PANDA EN DE JACHT OP JANSEN Ons vervolgverhaal COUTURIER DOEDE VAN DUYL VERKEERSSYMBOLEN VOOR TEXTIEL WOENSDAG 22 MEI 1963 15 mm Henny G. C. Schoute EEN OORSPRONKELIJKE ROMAN DOOR KLAAS VAN DER GEEST „IK BEN VERLIEFD op mijn vak en het vak ook op mij Het heeft mè in zijn macht. Ik ben een slaaf van mijn werk", zei de Amstelveense mode ontwerper Doede van Duyl, juist toen we het notitiebloc hadden dichtgeklapt. Het sein voor: interview gesloten. Het bloc ging weer open en op het laatste velletje schreven we de laatste woorden als kleine herinnering voor het begin van dit verhaal. Woorden die het leven van een hardwerkende, succesvolle mode-ontwerper beheersen. 3» - VOORAL VOOR Couturier Doede van Duyl in zijn ate lier. Na veel omzwervingen door inter nationaal modegebied is hü neergestre ken in een moderne flat in Amstelveen. nóg een paar San Franciscó's fcitten, en vult deze bij. „Dat is voor Beurs". Beurs, de grote hond, die hij drie jaar geleden van „een vent met een rooie neus voor een tientje kocht." „Ik wilde hem eerst „Joetje" noemen maar het werd Beurs van beer en reus, om- dat-ie groeide als kool", ,,'t Ras?" „Oh, 't is een strioolpollysetter". „Een wat?" (We zijn niet zo goed in honderassen thuis). „Een strioolpollysetter van riool en een paar hondenrassen! Een klant die hier kwam had wel eens van dat ras gehoord Filmsterren KRANKZINNIG DRUK, zei Doede van Duyl. Dagen van meer dan vijf tien uur zijn geen unicum, ,,'s Morgens om halfzeven ben 'k er weer uit hoor. Een douche en zwarte koffie maken je wel fit". Sinds Doede van Duyl in de mode zit heeft hij hard gewerkt. Ook tijdens zijn zwerftochten in het buitenland. Toen hij stage liep en geen cent bij de grote Parijse modeheren verdiende en daar om 's nachts zong. In Spanje waar hij in de openlucht Sliep en zich probeerde met niet-schuimend zeewater te sche ren. Maar toch altijd trachtte te zorgen voor gepoetste schoenen en een vouw in zijn bróek. Of hij nu babbelde met Franse boe ren of de gast was van Ava Gardner, Martine Carol, In gr id Bergman of prin ses Feisa, hij wist, zich altijd aan de situaties aan té passen en bleef Doede van Duyl. Die filmsterren kende hij goed en hij ontwierp modellen voor hen. „Het vervelende is, dat ze einde loos aan bars zitten en altijd maar over zichzelf praten. Nee, Ingrid Berg man is erg aardig". „Maat 56" Doede van Duyl ontwerpt kleding zónder een bepaalde modelijn te vol gen. Hij zegt: „De pers heeft wel ge schreven dat ik een vooruitziende blik heb. 't Klopt oók want de modellen die ik nu nïaak zijn over twee jaar mode." Hij kopieert niets en ziet geen shows. Hij maakt alles naar eigen ontwerp. Doede van Duyl gaat zijn eigen gang. Hij bemoeit zich niét met zijn collegae en heeft zich gedistancieerd. van wat we zouden kunnen noemen de kudde mode koningen die we herhaaldelijk in de sensatiepers tegen komen. „Ik ga m'n eigen gang." Hij is eigenlijk publiciteitsschuw en selecteert de kranten-, tijdschriften-, t.v.- en filmmensen, die hem om een interview verzoeken. Toen de plaatse lijke krant lucht kreeg van de vestiging van de couturier kwam hij er niet on deruit. Nu zit een show voor de Am- Stèlveense inwoonsters in de pen. „Ik neem geen beroeps-mannequins. Het worden gewone vrouwen. Normale mo dellen. De mensen moeten kunnen zien hoe de kleding op een gewoon figuur past. Er is zelfs een maat 56 bij. „Zó." Hij spreidt zijn armen wijd uit. De Amstelveense mode-ontwerper gaat weer naar z'n atelier waar japon nen, bloeses, pakjes etcetera met uiter ste precisie worden gemaakt. „Alles met de hand afgewerkt." Samen