Studieloon weer fel omstreden n RECENTE MEDISCHE AANWINSTEN c=> n a= Nieuwe wegwijzer in de sociologie u DISCUSSIE IN UNIVERSITAIRE KRING r-=3 0 DE TWEEDE ROMAN VAN BOELI VAN LEEUWEN L A I E H D A G 4 VI H 1 19 6 3 ErblJ PAGINA I) H I L 1 POSTZEGEL VANIOCENT 1 POSTZEGEL VAN 2 CENT LJS 0 BINNENLAND buitenland DE BELANGSTELLING vóór dé sociologie, deze jongste der so ciale wetenschappen, is stijgende. Het is gebruik aan deze vaststel ling toe te voegen dat de samen leving voortdurend ingewikkelder wordt en dat de sociologie hier in zicht biedt. Ik wil van die gewoon te geenszins afwijken: onze maat schappij is inderdaad niet makke lijk te begrijpen en de maatschap pijwetenschappen geven wie enig sociaal begrip begeert, zeker steun. Maar velen worden waarschijnlijk bij hun eerste poging om het voor wetenschappelijk oordeel aan de litteratuur te toetsen, terdege af geschrikt. Want vele der studie boeken over sociologie zijn niet al te leesbaar. En waar de ingewijde licht geboeid, raakt door een nieuwe visie op de hem bekende stof, zal een beginner de verfijnde terminologiewaarvan hij de sin maar onvolkomen kan beseffen, al- Hcht als ,,kul" ervaren. Drs W. Langeveld C. J. E. Dinaux EEN GENEESMIDDEL, dat in staat is bij lijders aan suikerziekte in vele gevallen de dagelijks terugkerende injecties insuline te vervangen, wordt ook sinds begin 1956 in ons land toegepast. Dit middel, carbutamide, is thans ook voor leden van de ziekenfondsen beschikbaar. Het is werkelijk ..een belangrijke qanwiryst op ,a\ediscfi gebied. Jaren lang al werd er gezocht naar middelen, die bij men sen met suikerziekte een normaal gehalte aan suiker in het bloed tot stand zouden kunnen brengen. Want door een verhoogd suikergehalte van het bloed ontstaan de ziekteverschijnselen vermagering, dorst, haaruitval en ver vroegde aderverkalking. Met behulp van insuline-injecties en een dieet gelukt het de mensen inderdaad in een goede conditie te houden. Echter, het voor elke maaltijd steeds moeten geven van een injectie brengt vele bezwaren met zich mede. De ontdekking, van het nieuwe middel be tekent, dat vele duizenden patiënten met suikerziekte thans het suikergehalte in hun bloed op peil kunnen houden door het innemen van tabletten, een eenvoudige wijze van be handeling. Er zijn echter nog patiënten met suikerziekte, die absoluut verder met insuline behandeld moeten blijven en dus niet van injecties naar tabletten kunnen overgaan. Een enigszins gewijzigd tablet, dat ook bij suikerziekte gebruikt kan worden, in plaats van injecties is tolbutamide. '-V VN/ IMilltr u u BOVENDIEN ZIJN er in de Ne derlandse taal maar weinig boeken die als inleiding gelezen kunnen worden. De werkjes van Steinmetz en Bouman zijn nu al respectievelijk 32 en 22 jaar oud. De recente Aula pocket var, Van Doorn en Lammers lijkt mij wel goed maar toch nog ta melijk moeilijk en bovendien wat al 'e zeer met verondersteld verhelde rende voorbeelden overladen. Ik meld derhalve met verheugenis het verschijnen van een nieuwe wegwijzer in de sociologie, getiteld Wegwijzer in de Sociologie en ge schreven door zeven sociologen, te weten Goddijn. Thoenes, Kraemer, de Tombe, IJzerman, Heinemeyer, Saai en Van Hessen.