Toni Boltini: ieder jaar een groter circus
1»
Ruim vijf miljoen Duitsers hebben griep - of doen net alsof
Tante Patent en buurman Bezig
PANDA EN DE JACHT OP JANSEN
ft
Ze zeggen dat ik gek ben
maar ik kan het niet laten
Regering wil een wettelijke
regeling voor massa-inenting
jm
Ons vervolgverhaal
Nieuw winterkwartier
Op ieders lippen
Enorme kosten
Concurrentiestrijd
MAANDAG 8 APRIL 1963
13
EEN OORSPRONKELIJKE ROMAN
DOOR KLAAS VAN DER GEEST
0-16
1 5)
Zijn maat vroeg, wat hij daarmee
eigenlijk bedoelde. Hij kreeg er geen
antwoord op en mompelde daarom
zelf iets over kerels, die waarschijn
lijk gedacht hadden op hun slofjes
hun pensioen te zullen halen. Daarna
viel hij zich zelf in de rede met de
verbaasde opmerking:
„Tjee en dan moet je je voor
stellen dat ze daar aan boord van de
Jap geen idee hebben van wat him
boven het hoofd hangt Hij
grijnsde, maar de grijns vervaagde,
toen hij die gedachte voor zich zelf
verder uitspon. „Het kan een boot
zijn met de ruimen vol troepen, die
nu nog menen, dat ze op weg zijn
naar Malakka
De Rotterdammer zei: „Ik hoop
niet, dat de eerste schoten er naast
zijn later kan het me niet zoveel
meer schelen, maar die eerste moe
ten midden in het doel terechtko
men
Hij grijnsde even. De spanning
werd bijna ondraaglijk. De mannen
van de wacht op de brug tuurden met
het blote oog en met kijkers naar
de koopvaarder. Ze konden de lijnen
van de donkere romp en de opbouw
al duidelijk onderscheiden. Ze zagen
ook de roetzwarte rook, die opwolkte
uit de hoge schoorsteen. Er was een
sergeant van de mariniers, die met
zijn gebalde vuisten zich zelf voort
durend in de lendenen stompte, en er
was een ander, die bijna onhoorbaar
prevelde:
„Nu, nu, nu nu Er was
eentje, die bad: „God, laat het raak
zijn laat het raak zijn En
eentje, die niet anders kon denken
dan: „Ze hebben de „Prince of
Wales" in de grond geboord en
de „Repulse" nu zijn ze zelf aan
de beurt en ze zullen het niet leuk
vinden
Tot opeens, verrassend, hoewel ze
ze al minuten lang verwacht hadden,
het commando kwam:
„Beide boegbuizen! Beide dekhui
zen! Pen uit! Vuur!"
De 0-16 kreeg een schok, alsof ze
met de steven tegen een kade opliep,
toen de torpedo's uit de vier lanceer-
buiten tegelijk werden afgeschoten.
Het waren Noorse torpedo's, niet zul
ke beste maar toch beter dan de Brit
se, die nogal eens weigerden. Nadat
ze afgeschoten waren namen ze eerst
een duik tot op een meter of drie,
vier om daarna omhoog te komen tot
de diepte, waarop ze afgesteld waren
en een bellenbaan te trekken als het
kielzog van een schroefboot. Vijf pa
ren strakke ogen volgden die baan
over het water. Vijf mannen telden
de seconden af, die moesten verlo
pen tot het ogenblik, waarop de pro
jectielen zich in het doel boorden en
ontploften. En vijf mannen stamel
den, toen er niets gebeurde, versla-
gen:
„Mis alle vier er naast
De Rotterdammer in de boegbuis-
kamer schreeuwde veel harder dan
nodig was: „Er naast?" En dat ter
wijl hij bij oefeningen bijna altijd het
hoogste aantal punten had behaald.
