Muiterij op het Vrouwenschip j
Tante Patent en buurman Bezig
PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER
WELF SCHOENEN
JAC. VAN MARIS
door Hetirick Binder
IS EEN KUNST
WOL
EN
WOL
15
Ons vervolg verhaal
In één
moeite
door
DONDERDAG 21 MAART 1963
sr.MCi
O
86)
„Is vermoedelijk al gebeurd," zei
Sir Philip, en keek Adams boos aan.
„Waarom hebt u hem niet in een cel
gezet?"
„Ging niet," zei Adams lakoniek,
„aanklager voor de Kroon. Hij wil
Nunham nog de strop bezorgen".
„Moet ik hem dan direkt opkno
pen?" vroeg Sir Philip verbaasd.
„Daar moet u zelf maar over be
slissen," antwoordde de hertog.
„Adams zal u onze akten wel over
handigen."
Sir Philip keek de hertog bijna
dankbaar aan: „In elk geval blijft
uwe hoogheid de hoogste instantie."
„Ik zou u dankbaar zijn, als u daar
geen gebruik van wilde maken. Als u
George Nunham ophangt, heb ik maar
één wens: er niet bij te hoeven zijn."
Op dat ogenblik kwam kolonel Ste
vens terug. Hij meldde de dames en
heren van de kolonie. Sir Philip maak
te een uitnodigend gebaar naar de
wachtenden. Stevens werd het eerst
aan de*hertog en hertogin voorgesteld.
Het ging in volgorde van rang. Na
Stevens kwam de arts, dokter Max-
ton, een waardig, maar nog jong heer,
vervolgens luitenant Macpherson met
zijn vrouw en ten slotte de andere
officieren van het fort met hun da
mes. Daarna kwam Collins, een grof
gebouwde man, met zijn vrouw. Bei
den voerden het beheer over de ge
vangenis.
Lil schrok, toen ze mrs. Collins zag.
Niet zozeer, omdat ze schraal en ma
ger als een vogelverschrikker was. En
ook de fonkelende brilleglazen stoor
den haar niet. Maar de vrouw had twe
boosaaardige, wrede plooien om haar
mond, die niets goeds voorspelden. Bo
vendien kreeg Lil nog te horen, dat
die vrouw het toezicht op de meisjes
zou krijgen.
Lil probeerde met haar in gesprek te
komen, maar ze zei onmiddellijk kort
en scherp als een pistoolschot:
„U bent miss Knotherwell?"
En toen Lil verwonderd ja zei, begon
mrs. Collins onbeschaamd te lachen:
„Zo" zei, „als we de meisjes maar
eenmaal hier hebben dan zullen ze
wel eens wat anders zien!"
„Hoe bedoelt u dat mrs. Collins?"
vroeg Lil.
„Ik heb gehoord, dat u op de „Ju
lian" drie muiterijen gehad hebt. Hier
zou zelfs een schaduw van een mui
terij ten enen male onmogelijk zijn!"
„Ja", zei Lil, „zo gaat dat met
muiterijen. Als we u gehad haddeh,
zou er misschien geen enkele zijn voor
gekomen. U moet maar eens precies
aan dokter Holborn vragen hoe het al
lemaal gegaan is". Ze boog zich voor
over en bracht haar mond dichtbij het
oor van mrs. Collins: „De tweede mui
terij was hem immers bijna gelukt."
„Wie", vroeg mrs. Collis verschrikt.
„Dokter Holborn", zei Lil. „Vraag
het hem maar. U zult zien, dat hij
er niet graag over hoort praten. De
derde muiterij hebben de meisjes na
melijk zonder hem op touw gezet, toen
hadden ze zijn raad niet meer nodig."
Mr. Collins keek Lil verbijsterd aan:
„Weet u dat heel zeker?"
„Maar mrs. Collins," zei Lil ver
wijtend, alsof ze elkaar al jaren ken
den, „sinds waneer liegen vrouwen te
gen elkaar, als ze elkaar geheimen
toevertrouwen?"
„Maar wat u daar vertelt is buiten
gewoon opwindend," antwoordde mrs.
Collins.
„Vertel u het in Gods naam niet
verder," zei Lil ironisch, „ik heb het
alleen maar aan u verteld."