* De lezer wordt meteen al aange naam getroffen door het eerste hoofdstuk, dat dan ook onder meer uit de pen van Thoenes stamt. Er is een goede expositie van de sociolo gische problematiek en een lastig leerstukje als dat der metasocialè waarde-oordelen wordt in enkele bladzijden duidelijk en* merkwaar dig volledig uiteengezet. HET TWEEDE DEEL behelst de praktische sociologie, onder welk hoofd men beschouwingen aantreft over staat en maatschappij, bedrijf en maatschappij, de sociologie van de stad, het platteland, huwelijk en gezin, een sociologie van de jeugd en de godsdienstsociologie. Daarvan heeft mij vooral het hoofdstuk over de sociologie van de stad bijzonder aangesproken, om de misschien nogal persoonlijke reden dat de schrijver (Heinemeyer) zelfs in dit bondige bestek vermijdt aan het modieuze Onbehagen in de Cul tuur tegemoet te komen. Alle ge praat over anonimiteit, verzakelij king, massificatie en vereenzaming, door leken maar ook sociologen voor zoete koek aanvaard, wordt in dit hoofdstuk gerelativeerd. Wat de stedeling aan zekerheid en geborgenheid derft, wint hij name lijk anderzijds aan ontslag van sociale controle: aan grotere vrijheid om zich andere gedragsvoorbeelden te kiezen en zijn persoonlijkheid te ontwikkelen. Het is maar een kwestie van par ticuliere voorkeur wat men het zwaarst laat wegen. Maar het is wel een historisch feit dat alle cultuur eerst met de stad, en bepaaldelijk de grote stad. ontstaan is. Tegenover het ontstellende gezeur over cte menselijke eenzaamheid, dat men thans in welhaast elke ver staanbare uiting van de kunsten aantreft, stelt Heinemeyer de vraag of er eigerj|ijk wel een hedendaags probleem van Contactverlies bestaat! „DE OPVATTING dat de mensen elkander in de stad niet kennen is in tegenspraak met de onderzoekingen die uitwijzen dat er in elke stad, ook de grootste, tal van groeperingen bestaan waarin de enkelingen zijn opgenomen", schrijft hij. En elders, over het veronderstelde leed dat de arbeider in een grote fabriek moet ondergaan; „Bij zeer vele arbeiders bestaat een voorkeur voor werk in het grootbedrijf, ondanks toege nomen zakelijkheid der betrekkin gen. Men is namelijk minder over geleverd aan willekeur en met col lega's is ook daar veel goede kame raadschap". En voor de liefhebbers van Tön- nies „Gemeinschaftlichkeit" nog dit citaat: „Sociografische monografieën hebben in het licht gesteld dat de Europese dorpen (van voorheen) allerminst de hechte, gesloten een heden waren waar velen ze voor uitgeven". KORTOM, ik heb dit overzicht van wat er in de moderne sociologie thans gaande is, met plezier gelezen en beveel het gaarne en van harte aan. Drs. Hans Duller 1) Uitgave De Busêy. A dam 'S3. "ÉiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinDiunni: DE LAATSTE WEKEN is hier te lande de discussie over het al of niet betalen van studieloon weer aan de gang. De bijdragen tot het gesprek worden afgedrukt in het weekblad van de Civitas Academica der Uni versiteit van Amsterdam „Folia Civi- tatis", waarin prof. Andriessen on langs het standpunt verdedigde, dat studieloon voor de overheid geen on draaglijke last behoefde te zijn. Daar op volgden tal van reacties van voor- en tegenstanders en het vraagstuk is opnieuw van alle kanten belicht. Het blijft de gemoederen kennelijk bezig houden, want omstreeks 1958 was er, naar wij ons herinneren, een soortge lijke gedachtewisseling geweest. De kwestie is inmiddels niet minder ac tueel. Bij het studieloon gaat het er immers om of studerenden aan uni versiteiten en hogescholen recht heb ben op een vergoeding om in hun onderhoud te kunnen voorzien. Voor standers daarvan redeneren aldus: wie studeert derft inkomen en ontzegt zich het een en ander met het doel kennis te vergaren, waarvan hij zelf, maar ook de gemeenschap, later zal profiteren. Afgestudeerden komen in het algemeen op leidinggevende en