Kunstknipwerk NIEUWE UITGAVEN vorm een van \ll Nieuwe uitgaven ZATERDAG 16 MAART 1963 Erbij Jhr. F. J. E. van Lenneps herinneringen aan een gesloten gemeenschap uit een voorgoed voorbije tijd PAGINA I) K l i 9 9 9 MEVROUW I. G. KERP-SCHLESINGER te Bussum heeft een merkwaar dige, maar mooie en kunstzinnige hobby. Zij verstaat tot in de perfectie de kunst iemands gevoelsleven uit knipsels te lezen. Praat met haar over kunst knipwerk en u zoudt wensen een schaar in de vingers te hebben om er dan een gewoon stuk papier mee te bewerken tot een fraai zwart-wit schilderij. Want een gesprek met haar leert u dat knippen niet alleen op kleuterscholen wordt beoefend, maar dat het voor tientallen volwassenen een vrijetijdsbe steding, een uitingsmiddel, zélfs een kunstmiddel is. :v Mevrouw Kerp probeert sinds een aantal jaren de Nederlanders t^rug te brengen tot de schaarkunst. Zij weet als geen ander over deze oude Nederland se vojkskunst te vertellen. Zij heeft er zelfs een ujtgebreide studie van ge maakt. Duizenden mensen produceer den zo'n driehonderd jaar geleden met de schaar tienduizenden fraaie ilhouet- figuren. Onze koopvaarders brachten deze kunstvorm mee uit China. Doch ters van regenten volgden als eersten het Chinese knipwerk na, als zij niet borduurden of musiceerden tenminste. SPOEDIG BREIDDE de knipkunst zich over alle lagen van de bevolking uit. Het werd een ware rage, maar dan een rage van lange duur, want on ze voorouders knipten tientallen jaren lang. In arbeidershuizen werd geknipt, maar ook in rijke patriciërswoningen. Zoveel Nederlanders hebben een paar honderd jaar geleden de knipkunst be oefend, dat een Duitser in 1792 in een reisbeschrijving de schaarkunst als „ein hollandische Nationalvergnügen" aanduidde. In het museum in Franeker wordt zo'n vroeg werkstuk nog met zorg be waard. Het werd geknipt door Anna Maria Schuurman die beroemd was om dat zij het eerste kunstgebit maakte, omdat zij een Ethiopisch woordenboek samenstelde en vooral ook omdat zij met de grootste geleerden van haar tijd in contact stond. Johanna Koerten kreeg in de tijd dat Rembrandt voor zijn Nachtwacht f 1600 ontving, voor één enkel bloemenknipsel maar liefst 4.000. In het buitenland waren ook be roemdheden die silhouetfiguren maak ten. Goethe was een van hen, en ook de sprookjesschrijver Andersen. Me vrouw Kerp heeft enkele van hun pro- dukten in haar collectie die meer dan zeshonderd kostbare antieke rn moder- 'ne knipsels uit vele landen van Europa en Azië telt. OVERAL WERDEN trouwens heel fraaie werkstukken geknipt. Mevrouw Kerp ontdekte dat opnieuw toen in het voorjaar van 1960 de burgemeester van Maarden het idee kreeg in zijn raad huis ten bate van het Vluchtelingen- fonds een tentoonstelling van modern en antiek Nederlands knipwerk in te richten. Hij vroeg mevrouw F erp om medewerking. Maar hoe aan nog méér Nederlandse knipsels te komen dan me vrouw Kerp reeds had verzameld? De tentoonstellingscommissie be schouwde dit als een niet op te lossen moeilijkheid. Maar mevrouw Kerp stel de voor een ingezonden stuk te schrij ven in de Bussunjse Courant. Niemand, behalve zijzelf, geloofde daar iets mee te kunnen bereiken. Maar zij kwamen bedrogen uit: want hij tientallen war den de knipsels thuisbezorgd. Uit oude Bijbels, uit kisten op rommelzolders, uit de meest onmogelijke hoeken wer den antieke knipsels opgedoken. Enke le waren zo goed dat zij heel gemak kelijk een vergelijking kunnen door staan met het knipwerk dat in het ver maarde Victoria Albertmuseum in Londen met de grootste zorgvuldigheid wordt bewaard. Mevrouw Kerp stapt nu vele malen per maand met een grote koffer vol kostbare knipsels haar woning in Bus- O nee mevrouw! Dat