De hertogin kwam op hen toe. „De
hertog wil vertrekken," zei ze tegen
Lil, „ga je mee?"
„Graag," zei Lil. „Ik had net een
interessant gesprek met mrs. Collins.
Zij zal het toezicht op de meisjes van
de „Julian" hebben,"
Mrs. Collins knikte. De hertogin en
Lil gingen naar de uitgang, waar de
hertog al stond te wachten, en met
Sir Philip aan het praten was.
Sir Philip was kennelijk nerveus.
Dat kwam door de houding van de
hertog. Sir Philip vertelde van de grote
mogelijkheden, die de nederzetting had
maar de hertog luisterde maar met
een half oor naar hem, alsof hij in ge
dachten alweer aan boord van de „Se-
ventrue" was, op de terugweg naar
Londen.
Sir Philip kende deze hoge heren.
Ze waren zeer grillig, wat hun hu- g
meur betreft, zeer ondoorzichtelijk in
hun hele wezen en het was onmo- e
gelijk je op hen te verlaten vxoor ze 'n
bepaalde zaak met hun erewoord had- g
den vastgelegd. s
Het was begrijpelijk dat de hertog g
niet erg geestdriftig was over de ont-
vangst, vooral door die onverkwikke- g
lijke scène met dokter Holborn.
Het zou heel goed mogelijk kunnen g
zijn, dat de hertog al over de terug-
reis dacht, terwijl hij hier nog met g
hem stond te praten over de toe- g
komst van de kolonie Dat dacht Sir g
Philip, en hij dacht nog meer.
En daar kwam ook de hertogin al s
aan, met die merkwaardige vrouw, g
die ze als een boezemvriendin behan- g
delde, en allebei zetten ze een gezicht g
alsof ze niet hadden kunnen vinden g
wat ze zochten.
Toen zei de hertogin, terwijl Sir Phi- g
lip de koude rillingen over de rug
liepen: „Ja, wat gaan we nu eigen- g
lijk doen, die hele lange dag?"
„Ja, wat doen we daarmee?" zei de g
hertog verstrooid. g
Sir Philip moest enkele ogenblik-
ken zijn ogen sluiten. Ja, zijn voor- g
gevoelen was juist geweest: de hoop, g
de hertog hier te kunnen houden, g
scheen niet groot meer te zijn.
Sir Philip had zich de laatste maan- g
den, als een kleine jongen op zijn ver- g
jaardag verheugd op de komst van g
de hertog. Met de hertog kon Sir Phi- g
lip in Londen alles bereiken. Hij had g
toegang tot de koning, was met Lord g
North verwant, en had de invloedrij- g
ke Lord Sidney al zover gebracht, dat
hij ook naar Port Jackson wilde ko- g
men.,
„Mag ik u voorstellen, nu het huis g
te gaan bezichtigen?", zei Sir Philip, g
Het huis had hij zich als verrassing s
voor het hertogelijk paar gedacht, en g
nu scheen het de beste manier, om g
al die vervelende dingen weer te g
doen vergeten.
HOOFDSTUK LV
„Welk huis?" vroeg de hertogin. g
Sir Philip sprak er opzettelijk een g
beetje vluchtig over. „Ik heb er na- g
tuurlijk aan gedacht, dat uwe hoog- g
heid een huis moet hebben om in te g
wonen. U zult er weliswaar wel de |j
voorkeur aan geven, voorlopig op uw
mooie „Seventrue" te blijven. Het huis
is .nog niet helemaal klaar. Ik heb g
pas meubels voor drie kamers."
„Een huis? Een echt huis, Sir Phi-
lip?" g
„Uwe hoogheid moet natuurlijk niet g
al te veeleisend zijn. Maar ik geloof g
toch wel, dat de omgeving heel mooi g
is." Ze stonden aan het strand.
„Kunnen we het zien?" vroeg de
hertogin. g
„Met genoegen hoogheid, we zullen g
er met de boot heenvaren."
De boot hoefde niet ver te gaan; g
ze gingen een kleine zijbocht in, die
achter een prachtig klein bos lag. g
„Maar dat huis is toch helemaal g
klaar!" riep de hertogin geestdriftig.
