probleem een van de vele onderwer
pen in zijn boek is, terwijl „oost" in
dit deel van de wereld rood-China is
in plaats van de Sovjet-Unie.
Men moet dit nieuwe boek van Den
Doolaard niet zien als een bundel reis
verhalen, doch als een verzameling re
portages van de beste soort. Niet als
toerist, maar als pelgrim trok hij rond,
zo zegt hij zelf. Daardoor, en door het
schrijversschap van Den Doolaard zijn
die reportages over Tibet, het Boeddhis
me, Indische tradities, het kastenpro-
bleem, de hel der steden, een trektocht
door de Himalaja, doch vooral ook door
die hoofdstukken waarin hij de proble
matiek van het zelfstandige India tracht
te verklaren en te ontleden, doortrokken
van een bewogen geïnteresseerdheid
met de mens en diens levensgeheim.
Meer dan beschrijven en uitbeelden,
wil Den Doolaard doorgronden en bele
ven, en dat is de grootste waarde van
dit boek. Het is niet nodig in te gaan
op het vermogen van de -auteur de din
gen voorstelbaar te maken, zoals het
ook niet nodig is in te gaan op zijn
kunst in het hanteren van de taal.
Ook in dit boek legt hij daar over
duidelijk getuigenis van af. Toch, hoe
knap de reportages en beschouwingen
ook geschreven zijn, is ons Den Doo
laard als romancier en meestervertel
ler liever. Wat hij in die hoedanigheid
heeft geschapen bezit dikwijls een gro
tere spankracht dan welke reisindruk
ook.
Wat men ten slotte en dat. heeft,
niets met zijn kunstenaarschap te ma
ken bijna met verwondering, om
dat hét voor hem onvoorstelbaar leek,
constateert: dat zelfs bij Den Doolaard
de last der jaren begint te drukken.
Hij geeft dat overigens zelf toe, met
een ondertoon van weemoed en spijt. De
onvermoeibare, van de verten onver
zadigbare zwerver is gaan beseffen,
dat zijn uithoudingsvermogen begrensd
is geraakt. Wat hem overigens niet be
lette op 59-jarige leeftijd in zijn eentje
een Himalajatop vam meer dan 6000
meter te bestijgen.
,-,Ik wist dat ik nu 300 meter hoger
stond dan de top van de Mont Blanc.
Ik begreep dat ik hier waarschijnlijk
nooit zou terug kunnen komen; de ja
ren zoudep stijgen, de krachten dalen.
Ik stond dus fysiek op het hoogtepunt
van mijn leven. Ik had mij trots moe
ten voelen, maar het lukte niet".
Hans Kops