Toni Boltini: ieder jaar een groter circus 1» Ruim vijf miljoen Duitsers hebben griep - of doen net alsof Tante Patent en buurman Bezig PANDA EN DE JACHT OP JANSEN ft Ze zeggen dat ik gek ben maar ik kan het niet laten Regering wil een wettelijke regeling voor massa-inenting jm Ons vervolgverhaal Nieuw winterkwartier Op ieders lippen Enorme kosten Concurrentiestrijd MAANDAG 8 APRIL 1963 13 EEN OORSPRONKELIJKE ROMAN DOOR KLAAS VAN DER GEEST 0-16 1 5) Zijn maat vroeg, wat hij daarmee eigenlijk bedoelde. Hij kreeg er geen antwoord op en mompelde daarom zelf iets over kerels, die waarschijn lijk gedacht hadden op hun slofjes hun pensioen te zullen halen. Daarna viel hij zich zelf in de rede met de verbaasde opmerking: „Tjee en dan moet je je voor stellen dat ze daar aan boord van de Jap geen idee hebben van wat him boven het hoofd hangt Hij grijnsde, maar de grijns vervaagde, toen hij die gedachte voor zich zelf verder uitspon. „Het kan een boot zijn met de ruimen vol troepen, die nu nog menen, dat ze op weg zijn naar Malakka De Rotterdammer zei: „Ik hoop niet, dat de eerste schoten er naast zijn later kan het me niet zoveel meer schelen, maar die eerste moe ten midden in het doel terechtko men Hij grijnsde even. De spanning werd bijna ondraaglijk. De mannen van de wacht op de brug tuurden met het blote oog en met kijkers naar de koopvaarder. Ze konden de lijnen van de donkere romp en de opbouw al duidelijk onderscheiden. Ze zagen ook de roetzwarte rook, die opwolkte uit de hoge schoorsteen. Er was een sergeant van de mariniers, die met zijn gebalde vuisten zich zelf voort durend in de lendenen stompte, en er was een ander, die bijna onhoorbaar prevelde: „Nu, nu, nu nu Er was eentje, die bad: „God, laat het raak zijn laat het raak zijn En eentje, die niet anders kon denken dan: „Ze hebben de „Prince of Wales" in de grond geboord en de „Repulse" nu zijn ze zelf aan de beurt en ze zullen het niet leuk vinden Tot opeens, verrassend, hoewel ze ze al minuten lang verwacht hadden, het commando kwam: „Beide boegbuizen! Beide dekhui zen! Pen uit! Vuur!" De 0-16 kreeg een schok, alsof ze met de steven tegen een kade opliep, toen de torpedo's uit de vier lanceer- buiten tegelijk werden afgeschoten. Het waren Noorse torpedo's, niet zul ke beste maar toch beter dan de Brit se, die nogal eens weigerden. Nadat ze afgeschoten waren namen ze eerst een duik tot op een meter of drie, vier om daarna omhoog te komen tot de diepte, waarop ze afgesteld waren en een bellenbaan te trekken als het kielzog van een schroefboot. Vijf pa ren strakke ogen volgden die baan over het water. Vijf mannen telden de seconden af, die moesten verlo pen tot het ogenblik, waarop de pro jectielen zich in het doel boorden en ontploften. En vijf mannen stamel den, toen er niets gebeurde, versla- gen: „Mis alle vier er naast De Rotterdammer in de boegbuis- kamer schreeuwde veel harder dan nodig was: „Er naast?" En dat ter wijl hij bij oefeningen bijna altijd het hoogste aantal punten had behaald. Alleen de commandant zei op zijn gewone rustige toon tegen de eer ste officier: „Dat moeten we beter doen Het klonk alsof hij niet anders verwacht had en onverstoor baar voegde hij er aan toe: „We zul len het nog eens proberen gewoon doorgaan!" Hij bracht de onderzeeboot op ge lijke koers met het doel en liet over schakelen op de dieselmotoren, zodat hij meer vaart kon lopen en ook op dezelfde hoogte bleef. Nog tweemaal probeerden ze het. Ook die beide keren tevergeefs. Er moest iets hape ren aan de richttoestellen, aan de torpedo's of aan hen zelf. Aan boord van de Japanse koop vaarder scheen nog niemand te heb ben gemerkt dat ze beschoten wer den. De commandant van de Zestien oordeelde het echter wijs om voor het aanbreken van de dag onder water te gaan, omdat hij niet de kans wilde lopen te