I
M
„Kopstukken uit de geschiedenis
to
Onze. tuin- en kamecpCanten-
;axtc
stfjibbfliiifci 3
Erbij
^lAbUl!
EEN SERIE POPULAIR WETENSCHAPPELIJKE MONOGRAFIEËN
99
EEN AMERIKAAN
ZIET NEDERLAND
Ronald Jager
I- G 2 0 A lr J* L. 1963
PAGINA l)K I b
Verrassende visie op de scholen
van de toekomst
IN DE AFGELOPEN twee jaar is door een aantal conferenties, georganiseerd
door de Unesco, de aandacht gericht op de noodzaak om experimentele scholen
te stichten, in het hijzonder in de ontwikkelingslanden, die moeten dienen als
laboratoria voor het beproeven van nieuwe onderwijstechnieken. Deze tech
nieken lopen uiteen van onderwijsmaehines tot via de televisie uitgezonden
lessen. Vorig jaar hebben opvoeders, psychologen en communicatiedeskundigen
uit vijftien lidstaten van Unesco elkaar ontmoet in het Unescohuis in Parijs
om de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe onderwijsmethoden te be
studeren. Een van de deelnemers, dr. Arthur A. Lumsdaine. hoofd van de
programma-afdeling van het American Institute of Research aan de Universi
teit van Californië, is deskundig op een nieuw onderwijsterrein, dat „gepro
grammeerde instructie" wordt genoemd. In het hierbij gepubliceerde gesprek
geeft hij zijn mening over de vraag hoe de scholen van de toekomst er uit
zouden kunnen zien.
EENS KAN DE DAG aanbreken,
dat een kind van twaalf jaar een cur
sus differentiaal-rekenen voor ge
vorderden volgt, terwijl zijn klasge
nootje van dezelfde leeftijd worstelt
met staartdeling en breuken. Klas
lokalen zoals wij die kennen, verdwij
nen dan misschien en het schoolge
bouw van de toekomst lijkt misschien
op een „honingraat" met allemaal cel
len voor de afzonderlijke leerlingen
(plus een paar lokalen en enkele zalen
voor bijeenkomsten) met honderden
elektrische contacten aan de muren,
voor het aansluiten van elke soort
elektrische apparatuur, van een in
gewikkelde onderwijsmachine tot
ontvangers voor een gesloten tele
visie-circuit toe.
Dit zijn geen fantasiedromen over
hoe de school van morgen er mis
schien uitziet, maar de voor de hand
liggende uitkomst hij een nieuwe be
nadering van het onderwijs, zo
meent dr. Arthur A. Lumsdaine van
de Universiteit van Californië. Dr.
Lumsdaine is specialist op een ter
rein, dat „geprogrammeerde instruc
tie" wordt genoemd.
„GEPROGRAMMEERDE INSTRUC
TIE", beweert hij, „is in het geheel
geen echt nieuwe gedachte. Het is een
voudig een aanpassing van het systeem
van onder leiding studeren in kleine
groepen, dat reeds eeuwen geleden goed
is beschreven door Socrates, door Co-
menius in de zeventiende eeuw en door
tal van andere opvoeders sindsdien.
Wat nieuw is, is het gebruik van mo
derne elektronische en informatie-me
dia, teneinde het eeuwenoude ideaal te
verwezenlijken elke student een privé-
leraar te geven. Dit stelt de student
m staat zijn eigen tempo aan te hou
den ongeacht hoe snel of hoe lang
zaam zijn klasgenoten vorderingen ma
ken. Dr. Lumsdaine omschrijft gepro
grammeerde instructie als een methode
om een serie opeenvolgende lessen, die
stap voor stap moeilijker worden, van
te voren uit te werken en ze dan vast
te leggen op de geluidsband, film of
in druk. Dit materiaal wordt toegevoerd
aan een onderwijsmachine, die door de
studenten individueel kan worden ge
bruikt.