Alleen de commandant zei op zijn
gewone rustige toon tegen de eer
ste officier: „Dat moeten we beter
doen Het klonk alsof hij niet
anders verwacht had en onverstoor
baar voegde hij er aan toe: „We zul
len het nog eens proberen gewoon
doorgaan!"
Hij bracht de onderzeeboot op ge
lijke koers met het doel en liet over
schakelen op de dieselmotoren, zodat
hij meer vaart kon lopen en ook op
dezelfde hoogte bleef. Nog tweemaal
probeerden ze het. Ook die beide
keren tevergeefs. Er moest iets hape
ren aan de richttoestellen, aan de
torpedo's of aan hen zelf.
Aan boord van de Japanse koop
vaarder scheen nog niemand te heb
ben gemerkt dat ze beschoten wer
den. De commandant van de Zestien
oordeelde het echter wijs om voor het
aanbreken van de dag onder water te
gaan, omdat hij niet de kans wilde
lopen te worden opgemerkt door een
patrouillerend vliegtuig, dat het
transportschip kon waarschuwen voor
het dreigend gevaar.
Die volgende dag Werd voor de
meesten van de tweeënveertig opva
renden van de onderzeeboot de lang
ste en moeilijkste van hun leven. Met
geregelde tussenpozen bleef de wacht
aan de hydrofoon melden, dat hij nog
steeds schroefgeruis waarnam. Soms
was het zo sterk, dat ze het ook zon
der hydrofoon wel konden horen. Dan
nam het wat af en werd het vager.
Daarna kwam het opnieuw. Sommi
gen meenden, dat het nog altijd van
de koopvaarder was, die ze najoegen.
Anderen betwijfelden het, maar geen
van allen konden ze hun beweringen
met bewijzen staven.
„Stel je voor dat we vanavond op
duiken en een torpedobootjager vlak
voor onze boeg hebben
„Stel je voor, dat je onder je moe
ders wastobbe opduikt„Of in
het Helderse Kanaal ouwe jon
gens!"
Tegen de middag was het echter
wel duidelijk, dat er in elk geval be
halve die ene koopvaarder nog meer
boten in de omgeving moesten zijn,
waarschijnlijk zelfs een paar lichte
kruisers. En toen eindelijk, na een
lange dag van martelend wachten,
het bevel kwam om de tanks leeg te
blazen, hield iedereen de adem in.
Het was drukkend warm in de O-16.
De lucht was slecht, nadat ze bijna
dertien uur onder water hadden ge
varen. Maar de warmte en het gebrek
aan zuurstof verdroegen ze nog wel.
Minder goed te verdragen was de on
zekerheid. Zodra ze nog tien meter
onder de oppervlakte waren, werd de
periscoop al uitgeschoven. De com
mandant greep het handvat en tuurde
in de spiegels. De eerste officier, die
naast hem stond, hoorde hem mom
pelen dat hij hem had. Het kwam er
toen eigenlijk niet zoveel op aan of
het nog dezelfde boot was. Elke boot
was goed genoeg om te worden aan
gevallen.
De luiken naar de brug en het voor-
en achterdek werden al open geduwd,
toen het zilte water van de Chinese
Zee nog langs de boorden van de op
duikende Zestien stroomde. Iedereen
stond alweer op zijn post. Wie aan
dek kwam, zag meteen de Japanner,
die langzaam in de richting van de
Baai van Patani koerste en daar
blijkbaar binnen wilde lopen om er
ten anker te gaan. De commandant
van de onderzeeboot nam zich al da
delijk voor:
„Als hij dat doet, gaan we mee.
Er werd niet overgeschakeld op de
diesels, maar met geruisloos draaien
de elektromotoren sloop de kleine
onderzeeboot op een afstand van drie
kwart mijl achter zijn prooi aan. De
maan was nog niet opgekomen en de
commandant rekende erop zijn tor
pedo's te kunnen lanceren, eer het
licht werd. Die kans kreeg hij. Een
betere zelfs dan hij of wie ook aan
boord van de Zestien had durven ver
wachten. In de baai lag niet alleen
die ene koopvaarder maar er lagen
bovendien nog drie andere, die na het
vallen van de duisternis waren aan
gekomen en wachtten om te worden
gelost. Weer klopten alle harten snel
ler, toen hij en nu met gedempte
stem zijn bevelen gaf.