worden opgemerkt door een patrouillerend vliegtuig, dat het transportschip kon waarschuwen voor het dreigend gevaar. Die volgende dag Werd voor de meesten van de tweeënveertig opva renden van de onderzeeboot de lang ste en moeilijkste van hun leven. Met geregelde tussenpozen bleef de wacht aan de hydrofoon melden, dat hij nog steeds schroefgeruis waarnam. Soms was het zo sterk, dat ze het ook zon der hydrofoon wel konden horen. Dan nam het wat af en werd het vager. Daarna kwam het opnieuw. Sommi gen meenden, dat het nog altijd van de koopvaarder was, die ze najoegen. Anderen betwijfelden het, maar geen van allen konden ze hun beweringen met bewijzen staven. „Stel je voor dat we vanavond op duiken en een torpedobootjager vlak voor onze boeg hebben „Stel je voor, dat je onder je moe ders wastobbe opduikt„Of in het Helderse Kanaal ouwe jon gens!" Tegen de middag was het echter wel duidelijk, dat er in elk geval be halve die ene koopvaarder nog meer boten in de omgeving moesten zijn, waarschijnlijk zelfs een paar lichte kruisers. En toen eindelijk, na een lange dag van martelend wachten, het bevel kwam om de tanks leeg te blazen, hield iedereen de adem in. Het was drukkend warm in de O-16. De lucht was slecht, nadat ze bijna dertien uur onder water hadden ge varen. Maar de warmte en het gebrek aan zuurstof verdroegen ze nog wel. Minder goed te verdragen was de on zekerheid. Zodra ze nog tien meter onder de oppervlakte waren, werd de periscoop al uitgeschoven. De com mandant greep het handvat en tuurde in de spiegels. De eerste officier, die naast hem stond, hoorde hem mom pelen dat hij hem had. Het kwam er toen eigenlijk niet zoveel op aan of het nog dezelfde boot was. Elke boot was goed genoeg om te worden aan gevallen. De luiken naar de brug en het voor- en achterdek werden al open geduwd, toen het zilte water van de Chinese Zee nog langs de boorden van de op duikende Zestien stroomde. Iedereen stond alweer op zijn post. Wie aan dek kwam, zag meteen de Japanner, die langzaam in de richting van de Baai van Patani koerste en daar blijkbaar binnen wilde lopen om er ten anker te gaan. De commandant van de onderzeeboot nam zich al da delijk voor: „Als hij dat doet, gaan we mee. Er werd niet overgeschakeld op de diesels, maar met geruisloos draaien de elektromotoren sloop de kleine onderzeeboot op een afstand van drie kwart mijl achter zijn prooi aan. De maan was nog niet opgekomen en de commandant rekende erop zijn tor pedo's te kunnen lanceren, eer het licht werd. Die kans kreeg hij. Een betere zelfs dan hij of wie ook aan boord van de Zestien had durven ver wachten. In de baai lag niet alleen die ene koopvaarder maar er lagen bovendien nog drie andere, die na het vallen van de duisternis waren aan gekomen en wachtten om te worden gelost. Weer klopten alle harten snel ler, toen hij en nu met gedempte stem zijn bevelen gaf. „Boeg- en dekhuizen klaar! Doels- vaart nul! Diepte vier". Tegelijkertijd waarschuwde hij de man aan het roer. „Bakboord vijftien". En zodra de O-16 met de steven recht op de eerste van de vier Japanners aan lag, maakte hij met zijn vuist een gebaar, alsof hij wilde zeggen: „Sla! En sla raak!" Daarna klonk het commando, krachtig en luid: „Boegbuis één! Pen uit! Vuur!" Deze keer was er niemand, die de seconden aftelde. Niemand volgde met zijn blik de bellenbaan, die als een lange, lichtende streep over het donkere water in de Baai werd ge trokken. De steven van de O-16 zwenkte naar bakboord. Het was precies, zo als de commandant het had berekend. Kort na elkaar kwamen ook zijn vol gende bevelen: „Boegbuis twee! Pen dit! Vuur!" De een na de ander ploegden de slan ke monsters met hun vernietigende lading door het water. En de een na de ander kwamen ze in hun doelen tot ontploffing. Op de brug van de onder zeeboot roken de mannen