Onderwijsmaehines
HOEWEL DE BELANGRIJKSTE be
ginselen, die ten grondslag liggen aan
geprogrammeerde instructie niet afhan
kelijk zijn van technische apparaten,
wijst dr. Lumsdaine erop, dat de ont
wikkeling van dit ondery/ijssysteem is
begonnen met een kleine onderwijsma
chine, die ongeveer 35 jaar geleden
werd gebouwd door prof. Sydney Pres-
sey aan de Universiteit van Ohio. Met
Pressey's machine kreeg de student
onderwijs door middel van een serie
vragen, die hij kon beantwoorden door
op een knop te drukken, waarmee een
keus te maken was uit vier mogelijke
antwoorden.
De onderwijsmaehines, die zijn ont
wikkeld na de machine van Pressey
zijn veel ingewikkelder en steeds meer
bfcitaat de neiging te breken met dit
vraag- en -woordsysteem. In de ma
chine van ÏTessey vindt men echter
wat' dr. Lumsdaine noemt de „drie
grondbeginselen", die voor geprogram
meerde instructie nodig zijn. In de
eerste plaats is hij zo ontworpen, dat
de leerling voortdurend actief méé moet
doen. In de tweede plaats geeft hij
onmiddellijk een bevestiging of een ver
betering van een fout. In de derde
plaats stelt hij de leerling in staat zijn
eigen studiesnelheid te kiezen.
VOORLICHTINGSMEDIA zoals films
televisie, radio, onderwijsmaehines en
elektronische computers zullen in de
toekomst een steeds belangrijkere rol
gaan spelen in het onderwijs, zo meent
dr. Lumsdaine. De leerlingen zullen
steeds meer op eigen gelegenheid gaan
studeren onder periodieke controle en
toezicht van de leraren. Hij voorziet
ook, dat er een eind komt aan het hui
dige systeem van genummerde klassen
met een leraar voor elke veertig of
vijftig leerlingen. „Indien zij daartoe
de gelegenheid krijgen", zegt hij, „zul
len leerlingen van dezelfde leeftijd wat
hun vorderingen betreft uiteen komen
te liggen als auto's in een race".
Wat zal dit voor gevolgen hebben
voor de onderlinge verhoudingen tus
sen de leerlingen? Dr. Lumsdaine, die
behalve opvoeder ook psycholoog is,
ziet hier geen probleem. Leerlingen
hebben altijd verschillen in begaafd
heid vertoond, zegt hij. De jongen, die
de eerste viool speelt in het schoolor-
kest heeft kennelijk een talent, waar
over zijn vriendjes niet beschikken. In
de school van de toekomst kunnen de
jongen en het meisje, die kernfysica
studeren wel slechte vorderingen ma
ken in vreemde talen, waar andere
leerlingen weer goed in zijn.
DE OPLEIDING van de leraren
vormt het grootste probleem voor de
toekomst, naar de mening van dr.
Lumsdaine. De leraren zullen zeer goed
op de hoogte moeten zijn op veel ter
reinen, want de leerlingen zullen snel
ler leren en steeds moeilijker vragen
gaan stellen. Hij stelt zich de leraren
van de toekomst voor ogen als een
hogelijk gespecialiseerde groep, die een
hele serie scholen afreist, teneindé de
vooruitgang der leerlingen in het oog
te houden en die bijeenkomsten van
kortere of langere duur met kleine
groepen leerlingen leidt. Hulpleraren,
die niet zo'n uitgebreide opleiding be
hoeven te hebben, zullen belast worden
met het toezicht op de aanwezigheid
van de leerlingen, de orde en de alge
mene leiding.
Decentralisatie van scholen
DE HUIDIGE neiging tot centralisa
tie van scholen in grote complexen kan
in de komende twintig a dertig jaar
wel eens in het tegendeel verkeren.
Dan worden misschien kleinere scholen
gebouwd, die zich voor de leerlingen
dichter bij huis bevinden; gespeciali
seerde leraren brengen er regelmatig
bezoeken, terwijl de leerlingen hun eigen
studieprogramma afiyerken onder toe
zicht van assistenten.
Kan de leerling alle vakken leren
met geprogrammeerd materiaal en zul
len de leraren steeds minder nodig zijn?
