PANDA EN DE JACHT OP JANSEN
Ons vervolgverhaal
COUTURIER
DOEDE VAN DUYL
VERKEERSSYMBOLEN
VOOR TEXTIEL
WOENSDAG 22 MEI 1963
15
mm
Henny G. C. Schoute
EEN OORSPRONKELIJKE ROMAN
DOOR KLAAS VAN DER GEEST
„IK BEN VERLIEFD op mijn vak en het vak ook op mij Het heeft mè
in zijn macht. Ik ben een slaaf van mijn werk", zei de Amstelveense mode
ontwerper Doede van Duyl, juist toen we het notitiebloc hadden dichtgeklapt.
Het sein voor: interview gesloten. Het bloc ging weer open en op het laatste
velletje schreven we de laatste woorden als kleine herinnering voor het begin
van dit verhaal. Woorden die het leven van een hardwerkende, succesvolle
mode-ontwerper beheersen.
3» -
VOORAL VOOR
Couturier Doede van Duyl in zijn ate
lier. Na veel omzwervingen door inter
nationaal modegebied is hü neergestre
ken in een moderne flat in Amstelveen.
nóg een paar San Franciscó's fcitten,
en vult deze bij. „Dat is voor Beurs".
Beurs, de grote hond, die hij drie jaar
geleden van „een vent met een rooie
neus voor een tientje kocht." „Ik wilde
hem eerst „Joetje" noemen maar het
werd Beurs van beer en reus, om-
dat-ie groeide als kool", ,,'t Ras?" „Oh,
't is een strioolpollysetter". „Een wat?"
(We zijn niet zo goed in honderassen
thuis). „Een strioolpollysetter van
riool en een paar hondenrassen! Een
klant die hier kwam had wel eens van
dat ras gehoord
Filmsterren
KRANKZINNIG DRUK, zei Doede
van Duyl. Dagen van meer dan vijf
tien uur zijn geen unicum, ,,'s Morgens
om halfzeven ben 'k er weer uit hoor.
Een douche en zwarte koffie maken je
wel fit".
Sinds Doede van Duyl in de mode zit
heeft hij hard gewerkt. Ook tijdens zijn
zwerftochten in het buitenland. Toen
hij stage liep en geen cent bij de grote
Parijse modeheren verdiende en daar
om 's nachts zong. In Spanje waar hij
in de openlucht Sliep en zich probeerde
met niet-schuimend zeewater te sche
ren. Maar toch altijd trachtte te zorgen
voor gepoetste schoenen en een vouw
in zijn bróek.
Of hij nu babbelde met Franse boe
ren of de gast was van Ava Gardner,
Martine Carol, In gr id Bergman of prin
ses Feisa, hij wist, zich altijd aan de
situaties aan té passen en bleef Doede
van Duyl. Die filmsterren kende hij
goed en hij ontwierp modellen voor
hen. „Het vervelende is, dat ze einde
loos aan bars zitten en altijd maar
over zichzelf praten. Nee, Ingrid Berg
man is erg aardig".
„Maat 56"
Doede van Duyl ontwerpt kleding
zónder een bepaalde modelijn te vol
gen. Hij zegt: „De pers heeft wel ge
schreven dat ik een vooruitziende blik
heb. 't Klopt oók want de modellen die
ik nu nïaak zijn over twee jaar mode."
Hij kopieert niets en ziet geen shows.
Hij maakt alles naar eigen ontwerp.
Doede van Duyl gaat zijn eigen gang.
Hij bemoeit zich niét met zijn collegae
en heeft zich gedistancieerd. van wat we
zouden kunnen noemen de kudde mode
koningen die we herhaaldelijk in de
sensatiepers tegen komen. „Ik ga m'n
eigen gang."
Hij is eigenlijk publiciteitsschuw en
selecteert de kranten-, tijdschriften-,
t.v.- en filmmensen, die hem om een
interview verzoeken. Toen de plaatse
lijke krant lucht kreeg van de vestiging
van de couturier kwam hij er niet on
deruit. Nu zit een show voor de Am-
Stèlveense inwoonsters in de pen. „Ik
neem geen beroeps-mannequins. Het
worden gewone vrouwen. Normale mo
dellen. De mensen moeten kunnen zien
hoe de kleding op een gewoon figuur
past. Er is zelfs een maat 56 bij.