de lucht van modder, die opgewoeld werd van de bodem van de baai en zich ver mengde met de bitterzoete geuren van het tropische land en van de warme motorolie, die opwalmde door het open luik van de commandotoren. (Wordt vervolgd) 99 99 (Van onze Amsterdamse redacteur) EEN HONDERD METER van de Amersfoortsestraatweg te Soesterberg, verscholen in het bos, staat een café-restaurant anex campingbedrijf. Om acht uur 's avonds is het daar druk. Om tien uur zijn er alleen maar staanplaatsen. „El Paradiso" is een goudmijn, zegt men in de buurt. De eigenaar van het établissement kan het niet ontkennen. Die eigenaar is Toni Boltini, de circus directeur. Omdat hij de afgelopen winter een terrein moest hebben voor de stalling van zijn wagens en dieren, kocht hij een verlopen campingbedrijf in Soesterberg. En terwijl iedere winter als het circus stilligt geen cent wordt ver diend is „El Paradiso" ongewild een lucratief bedrijf geworden, omdat er hon derden mensen zijn die hun koffie of biertje liever drinken in een café dat zich op een of andere wijze onderscheidt van een normaal horecabedrijf. ZE ZEGGEN dat Toni Boltini gek is als hij ooit nog weer met een circus op stap gaat. Hij kan het geld immers veel gemakkelijker achter de tapkast verdie nen? Maar „ze", dat zijn de gezeten bur gers en zij zullen nooit begrijpen waarom iemand die zijn leven lang in woonwa gens op kermissen en circussen heeft ge woond, niet meer wil leven als zo velen, in een huis met stromend water en een vaste baan met een vrije zaterdag. „Drie jaar geleden verdiende ik in een zomerseizoen ruim een miljoen gulden. Ik had mijn leven lang geen hand meer uit hoeven steken, maar toen het voorjaar kwam, wil de ik toch weer met het circus op stap. Met een groter circus. Dat kostte zoveel geld dat ik de tournee begon met 100.000 schuld". Hij vertelt niet wat hij vorig jaar heeft verdiend en wat hij op dit ogenblik, vlak voor het nieuwe seizoen, nog aan mid delen of schuld heeft. Maar een feit is dat hij eigenaar is van El Paradiso met 3 ha. gedraineerde grond, waarop hij een loods van 155 meter lang heeft staan, waar drie andere grote loodsen in aan bouw zijn, waar de fundamenten zijn ge legd voor een manage voor roofdierendres- suur en een rij-manege voor het publiek dat wil paardrijden. Het wordt het nieuwe winterkwartier van het circus. Op het voorterrein staan 50 vrachtwagens, op het achterterrein wachten 33 van Rotterdam overgenomen autobussen om het volgend jaar het wagenpark van het circus op nieuw aan te vullen. Er lopen 35 arbeiders rond om het circus reisvaardig te ma ken, er zijn 50 man opgeroepen om deze week in dienst te komen en uit zes Euro pese landen zijn in totaal ruim 60 arties ten onderweg. HET ZOU ONS niet verbazen als Toni Boltini geen cent meer over heeft, wan neer hij op 17 april op het Malieveld in Den Haag de première geeft van zijn nieuwe circusprogramma. Maar als altijd is hij ervan overtuigd dat ook dit seizoen goed voor hem zal worden. Want Toni Boltini heeft zo zijn eigen middelen om het publiek in zijn tent te trekken. „In de eerste plaats moet ik natuur lijk zorgen voor een goed programma, maar daarmee ben je er niet. Het Duit se circus Williams reisde in 1961 door Ne derland met een prachtig circusprogram ma, maar het maakte toch slechte za ken. Naast dat goede programma heb je namelijk reklame nodig. De mensen moe ten weten dat circus Boltini er is en de mensen zullen dat weten. Als je wei nig reklame maakt, kun je beter niets doen. Als ik in Amsterdam kom trek ik 12.000 uit voor propaganda. Dan werk ik met vliegtuigen en helikopters en dan wil ik dat als iemand 's morgens naar zijn werk gaat, hij de naam Boltini min stens 50 keer op zijn weg ontmoet. De naam Boltini moet op ieders lippen lig gen. Soms zijn mijn plakploegen wel eens te enthousiast en