verantwoordelijke posities en het maatschappelijk welzijn is in hun handen. Het is daarom niet meer dan billijk, dat de maatschappij dus ook haar steentje aan hun opleiding bij draagt. Bovendien worden de zonen en dochters uit de minder-draag- krachtige milieus op deze wijze in staat gesteld hoger onderwijs te vol gen. Uit democratisch oogpunt wordt dit een noodzaak geacht; economisch gezien is het noodzakelijk alle aan wezige capaciteiten tot volle ont plooiing te laten komen. IN ZIJN REPLIEK op deze aanval len stelt prof. Andriessen dat studieloon een prestatiebeloning moet zijn voor de behoorlijk werkende student, waarbij geen discriminatie mag optreden. Het moet de student onafhankelijk van zijn ouders maken en hij neemt de Engelsen tot voorbeeld, die 65 tot 70 pet. van de studenten steunen, tegen bij ons 25 pet. Hij blijft erbij, dat door het scherpere toezicht op het verloop van de studie, dat verbonden is aan het stu dieloon, het rendement zal stijgen over de gehele linie. Voorlopig zou hij de studieduur met gemiddeld een half jaar willen zien te verkorten. Dit betekent nationaal gezien een bijdrage aan het maatschappelijk inkomen die Andries sen becijfert op 45 miljoen. PROF. A. D. DE GROOT vraagt in zijn artikel „Behoefte aan democratise ring misstand of misverstand?" of het uitgangspunt van de voorstanders van studieloon niet voos is. Zijn ant woord daarop is bevestigend. „Men gaat blijkbaar uit van het axioma, dat de academicus (qua „geluk" of iets der gelijks?) een uitzonderingspositie in neemt tussen andere burgers. Het is zó heerlijk academicus te 2ijn, dat iedereen daèrop „gelijke kansen" moet hebben; bij andere beroepen hoeft dat niet." De Groot waarschuwt, dat ieder de vrijheid moet hebben zijn eigen op leiding c.q. beroep te kiezen en dat het hem onverklaarbaar is, waarom af gestudeerden van het middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs die niet verder gaan studeren moeten worden beschouwd als slachtoffers van een so ciale misstand als in hun milieu de ware studiezin ontbreekt. Hij wijst er op, dat men nog tal van andere kanten op kan: kunstacademiè, hoger tech nisch onderwijs, maatschappelijk werk etc. Hij tekent protest aan tegen het gebruik van de term „democratisering" waarmee gesuggereerd wordt, „dat een streven om de recrutenng van de be oefenaars van een bepaalde groep van beroepen (de academische) meer even redig over de milieus te verdelen iets met democratie te maken zou hebben." Dit is naar zijn mening onjuist en mis leidend, want er is van opzettelijke dis criminatie geen sprake. Prof. De Groot stelt, dat het in feite om twee dingen gaat: a. moet de overheid voor een veel groter bedrag in het onderwijs in vesteren? b. is het studieloon een ver standig en effectief middel om grote groepen burgers meer te laten leren en de toeloop naar het hoger onderwijs te vergroten? Op de eerste vraag ant woordt hij, op grond van een vergelij king met het buitenland bevestigend. Of het studieloon een geschikt middel is vindt hij maar twijfelachtig. Vhmo-ge- diplpmeerden moeten niet allemaal gaan studeren .en trouwens de grote barrière ligt niet na, maar vóór het vhmo, waarin naar zijn mening een ne gatieve selectie van helemaal-niet-dom- me leerlingen plaats heeft. De scherpe controle die bij het studieloon hoort vraagt een geheel nieuwe organisatie van het hoger onderwijs, die de kosten sterk zou doen stijgen. PROF. H. D. DE VRIES REILÏNGH voert nog enkele andere bezwaren aan. De studievrijheid zou bij het door An driessen voorgestelde systeem