„Boeg- en dekhuizen klaar! Doels-
vaart nul! Diepte vier". Tegelijkertijd
waarschuwde hij de man aan het
roer. „Bakboord vijftien". En zodra
de O-16 met de steven recht op de
eerste van de vier Japanners aan lag,
maakte hij met zijn vuist een gebaar,
alsof hij wilde zeggen:
„Sla! En sla raak!" Daarna klonk
het commando, krachtig en luid:
„Boegbuis één! Pen uit! Vuur!"
Deze keer was er niemand, die de
seconden aftelde. Niemand volgde
met zijn blik de bellenbaan, die als
een lange, lichtende streep over het
donkere water in de Baai werd ge
trokken.
De steven van de O-16 zwenkte
naar bakboord. Het was precies, zo
als de commandant het had berekend.
Kort na elkaar kwamen ook zijn vol
gende bevelen:
„Boegbuis twee! Pen dit! Vuur!"
De een na de ander ploegden de slan
ke monsters met hun vernietigende
lading door het water. En de een na
de ander kwamen ze in hun doelen tot
ontploffing. Op de brug van de onder
zeeboot roken de mannen de lucht
van modder, die opgewoeld werd van
de bodem van de baai en zich ver
mengde met de bitterzoete geuren
van het tropische land en van de
warme motorolie, die opwalmde door
het open luik van de commandotoren.
(Wordt vervolgd)
99
99
(Van onze Amsterdamse redacteur)
EEN HONDERD METER van de Amersfoortsestraatweg te Soesterberg,
verscholen in het bos, staat een café-restaurant anex campingbedrijf. Om acht
uur 's avonds is het daar druk. Om tien uur zijn er alleen maar staanplaatsen.
„El Paradiso" is een goudmijn, zegt men in de buurt. De eigenaar van het
établissement kan het niet ontkennen. Die eigenaar is Toni Boltini, de circus
directeur. Omdat hij de afgelopen winter een terrein moest hebben voor de
stalling van zijn wagens en dieren, kocht hij een verlopen campingbedrijf in
Soesterberg. En terwijl iedere winter als het circus stilligt geen cent wordt ver
diend is „El Paradiso" ongewild een lucratief bedrijf geworden, omdat er hon
derden mensen zijn die hun koffie of biertje liever drinken in een café dat zich
op een of andere wijze onderscheidt van een normaal horecabedrijf.
ZE ZEGGEN dat Toni Boltini gek is
als hij ooit nog weer met een circus op
stap gaat. Hij kan het geld immers veel
gemakkelijker achter de tapkast verdie
nen? Maar „ze", dat zijn de gezeten bur
gers en zij zullen nooit begrijpen waarom
iemand die zijn leven lang in woonwa
gens op kermissen en circussen heeft ge
woond, niet meer wil leven als zo velen, in
een huis met stromend water en een vaste
baan met een vrije zaterdag. „Drie jaar
geleden verdiende ik in een zomerseizoen
ruim een miljoen gulden. Ik had mijn
leven lang geen hand meer uit hoeven
steken, maar toen het voorjaar kwam, wil
de ik toch weer met het circus op stap.
Met een groter circus. Dat kostte zoveel
geld dat ik de tournee begon met 100.000
schuld".