„Zó." Hij spreidt zijn armen wijd uit.
De Amstelveense mode-ontwerper
gaat weer naar z'n atelier waar japon
nen, bloeses, pakjes etcetera met uiter
ste precisie worden gemaakt. „Alles
met de hand afgewerkt." Samen met
een naaister wordt er hard gewerkt.
Doede van Duyl ontwerpt ook dessins
en bedrukt de stoffen met „een eigen
produktje zodat het was- en kookecht
is." Bij de japonnen, ensembles enzo
voorts maakt hij ook wel zelf-ontwor-
pen èn fotografisch bedrukte hoeden.
„Alleen op verzoek."
VERSCHRIKKELIJK DRTJK heeft
Doede van Duyl het. ,,'t Gaat 'em goed"
heet het in de volksmond. H\j gaat de
zitkamer weer uit: een lange, slanke fi
guur. Avontuurlijk maar met vaste be
stemming. H« is rusteloos en grillig
maar gezellig. Iemand die zegt: „Het
werk gaat voor" en „Ik heb domweg
geluk gehad. Veel zakelijke relaties
hebben me geholpen maar je moet uit
eindelijk zelf beslissen en doorzetten.
Ik heb domweg geluk gehad".
De bel in z'n flat gaat. Doede van
Duyl loopt naar de spreekinstallaUe.
„Wie? O ja, wacht u even". Hij vliegt
naar de zitkamer. „Sorry, de pedicure.
Was 'k helemaal vergeten. Ja, ik moet
het nu eenmaal bijhouden, 'k Hem m'n
voeten wat verknoeid door te vaak zon
der schoenen te lopen. Ga maar mee
naar m'n atelier, daar zal 'k verder
vertellen en je foto's alten zien terwijl
ze me helpt".
HET MACHIENTJE van de pedicu
re bromt en is ongenadig. Zittend ojb
een laag trapje schrijven we vlug in
ons notitiebloc. Werkte in een Brussels
modehuis, ging toen naar Lissabon en
daarna naar Madrid. Was daar een nalf
jaar receptionist en zong 's nachts in
een nachtclub. Werd gids van Amen-
kanen en bestudeerde daarom V.V.V.-
folders. Figureerde in de film „Ihe
pride and the passion" (,,'k Heb die
film in Holland gezien maar mezelf
niet ontdekt, 't Was ook een heel klei
ne ról")
In 1956 kwam hij in dienst bij het
bekende Spaanse modehuis Vargas iri
Ntaclrfdr ..Die'hebben me eens naar Fa-
rijs gestuurd". En toen werd Doede
van Duyl verliefd op Parijs. Hij werk
te bij Balenciaga èn De Givênchy en
verkocht schetsen aan Heim, Chanel
en Balmain. „Ik verdiende daar niets
omdat ik stage liep. 's Nachts zong ik
en overdag was 'k fotomodel. Daar ver
diende je veel mee".
In 1957 werd de jonge Nederlander
„weggekocht" door een Amerikaans
modehuis. New Yórk voor achttien
maanden met retourtjes naar Parijs
om zaken in mode te doen.
Terug in Holland
IN 1959 kwam de Doede terug naar
Nederland. In Amsterdam. Hij wérd irt-
en verkoopleider bij Hirsch en wérk
te daar een jaar. Het ging niet. „Ik
kan wel in- maar niet verkopen om
dat ik het de mensen zeg als zé iets mét
staat". Toen begon hij voor zichzelf.
De bel gaat weer. „O ja, 'n mo
ment." Hij holt dé zitkamer in. „Daar
is „De strijdkreet". Hoeveel moet ik
deze week geven? Iedereen krijgt wal
van me. Toen ik in Parijs zat en geen
cent had en opeens wat verdiende deel
de ik het met dé clochards. Ik weet veel
té goed wat armoe is." Tegen iemand
die hem eens vroeg wat hij met een
rijksdaalder zou doen zei Doede: „Een
doos schoenpoets kopen en een pakje
sigarettèn. Schoenpoets om met keuri
ge schoénen te voorschijn te komen en
sigaretten om ze te offreren".