dan wordt er geplakt op plaatsen waar het niet mag, dat vind ik altijd erg jammer Er zijn gemeenten waar het plakken van affiches streng verboden is. Vorig jaar was de verordening in Rotterdam zo gewijzigd, dat er geen gedrukte affiches mochten worden geplakt. Maar nergens stond dat dit ook betrekking had op be schilderde borden. Ik heb onmiddellijk hon derden borden laten beschilderen en die langs de hoofdstraten uitgezet. Niemand kon er iets aan doen en ik had een prach tige reklame. De mensen denken soms dat ik gekke dingen uithaal om in de krant te komen. Maar het circus is nu eenmaal vol le ven en er gebeurt altijd wat. Als er midden in een grote stad een circuswagen klem zit en het hele verkeer wordt ont wricht, komt het in de krant, maar ik heb er echt niet om gevraagd. Soms vind ik het zelfs vervelend. De publici teit rond het incident met de beer die Ria Kuyken beet, had beter achterwege kunnen blijven. Maar er was een foto graaf bij en ik kan van iemand toch niet eisen dat hij foto's verscheurt die over de hele wereld konden worden verkocht?" „Ik moet zoveel reklame maken want ik kan alleen rendabel werken als ik een volle tent heb. Als er maar 2.000 mensen komen kijken moet er dik geld bij. Voor mijn dieren, artiesten en per soneel moet ik al een paar duizend gul den per dag neertellen. Als ik ergens twee dagen sta kost het aansluiten van een telefoon 100.-, net zoveel als voor iemand die 10 jaar abonnee blijft. Maar in de volgende plaats betaal ik weer 100.-. Als ik mijn wagens van de ene plaats naar de andere per trein vervoer kost dat on geveer 60.- per kilometer. Ik rijd dus over de weg, maar dat komt toch altijd nog op 20.- per kilometer. Dat wagen park heeft enorm veel te lijden en moet iedere twee jaar worden vernieuwd. Dat kost tonnen geld. Een grote circustent kost 80.000.-, maar daarvoor heb je nog geen zitinrichting. Zo'n tent gaat twee jaar mee. Dan is er het staangeld dat in sommige gemeenten 450.- per dag bedraagt en vooruit moet worden vol daan. Bij het bespreken van een staan plaats, al maanden tevoren, moeten waar borgsommen worden gestort en als je dat alles hebt gehad zijn er nog de om zetbelasting, de sociale lasten en de ver makelijkheidsbelasting". Toni Boltini is geen geboren circusman. Hij heeft van zichzelf een circusman ge maakt. Zijn grootvader was artiest en verdiende zijn brood met goochelen. Zijn vrouw vergezelde hem overal en zo ge beurde het dat de vader van Toni in 1892 het levenslicht aanschouwde in de kleed kamer van het gebouw van K. en W. in den Haag. Hij heeft echter kunsten noch wetenschappen gediend. Vader Boltini (de artiestennaam is afgeleid van de naam Bolten) was sterk als een paard en zo kwam hij op de kermis terecht als „sterkste man van Nederland". Hij tilde zeven man tegelijk van de grond.Hij kreeg trouwens ook zeven kinderen en zo als voor zovele kinderen van kermisreizi gers in de vooroorlogse jaren, was de ker- mis geen speel- maar werkterrein. Zij werden veelzijdige artiesten in het linnen variété-theatertje van Boltini. Toni en zijn broers en zusters hebben een harde jeugd gehad, vooral in de crisisjaren. Zij wer den geconfronteerd met vaak ellendige toestanden. Wat Toni zelf betreft: als ge volg van wat zijn kinderogen hebben ge zien, heeft hij later bijvoorbeeld nooit een druppel alcohol gedronken. Werken hebben ze geleerd, de Boltini- kinderen, werken als karrepaarden. Na de oorlog nam Toni, nauwelijks 20 jaar oud, het heft in handen. Hij bouwde uit het kermisbedrijfje een circusje, dat on afhankelijk van de kermissen voorstellin gen gaf. Het circusje werd een klein cir cus, vervolgens een echt circus, en ten slotte een onderneming, die een vaste plaats heeft gekregen in de rij der gro te Europese circussen. Het was een lan ge weg met vallen en opstaan, want het circus Boltini