Dr. Lumsdairie's antwoord op beide
vragen is „neen". „Er is nog geen ma-
cine uitgevonden, die op een intelli
gente manier de bekwaamheid van een
leerling kan meten", zo stelt hij, „en
tot dusver ook geen machine, die met
succes lezen en schrijven kan onder
wijzen". Wat de onderwijzers betreft,
meent hij. dat deze altijd nodig zul
len blijven, maar hun taak in het on
derwijs zal misschien wat veranderin
gen ondergaan.
ZULKE BESLOMMERINGEN als het
nakijken van huiswerk, het geven van
klassikale lessen en het handhaven
van de orde zullen grotendeels verdwij-
:n. h
nen, maar de leraren zullen meer tijd
voor studie hebben en voor „het doel
treffend en intensief werken met de
leerlingen afzonderlijk voor de ontwik
keling van begaafdheden op het ge
bied van expressie en gemeenschaps
zin, die de volledige bekwaamheid van
een leraar opeisen".
Soms wordt wel eens uiting gegeven
aan bezorgdheid over de mogelijkheid,
dat geprogrammeerde instructie leidt
tot het gelijkelijk vergaren van kennis
en het mechanisch reproduceren daar
van in plaats van echt doorzicht in
en begrip van het onderwerp. Dr. Lums
daine meent, dat er weinig grond is
voor deze vrees. „Geprogrammeerde
instructie", zegt hij, „waarbij leer
lingen stap voor stap kennis vergaren
kan de afzonderlijke leerlingen helpen
een gevoel voor subtiele verschillen
te ontwikkelen en een nieuwe aanpak
in bepaalde omstandigheden toe te pas
sen en deze te gebruiken om scheppend
te denken en te bedenken".
Flesibele scholen nodig
DR LUMSDAINE'S advies aan ge
meenschappen en regeringen, die thans
scholen bouwen of dat van plan zijn
luidt, de scholen „flexibel" te houden.
Muren moeten verwijderd kunnen wor
den of gemakkelijk verplaatsbaar zijn
en. bovenal er moeten meer dan genoeg
elektrische contacten zijn.
Veel ontwikkelingslanden, zo meent
hij, hebben op dit gebied een voor
sprong. Zij kunnen vandaag schoolge
bouwen ontwerpen, die kunnen worden
aangepast aan de behoeften van mor
gen In vele hoger ontwikkelde landen
kunnen scholen van het modernste type,
die nog maar kortgeleden zijn afge
bouwd, niet makkelijk worden aange
past aan de behoeften van de gepro
grammeerde instructie en het toene
mend gebruik van nieuwe voorlichtings
media, waar het, daar is dr. Lumsdaine
zeker van, in de toekomst bij het onder
wijs toch naar toe gaat.
MISSCHIEN STAAN de wonderen van
de eeuw der electronica wel op de
drempel van de school, maar het pro
bleem van het voeden van de diverse
machines met lessen bevindt zich nog
slechts in een experimenteel stadium.
Cursussen wiskunde, natuurkunde en
scheikunde zijn ontworpen voor ma
chinaal onderwijs en proefondervinde
lijke basis, maar aan het uitwerken
van een rooster voor een volledige stu-
Uw gazon zal nu eens
een goede beurt moeten
hebben; als men er dit
najaar oude mest of kom
post heeft opgebracht
zal men de resten ervan
nu moeten afharken;
heeft men niet bemest
dan zal men dat nu moe
ten doen en dan kan men
daar het best de bekende
tuin- en gazonkorrelmest
voor gebruiken. Per tien
vierkante meter heeft
men ongeveer drie hon
derd gram nodig; later in
de zomer zal men om de
twee weken dan nog een
lichte overbemesting moe
ten geven; gras moet
steeds kunnen door
groeien.