„Hoe hebt u dat zo vlug kunnen g
bouwen?", vroeg de hertog.
Sir Philip lachte: „Het ging alle- g
maal niet zo vlug. Ik laat er al een
jaar aan werken, want vroeg of laat
zou er toch een gouverneur moeten
komen. Maar sinds ik hoorde, dat uwe
hoogheid naar Port Jackson onder-
weg was, heb ik de bouw natuurlijk n
sterk bespoedigd. De koninklijke re- 3
gering stelde mij de nodige middelen
ter beschikking." g
„Ja maar, Sir Philip, het is eenvou- g
dig onvoorstelbaar," riep de hertogin, g
Om het huis heen lag een dergelij- g
ke tuin, als Sir Philip bezat. g
Ze liepen over een glad Engels ga- g
zon. Het huis had twee vleugels met g
in de voorgevel acht mooie, hoge ra- g
men. Het was weliswaar maar een
verdieping hoog. i
Toen de hertogin binnenkwam, was
ze buiten zichzelf van verrassing. g
Ze stond in een prachtige hoge hall
met een enorm tapijt, een kroonluch- g
ter, een schitterende schoorsteenman- g
tel, waarvoor een half dozijn stoelen 3
stond, precies zoals ze dat in Londen
gewend waren. De hall had aan de
achterkant een groot breed raam. dat g
ook als openslaande deur dienst deed. 3
waardoor ze in een nog mooiere tuin
konden komen.
(Wordt vervolgd)
VOORAL VOOR
£open
IN ALLE GEBIEDEN van de we
reld, waar nog primitieve mensen
wonen, lopen de vrouwen blootsvoets.
Zij dragen vaak vazen of manden op
het hoofd en hun manier van lopen is
totaal verschillend van de onze. Hun
gang is glijdend en licht, lijkt op de
dans en is ontspannen. In tegenstel
ling tot ons, beschaafdefi, die altijd
haast schijnen te hebben, altijd ergens
heen moeten of iets ontvluchten.
We kijken op straat en we zien
evenveel methodes van lopen, als we
mensen zien. Kenners kunnen uit het
lopen en de houding iemands per
soonlijkheid vaststellen en ook vaak
het beroep. Heel zelden ontmoeten
we een vrolijke, onbekommerde ma
nier van lopen. Die vrouw die zo'n
haast heeft en het hoofd naar voren
buigt, ze is vastberaden, toch be
vreesd haar doel te missen. Die an
dere, ze trekt haar voeten met zich
mee, ze slingert met haar armen, ze
getuigt van onverschilligheid. Maar
meestal lopen we snel, ook als we
geen haast hebben, we zijn het zo ge
wend, we staan stil met een schok
Éi
als iets onze aandacht trekt of als we
op onze plaats van bestemming zijn
aangekomen.
UITERAARD heeft iedereen een
eigen manier van lopen en die mag
daarom „natuurlijk" worden genoemd.
Maar dat wil nog niet zeggen dat wij
het lopen niet zouden kunnen ver
beteren. Om goed te leren lopen is
het allereerst nodig dat we ons oefe
nen goed te staan. Het hoofd recht
met de kin iets ingetrokken. De
schouders niet overdreven naar ach
tergetrokken maar ook niet omlaag. De
armen vallen losjes langs het lichaam.
De buik wordt ingetrokken, zonder het
bovenlichaam naar voren te kantelen.
De voeten staan naast elkaar. Deze
houding houdt u bij het lopen aan.
De voeten worden van achteren naar
voren afgerold. Die beweging voelt
u beter wanneer u met het oefenen
de voeten van de teen naar de hiel
afrolt. De tenen van uw voeten wijzen
niet naar buiten, maar veel minder
nog naar binnen. Stel dat u met uw
voeten naar binnen loopt, dan oefent
u ze naar buiten te zetten. In het be
gin zal dat wat onwennig zijn maar
dat herstelt zich vanzelf weer tot u
gewoon met uw voeten parallel loopt.