mist de achtergrond van kapitaal en traditie, die ondernemin gen als Krone, Knie, Althoff en Strass burger hebben. Er wordt de komende maanden een har de concurrentiestrijd verwacht. Het sei zoen wordt geopend door Toni Boltini, ver volgens komt het Duitse circus Sarrasa- ni, begin juni start de Nederlandse tour nee van Krone, in de zomert.aanden her vatten de dames Strassburger de traditie van het Scheveningse circus en de thans in Zuid-Amerika verblijvende Harry Bel li heeft een nieuwe speeltent van 40 me ter doorsnee laten maken, wat er op duidt, dat ook hij als groot circus op reis wil gaan. Het is teveel, vindt Toni Boltini. Maar Railvervoer komt Toni Boltini te duur voor zijn circus. Alleen de bijzonder kwetsbare of jonge dieren, zoals de twee olifantjes waarmee hij hier is afgebeeld, reizen wel eens per trein. hij heeft zijn tournee zo uitgestippeld dat hij in Belgische steden speelt als de an dere circussen in Nederland komen, en pas terugkeert als de Duitse ondernemin gen weer zijn verdwenen. „Het is toch eigenlijk te gek dat wij als enig nog rei zend Nederlands circus geen plaats kun nen vinden in eigen land. Het reizende bedrijf van de Strassburgers bestaat niet meer, het circus Van Bever ligt voorgoed stil, alleen ik heb nog volgehouden. Belli is in feite geen Nederlands circus". Natuurlijk heeft hij een mening over zijn concurrenten. „Ik wil niet bestrijden dat circus Krone het grootste bedrijf in Europa is, het heeft ook een mooi, duur programma. Zij hebben vroeger gouden tijden gekend en zijn schatrijk. Geen won der dat je dan grote risico's kunt ne men. Maar als ik ooit over dezelfde mo gelijkheden krijg te beschikken als zij, maakte ik toch een ander circus, ik vind het teveel show en weinig echt circus. Puur circus, dat was vroeger de zaak van Karei Strassburger. Circus Mullens had ook de juiste sfeer en wat ik denk van circus Sarrasani? Directeur Fritz Mey zal heus wel met een goed programma uit de bus komen maar hij blijft een na- maak-Sarrasani. Het is niet de beroem de onderneming van destijds, van" Hans Stosch Sarrasani, met 24 olifanten, 200 paarden, een complete stam Indianen, grote groepen Chinezen, cowboys en een enorme tent met twee grote orkesten. En wat komt er nu? O, misschien best een aardig circus, maar een belediging voor die grote Hans Stosch. GESLOTEN SCHOLEN, lege fa briekshallen, overvolle wachtkamers bij controlerende- en huisartsen dat zijn de uiterlijke kenmerken van de griepgolf, die sinds enkele weken in de Bonds republiek woedt. Binnen enkele dagen steeg het aantal zieken van 10 tot 15 per cent der bevolking, in sommige delen van het land nog meer. Op de ministe ries mankeren honderden leden van het personeel. Het hoofdpostkantoor van Bonn moest aan het publiek vragen be grip te hebben voor de vertraging in de bezorging van brieven en pakjes. In an dere postkantoren zijn loketten gesloten. Met moeite werden door extra-diensten van nog aanwezig personeel de open bare verkeersmiddelen gaande gehou den. De administratie van bedrijfsver enigingen en ziekenfondsen zelf liep vast, omdat ook van deze organen heel wat personeelsleden ziek zijn. MEN IS in Duitsland nog niet vergeten, dat de griepepidemie van 1957-1958 het land 50.000 doden heeft gekost. Griep is klaarblijkelijk niet alleen een medisch, het is ook een psychologisch probleem. Niet zelden wordt een zich als een olievlek uit breidende onlust tot werken gemakshalve „griep" genoemd, weshalvegvolgens Duitse deskundigen ongeveer 30 percent van alle thans gemelde ziektegevallen gerust „twij felachtig" genoemd mogen worden. „Anti-prik" TOT DUSVER bestaat er geen specifiek geneesmiddel tegen griep. Enkele antibio tica kunnen in sommige gevallen nuttig zijn, maar voorzover zij in tabletvorm wor den ingenomen, is hun uitwerking geringer, omdat zij