In de kamer ziet men
ook nieuw leven: de cac
tussen en vetplantjes be
ginnen er weer een beetje
fleuriger uit te zien en
dat is het sein dat ze nu
zonodig verpot kunnen
worden en voor dit doel
kan men gebruik maken
van de bekende bloemis-
tengrond, doch die moet
goed verteerd zijn en roer
er dan nog een beetje
extra metselzand door
heen. Onder in de vot
moeten ook wat scherfjes
komen; het afvoergaatje
mag in geen geval ver
stopt raken.
Er komen nu klachten
binnen over de clivia; als
de plant niet bloeien wil
of onder tussen de bla
deren bloeit is er iets mis
in de behandeling; dan
heeft de plant niet vol
doende rust gehad- De
clivia kan best in de win
termaanden normaal door
groeien, maar dan komt
er geen bloemknop; daar
om moet men de plant
van half oktober tot half
februari rust gunnen en
dan zal men in een matig
verwarmde kamer maar
eenmaal in de twee we
ken een weinig water be
hoeven te geven. Bemes
ten mag men dan ook
niet. Clivia's bloeien dik
wijls óók niet omdat men
de planten vlak voor de
bloei verpot. Als dat no
dig is moet men het vlak
na de bloei doen, doch in
geen geval vlak vóór die
tijd. Clivias staan ook
veelal meer in een te
grote dan in een te kleine
pot. Al komen er enkele,
dikke en vlezige wortels
boven de potgrond uit,
toch wil dat niet zeggen
dat ze beslist verpot moet
moet worden. Jonge stek
ken kan men met wortel
en al afnemen, doch dat
dient men dan ook na de
bloei te doen.
G. Kromdijk
die van de leerlingen is men nog maar
nauwelijks begonnen. Dr. Lumsdaine
vergelijkt de taak van de man, die de
lessen programmeert met, de schrijver
van schoolboekjes van nu. De le
raren zelf zouden, meent hij, profijt
hebben van het uitwerken van program
ma's voor studenten, die met behulp
yan machines studeren. „Zij zouden
merken, dat zij nauwkeuriger dan ooit
te voren moeten proberen de onderwer
pen, die zij willen onderwijzen te be
schrijven", zo zegt hij, „en zij zouden
de problemen, die de leerling kan ont
moeten in een nieuw 'licht zien."
Gordon Behrsns
DE SCHRIJVER Paul Léautaud
heeft in een van zijn befaamde radioge
sprekken met Robert Mallet eens ge
zegd dat de hele roman- en fictielitte
ratuur hem gestolen kon worden. De
enige boeken die hij op den duur nog
las en herlas waren memoires, corres
pondenties en biografieën. Men moet
schrijven wat men gezien, gehoord, ge
voeld en ervaren, kortom: wat men op
de een of andere manier doorlééfd
heeft. De rest kan de kachel in.
Nu weten de ingewijden wel dat men
de uitspraken van Paul Léautaud, die
Diogenes der Franse letteren, met een
korreltje zout moet nemen. Maar nu
dit geval dan maar een klein korreltje.
Want in de grond van de zaak ligt er
veel waars in wat hij daar zegt: hoe dich
ter bij de werkelijkheid, hoe beter. En
die wint het bovendien altiid óók nog
In fantasie. De meest, fantastische ver
halen immers zijn de verhalen van de
geschiedenis zelf. En het boeiendst is
het altijd als de geschiedenis concreet
wordt, d.w.z. niet het verhaal van wat
men „de grote lijmn'' belieft te noe-
m.en, de stromingen en achtergronden,
in het halfduister der grote en vage be
weringen, maar de lens scherp op éen
punt gericht, op een persoon, een merk
waardig man, wiens leven de moeite
waard is geweest. Hier zijn we op het
terrein van de biografie.
ER BESTAAT NATUURLIJK ook het
genre van de geromantiseerde biogra
fieën, met hele pagina's verzonnen dia
logen plus het liefdesleven van de gro
te man, alsof de biograaf met een ste
no-blocnote onder zijn bed heeft gele
gen of op alle beslissende levensscenes
toevallig aan het sleutelgat stond. De
geschiedenis in technicolor. Maar die is
hier niet aan de orde. Wij bedoelen dé
echte, de bona fide biografie, de levens -
beschrijving waar de auteur zich aan
de feiten houdt die hij weten kan, zon
der ze op te dirken of bij te stippen.