GAUW VERMOEID ZIJN vindt
vaak zijn oorzaak in het niet goed
lopen. Het eindje wandelen, dat u na
narigheden wat op moet luchten mist
vaak zijn doel, omdat het lopen op
zich u al te veel moeite kost en u te
veel inspant. Het zal beter gaan. wan
neer u zich bewust bent van de be
wegingen die u maakt en stelt u zich
eens voor dat u iets op het hoofd
draagt, dat er ieder ogenblik kan af
vallen. Op uw houding zal dan alvast
geen aanmerking meer te maken zijn.
In een zelfbedieningswarenhuis te
Haarlem is op de bovenste verdie
ping deze week een kapsalon ge
opend. Het gevolg van het succes
dat de kapsalons in diezelfde waren
huizen te Den Haag en Nijmegen
oogstten. Met het inkopen doen kun
nen de huisvrouwen zich dus nu in
een moeite door een nieuw kapsel
laten aanmeten. De salon geeft
ruimte aan 40 personen. We zagen
een demonstratie van de kapsels-
1963, waarvan u het resultaat op de
foto kunt bekijken.
Van links naar rechts. Het
kapsel „Derby" van de Weense
wereldkampioen Hans Bundy. Het is
vrij kort en sportief, vooral geschikt
voor het jonge meisje. l'Opérais
de naam van het kapsel ernaast.
Korte, nonchalante lokken, in de nek
vrij lang. Het is eenvoudig zelf te
onderhouden, want een strakke lijn
volgt de coiffure niet. Speciaal voor
lang haar ontwierp de heer Moenan-
dar de ligne „Paques". Het is opge
stoken maar valt van achteren in
een losse krul. „Telstar" is afkom
stig uit Duitsland. Het is massief en
ingewikkeld van lijn en daarom
meer een avondkapsel. „Joindre"
combineert de „Opera"- en de „tel
star-lijn. Het is aan een eenvoudige
lijn gebonden, maar geeft die indruk
niet.
Een nieuw soort vloeibare wenk
brauw make-up maakt het mogelijk
uw gezicht weer een ander uiterlijk
te geven, zonder dat het daarbij aan
natuurlijkheid verliest. Tot nu toe
was er het wenkbrauw-potlood,
waarmee u echter niet zo fijn te
werk kunt gaan, als met het penseel,
dat u doopt in de wenkbrauw vloei
stof. Enige oefening kost het wel
voor u de juiste penseelstreek te
pakken hebt en voor u er achter
bent wat bij uw gezicht past.
Huisvrouwen zijn meermalen van
oordeel, dat, wanneer zij wollen stof
fen of wollen artikelen kopen, waar
op vermeld staat all wool, pure wool,
danwel zuiver wol, zij te maken heb
ben met kwaliteitsartikelen, maar
tussen wol en wol bestaat nog een
hemelsbreed verschil. De meest nor
male wol is die, welke geschoren is
van gezonde schapen en in de wol-
handel wordt deze dan ook scheer
wol genoemd, in tegenstelling tot
„blootwol" die afkomstig is van ge
slachte schapen. Het verwijderen van
de wol van de huiden van déze ge
slachte schapen noemt men „bloten".
Voddenkooplui die regelmatig rond
gaan om gedragen kledingstukken voor
een zacht prijsje op te kopen, sorte
ren deze lompen op kwaliteit en
kleur en verkopen die dan aan kunst-
wolfabrieken. Deze kopen ook afval
len van textielfabrieken op, om ze
machinaal stuk te scheuren, waarna
kunstwol verkregen wordt. De naam
„kunstwol" is dps eigenlijk niet juist,
omdat deze grondstof niet kunstmatig
verkregen wordt, zoals bijv. rayon, dat
men langs chemische weg wint uit
hout. De kunstwol die ook wel met
de betere naam „geregenereerde wol"
aangeduid wordt, is uiteraard ook wol.
In de wollenstoffenindustrie wordt van
dit materiaal vooral in het goedkope
re genre een tamelijk groot gebruik
gemaakt, ter bijmenging voor aller
lei soorten stoffen. Kunstwol mist in
behoorlijke mate enkele eigenschap
pen, die juist aan zuivere scheerwol
eigen zijn, zoals veerkracht, vezel
lengte, sterkte en zachtheid van ge
voel, hetgeen na een tijdlang dragen
in de uit kunstwol vervaardigde kle
ding tot uiting komt.
