Het vonnis over Aboe Simbel EEN AMERIKAAN s Nieuwe uitgaven ZIET NEDERLAND »p|eidi,is «fan m» ZATERDAG 6 APRIL 1963 Erbij PAGINA DRIB Nederlandse student is beter voorbereid voor de academische collega in Amerika Bob Tadema Sporry Ronald Jager HET VONNIS IS DUS geveld Aboe Simbel, de reusachtige Nubische rotstempel van de grote farao Ramses II en rijn grote en koninklijke gemalin koningin Nefertari, zal niet gered worden van de overstro ming. Aboe Simbel wordt het slachtoffer van de nieuwe dam bij Aswan. Dit bericht zal met gemengde gevoelens ontvangen zijn Zeer grote teleurstelling van de kant van Egypte en van de UNESCO, die zoveel moeite hebben gedaan om Aboe Simbel te redden. Ligt echter de mislukking niet in het waanzinnig dure Italiaanse plan, dat de tempel letterlijk wilde opcricken, na eerst het hele complex te hebben losgezaagd uit de omgevende rots Het heel wat reëlere en heel wat minder kostbare, maar minder spectaculaire plan van de Fransen een geweldige dam om de tempel leggen waardoor er een meer zou ontstaan op het oude niveau, zeventig meter onder het nieuwe, appel leerde niet voldoende aan de Egyptische lust tot het grootse en men koos de cricks. Helaas Want een bedrag dat zou variëren tussen de 40.000.000 en 60.000.000 bleek toch te gortig voor de kunstmin van de wereldAboe Simbel zal dus niet hoog en droog en wie weet zelfs wel veilig boven het water komen te liggen. Ik zeg expres wie weet zelfs wel veilig. Want er zijn meer dammen dwars door de Nijl gebouwd, ook de farao's lieten zich niet door moeilijkheden op waterbouwkundig gebied weerhouden. Die dammen verdwenen ech ter weer, want al is de Nijl dan eeuwig, mensenwerk is het zeker niet. De veronderstelling dat eenmaal de geweldige nieuwe Aswan-dam óók zal verdwijnen is dan ook niet zo boud als men misschien zou denken Het Ramsesseum te Thebe MAAR WAT GEBEURD IS is gebeurd en om zuurge- worden melk moet men niet treuren. Het is tenslotte een troostrijk feit dat er in Nubië een aantal tempels en andere monumenten wel gered worden, waaronder trouwens heel mooie. En wat een activiteit heerst er niet onder de archeo logen van de gehele wereld! Weet u wie er allemaal in Nubië werkzaam zijn? Polen, Zwitserland, Spanje, Tsjecho- slowakije, Rusland, Oostenrijk, Canada, Amerika, Rusland, Nederland, West-Duitsland, Groot-Brittannië en natuurlijk Egypte zelf. Geen slecht resultaat in onze verwarde wereld. WAT GEBEURT ER nu in Nubië en wat is er al gebeurd? We moeten oe- ginnen met te vertellen, dat dit niet de eerste keer is dat men zich druk maakt over Nubië. Reeds tussen 1907 en 1912 en ook tussen 1929 en 1934 was er een grote archeologische drukte gaande want eerst werd de oude Aswan-dam gebouwd en daarna werd deze verhoogd. Men deed er heel wat belangrijke ont- ontdekkingen, maar één ding moeten we heel goed in het oog houden: Nooit zijn er in Nubië monumenten gevonden die ook maar kunnen tippen met die van Egypte zelfl EN NU ZAL DE waterspiegel van de Nijl boven de dam hoger stijgen dan ooit het geval is geweest; langzaam aan, het is waar, maar een hoogtever schil van bijna 7 meter is genoeg om heel Nubië van de kaart te vegen en dat is toch wel iets om even bij stil te staan. In onze tijd, waarin de ene nieuwe staat na de andere ontstaat, kan het ook gebeuren dat er een land ver dwijnt! Helemaal verdwijnt en dat de bewoners van dat land weg moeten om opgenomen te worden in een ander volk, in dit geval het Egyptische. Wat niet zal