Hij vertelt niet wat hij vorig jaar heeft
verdiend en wat hij op dit ogenblik, vlak
voor het nieuwe seizoen, nog aan mid
delen of schuld heeft. Maar een feit is
dat hij eigenaar is van El Paradiso met
3 ha. gedraineerde grond, waarop hij een
loods van 155 meter lang heeft staan,
waar drie andere grote loodsen in aan
bouw zijn, waar de fundamenten zijn ge
legd voor een manage voor roofdierendres-
suur en een rij-manege voor het publiek
dat wil paardrijden. Het wordt het nieuwe
winterkwartier van het circus. Op het
voorterrein staan 50 vrachtwagens, op het
achterterrein wachten 33 van Rotterdam
overgenomen autobussen om het volgend
jaar het wagenpark van het circus op
nieuw aan te vullen. Er lopen 35 arbeiders
rond om het circus reisvaardig te ma
ken, er zijn 50 man opgeroepen om deze
week in dienst te komen en uit zes Euro
pese landen zijn in totaal ruim 60 arties
ten onderweg.
HET ZOU ONS niet verbazen als Toni
Boltini geen cent meer over heeft, wan
neer hij op 17 april op het Malieveld in
Den Haag de première geeft van zijn
nieuwe circusprogramma. Maar als altijd
is hij ervan overtuigd dat ook dit seizoen
goed voor hem zal worden. Want Toni
Boltini heeft zo zijn eigen middelen om
het publiek in zijn tent te trekken.
„In de eerste plaats moet ik natuur
lijk zorgen voor een goed programma,
maar daarmee ben je er niet. Het Duit
se circus Williams reisde in 1961 door Ne
derland met een prachtig circusprogram
ma, maar het maakte toch slechte za
ken. Naast dat goede programma heb je
namelijk reklame nodig. De mensen moe
ten weten dat circus Boltini er is en de
mensen zullen dat weten. Als je wei
nig reklame maakt, kun je beter niets
doen. Als ik in Amsterdam kom trek ik
12.000 uit voor propaganda. Dan werk
ik met vliegtuigen en helikopters en dan
wil ik dat als iemand 's morgens naar
zijn werk gaat, hij de naam Boltini min
stens 50 keer op zijn weg ontmoet. De
naam Boltini moet op ieders lippen lig
gen. Soms zijn mijn plakploegen wel eens
te enthousiast en dan wordt er geplakt
op plaatsen waar het niet mag, dat vind
ik altijd erg jammer
Er zijn gemeenten waar het plakken
van affiches streng verboden is. Vorig
jaar was de verordening in Rotterdam zo
gewijzigd, dat er geen gedrukte affiches
mochten worden geplakt. Maar nergens
stond dat dit ook betrekking had op be
schilderde borden. Ik heb onmiddellijk hon
derden borden laten beschilderen en die
langs de hoofdstraten uitgezet. Niemand
kon er iets aan doen en ik had een prach
tige reklame.
De mensen denken soms dat ik gekke
dingen uithaal om in de krant te komen.
Maar het circus is nu eenmaal vol le
ven en er gebeurt altijd wat. Als er
midden in een grote stad een circuswagen
klem zit en het hele verkeer wordt ont
wricht, komt het in de krant, maar ik
heb er echt niet om gevraagd. Soms
vind ik het zelfs vervelend. De publici
teit rond het incident met de beer die
Ria Kuyken beet, had beter achterwege
kunnen blijven. Maar er was een foto
graaf bij en ik kan van iemand toch niet
eisen dat hij foto's verscheurt die over
de hele wereld konden worden verkocht?"
„Ik moet zoveel reklame maken
want ik kan alleen rendabel werken als
ik een volle tent heb. Als er maar 2.000
mensen komen kijken moet er dik geld
bij. Voor mijn dieren, artiesten en per
soneel moet ik al een paar duizend gul
den per dag neertellen. Als ik ergens twee
dagen sta kost het aansluiten van een
telefoon 100.-, net zoveel als voor iemand
die 10 jaar abonnee blijft. Maar in de
volgende plaats betaal ik weer 100.-.