Doede van Duyl loopt in zijn flat al
tijd in een perfectpassende licht-linneh
broek, een wit overhemd waarvan de
drie bovenste knoopjes niet zijn dicht
gemaakt, 'n vest en semilaarsjes. „Voor
de I.F.C.-schow heb ik een pak moeten
kopèn en Schoenen. Die juffrouw wildé
me van die schoenen met lange punten
aansmeren. Niets voor mij. 't Pak nêb
ik vanmorgen heel vlug bij C. en A.
gekocht.
Op de keurklasse kan je hêêl goed
terecht. En dan héb 'k nog een zelfge
maakt pak. Ik heb het eigenlijk niét
fiodig want ik ga nooit uit. Drie jaar
geleden voor het laatst in de stad ge
geten en vorig jaar voor het 1 atste
naar de film, „West Side Story", ge
weest. Ik heb geen tijd omdat 'k het
zo krankzinnig druk heb. Als iemand
een jurk in een dag af wil hebben is-
ie af. Daarom staat hét t.v.-tóestel
daar. Als 'k even tijd heb of ontspan
nen wil zet ik het toestel aan. Voor uit
gaan heb 'k geen tijd".
De mooiste opdracht
De t.v. waardoor hij de mooiste op
dracht in zijn carrière kreeg: een
bruidsjapon voor de invalide Ria Bou-
ma die haar eerste trouwjapon afstond
tijdens de actie „Open het dorp". Ook
Doede van Duyl zat voor de t.v. „Toen
dat meisje Mies Bouman kwam ver
tellen dat ze haar bruidsjapon wilde
afstaan was 'k zo ontroerd dat 'k met
een het R.A.I.-gebouw belde om voor
haar gratis een nieuwe bruidsjapon te
maken, 't Is een reuze karwei geweest
want ze kan heel moeilijk staan. Maar
't is een schat. Ze is hier uren ge
weest. Ik moest ook mee naar de brui
loft. In een volgauto ging ik naar het
stadhuis".
Doede van Duyl lóópt, naar een kast.
„Fijne flat met heèl veel kasten." Hij
pakt er een glazen weckpot uit waarin
40)
Het gerommel van de donder kwam
naderbij. Het was geen gebulder van
kanonnen. En het weerlicht was niet
het mondingsvuur van zwaar geschut,
waarmee mensen de schepping teis
terden. Er werd wel gevochten, maar
verder weg, zo ver, dat kwartier
meester De Vos het niet hoorde.
Achter hem, boven de zee, flikker
de het schijnsel van zoeklichten. Hij
hoefde zich daar niets van aan te
trekken. Hij had er niets mee te ma
ken. En dat hij zijn doosje met kini
nepillen niet kon vinden, hinderde ook
al niet. De koorts ging vanzelf wel
weer over. Hij had al zoveel doorge
maakt; dat kon er nog wel bij. Hij
kwam er wel klaar mee, zoals hij
klaar gekomen was met de vermoeid
heid, de pijn, de dorst. „Een mens
kan een hele hoop meer verdragen
dan hij zelf weet
Toen hij bij kwam moest het tegen
middernacht lopen. .De maan scheen.
En de sterren. Net zoals hij ze had
zien schijnen, toen hij in zee dreef,
nu en dan even schitterend aan de
hemel maar telkens schuilgaand ach
ter de wolken. Miljoenen, miljarden
jaren hadden ze zo geschenen en had
den de wolken zo langs de lucht ge
dreven, had het geregend en had de
donder gerommeld. Het zou nog wel
een poosje zo doorgaan.ook als
hij, Cor de Vos. kwartiermeester van
de Koninklijke Ned. Marine, er niet
meer was om het te zien en aan
te horen. „Alleen kun je hier niet
blijven liggen.Hij moest toch
ma^r weer verder. Hij had ten slotte
geen dertig mijl of meer gezwom
men om daar op dat eiland te komen.
Dat zou een beschimping zijn, een
gruwelijk spel van een meedogenloos
noodlot.
Hij mocht dat noodlot verwensen.
Hij mocht in de ban van de waan
zin als een dier, een stervend dier,
wat rondwroeten in de modder van
vergane bladeren, takken, struiken en
bomen, maar hij was nog niet waar
hij moest zijn. Hij zou, of hij wilde
of niet, eerst nog naar Wassenaar
moeten en naar het Nieuwediep om
een paar vrouwen, die tevergeefs
wachtten op de terugkeer van een
man, een moeder, die uitkeek naar
haar zoon, te vertellen, wat ze graag
wilden horen. En voor hij naar Was
senaar ging en naar Den Helder zou
de Marine in Singapore waarschijnlijk
nog wel het een en ander voor hem
te doen hebben. Daar kon hij zich
niet aan onttrekken. Voor de jongens
van de Zestien was de oorlog afgelo
pen. En waarschijnlijk voor vele an
deren ook. Zij, die overgebleven wa
ren, zouden ermee door moeten gaan.