kan ik niet. Als ik nu zou kunnen tekenen! En dat js 't hem nu juist: er is helemaal geen tfekentalent bij nodig!" Op een Volkshogeschool in Keulen zette mevrouw Kerp eens een groep leerkrachten aan het werk. Twee teken leraressen lieten de schaar op tafel lig gen. „Wij kunnen tekenen, dus wij heb ben het knipwerk niet nodig" zeiden zij tegen mevrouw Kerp. „Ziet u dan kans om op het teken bord een volkslied te illustreren?" „O nee, mevrouw! Daarvoor moet je kunstenaar zijn!" „Probeert u het dan eens met de schaar." De leraressen gingen ongelovig aan het werk. En in minder dan een uur tijd hadden zij een prima werkstuk ge maakt. En wat is nu het vreemde, het verrassende? Als mevrouw Kerp na haar lezing haar „leerlingen" de gele genheid geeft te gaan knippen, rijn er altijd wel enkelen die voor het knippen geen fantasie hebben en dan een voor- Mevrouw I. G. Kerp—Schlesinger te Bussum, deskundige in de knipkunst, zet met grote aandacht de schaar in het papier. ons land werd ingevoerd, hier grote massa's enthousiastelingen vond, maar die al tweeduizend jaar daarvoor in China werd beoefend. Daar bestaat deze kunstbeoefening trouwens nog onder andere als com municatiemiddel. Want bijna negentig percent van de Chinezen is nog anal fabeet. Maar met geknipte briefjes kun nen zij uitstekend corresponderen. Een vis, een vogel, een hert hebben alle maal verschillende betekenissen en symboliseren dank, moed of vreugde. Zelfs de tegenwoordige regering van China maakt nog gebruik van dit voor ons o zo hoog-beschaafde en zeer ge leerde mensenprimitieve com municatiemiddel. Onder andere om mannen op te roepen voor het leger Dick Dijs ER ZIJN LEGIO voorbeelden dat knipwerk vaak diepe psycholo gische achtergronden heeft. Een meisje van zeventien jaar knipte een tafereel van Jozef en Maria in Egypte. Maria zit onder een palmboom, het kindje Jezus loopt op haar uitgespreide armen toe. Maar Jozef hoort er niet meer bij. Met de ezel loopt hij het beeld uit. Want de ouders van het meisje waren pas gescheiden. De vader was weggegaan. Een vreselijk bescheiden man die nooit een woord\ durfde te zeg gen, knipte een tafereel waarin hij. op een zeepkist staande, een groot aantal mensen in het openbaar toe spreekt. Op papier had hij wel de moed te spreken. Een leerling van een school voor slechtzienden kon door een licha melijke handicap nooit touwtje springen een spel dat op die school erg geliefd was. Het meisje knipte twee vrolijk springende paardjes en uitte daarmee onbe wust haar verlangen zelf eens touwtje te kunnen springen Adèle Schopenfiauer, zuster van de vermaarde dichter, knipte eens een schitterend bruiloftstafereel. Zij was mismaakt en wist zelf nooit zoiets te zullen meemaken. Met het knipsel gaf zij vorm aan een voor haar onvervulbare wens. Een schitterend tafereel van mevrouw Kerp: musicerende insekten. sum uit om lezingen te houden op scho len, voor studentenverenigingen, voor jeugdclubs, in sanatoria en voor aller lei verenigingen van volwassenen. Zij doet dat sinds 1952, toen zij in Utrecht tijdens een tentoonstelling „Goed Wo nen" ontdekte dat iedereen vlot met de schaar overweg kan. Mevrouw Kerp geeft geen les van: en nou moet je zo doen en dan zo. Zij geeft helemaal geen les. Zij vertelt wat over de knipkunst Jan vroeger en als haar relaas een interessant punt heeft bereikt, zorgt zij er met opzet voor dat de aandacht van haar toehoorders gaat verflauwen. Zij pakken dan schaar en papier en gaan proberen zelf knipsels te maken. Langs een psychologisch juiste weg slaagt mevrouw Kerp er steeds weer in haar toehoorders zon der aansporing aan het werk 'e krij gen, zij weet op een voor haar luiste raars onopmerkelijke manier het klep je