Als ik mijn wagens van de ene plaats naar
de andere per trein vervoer kost dat on
geveer 60.- per kilometer. Ik rijd dus
over de weg, maar dat komt toch altijd
nog op 20.- per kilometer. Dat wagen
park heeft enorm veel te lijden en moet
iedere twee jaar worden vernieuwd. Dat
kost tonnen geld. Een grote circustent
kost 80.000.-, maar daarvoor heb je
nog geen zitinrichting. Zo'n tent gaat twee
jaar mee. Dan is er het staangeld dat
in sommige gemeenten 450.- per dag
bedraagt en vooruit moet worden vol
daan. Bij het bespreken van een staan
plaats, al maanden tevoren, moeten waar
borgsommen worden gestort en als je
dat alles hebt gehad zijn er nog de om
zetbelasting, de sociale lasten en de ver
makelijkheidsbelasting".
Toni Boltini is geen geboren circusman.
Hij heeft van zichzelf een circusman ge
maakt. Zijn grootvader was artiest en
verdiende zijn brood met goochelen. Zijn
vrouw vergezelde hem overal en zo ge
beurde het dat de vader van Toni in 1892
het levenslicht aanschouwde in de kleed
kamer van het gebouw van K. en W. in
den Haag. Hij heeft echter kunsten noch
wetenschappen gediend. Vader Boltini
(de artiestennaam is afgeleid van de
naam Bolten) was sterk als een paard
en zo kwam hij op de kermis terecht als
„sterkste man van Nederland". Hij tilde
zeven man tegelijk van de grond.Hij
kreeg trouwens ook zeven kinderen en zo
als voor zovele kinderen van kermisreizi
gers in de vooroorlogse jaren, was de ker-
mis geen speel- maar werkterrein. Zij
werden veelzijdige artiesten in het linnen
variété-theatertje van Boltini. Toni en zijn
broers en zusters hebben een harde jeugd
gehad, vooral in de crisisjaren. Zij wer
den geconfronteerd met vaak ellendige
toestanden. Wat Toni zelf betreft: als ge
volg van wat zijn kinderogen hebben ge
zien, heeft hij later bijvoorbeeld nooit een
druppel alcohol gedronken.
Werken hebben ze geleerd, de Boltini-
kinderen, werken als karrepaarden. Na
de oorlog nam Toni, nauwelijks 20 jaar
oud, het heft in handen. Hij bouwde uit
het kermisbedrijfje een circusje, dat on
afhankelijk van de kermissen voorstellin
gen gaf. Het circusje werd een klein cir
cus, vervolgens een echt circus, en ten
slotte een onderneming, die een vaste
plaats heeft gekregen in de rij der gro
te Europese circussen. Het was een lan
ge weg met vallen en opstaan, want het
circus Boltini mist de achtergrond van
kapitaal en traditie, die ondernemin
gen als Krone, Knie, Althoff en Strass
burger hebben.
Er wordt de komende maanden een har
de concurrentiestrijd verwacht. Het sei
zoen wordt geopend door Toni Boltini, ver
volgens komt het Duitse circus Sarrasa-
ni, begin juni start de Nederlandse tour
nee van Krone, in de zomert.aanden her
vatten de dames Strassburger de traditie
van het Scheveningse circus en de thans
in Zuid-Amerika verblijvende Harry Bel
li heeft een nieuwe speeltent van 40 me
ter doorsnee laten maken, wat er op
duidt, dat ook hij als groot circus op reis
wil gaan.
Het is teveel, vindt Toni Boltini. Maar
Railvervoer komt Toni Boltini te duur
voor zijn circus. Alleen de bijzonder
kwetsbare of jonge dieren, zoals de
twee olifantjes waarmee hij hier is
afgebeeld, reizen wel eens per trein.
hij heeft zijn tournee zo uitgestippeld dat
hij in Belgische steden speelt als de an
dere circussen in Nederland komen, en
pas terugkeert als de Duitse ondernemin
gen weer zijn verdwenen. „Het is toch
eigenlijk te gek dat wij als enig nog rei
zend Nederlands circus geen plaats kun
nen vinden in eigen land. Het reizende
bedrijf van de Strassburgers bestaat niet
meer, het circus Van Bever ligt voorgoed
stil, alleen ik heb nog volgehouden. Belli
is in feite geen Nederlands circus".