worden prijsgegeven. De studie zou jachtig wor den. de studenten geborneerd en de universiteit een vakbreinfabriek! Voor de hoogleraren is het hek van de dam om zich nog enige beperking van de studie-omvang op te leggen. De studen ten krijgen in dit opzicht bepaald niet minder zorgen en, zegt hij, zij zullen hun financiële zorgen nog vergroten door van hun loon snel te gaan trouwen De studieduur zal wellicht nog langer worden en het rendement zal nog da len. Daarom zou deze discussiant bij wijze van „opportunistische noodmaat regel" een zeker studieloon voor kan didaten willen invoeren. Voor candidan- di acht hij iets dergelijks onrechtvaar dig tegenover hun leeftijdgenoten in an dere niet-universitaire opleidingen. En dat lijkt ons een van de zwaarst we gende argumenten. Wie over democra tisering praat, zal het criterium „ge lijke monniken, gelijke kappen" niet willen missen. Voor studieloon komen dan veel meer categorieën in aanmer king dan alleen studenten en dat zal de kosten voorlopig wel prohibitief hoog maken. (Vervolg van pagina 2) in de weelderige oassages verdiscon teert, blijft er een restant aan loze woorden, die geheel voor rekening van Van Leeuwens onmacht komen om het melodramatische effect te mijden. Ik citeer ten bewijze daarvan enkele zin nen, die bladzijde 147 bepaald ontsie ren: „En de liefde, deze verbijstering des vlezes en des geestes, ging als een storm door hem heen. Van zijn boom des levens braken de dode takken splin terend af; vogels vlogen krijsend uit de zwiepende kruin omhoog en fruit en bladeren werden naar de aarde afge schud. De zee bewoog in hem en vul kanen wierpen gloeiende lava naar de hemel. De aarde werd uit haar baan gerukt en sterren spatten aan het fir mament uiteen" en zo gaat het nog een halve pagina voort in een barokke beeldspraak die zichzelf tot hoogdra vendheid opschroeft. WAT VAN LEEUWEN ontbreekt is maatgevoel, zelfkritiek, distantie van zijn opwellingen, zelftucht dus een tekort dat zich niet minder fataal wreekt in de compositie van het geheel. Fragmentarisch glijden opeenvolgende gebeurtenissen aan Kai Medema voor bij alsof ze hem niet raken, terwijl ze bedoeld zijn als ervaringen die hem tot in het merg van zijn leven zouden moe ten treffen. Zelfs een delirisch visioen, als „kunstgreep" te baat genomen om de herinnering aan de oorlogsgruwel op te roepen, is niet in staat om te doen geloven in de apocalyptische gevoels- chaos, die deze mens tot een verlossing van zichzelf moet brengen. De schim van Eddy Lejeune uit „De rots der struikeling" heeft Kai Medema belet om los van het papier te komen. Slot som: de tweede aanloop van Boeli van Leeuwen is, hoewel fragmentarisch ge slaagd, als geheel een mislukking ge worden, een sympathieke mislukking. TEGENSTANDERS VAN het studie- loon zijn er eigenlijk niet. We kunnen beter spreken van bezwaarden, want wie zich vierkant tegenstander toont wordt al gauw voor ondemocratisch en conservatief gehouden. Laat ons daar om de discussie in hoofdzaken volgen en hun argumenten eens nader beschou wen. Prof. Andriessen wijst er op, dat 49 pet. der studenten afkomstig is uit het hoger -milieu; 43 pet. uit het 'mid delbaar en 3 pet. uit het lager (cijfers 1958-59) waarbij men gewoonlijk'aan neemt, dat deze milieus in de verhou ding 5 30 65 over de bevolking verdeeld zijn. Het studierendement blijkt over het algemeen laag te zijn. Over een periode van 14 jaar blijkt maar 61 pet. van de studenten aan de universiteit van Utrecht de eindstreep te hebben bereikt. Prof. Andriessen wil nu met het