tussen het bewustzijn en het onder bewustzijn los te maken. De resultaten zijn altijd bemoedigend. Een leraar zei eens tegen mevrouw Kerp: „Hoe is het mogelijk dat een kind dat bij mij twèe linkse handen heeft, dit bij u kan pres teren!" „DE MEESTE MENSEN vergeten dat zij creatieve capaciteiten bezitten" zegt mevrouw Kerp. „Met scha. r en papier is het mogelijk de fraaiste ta ferelen te maken en zich daarin ook uit te leven. Heel veel mensen zeggen: beeld kiezen uit de meer dan zeshon derd knipsels die mevrouw Kerp aan de muren heeft opgehangen. Leerlingen met een uitgesproken tekentalent kie zen uit deze hoeveelheden knipsels dan altijd als voorbeeld het werkstuk van de Duitse tekenleraressen. Tot nog toe trachtte mevrouw Kerp de kunst van het knippen alleen via lezingen te verbreiden. Daar komt nu verandering in. Zij is druk bezig een in boekvorm te verschijnen handleiding te schrijven. Bovendien loopt zij met het plan rond een schriftelijke cursus te gaan samenstellen. Mevrouw Kerp slaagt er voortdurend in mensen enthousiast te maken voor deze oude Nederlandse volkskunst die ongeveer driehonderd jaar geleden in Bij de Wereldbibliotheek is „Noa Noa" gepubliceerd, het boekje dat Gau guin schreef over zijn ervaringen op Tahiti. De vertaling is van Johan de Molenaar en men leest dit boekje, als of er geen taalverschil bestond. De Fransman komt zo heel gewoon dicht bij ons. Soms houden we van hem. Dan weer hindert Gauguins sterke egocen trisme Dat missie-paters weten, dat op Tahiti niet altijd met grote waardering vèn de schilder gesproken wordt, be hoeft niet te verwonderen na lezing van dit menselijke document van iemand, die zich onmogelijk helemaal kon los maken van zijn Westeuropese afkomst en vorming. Zijn schilderijen blijven een prachtig eerbewijs aan het door hem uitverkoren volk. „TEKEN AAN DE WAND" is een Zwart Beertje," dat samengesteld werd door de Vereniging van Beoefe naars der Monumentale Kunsten" met steun van het Prins Bernhardfonds. Dr. Bettina Spaanstra-Polak schreef een inleiding tot de monumentale kunst in Nederland. Gedwongen vermoedelijk binnen een klein bestek te blijven, bleek het de schrijfster moeilijk een figuur als bijvoorbeeld Sjollema voldoende re liëf te geven. Van de leden van ge noemde vereniging wordt ook verslag gedaan door foto's van een der recente* werken en een portret. De 51 portret ten van de fotograaf Cor van Weele lij ken mij uitstekend en amusant voor hen die de modellen kennen. Duidelijk wordt dat in Nederland op het gebied van monumentale kunst de laatste ja ren veel ondernomen werd. Dat was dan overigens niet alleen door de leden van de V.B.M.K. Gezien een en ander in dit boekje kan het Haarlemmers verwonderen, niets van enkele stadge noten te ontmoeten. „RODE BARETTENdoor Tièrre Leul- liette, uitgave van De Boekerij n.v., Baarn. DIT, IN FRANKRIJK verboden, docu ment over de oorlog in Algiers is schokkend. Leulliette meldde zich voor het Franse leger; hij was 18 jaar, het burgerleven moe en werd aangelokt door het avontuur. Hij werd irtgedeeld als parachutist en na een summiere op leiding naar Algerije verscheept. Vrij wel zijn gehele diensttijd, van novem ber 1954 tot eind 1957, bracht hij door in dit deel van Noord-Afrika, hoewel bij N zijn vertrek uit Frankrijk de onderne ming een „militaire wandeling" en een „vakantie van hoogstens drie maanden" werd genoemd. Leulliette nam deel aan alle belangrijke veldslagen, met inbe grip van de bloedige slag om Algiers. Ook was hij betrokken bij het Suez- kanaalavontuur. Hoe de Franse regering en de Franse legerleiding alles wat in Algerije in 1954 aan de orde kwam, onderschatten, wordt in dit boek van een voormalig para chutist, een