Natuurlijk heeft hij een mening over
zijn concurrenten. „Ik wil niet bestrijden
dat circus Krone het grootste bedrijf in
Europa is, het heeft ook een mooi, duur
programma. Zij hebben vroeger gouden
tijden gekend en zijn schatrijk. Geen won
der dat je dan grote risico's kunt ne
men. Maar als ik ooit over dezelfde mo
gelijkheden krijg te beschikken als zij,
maakte ik toch een ander circus, ik vind
het teveel show en weinig echt circus.
Puur circus, dat was vroeger de zaak van
Karei Strassburger. Circus Mullens had
ook de juiste sfeer en wat ik denk van
circus Sarrasani? Directeur Fritz Mey
zal heus wel met een goed programma
uit de bus komen maar hij blijft een na-
maak-Sarrasani. Het is niet de beroem
de onderneming van destijds, van" Hans
Stosch Sarrasani, met 24 olifanten, 200
paarden, een complete stam Indianen,
grote groepen Chinezen, cowboys en een
enorme tent met twee grote orkesten. En
wat komt er nu? O, misschien best een
aardig circus, maar een belediging voor
die grote Hans Stosch.
GESLOTEN SCHOLEN, lege fa
briekshallen, overvolle wachtkamers bij
controlerende- en huisartsen dat zijn
de uiterlijke kenmerken van de griepgolf,
die sinds enkele weken in de Bonds
republiek woedt. Binnen enkele dagen
steeg het aantal zieken van 10 tot 15 per
cent der bevolking, in sommige delen
van het land nog meer. Op de ministe
ries mankeren honderden leden van het
personeel. Het hoofdpostkantoor van
Bonn moest aan het publiek vragen be
grip te hebben voor de vertraging in de
bezorging van brieven en pakjes. In an
dere postkantoren zijn loketten gesloten.
Met moeite werden door extra-diensten
van nog aanwezig personeel de open
bare verkeersmiddelen gaande gehou
den. De administratie van bedrijfsver
enigingen en ziekenfondsen zelf liep vast,
omdat ook van deze organen heel wat
personeelsleden ziek zijn.
MEN IS in Duitsland nog niet vergeten,
dat de griepepidemie van 1957-1958 het
land 50.000 doden heeft gekost. Griep is
klaarblijkelijk niet alleen een medisch, het
is ook een psychologisch probleem. Niet
zelden wordt een zich als een olievlek uit
breidende onlust tot werken gemakshalve
„griep" genoemd, weshalvegvolgens Duitse
deskundigen ongeveer 30 percent van alle
thans gemelde ziektegevallen gerust „twij
felachtig" genoemd mogen worden.
„Anti-prik"
TOT DUSVER bestaat er geen specifiek
geneesmiddel tegen griep. Enkele antibio
tica kunnen in sommige gevallen nuttig
zijn, maar voorzover zij in tabletvorm wor
den ingenomen, is hun uitwerking geringer,
omdat zij als preventief-werkend middel
geruime tijd regelmatig zouden moeten
worden gebruikt. Men verwacht meer
resultaat van voorbehoedende injecties. Nu
is het in de Bondsrepubliek moeilijk voor
een dergelijke maatregel bij de bevolking
begrip te wekken, omdat zij net een oraal
kinderverlammingsserum heeft moeten
slikken. Slechts een klein deel van de op-
geroepenen komt om een injectie tegen
griep te halen, hoewel de kosten daarvan
zeven mark per injectie door de
ziekenfondsen alleen of tezamen met de be
drijven worden gedragen. De ziekenfondsen
hebben uitgerekend, dat wanneer er 5 per
cent minder griepgevallen zouden komen,
de uitgaven voor de bevolkingsinjecties er
al weer uitgehaald zouden zijn. Volgens
deskundigen zou deze anti-griepinjectie in
minstens 70 percent van de gevallen effect
sorteren.