En één van hen was hij zelf, Cor de
Vos.
Zijn naakte knieën zakten weg in
de modder. Zelfs een half verrot tak
je, waarmee hij nog geen vlieg zou
kunnen doodslaan, schramde zijn ver
weekte huid en drong diep in het
vlees van zijn been. Hij sloeg er geen
acht op. Met zijn smerige hand veeg
de hij het klamme zweet van zijn
voorhoofd.
„Zelfs kruipend kom je in Singa
pore, Corals je maar lang ge
noeg volhoudt." Ja, en als hij niet
op dat eiland had gezeten, waar hii
onmogelijk af kontenzij hij nog
eens weer ging zwemmen.
Steunend tegen de ruwe stam van
een wilde pisangboom hees hij zich
overeind. Hij probeerde uit te kijken.
Misschien lag dat eiland niet eens
zo erg ver van het vasteland en zou
hij de kust wel kunnen zien. Maar
dan moest hij toch wachten tot de
dag weer aanbrak en de zon opkwam.
En voor het dag werd moest hij, pro
beren of hij op de een of andere ma
nier iets te eten kreeg.
Hij begon weer rond te kruipen.
Rond te strompelen. Hij zocht onder
wilde pisangbomen naar afgevallen
vruchten. Hij groef in de modder naar
wortels, want hij had wel eens ge
hoord, dat sommige daarvan eetbaar
moesten zijn. Maar hij vond niets.
Hij scheurde nog weer bladeren af en
kauwde er op; als ze niet bitter wa
ren, zoals de eerste, die hij gepro
beerd had, waren ze toch taai en kon
hij ze niet doorslikken. Hij voelde zich
overigens wel veilig. De kans, dat de
Japanners als ze het vasteland voor
een goed deel bezet hadden, ook op
het eilandje waren doorgedrongen,
leek hem heel gering. Op zo'n eiland
je zou hij de gehele oorlog, hoe lang
die ook mocht duren, kunnen door
brengen. Als hij er maar iets te eten
vond. En als ze hem bij de Marine
niet nodig hadden.
Hij hield het lang vol, maar moest
telkens uitrusten. Het enige, wat hij
dan kon doen, was zich te verzetten
tegen de slaap, tegen een verdoving,
die over hem kwam.
Hij kreeg het gevoel, dat hij zich
zijn hele leven daar al tegen had moe
ten verzetten. Niet alleen de laatste
uren maar al de tijd die verstreken
was, sinds de ondergang van de 0-16
in een ver verleden.
Hij probeerde te berekenen, hoe
lang hij gezwommen had, voor hij op
de riffen aangespoeld was, maar hij
kwam niet verder dan een ruwe schat
ting. Dertig, misschien zesendertig
uur, misschien ook wel langer. Hij
had er zelfs bij benadering geen idee
van, hoelang hij al op eilandje was.
Het konden twaalf uren zijn, maar
ook een paar dagen.
Niettegenstaande zijn verzet werd
hij toch telkens door uitputting
overmand. Dan was het alsof hij weg
gleed in een donkere, diepe spelonk,
steeds verder weggleed tot de lucht
ondraaglijker werd en zo benauwd,
dat hij haast geen adem meer kon
halen. Daaruit moest hij dan wel weer
omhoog wroeten en met zijn hele li
chaam klam van zweet kwam hij
weer tot zich zelf.
Hij moest ook pas weer tot zich
zelf zijn gekomen, toen hij het lichtje
zag. Hij zag het al even voor hij er
werkelijk aan ging geloven. Het kon
er niet zijn, maar het was er. En het
was geen rood of groen bak- of stuur-
boordslicht van de een of andere boot,
die voorbij voer. Welke boot, die in
oorlogstijd langs de oostkust van Ma-
lakka voer, zou trouwens nog de
boord- of toplichten aansteken? Het
was evenmin een kunstlicht, een zoek
licht of een herkenningssein.