jongen nog toen zijn gru welijke ervaring begon, onthutsend dui delijk. Het zal een van de redenen zijn waarom deze „herinneringen van een para" in Frankrijk werden verboden, maar zeker niet de enige. Leulliette, verlost uit een hel van onmenselijkheid toen de drie jaar waarvoor hij gete kend had ten slotte toch voorbij waren, deed meer dan het falen van Frankrijks machthebbers blootleggen. Door zijn herinneringen ongekunsteld en uitvoerig op te schrijven, vertelde hij de verbijs terende waarheid over de strijd in Al gerije, een waarheid waarvan de door snee Fransman geen weet had en mis schien nog niet heeft. Een waarheid, die de lezer de onmenselijke misdaden in herinnering roept, waarvoor Duitse oorlogsmisdadigers zich na de tweede wereldoorlog ten overstaan van de ge hele beschaafde wereld moesten verant woorden. De herinneringen van Leul liette betekenen, dat met naakte feiten rekenschap wordt gegeven van een af schrikwekkende episode uit de jongste historie van een beschaafde natie. Pierre Leulliette moge geen Ernie Pyle zijn, of een Norman Mailer, hij vertelt zijn herinneringen aan een oor log. die uitliep op een zinloze broeder moord en die ontaardde in sadisme en redeloosheid, compleet met massa moorden en folterkamers, alsof hij schildert. Daardoor krijgt de lezer oök een soms bijna poëtische tekening van land en volk aangeboden, van een prachtig land en een volk met grote tradities, die schrijnend contrasteert met de ellende, die mensen elkaar en zichzelf kunnen aandoen. „Ik he.b begrepen, eindelijk: er be staat een groter" gevaar dan te sneu- velen! Het gevaar alles te vei-liezen wat van mensen mensen maakt." Dat be seft Leulliette, aan het eind van het boek terugkerend in zijn vaderland, als hij op de Marseillaanse kade honder den soldaten gereed riet staan voor in scheping naar Algerije. „ONTMOETING bij het laatste oor deel" door Petru Dumitriuuitgave van C. de Boer jr. in Hilversum. IN FRANKRIJK schreef deze uitge weken Roemeen, die in zijn vaderland drie maal een staatsprijs voor littera tuur kreeg, een ten dele autobiografi sche roman, die eigenlijk iedere bewo ner van het „vrije westen" zou moe ten lezen. Voor velen zou dat lezen neerkomen op een soort schokterapie. Het verhaal, geschreven in een sobere, ingehouden en mede daardoor indruk- Dit is de afbeelding die onbewust door knippers met een uitgesproken teken talent en weinig fantasie met de schaar altijd uit meer dan zeshonderd knipsels als voorbeeld wordt gekozen. Het is een knipsel dat twee Duitse tekenleraressen in Tuinder dan een uur tijd maakten. „Late regenten" VAN DE NOG geen jaar geleden onder de titel „Late regenten" bij Tjeenk Willink verschenen familie herinneringen van jhr. F. E. van Lennep is dezer dagen reeds een tweede druk verschenen. De publieke nieuwsgierigheid strekt zich niet slechts tot de rozegeur-en-maneschijn- verhalen over vorstelijke vedettes uit; het doen en laten van op een lager plan bevoorrechte families is blijk baar evenzeer in staat de aandacht te trekken. WIE DE MéMOIRES van jhr. Van Lennep vooral zou lezen om eens te weten wat zich achter de muren van de grote landgoederen in Heemstede of 's Graveland of in hun Amsterdamse sociëteiten heeft afgespeeld, zal niet te leurgesteld worden, want het wemelt op elke bladzijde van de dure namen: de Van Lennepen zelf in de eerste plaats, de Backers en de Dedels, de Van Wickevoort Crommelins, de Van Loons, de Borski's enzovoort. Toch mis kent men dan de opzet van de sehrij- ver, die vooral vanuit zijn eigen ge zichtshoek het beeld heeft willen vast leggen van een tijd waarin de kring waartoe hij behoort een onevenredige, zij het geleidelijk zwakker wordende in vloed op de