als preventief-werkend middel geruime tijd regelmatig zouden moeten worden gebruikt. Men verwacht meer resultaat van voorbehoedende injecties. Nu is het in de Bondsrepubliek moeilijk voor een dergelijke maatregel bij de bevolking begrip te wekken, omdat zij net een oraal kinderverlammingsserum heeft moeten slikken. Slechts een klein deel van de op- geroepenen komt om een injectie tegen griep te halen, hoewel de kosten daarvan zeven mark per injectie door de ziekenfondsen alleen of tezamen met de be drijven worden gedragen. De ziekenfondsen hebben uitgerekend, dat wanneer er 5 per cent minder griepgevallen zouden komen, de uitgaven voor de bevolkingsinjecties er al weer uitgehaald zouden zijn. Volgens deskundigen zou deze anti-griepinjectie in minstens 70 percent van de gevallen effect sorteren. Bij de Bondsdag het parlement ligt thans een wetsontwerp ter tafel, dat ver dere uitbreiding van de ziekteverzekering beoogt. De ziekenfondsen zullen worden gemachtigd om ter voorkoming van ziekte voorbehoedende maatregelen en noodzake lijk geachte injecties en inentingen uit te laten voeren. Gezien de thans heersende griepepidemie wordt bij de beraadslagingen over dit wetsontwerp overwogen of be paalde preventieve maatregelen, dus ook injecties tegen griep en dergelijke wettelijk verplicht zouden moeten worden gesteld. Momenteel hebben vijf tot zes miljoen Duitsers griep. Voorbehoedende maatrege len zouden voortaan miljarden marken schade door produktievermindering en ziekteverzuim kunnen besparen. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp SWAN FEATURES SYNDICATE S 37. „Daar heb je 't," dacht tante Patent. De tijd bom is ontploft! Maar op een verkeerde plaats.' Ge lukkig is er niemand gewond. Maar hoe komt die tijdbom in de salon van kapper Koltweef terecht7 Toen zag tante Patent tot haar verbazing zuster Klivia ook tussen de wrakstukken zitten. Het mens keek haar hatelijk aan en barstte in een schril ge kakel uit. „Lacht u maar!" riep tante Patent boos. „En dat terwijl ik u van dienst had willen zijn! Ik 'had het warenhuis willen vernietigen." Maar zuster Klivia lachte nogmaals heel akelig en loste toen langzaam op in het niets, zodat tante Patent tegen de lucht stond te spreken. Ze keerde zich moedeloos om en besloot naar het warenhuis te gaan. „Gaat u ook naar de modeshow?" vroeg Buurman Bezig, met wie ze op de roltrap stond. „Ja," zei tante Patent. „Maar ik wou u wel even waarschuwen dat zuster Klivia weer in de buurt is. O Buurman Bezig, ze zal u stellig weer een hoop last bezorgen." „On zin," zei Buurman Bezig. „Komt u maar mee. Ik bied u een kopje thee aan met een roomsoes. „Kijk, daar zit juffrouw Tuttema ook. Gezellig! En daar komen de eerste mannequins!" CQS. J.'»*''**' 6. „Wilt u hem opsporen?" riep de juffrouw uit, „o, wat een geluk dat u mijn pad gekruist hebt, meneer O'Nozel! Hier, neem het medaillon mee en geef hem dat om te bewijzen dat Aleida's hart hem nog steeds toebehoort." „Niet nodig," zei Pat, „een speurder kan alles bewijzen zonder foto's." „Maar het lijkt me toch wel handig om dat medaillon mee te nemen," merkte Panda op, „dan kunnen we tenminste zien hoe de meneer, die we zoeken, eruit ziet. En hoe heet hij eigenlijk nog meer behalve Jan, juffrouw Aleida?" „Hij heet Jansen," antwoordde de juffrouw, „en hier heeft u een lijstje met enkele adressen waar hij op zijn reizen dikwijls komt. Zeg hem dat ik twee maan den op hem zal wachten. Als ik dan nog niets van hem gehoord heb, zal ik.zal ik..ach!" de wil van mijn oom volgen en de graaf huwen." „Twee maan- dens?" vroeg Pat O'Nel, „ik wed dat wij hem in twee dagens al gevonden hebben! Kom, Panda!" In de haag knakte het en een onbekende stem prevelde: „Ha. dat had je gedacht. Na die twee maanden is 'j de mijne!.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 13