Bij de Bondsdag het parlement ligt
thans een wetsontwerp ter tafel, dat ver
dere uitbreiding van de ziekteverzekering
beoogt. De ziekenfondsen zullen worden
gemachtigd om ter voorkoming van ziekte
voorbehoedende maatregelen en noodzake
lijk geachte injecties en inentingen uit te
laten voeren. Gezien de thans heersende
griepepidemie wordt bij de beraadslagingen
over dit wetsontwerp overwogen of be
paalde preventieve maatregelen, dus ook
injecties tegen griep en dergelijke wettelijk
verplicht zouden moeten worden gesteld.
Momenteel hebben vijf tot zes miljoen
Duitsers griep. Voorbehoedende maatrege
len zouden voortaan miljarden marken
schade door produktievermindering en
ziekteverzuim kunnen besparen.
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
SWAN FEATURES SYNDICATE S
37. „Daar heb je 't," dacht tante Patent. De tijd
bom is ontploft! Maar op een verkeerde plaats.' Ge
lukkig is er niemand gewond. Maar hoe komt die
tijdbom in de salon van kapper Koltweef terecht7
Toen zag tante Patent tot haar verbazing zuster
Klivia ook tussen de wrakstukken zitten. Het mens
keek haar hatelijk aan en barstte in een schril ge
kakel uit. „Lacht u maar!" riep tante Patent boos.
„En dat terwijl ik u van dienst had willen zijn! Ik
'had het warenhuis willen vernietigen." Maar zuster
Klivia lachte nogmaals heel akelig en loste toen
langzaam op in het niets, zodat tante Patent tegen
de lucht stond te spreken. Ze keerde zich moedeloos
om en besloot naar het warenhuis te gaan. „Gaat
u ook naar de modeshow?" vroeg Buurman Bezig,
met wie ze op de roltrap stond. „Ja," zei tante
Patent. „Maar ik wou u wel even waarschuwen dat
zuster Klivia weer in de buurt is. O Buurman Bezig,
ze zal u stellig weer een hoop last bezorgen." „On
zin," zei Buurman Bezig. „Komt u maar mee. Ik
bied u een kopje thee aan met een roomsoes. „Kijk,
daar zit juffrouw Tuttema ook. Gezellig! En daar
komen de eerste mannequins!"
CQS. J.'»*''**'
6. „Wilt u hem opsporen?" riep de juffrouw uit, „o,
wat een geluk dat u mijn pad gekruist hebt, meneer
O'Nozel! Hier, neem het medaillon mee en geef hem
dat om te bewijzen dat Aleida's hart hem nog steeds
toebehoort." „Niet nodig," zei Pat, „een speurder kan
alles bewijzen zonder foto's." „Maar het lijkt me toch
wel handig om dat medaillon mee te nemen," merkte
Panda op, „dan kunnen we tenminste zien hoe de
meneer, die we zoeken, eruit ziet. En hoe heet hij
eigenlijk nog meer behalve Jan, juffrouw Aleida?"
„Hij heet Jansen," antwoordde de juffrouw, „en hier
heeft u een lijstje met enkele adressen waar hij op
zijn reizen dikwijls komt. Zeg hem dat ik twee maan
den op hem zal wachten. Als ik dan nog niets van
hem gehoord heb, zal ik.zal ik..ach!" de wil van
mijn oom volgen en de graaf huwen." „Twee maan-
dens?" vroeg Pat O'Nel, „ik wed dat wij hem in twee
dagens al gevonden hebben! Kom, Panda!" In de haag
knakte het en een onbekende stem prevelde: „Ha.
dat had je gedacht. Na die twee maanden is 'j de
mijne!.