Zulke boeken verschijnen er, in verge
lijking met de romanproduktie, nog
veel te weinig, althans in onze taal.
De uitgever Kruseman heeft een se
rie monografieën opgezet onder de ti
tel: „Kopstukken uit de geschiedenis."
Deze boekjes voldoen op een ideale wij
ze aan de eisen van ee beknopte his
torische portrettengalerij. Ze zijn, in de
beste zin van het woord, populair-we-
tenschappelijk, d.w.z. de schrijver is,
in de huidige stand der wetenschap,
op de hoogte van zijn onderwerp, maar
hij schrijft niet uitsluitend voor colle
ga's die óók al op de hoogte zijn. Hij
weet dat zijn gehoor geen onderonsje
is en hij houdt er rekening mee in zijn
exposé, in de helderheid en bevattelijk
heid van. zijn betoog en vooral in de
juiste keuze van de vertelstof die de
belangstellende lezer weten wil. Dit al
les hoeft geen compromis te zijn en
doet niet de minste afbreuk aan de we
tenschappelijkheid dat heilige huisje
bij uitstek het is geen knieval voor
het publiek, maar een open tegemoet-
treden met het eerlijke respect voor de
interesse en het begrip van de niet-
ingewijde. Want de geschiedenis kent
geen geheimtaal, ieder kan meeluiste
ren, voorzover hij droog achter de oren
is.
VOOR DE wetenschappelijk betrouw
baarheid van de serie staat borg de
redactie van dr. J. W. Smit, van hel
instituut voor geschiedenis aan de uni
versiteit van Utrecht. Hoe goed weten
schap en leesbaarheid kunnen samen
gaan blijkt al meteen uit het meester
werkje van de serie tot nog toe, het
boekje over Caesar door Prof. dr. J.
H Thiel. (Naar deze medewerker hoef
de de redacteur niet ver te zoeken
Prof. Thiel is de hoogleraar in de Oude
Geschiedenis aan de Utrechtse univer
siteit). Een eigenlijk chronologische
biografie is het niet, maar een histo
rische portret van Caesar, een studie,
een beschouwing, éen requisitoir en een
pleidooi; dit alles, omdat ook Caesar
zelf zo complex én veelkantig is. Prof.
Thiel blijft bij de beschouwing van Cae
sar's beeld niet onwrikbaar op één
plaats en één standpunt staan, maar
loopt er vrij omheen, aan alle zijden,
in voor en tegenlicht. Caesar treedt ons
uit deze beschouwing te voorschijn als
een man van tegenstellingen, maar ten
slotte, ondanks alles wat er op hem valt
af te dingen, (en Thiel steekt het met
onder stoelen of banken dat hij met
het genus dictator, vooral in zijn mo
derne vorm, weinig op heeft), van alle
dictatoren der geschiedenis de grootste
en de sympathiekste. Een dictator die
een afkeer had van terreur.
HET BOEKJE TELT (zoals alle deel
tjes van deze serie), bijkans hónderd
bladzijden en geeft, binnen dit bestek,
een duidelijk omlijnd karakterbeeld
van Caesar en zijn tegenspelers, waar
in de genialiteit van ue man wel scherp
tegen de rest afstreeKt. De stijl is te
gelijk rustig en geladen, omdat er in
het relaas ook een goed stuk polemiek
zit tegen degenen die met vileine be
doelingen zich achter de naam en in
de schaduw van deze reus verschuilen.
Het is juist deze toon die het boekje
zo boeiend en levend maakt en die het
verre uittilt boven net typische profes
sorale studeerkamer-geschrift.
Ook voor de andere nummers van de
serie heeft de redacteur de medewer
king gevondefi van een aantal bekwa
me historici. Zo is er uit de pen van
prof. Charles Verlinden een interessant
deeltje over Columbus en de Spaanse
kolonisatie van Amerika.