meevallen want er is een groot ver schil tussen Nubiërs en Egyptenaren. In plaats van 'n land wordt Nubië nu een zee, een zee van zoetwater welis waar, en op de bodem van die zee zullen langs wat eens de Nijloevers waren eeuwenoude monumenten liggen als in een droom van Jules Verne.Maar één ding mogen we niet uit het oog ver liezen, de grote dam móet er komen wil Egypte blijven voorbestaan. WAT WORDT ER nu gered in Nubië? Meer dan u denken zoudt. Het wereld beroemde Philae met zijn verrukkelij ke kiosk blijft behouden en wordt zelfs veel mooier door een Nederlands plan voor de redelijke prijs van 6.000.000. In 1967 kan men hier met het werk be ginnen. Amerika zal het (waarschijn lijk) bekostigen. Duitsland heeft de gro te tempel van Kalabshe voor zijn reke ning genomen, de grootste van Nubië. In 1961 is men ermee begonnen, in de zomer van 1962 was de afbraak voltooid (Egyptische tempels zijn niet gemet seld). Men begon toen het water op zijn hoogst stond en steen voor steen werd er afgetild en met lichters wegge voerd. De tempel zal herbouwd worden op een prachtige, hoog gelegen plaats ten zuiden van de dam, waar ook de tempels van Qartasi en Beit el Wali een nieuwe standplaats krijgen. Het zou ons te ver voeren alle tempels te noe men. Zeventien monumenten zullen er in totaal gered worden, een werk dat miljoenen verslindt, geld dat gefour neerd wordt door de uitvoerende lan den en Egypte zelf. Dit is natuurlijk een prachtig resultaat. LATEN WE NOG EVEN terugkeren naar Aboe Simbel. Verdient deze tem pel werkelijk dat er om en nabij een kwart m.iljard gulden aan gespendeerd zou worden? Zou een dergelijk astro nomisch bedrag, stel dat het opge bracht zou worden, niet anders om niet te zeggen beter gebruikt kunnen wor den? Aboe Simbel is inderdaad een buiten beentje. De tempel is imposant, groot, fantastisch, prachtig gelegen, maar hoe staat het nu precies met de kunstwaar de? Ja en dan moet het hoge woord er uit, de kunstwaarde van Aboe Simbel is lang niet wat men ons wel wil doen geloven. Als we de tempel bijvoorbeeld vergelijken met 't Ramsesseum in The be, ook van Ramses II, dan komt Aboe Simbel er niet zo best af. Aboe Simbel is.... provinciaal! Dit is de bescheiden mening van talloze archeologen en kunstkenners, niet die van de UNESCO. Maar laten we nog even spelen met een schoon droombeeld. Als.ik her haal als de wereld genegen zou zijn een kwart miljard te offeren op het altaar van schoonheid en oudheidkun de, wat zou er dan met dat geld moe ten gebeuren? En dan geloof ik, dat er maar één antwoord zou kunnen zijn: dat geld moet niet naar Nubië maar naar Egypte. Want vat er in Egypte te gronde gaat is ronduit verschrikke lijk en dat is niet de schuld van dat land. Men mag nooit vergeten dat het „DIT OFFER van 60.000.000 m3 water aan de godin Hathor door de Wijze Mannen van het Westen is het wreedste, meest misdadige en meest zinloze offer ooit ge bracht op het altaar van een valse godsdienst. De staat moet worste len en het volk verkommeren, op dat professoren kunnen genieten en toeristen een plek kunnen vin den waarop ze hun namen kunnen krassen". 