Te weinig elasticiteit do.et kleding
in geringere mate vormhoudend blij
ven. Dergelijke kledingstukken zullen
vrij gemakkelijk de lelijke plooien
blijven houden, die tijdens het gebruik
aan knieën, zitvlak en ellebogen ont
staan, waardoor zij er veelal „gedra
gen" uitzien. Ook is de kunstwolve-
zel aan slijtage onderhevig. Tenslotte
is kunstwol veelal kont van vezel, wat
duidelijk in de stoffen te zien is, door
dat zij vrij snel kreuken vertonen.
Zelfs na langdurig uithangen van een
japon, costuum of tailleur, zullen zich
deze nare kreuken niet gemakkelijk la
ten verwijderen.
Alles hangt natuurlijk af van de
grootte van het percentage waarin
kunstwol is bijgemengd. Een gering
percentage zal de kwaliteit van de
stof niet schaden. Wij kunnen het
zelfs scherper stellen, door op te mer
ken, dat in tweed en velours bijmen
ging met een klein percentage kunst
wol, dikwijls het „slot" van de stoffen
ten goede komt. Doordat namelijk in
de spinnerij ook kortere vezels zijn
toegevoegd, krijgen de wollen draden
een betere vulling of zoals de vak
man het pleegt te zeggen, een goed
„slot".
Advertentie
Zitten zeer gemakkelijk
door hun ingebouwde steun
NIEUWE COLLECTIE
Telefoon 15051
Barrevoetestraat 19 by de Botermarkt
-v
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
SWAN FEATURES SYNDICATE
22. „Dames en Heren," sprak Wethouder Wipjes
plechtig. „Over enkele ogenblikken is het zover. Door
een lichte druk op deze knop zal ik de roltrap in be
weging stellen. Zodra de trap rolt, verzoek ik u allen
zich naar boven te begeven. Hiermede verklaar ik
t0ns nieuwe warenhuis voor geopend! Ik dank u voor
uw aandacht." De wethouder drukte op de knop. En
zacht zoevend begon de roltrap te draaien. Alle ge
nodigden gingen er op staan en lieten zich zwij
gend naar boven rollen. „Hebt u haar gezien.
vroeg tante Patent fluisterend aan Buurman Bezig die
vlak voor haar stond. „Wie bedoelt u?" fluisterde
Buurman Bezig terug. „Zuster Klivia.zei tante
Patent. „Ze staat DAAR. Voor die meneer!" Buur
man Bezig keek en een schok voer door zijn hele
gestalte. „Die lelijke brutale roetketel!" barstte hij
los. „Die manke sojaboon!" „Ssst.zei tante Pa
tent. „Pas toch op, Buurman Bezig. De mensen zul
len het horen. En gaat u vooral niet slaan, want dat
treft u altijd iemand anders." „Stuk antraciet.
siste Buurman Bezig nijdig. „Zwart stuk brussels
lof!" Hij knarsetandde van ingehouden drift. On
derwijl ging de de roltrap hoger en hoger.
64. Dokter Geestemelker tuurde verschrikt naar de
automatische huizenbouwer, die in de verte opdoemde.
„Hm roerselen bestaan dus wél mompelde
hij, „tja, dan zal ik een kleine verandering moeten
aanbrengen in mijn geneeswijze." Hij wendde zich tot
de agenten en sprak op vaderlijke toon: „Mannen, ont
span eens en luister goed. Ik heb nieuws voor jullie.
Roerselen „Roerselen bestaan niet," spraken de
agenten in koor zoals zij geleerd hadden. „Nee, nee,
laat de dokter uitspreken," zei de arts wat ongeduldig,
„roerselen bestaan wél!" Maar zijn eigen geneeswijze
had al te diepe indruk gemaakt. „Roerselen bestaan
alleen in de verbeelding van overspannen agenten," zei
brigadier Brakkeput, trots dat hij zijn lesje kende. „Ge
noeg gepraat!" riep commissaris Vleesjager, „opstaan,
mannen!" „Geen sprake van," viel dokter Geestemel
ker hem in de rede, „u heeft niets over mijn patiënten
te zeggen, commissaris. Zolang ze niet in roerselen
geloven, blijven ze in bed!"