HANS VON RIMSCHA, hoogleraar in
de Oost-Europese geschiedenis aan de
universiteit van Erlangen beschreef
het. leven van de Russische keizerin
Katharina If en haar gunsteling Potem-
kim. Een stuk gesc liedenis waar de
(Vervolg van pagina 1)
er dan al vaak een beetje oppervlak
kige neerbuigendheid is ten opzichte
van Amerikaans technisch kunnen en
het zich concentreren op de techniek
de inniger band, dieper en echter,
breekt zich op kritieke ogenblikken
baan. Zo werd ik (en elke andere Ame
rikaan die ik hier ken) totaal onver
wachts maar heel beleefd overladen
met gelukwensen met de Amerikaanse
ruimtevlucht. Zelfs de buitengewoon
uitgebreide verslagen in de kranten
legden op overtuigende wijze getuigenis
af van de diepe indruk die de gebeur
tenis, althans tijdelijk, op het Neder
landse bewustzijn had.
BIJ IEMAND die in het buitenland
is ontwikkelt zich vaak een onverwach
te overgevoeligheid (die hij thuis niet
heeft) wat betreft de indruk die zijn
eigen land op een buitenlander maakt.
Zijn gasthèer, aan de andere kant,
loopt gevaar, als loyale patriot, te den
ken dat ofschoon er aan zijn land fou
ten kleven er toch genoeg zelfcritiek is,
en dat hij het buiten de wijsheid van
vreemdelingen kan stellen. Deze ver
schijnselen tezamen de balk in het
eigen oog en de splinter in dat van
mijn broeder kunnen gemakkelijk
onze visie op elkaar vertroebelen in
dit geval: mijn visie op Nederland.
Proberend dit in gedachten te houden
heb ik in deze vier korte artikeltjes
voornamelijk enige vluchtige indrukken
verzameld. De indrukken zijn die van
hoofd en oog, maar niet van diepgaand
Onderzoek. Het kan dus zijn dat ze de
plank soms helemaal misslaan en al
leen de kleine waarde hebben bekend
te maken dat het er zo-en-zo uitziet in
de ogen van een vreemdeling. Dat ze
dan zelfs op die manier, zij het nega
tief. de echte waarheid mogen dienen
door hun getuigenis af te leggen in eer
bied en genegenheid.
meeste lezers maar een vage notie van
hebben en dat hier kort, bondig en
van nabij belicht wordt. Wat voor hen
vroeger maar een naam was, wordt
nu een ontmoeting.
DE KEULSE HISTORICUS Peter
Rassow behandelt da levensgeschiedenis
van Karei V in diens radicale opvatting
van het keizerschap. Voorts is er de
intrigerende figuur van de grote Fran
se kardinaal-minister Richelieu, door
Willy Andreas. De andere, tot nu toe
verschenen deeltjes, behandelen de tijd
en het leven van Barbarossa (door Karl
Jordan), Alexander de Grote (Franz
Hampl), Jacob van Artevelde (Hans
van Werveke) en Philips de Goede
(Paul Bonenfant). Alle deeltjes geven
een oriënterende, up te daté bibliogra
fie, die ook voor studenten, die verder
op het onderwerp willen ingaan, zijn
nut heeft. Vooral de biografie dóór Paul
Bonenfant munt hierin uit.
Dergelijke boekjes zijn voor de ge-
interesseerde leek de boeiendste manier
om geschiedenis te lezen. Grote ge
schiedwerken zijn panorama's in vogel
vlucht, maar hier is iedere monografie
een venster dat de blik richt cp het
altijd verrassende levensbeeld van één
bepaalde, grote figuur. Want evenzeer
als een panorama van krachtlijnen en
massale bewegingen waar het indivi
duele tot stipjes vervaagt, is de ge
schiedenis ook een galerij van grote
mannen die historie hebben gemaakt-
Voor hen die van zulke ontmoetingen
houden, die eerst de mens en dan pas
de achtergrond willen zien, is deze klei
ne biografische bibliotheek van Kruse
man uitgezochte lectuur in concrete ge
schiedenis. Pasfoto's der historie.
Drs. H. Prenen