Hij lag op zijn zij en kwam half
overeind. Hij wreef zijn pijnlijke ogen
uit.
„Maak nou geen gein..." Hem.
kwartiermeester De Vos konden ze
geen hak zetten. „Er is geen licht...
niemand is stom genoeg om nu een
vuurtje1 te stoken."
Hoewel... van de een of andere in
heemse kon hij natuurlijk van alles
verwachten. Wat wist een Maleier.
die nooit uit de wildernis vandaan
kwam, van oorlogen met beschieting
uit zee en bombardementen uit de
lucht. En ten slotte...
Hij kwam helemaal overeind en
stond wankelend op zijn benen. Want
ten slotte kon het toch nog een vuur
tje zijn, dat opzettelijk werd gestookt,
een teken voor een paar patrouille
rende vliegtuigen of een MTB. die voor
de kust kruiste. Maar dan moest hij
er juist op af. Dat moest hij trouwens
in elk geval. Als het alleen maar
stommiteit van de een of andere
idioot was, moest hij hem dat aan zijn
verstand brengen en als het geen
stommiteit was, maar opzet...
Hij liep in de richting, waar hij de
flakkerende rosse gloed tussen de bo
men door zag schemeren. Hij kan
kerde in zich zelf zoals-hij soms ge
kankerd had als hij een paar mili-
ciëns van de opleiding bezig zag een
tros op te schieten en precies ver
keerd om natuurlijk.
„Die stommelingen rotzakken,
te beroerd om even na te denken bij
wat ze doen... maar ik zal ze..."
Hij zou ze! Maar hij moest er niet
als een dolleman op af gaan. Zich
even bedenken. Het kon ook een vuur
tje zijn, waarop iemand in alle arge
loosheid zijn potje rijst kookte. En
dan was het niet podig er over tekeer
te gaan, maar hoefde hij alleen te
zeggen:
„Ajó, trap het uit.." En hij kon
de vent aan zijn verstand proberen té
brengen, dat hij speelde met zijn le
ven. Want dat was het toch spelen
met zijn leven. Geen Jap, die met
een verkenningsvliegtuig over kwam,
zou het kunnen laten om er minstens
èen paar salvo's uit zijn mitrailleur
op af te schieten. „En dan ben je er
geweest mati... dood, man!" Trap
uit dat vuur. Eet je rode rijst met
vis maar rauw. Wat kun je in een
oorlog anders verwachten.
(Wordt vervolgd)
Op 17 april trouwde „Het Dorp-bruid
je".Ria Bouma in Amsterdam. Zij was
gekleed in een door Doede van Duyl
ontworpen en gemaakte japon, die hjj
haar aanbood tgdens de marathon
uitzending van Mies Bouwman, waar
in het aanstaande bruidje haar japon
aanbood.
WIE IS DEZE jonge mode-ontwer
per, op wie omstreeks half mei de
schijnwerpers van de modewereld weer
werden gericht toen tijdens een jaar
vergadering van de International Fa
shion Council in Amsterdam bekend
werd gemaakt dat Doede van Duyl de
eerste Nederlander zou zijn die voor
een show van de I.F.C. op 20 mei in
Noordwijk de „beach and boating"
(sport)-modellen zou moeten ontwerpen
en maken. Het was ook de eerste keer
sinds zeven jaar dat de I.F.C.een we
reldorganisatie op herenmodegebied
met 48 landen als lid, een jaarvergade
ring en show in Nederland hield.
De show was niet toegankelijk voor
publiciteitsmedia en publiek maar al
leen voor de leden, die een keuze zou
den maken uit de modellen om deze te
laten maken in hun fabrieken. De mo
dellen zullen eind augustus op de (open
bare) herenmodebeurs in Keulen (waar
vijf Nederlandse herenmannequins
heengaan) worden getoond: de heren
mode 1964.
Geen „ambacht'
-
at
Doede van Duyl werd 31 jaar geleden
als Jan Kees van Duyl in Rotterdam
geboren. („Doede" is een kindernaam
die ik kreeg omdat ik alles zelf wilde
doen. 't Ligt ook makkelijker in 't ge
hoor"). De mode heeft hem altijd aan
getrokken. „Op m'n vierde tekende ik
en zat ik ook. al achter de naaima
chine om het eerste Zwarte Pietenpak
in elkaar te knutselen. Nee, ik kom
niet uit een „mode-gezin". Thuis gaan
ze van het standpunt uit dat je een
ambachtmoet leren".