samenleving doet gelden. Jhr. Van Lennep berust in die ook vol gens hem onvermijdelijke maatschap pelijke ontwikkeling, maar het is be grijpelijk dat in elke zin de weemoed om een voorgoed voorbij verleden door klinkt. Wellicht ook dat hij daarom zijn familie-album sluit voordat de onbarm hartige ontluistering der twintigste eeuw begint. INTUSSEN KAN men jhr. Van Len nep moeilijk verwijten dat zijn sympa thie jegens deze hem na staande pa triciërs tot een verdoezeling van hun feilen heeft geleid. Integendeel is er al le aanleiding zijn objectiviteit te prij zen. Fijne humor en bondige formule ringen, die aan Busken Huet doen den ken, waarborgen een puur leesgenot, zelfs voor hen die geen enkele binding met het onderwerp kunnen voelen. Twee voorbeelden daarvan. Over de pa triottische opvattingen van mr. Jan Pieter van Wickevoort Crommelin heer van Berkenrode merkt hij droogjes op: „Ook de rijken kunnen revolutionair zijn". En over de wel stand van de negentiende-eeuwse rij ken: „De nieuwere vermogens hadden doorgaans een nul meer dan de oude re." OVER GELD wordt door „Late re genten" veel gesproken en soms ook getwist, maar gelukkig niet over geld alleen. Kunst en wetenschap hebben in sommige leden van deze gepriviligeer- de gemeenschap voortreffelijke diena ren gevonden. De schrijver laat hun dan ook veel recht wedervaren. Maar juist gezien de breedheid van blik wel- Familiegroep Spanderswoud (1893). Van links naar rechts (zittend): Isabella van LennepBacker met Anna Catharina van Lennep, Johanna Elisabeth Backer- de Wildt, Johanna Elisabeth Blaauw en Anna Maria BlaauwBacker met Da vid Anne Blaauw; (staand): David Eli za van Lennep met Sophia Wilhelmina Petronella van Lennep en Abraham Jacob Blaauw met Frans Johan Eliza van Lennep en Gerard Cornelis Blaauw. ke jhr. Van Lennep in vele opzichten eigen is, verwondert het des te meer dat hij nooit eens over de omheining van zijn buitenplaatsen kijkt. Voor hem en zijn standgenoten houdt de wereld daar op. Het is hun tragiek dat zij nim mer hebben gemerkt dat zij daar pas begint. J. H. Bartman wekkende stijl, betekent een dodelijke veroordeling van een regime aciiter het ijzeren gordijn, vooral ook door het sar casme, dat overal vlak onder de opper vlakte merkbaar is. Geprojecteerd op de geschiedenis van de hoofdfiguur wordt beschreven hoe in het Roemenië van na de oorlog de macht naar willekeur wordt gehan teerd. De auteur schetst de voortduren de angst die de machthebbers hebben, omdat zij elk moment het slachtoffer van de partij kunnen worden, als die partij het om welke reden dan ook no dig acht een andere koers te gaan va ren. Een van die redenen was, Époen zal het zich herinneren, het overlijden van Stalin. Zó staan lieden die zich ten koste van anderen omhoog gewerkt heb ben, in de gunst, zó worden zij j,uit genodigd" hun fouten en misslagen te „erkennen" op openbare „vergaderin gen", die niets anders zijn dan partij tribunalen. Wie vrienden waren, verra den en beschuldigen elkaar korte tijd later, om de eigen positie te behouden. Wie het waagt te argumenteren of zich te rechtvaardigen, zich beroepend op recht en rede, wordt als „verrader van het volk" uit de partij gestoten, waar na hem het leven onmogelijk wordt ge maakt. Die voortdurende dreiging hangt ook boven het hoofd van de hoofdpersoon in het verhaal. Onafwendbaar, de rede verbijsterend en de mens als eenling verpletterend, komt ook zijn „veroorde ling" nader in de vorm van een sa- distisch-vernuftig net van intriges en een opeenstapeling van dóorzichtige, doch onweerlegbare leugens. Na zijn veroordeling, die hem tot een wrak en zijn vrouw tot een vertwijfelde maakt, weet het slachtoffer in dit boek maar één methode