studieloon diegenen tot stu die stimuleren die met beurzen en ren teloze voorschotten daar nog niet aan toekomen. Tevens wil hij aan het stu dieloon koppelen het volbrengen van de studie binnen redelijke tijd. De studie vrijheid wordt in zijn voorstel dus wel degelijk beperkt, ook al opent hij de mogelijkheid dat allen die dat wensen, kunnen gaan studeren, maar dan tegen betaling van de werkelijke kosten die een paar duizend gulden per jaar be lopen. Het bruto bedrag zou 120 mil joen zijn. Het verschil tussen het bruto en het netto bedrag wordt goedgemaakt doordat de overheid bepaalde offers niet langer zal behoeven te brengen bij voorbeeld belastingaftrek voor stu derende kinderen en anderszins. An driessen becijfert de netto kos ten van dit studieloon op ongeveer 60 miljoen per jaar, een bedrag dat kan stijgen met de loop der jaren. Daarbij is hij uitgegaan van 40.000 studerenden die allen jaarlijks 3.000 per jaar zou den ontvangen. Dr. M van Huiten acht deze cijfers te laag en meent, dat een aantal van 55.000 studenten die voor studieloon in aanmerking komen bin nenkort realiteit zal zijn. Zij zullen dan minimaal f 3.500 per jaar behoeven en op grond van deze gegevens acht hij de netto kosten voor de overheid 1 100 miljoen. Belangrijker dan deze financië le kant is echter zijn principiële vraag aan prof. Andriessen, hoe deze zich denkt, dat de criteria zullen worden vastgesteld voor toekenning van studie- loon aan abituriënten van onze middel bare scholen. Mr. Ch. Boissevain meent, dat het uit gangspunt van Andriessen van zijn ge gevens over studierendement onjuist is. „Het is niet de vraag of het wenselijk zou zijn dat iedereen die een studie be gint deze ook afmaakt; het is de vraag of het nódig is en of het maatschap pelijk kan." Hij zoekt de oplossing lie ver in tussen-eindstations tussen studie- aanvang en doctoraal, zoals het bacca laureaat. (Van onze medische medewerker) IN NEDERLAND hebben belangrij ke onderzoekingen p'aats op het ge bied van de hartchirurgie. Prof. Boe rema in Amsterdam verricht thans ope raties, waarbij het mogelijk wordt ue borstkas van een patiënt te openen, en aldus het hart re bereiken, -onder dat de longen samenvallen. Hij be reikt dit door in een ruimte te opereren waar een hogere atmosferische drux heerst. Hij en prof. dr. D. Eerland te Gro ningen bestuderen de mogelijkheden van 't opereren bij een verlaagde lichaams temperatuur van de patiënt. De nor male lichaamstemperatuur bedraagt ongeveer 37 graden C. Door middel van bepaalde medicamenten gelukt het, de lichaamstemperatuur te doen dalen, tot omstreeks 28 graden C. Bij deze verlaagde temperatuur kan het hart korte tijd uitgeschakeld worden De chirurg kan dan in het tijdelijk bloe deloos gemaakte hart, het operatiege bied beter overzien en aldus zijn be langrijke ingrepen aan hartkleppen en bloedvaten verrichten. De sterfte aan tuberculose is in ons land belangrijk gedaald in de laatste vijftig jaar, n.l. van ongeveer 20 per jaar per 10.000 inwoners tot 0,33 per jaar per 10.000 inwoners. Ongeveer 350 mensen stierven in .''962 nog door tu berculose, dat wil zeggen nog ongeveer drie keer zoveel als door andere be smettelijke ziekten (difterie, roodvonk, mazelen, kinkhoest, tyfus) tezamen. De daling der tuberculosesterfte in ons land, is evenals i;i Amerika, min der duidelijk in de leeftijdsklassen der bejaarden. Dit is van grote betekenis, omdat de bejaarden niet zelden een infectiebron vormen voor kinderen (grootouders-kleinkinderen). REEDS JAREN lang zoekt men naar afwijkingen in