1902 WINSTON CHURCHILL bij de bouw van de eerste Aswandam toen het peil van de dam werd verlaagd van ruim 33 op 24 meter ten bate van bedreigde oudheden. GEEN AMERIKAAN kan een Nederlandse universiteit bezoeken zonder in bewondering te raken voor de taalkundige bekwaamheden van de Nederlandse studenten. Deze vaardigheid op het gebied der vreemde talen mag dan ten dele een noodzakelijk gevolg zijn van het feit dat het Nederlands geen wereldtaal is, maar het is toch ook het produkt van een opmerkelijk goed geleid schoolstelsel. Bovendien kan men in het algemeen veilig stellen dat, wan neer de Nederlandse student zijn in trede doet op een universiteit, hij bepaald beter voorbereid is dan zijn Amerikaanse tegenpool. Dit is een Hollandse verdienste en een Ameri kaanse tekortkoming, die van beide kanten erkend wordt. Tegerlijkertijd zijn beiden zich min der bewust van de mate waarin het de Amerikaan mogelijk is (en hem dikwijls gelukt) om in zijn vier college jaren de Nederlandse student voorbij te streven op elk gebied behalve op dat van de talen. De betere Ameri kaanse universtiteiten en „Colleges" met op geregelde tijden plaatshebben de examens en met de voortdurende competitie voor hoge cijfers zijn vaak meer gedisciplineerd dan de Neder landse universiteiten. Verder speciali seert de Amerikaanse „college"-stu- dent zich nog niet van zijn 18e tot zijn 22e jaar, en op die manier voltrekt zijn opleiding in de zoge naamde „liberal arts" zich later en sneller doch op een leeftijd waarop hij de leerstof wellicht beter in zich opneemt. Men kan zich bijvoorbeeld afvragen of Shakespeare intensief ge lezen moet worden op twintigjarige leeftijd dan wel zo nu en dan op vijf- tien- tot achttienjarige leeftijd. HET AMERIKAANSE „college" (dit is een vier-jarige opleiding in de „liberal arts" van 18 tot 22-jarige leef tijd) levert een unieke en, naar ik nog steeds geloof, een over het al gemeen waardevolle bijdrage tot de theorie en praktijk van het onderwijs. Alleen hebben de alombekende tekort komingen ervan in Europese ogen de zeer werkelijke verdiensten in de scha duw gesteld. Vele van die tekortko mingen werden veroorzaakt door de overheersing van de z.g. „Educa tional Departments" in universiteiten en „Teacher Colleges". Deze afdelin gen, die hier terecht ontbreken, hebben in Amerika veel meer daad werkelijke invloed uitgeoefend dan enig ministerie van onderwijs. In dit opzicht is het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en veel verantwoorde lij ker en academisch bekwamer in stituut dan welke Amerikaanse groep ook die men in invloed daarmee kan vergelijken. INTUSSEN WEEGT de Nederland se voldoening iets bereikt te hebben op tegen de wezenlijke Amerikaanse pogingen tot verbetering. Iedereen weet dat de verhouding student-pro fessor hier sterk verschilt van die in de Verenigde Staten. Naar mijn mening verwekt die verhouding hier meer Hollandse critiek dan Ameri kaanse lof. Maar wel vinden we iets prij zenswaardigs in het feit dat de stu dent hier gewoonlijk meer respect heeft voor intellectuele autoriteit en dus meer eerbied voor zijn hoofdle raar. Toch is er wellicht te veel vol doening over de voor de hand liggen de deugden van het Nederlandse stel sel en te weinig inzicht in de gebre ken ervan. Het beoordelen van som mige van die tekortkomingen is moei lijk en zou een sociologisch talent ver gen dat ik niet bezit. Maar mijn in druk is, bijvoorbeeld, dat een colle ge gegeven door een Nederlands pro fessor waarschijnlijk zou winnen aan gezonde zelfcritiek als de lezing was voorbereid in de verwachting dat de beste studenten na afloop de profes sor zouden omringen om beleefde maar vernietigende vragen te stellen inplaats van alleen maar stereotiep beleefd op te staan. En mijn indruk :s verder dat, als de veel publiceren de Nederlandse professor