om een menswaardig be staan te bereiken: de vludht naar het Westen, waar men zijn vrouw mag lief hebben zonder haar voortdurend af te moeten staan wil men in de gunst blij ven, waar men naar eer en geweten werken kan, zijn iiefhebberijen er op na mag houden, zijn persoonlijkheid kan laten gelden, kortom waar men mens kan zijn. Door zijn „schuld" *,e bekennen wordt de ik-figuur in het boek weer in genade aangenomen en door verraad aan zich zelf te doen weet hij het vertrouwen van gelijken en superieuren te herwin nen. Op die wijze schept hij zich de gelegenheid om samen met zijn echt genote via Berlijn de vlucht te nemen; waarna in het zelfgenoegzame, verwe kelijkte westen, dat bij lange na niet het beloofde land blijkt, te zijn, de prijs van hun vrijheid man en vrouw blijft achtervolgen. De prijs was een kind van 8 maanden, dat zij moesten achterla ten. Eerr beklemmend boek, dat de on heilssfeer. die Koestier' reeds voor-de oorlog met zijn „Nacht in de middag" wist op te roepen, tot een dreiging en een waarschuwing van een beangsti gende realiteit maakt. Afgezien van de inhoud ook een boek, dat duidelijk maakt dat Dumitriu een groot schrij ver is. PRINSENpriesters en paria'sdoor A. den Doolaard, uitgave van Querido in Amsterdam. A. DEN DOOLAARD maakte in 1960 en 1961 reizen naar India en Thailand. Schrijvend over land en volk werd ook hij aldaar geconfronteerd met het pro bleem oost-west, zij het dan dat dit probleem een van de vele onderwer pen in zijn boek is, terwijl „oost" in dit deel van de wereld rood-China is in plaats van de Sovjet-Unie. Men moet dit nieuwe boek van Den Doolaard niet zien als een bundel reis verhalen, doch als een verzameling re portages van de beste soort. Niet als toerist, maar als pelgrim trok hij rond, zo zegt hij zelf. Daardoor, en door het schrijversschap van Den Doolaard zijn die reportages over Tibet, het Boeddhis me, Indische tradities, het kastenpro- bleem, de hel der steden, een trektocht door de Himalaja, doch vooral ook door die hoofdstukken waarin hij de proble matiek van het zelfstandige India tracht te verklaren en te ontleden, doortrokken van een bewogen geïnteresseerdheid met de mens en diens levensgeheim. Meer dan beschrijven en uitbeelden, wil Den Doolaard doorgronden en bele ven, en dat is de grootste waarde van dit boek. Het is niet nodig in te gaan op het vermogen van de -auteur de din gen voorstelbaar te maken, zoals het ook niet nodig is in te gaan op zijn kunst in het hanteren van de taal. Ook in dit boek legt hij daar over duidelijk getuigenis van af. Toch, hoe knap de reportages en beschouwingen ook geschreven zijn, is ons Den Doo laard als romancier en meestervertel ler liever. Wat hij in die hoedanigheid heeft geschapen bezit dikwijls een gro tere spankracht dan welke reisindruk ook. Wat men ten slotte en dat. heeft, niets met zijn kunstenaarschap te ma ken bijna met verwondering, om dat hét voor hem onvoorstelbaar leek, constateert: dat zelfs bij Den Doolaard de last der jaren begint te drukken. Hij geeft dat overigens zelf toe, met een ondertoon van weemoed en spijt. De onvermoeibare, van de verten onver zadigbare zwerver is gaan beseffen, dat zijn uithoudingsvermogen begrensd is geraakt. Wat hem overigens niet be lette op 59-jarige leeftijd in zijn eentje een Himalajatop vam meer dan 6000 meter te bestijgen. ,-,Ik wist dat ik nu 300 meter hoger stond dan de top van de Mont Blanc. Ik begreep dat ik hier waarschijnlijk nooit zou terug kunnen komen; de ja ren zoudep stijgen, de krachten dalen. Ik stond dus fysiek op het hoogtepunt van mijn leven. Ik had mij trots moe ten voelen, maar het lukte niet". Hans Kops

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 15