het bloed bjj mensen, lijdende aan geestesziekten. Het schijnt nu gelukt te zijn, een bepaalde stof wisselingsstoornis bij patiënten met een bepaalde vorm van Krankzinnigheid aan te tonen. Het is bij proefnemingen met vrijwilligers (studenten) gelukt, hallu cinaties (zinsbegoochelingen) op te wek ken, die overeenkomen met de ver schijnselen die men wel bij lijders aan krankzinnigheid waarneemt. De vrij willigers werden dan ingespoten met bepaalde stoffen. Korte tijd daarna meenden zij alle mogelijke dingen te zien, die niet aanwezig waren of zij hoorden geluiden of stemmen van af wezige mensen. Ook hadden zij de meest onwaarschijnliike dromen en ge dachten. Mochten inderdaad een of meer vormen van krankzinnigheid tengevol ge van een stofwisselingsstoornis ont staan, dan moet men natuurlijk bij behandeling van deze ziekten probe ren, de stofwisselingsstoornis op te hef fen. Tot een werkelijke behandeling van geestesziekten langs deze weg heeft de nieuwe ontdekking van de stofwis selingsstoornis bij krankzinnigheid nog niet geleid. MEN GEBRUIKT wel een groot aan tal kalmerende middelen bij de be handeling van diverse geestesziekten Deze middelen, tranquilizers genoemd, brengen de patiënt ;n een rustige toe stand, waardoor het de dokter moge lijk wordt, met hem te praten en hem aldus te genezen. Vele mensen worden door het onrustige leven van deze tijd. innerlijk gejaagd en onrustig, zij raken overspannen en worden prikkelbaar. Door middel van dergelijke kalmeren de middelen gelukt het hun wel, de zenuwen de baas te blijven. Eii mil joenen worden deze pillen en tablet ten thans in Amerika gebruikt. Echter, deze kalmerende middelen zijn niet ge heel onschuldig. In de eerste plaats: men raakt er aan verslaafd, dat wil zeggen men blijft zonder de pillen on rustig en gejaagd. Maar er zijn ook tabletten, die een dusdanige invloed hebben op de menselijke geest, dat men geheel en al onverschillig wordt, ook al betreft het zaken en kwesties, waarover men zich wel kan, of zelfs moet opwinden. De kalmerende mid delen schieten dan hun doel voorbij, men wordt onverschillig en aanvaardt alle schaduwzijden van het leven zon der enig verweer en zonder enige ac tiviteit. De onverschilligheid wordt tot een groot gevaar: men werkt niet meer of te weinig, men lacht om "en drei gend ontslag en neemt geen maatre gelen tot verbetering. Men verwaar loost zich zelf en zijn gezin. De ge varen van deze „tranquilizers" wor den in Amerika terdege onderkend. Van hulpmiddelen bij nervositeit zijn e tot verdovende middelen geworden, c'ie on verschilligheid bevorderen. DE GEMIDDELDE levensduur in ons land is de laatste eeuw van 36 jaar tot boven de 70 jaar gestegen. Dit werd bereikt door verbetering van medische en hygiënische omstandigheden, maar daarnaast dienen toch ook de verbeter de sociale omstandigheden, zoals be tere woningen, kortere werktijden voor kinderen en volwassenen, genoemd te worden. De gemiddelde levensverwachting in ons land is wel, met Nieuw-Zeeland, de hoogste ter wereld. Een jongen, thans in Nederland geboren, mag ver wachten ongeveer 71 jaar te worden. De levensverwachting van in Nederland thans geboren meisjes is nog hoger, n.l. ruim 73 jaar. In ons land, even als in andere landen, is gebleken, dat de vrouwen ten onrechte wel het zwak ke geslacht worden genoemd, want medisch gesproken zijn zij het sterke geslacht; zij worden ouder dan de mannen, zij beschikken over meer weerstand tegen dekten dan het zo genoemde sterke geslacht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 15