een werk college zou leiden met als onderwerp zijn meest recent verschenen boek, dit ten goede zou komen aan de stu denten, de professor en het volgende boek. Terwijl een Amerikaanse pro fessor om een tafel zittend debatteert met een dozijn van zijn vergevorder- grootse verleden als een molensteen om Egyptes nek hangt door de ontzaglijke onkosten die een dergelijke erfenis met zich meebrengt. Want al die monumen ten, die tempels, tombes, piramiden, om van de musea maar niet te spre ken, verslinden geld aan onderhoud en bewaking. Wie het grote museum van Cairo heeft gezien, een waar pakhuis met genoeg inhoud voor twintig nor male musea; wie heeft gezien hoe het prachtige Ramesseum hier en daar op instorten staat door gebrek aan geld; wie gezien heeft wat toeristen kunnen vernielen door gebrek aan bewaking; wie de kleine kinderen gezien heeft die zuilen aan flinterdunne stukjes hak ken (waarom? in vredsnaam waarom wie heeft rondgezworven door de palei zen van Malkatta buiten Thebe, paleizen die langzamerhand weer één worden met de woestijn; wie weet wat er allemaal nog op te graven, te restau reren, te conserveren, te catalogiseren en te bestuderen valt, die kan alleen maar vurig hopen dat het eens tot de Hierbij publiceren wij het tweede artikel van een viertal, waarin de jonge Amerikaanse filosoof Ronald Jager schrijft over zijn ervaringen als docent in Nederland. Reconstructie van de rotstempel van Aboe Simbel. Tekening van Auke A. Tadema, gebruikt door het Centre of Documentation and Studies on Ancient Egypt in Cairo in een pro- pagandabrochure voor het redden van Aboe Simbel. Zonderling ge noeg sprak men daarin van de 19e eeuwse artist Aub A. Talemi, een feit dat inmiddels door de nog springlevende tekenaar in tegen woordigheid van de leden van het Centre tot hun grote hilariteit werd rechtgezet. UNESCO en de rest van de wereld zal doordringen dat er in Egypte een taak ligt die vóór alle andere gaat: het red den en bewaren van Egyptes oude cul tuur, die misschien wel de grootste is die ooit bestaan heeft. Wie weet wal er in de toekomst nog eens te gebeuren staat? de studenten, is zijn Nederlandse col lega in zijn studeerkamer verschanst en onbereikbaar, bezig met het na gaan van de intellectuele invloed van X op Y - een beroeps-tijd verdrijf dat hier veel meer bewonderd wordt dan in de Verenigde Staten. Ik overdrijf natuurlijk, maar ik geloof dat het een waarheid is die overdreven wordt. ALS MEN HIER komt voelt men zeer sterk, wat thuis slechts vagelijk vermoed werd, dat wij Amerikanen te weinig gevoel voor academische traditie hebben, te weinig gevoel voor het studentenleven als een soort be roep dat opgeluisterd wordt door de waardigheid van openbare examens, de zwier van een gekleed kostuum en de explosiviteit waarmee het berei ken van academische mijlpalen ge vierd wordt. Het slagen voor examens wordt nooit vermeld in Amerikaanse kranten en zelfs benoemingen in de hogere rangen der universiteiten be reiken zelden de publieke pers en een professor is in het openbare leven gewoon „meneer". Zulke verschijn selen zeggen ons iets over het res pect van een samenleving voor zijn intellectuele leiders. Een laatste opmerking van andere aard. De mate waarop niet-openbare universiteiten en scholen hier rijks subsidie ontvangen zou de meeste Amerikanen verbazen, want wij heb ben zoiets nooit gehad. President Ken nedy, onder anderen, is van opinie dat in de Verenigde Staten een der gelijke regeringssteun