Tóch ging Doede na de h-b.s. de mode
in. Eerst praktijk bij een Amsterdamse
confectiefabriek. „Daar heb ik van al
les gedaan, het hele bedrijf door ge
weest. Tussendoor nog op de kunstnij
verheidschool, maar toen ze me vertel
den dat ik niet kon tekenen ben ik weg
gegaan. Een half jaar later tekende ik
modellen voor Vogue. Nederland
geeft je te denken".
DOEDE VAN DUYL kreeg een op
roep voor dienst en werd ingedeeld bij
de stoottroepen. Twee jaar. „Wilde dat
wel, een mode-ontwerper in uniform?"
„Waarom een ander wel en ik niét?
Door die diensttijd heb ik geleerd me
aan te passen aan de omstandigheden.
Dat kwam me later in Spanje en
Frankrijk goed van pas. Ik, h«b daar,
échte armoe gekend. Geen cent op zak.
geen stuiver om een métro te betalen,
dus moest ik lopen. Uren lopen. Ik neb
ook eens de vierdaagse meegelopen.
Heerlijk dat lopen".
Verscheidene hoedenontwerpers in Keu
len hebben de „City Look" geïntrodu
ceerd, waarbij de Derbystijl domineert.
Op de voorgrond een strohoed van
Lanvin; op de achtergrond een zomer-
model van Yvonne Armand.
41. „Stil Panda", fluisterde Pat O'Nozel „ik hoor je
voetstappens! Als assistent van een beroemd speurder
behoor je geruisloos te sluipen!" Panda kreeg ren on
rustig gevoel van binnen. „Ik .hoor ook voetstappen",
mompelde hij, „maar het zijn niet de mijne. Vreemd.
Of Pat O'Nozel het ook vreemd vond werd niet duidelijk
want op dat moment smakte hij onder het uitstoten
van een rauwe kreet ter aarde. „Bekorrah!" riep hij
uit, „wie loopt me nu weer voor de voetens? Wat is
dit?" Hij krabbelde overeind en raavte het voorwerp
op dat hem ten val gebracht had. .Bekorrah!" zo kreet
hij, „een hamer! Wie heeft die laten slingeren? Wat
zijn dat voor slordige toestandens vp dit boot? Ik ga
me beklagen!" „Maar Pat," riep Panda, „meneer
Jan is wakker geworden! Praat liever eerst met hem!"
„Neenee!" jammerde de heer Jansen, „ik wil niet met
jullie praten! Ga weg met die hamsr!
De Verenigde Textieletikettering voor
was- en strijkbehandeling bericht ons
dat het bedrijfsleven in toenemende ma
te belangstelling toont voor een veiliger
was-verkeer. In steeds meer textielar
tikelen treft men de etiketten aan, diè
door symbolen, uitgevoerd in de inter
nationaal bekende kleuren van de ver
keerslichten, de huisvrouw vertellen op
welke maximaal toelaatbare wijze zij
het artikel kan wassen en strijken. Op
de lijst van deelnemers voor de textiel
etikettering prijken reeds de namen van
110 gerenommeerde bedrijven in Neder
land. Tot nu toe is er geen enkele
klacht binnengekomen over foutieve
etikettering. Ook van overheidswege is
er grote belangstelling voor de ontwik
keling van de textieletikettering. Het
schonk belangrijke bijdragen.
Ministerie van Economische Zaken
Op de geëtiketteerde kledingstukken
treft men de volgende vier symbolen
aan: een wastobbe, een driehoek, een
strijkijzer en de hoofdletter P of E. De
letters zijn niet voor de huisvrouw be
stemd. De wastobbe geeft aanwijzingen
voor het wassen. Is hij groen dan is
heet wassen geoorloofd. Is hij geel
dan mag de temperatuur van het wa
ter hoogstens 40 graden Celsius zijn.
Een rode robe betekent niet wassen,
uitsluitend chemisch te reinigen. De
driehoek geeft het bleken aan. Groen
is veilig, bleken toegestaan. Rood, ble
ken uit de boze. Het strijkijzer heeft
ook weer de kleuren groen, geel of
rood- Groen: strijken mag. Geel, alleen
met matig warm strijkijzer. Strijkijzer
rood, niet strijken.
I