voor niet-open- bare scholen strijdig is met de grond wet van de Verenigde Staten. Ik ge loof dat hij tot dit standpunt geko men is niet zozeer met het oog op de grondwet (die over dit punt niets vermeldt) maar met het oog op de mogelijke woede van die kiezers die tegen niet-openbare scholen zijn. Ik kan niet nalaten bewondering te heb ben voor wat mij toeschijnt te zijn de grotere rechtvaardigheid van de Nederlandse theorie die blijkbaar naar billijkheid in volle vrede in de praktijk wordt gebracht. Voor de kleinen verschenen bij A. W. Brrn en Zoon, Utrecht, drie aardige, stevige, in karton gebonden boekjes van Dick Bruna: „De vis", „De Ko ning' en „Circus". Deze frisse boekjes met hun grote helkleurige platen zijn heel geschikt voor het kleine kind. De korte rijmpjes erbij blijven gemakkelijk in het ge heugen hangen. De Bezige Bij, Amsterdam, gaf een alleraardigst boek voor jonge kinderen uit, „Het zwarte Pieten boek", door de originele schrijfster Hanny S. R. Meyler, met leuk bijpassende illustra ties van Robert Nix. Een heerlijk buitelend verhaal over Sinterklaas vóór hij naar Holland ver trekt en zijn stoet van zwarte Pieten, waarvan er vier thuis moeten blijven in Madrid om de boel op orde te hou den. De tekst is doortruffeld met bij passende verzen. De kleine lezers zul len ook aan dit boek weer veel plezier beleven. Echter ook de volwassen voor lezer, voor wie de schrijfster enige ter zijdes, met een knipoog, in petto heeft. Voor het jonge volk tot 8 jaar. Bij dezelfde uitgever: Kleine Isar, de vierde koning, door Bertus Aafjes, prentjes Eppo Doeve. Een bijzonder fraai uitgegeven boek, in groot formaat, gebonden en nog eens omsloten door een kartonnen hoes met dezelfde titelplaat als op het boek. Ber tus Aafjes kan dat nou wel zeggen, maar Isar is de vierde koning niet, die is al jaren geleden uitgevonden, opge schreven en uitgegeven door Gerard Walschap. Maar dat is nu niet zo ern stig, hij schreef een mooi verhaal, een durend terugblikken op Jezus' leven, want de kleine Isar die al te laat in Bethlehem aankwam, zal aldoor te laat zijn, tot hij uiteindelijk Jezus' door boorde voeten zien mag, in het graf, waaruit Hij verrijst. Een zeer mooie vondst is dat Isar een klein kind blijft, het hele verhaal door. Nu is het mis schien een vooroordeel van mij maar ik vind dit fijnzinnig verhaal en deze ver zorgde uitgave toch niet te rijmen met het feit dat er een beeldverhaal oftewel strip van gemaakt is. In de stroom van, als altijd razend handig gedane, speel- kaart-achtige prentjes van Doeve, drij ven er nogal wat boven die van een bepaald naar, afstotelijk sentiment zijn, dat niets meer met het sentiment van de tekst vandoen heeft. Toch, ouders, gaat zelf het boek eens bekijken in uw boekhandel, mogelijk spreekt hier wer kelijk bij mij vooroordeel mee en vindt gij deze uitgave zeer geslaagd. In de reeks Prisma-juniores, uitgeverij Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, verscheen „Het paardeneilaruT door Eilis Dillon, oorspronkelijke titel The Island of Horses, vertaald door H. A. Dirks-van Genderen, ill. Richard Ken nedy. Een, in de goede zin, spannend ver haal, dat zich afspeelt op eilandjes aan de Ierse noordkust. Hoewel het wat dor geschreven is, ik weet niet of dit aan de vertaling ligt, is toch de sfeer van het, voor ons vreemde, landschap goed getekend. Kennedy maakte er aardige plaatjes bij. Voor omstreeks 12 jaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 17