met een naaister wordt er hard gewerkt. Doede van Duyl ontwerpt ook dessins en bedrukt de stoffen met „een eigen produktje zodat het was- en kookecht is." Bij de japonnen, ensembles enzo voorts maakt hij ook wel zelf-ontwor- pen èn fotografisch bedrukte hoeden. „Alleen op verzoek." VERSCHRIKKELIJK DRTJK heeft Doede van Duyl het. ,,'t Gaat 'em goed" heet het in de volksmond. H\j gaat de zitkamer weer uit: een lange, slanke fi guur. Avontuurlijk maar met vaste be stemming. H« is rusteloos en grillig maar gezellig. Iemand die zegt: „Het werk gaat voor" en „Ik heb domweg geluk gehad. Veel zakelijke relaties hebben me geholpen maar je moet uit eindelijk zelf beslissen en doorzetten. Ik heb domweg geluk gehad". De bel in z'n flat gaat. Doede van Duyl loopt naar de spreekinstallaUe. „Wie? O ja, wacht u even". Hij vliegt naar de zitkamer. „Sorry, de pedicure. Was 'k helemaal vergeten. Ja, ik moet het nu eenmaal bijhouden, 'k Hem m'n voeten wat verknoeid door te vaak zon der schoenen te lopen. Ga maar mee naar m'n atelier, daar zal 'k verder vertellen en je foto's alten zien terwijl ze me helpt". HET MACHIENTJE van de pedicu re bromt en is ongenadig. Zittend ojb een laag trapje schrijven we vlug in ons notitiebloc. Werkte in een Brussels modehuis, ging toen naar Lissabon en daarna naar Madrid. Was daar een nalf jaar receptionist en zong 's nachts in een nachtclub. Werd gids van Amen- kanen en bestudeerde daarom V.V.V.- folders. Figureerde in de film „Ihe pride and the passion" (,,'k Heb die film in Holland gezien maar mezelf niet ontdekt, 't Was ook een heel klei ne ról") In 1956 kwam hij in dienst bij het bekende Spaanse modehuis Vargas iri Ntaclrfdr ..Die'hebben me eens naar Fa- rijs gestuurd". En toen werd Doede van Duyl verliefd op Parijs. Hij werk te bij Balenciaga èn De Givênchy en verkocht schetsen aan Heim, Chanel en Balmain. „Ik verdiende daar niets omdat ik stage liep. 's Nachts zong ik en overdag was 'k fotomodel. Daar ver diende je veel mee". In 1957 werd de jonge Nederlander „weggekocht" door een Amerikaans modehuis. New Yórk voor achttien maanden met retourtjes naar Parijs om zaken in mode te doen. Terug in Holland IN 1959 kwam de Doede terug naar Nederland. In Amsterdam. Hij wérd irt- en verkoopleider bij Hirsch en wérk te daar een jaar. Het ging niet. „Ik kan wel in- maar niet verkopen om dat ik het de mensen zeg als zé iets mét staat". Toen begon hij voor zichzelf. De bel gaat weer. „O ja, 'n mo ment." Hij holt dé zitkamer in. „Daar is „De strijdkreet". Hoeveel moet ik deze week geven? Iedereen krijgt wal van me. Toen ik in Parijs zat en geen cent had en opeens wat verdiende deel de ik het met dé clochards. Ik weet veel té goed wat armoe is." Tegen iemand die hem eens vroeg wat hij met een rijksdaalder zou doen zei Doede: „Een doos schoenpoets kopen en een pakje sigarettèn. Schoenpoets om met keuri ge schoénen te voorschijn te komen en sigaretten om ze te offreren". Doede van Duyl loopt in zijn flat al tijd in een perfectpassende licht-linneh broek, een wit overhemd waarvan de drie bovenste knoopjes niet zijn dicht gemaakt, 'n vest en semilaarsjes. „Voor de I.F.C.-schow heb ik een pak moeten kopèn en Schoenen. Die juffrouw wildé me van die schoenen met lange punten aansmeren. Niets voor mij. 't Pak nêb ik vanmorgen heel vlug bij C. en A. gekocht. Op de keurklasse kan je hêêl goed terecht. En dan héb 'k nog een zelfge maakt pak. Ik heb het eigenlijk niét fiodig want ik ga nooit uit. Drie jaar geleden voor het laatst in de stad ge geten en vorig jaar voor het 1 atste naar de film, „West Side Story", ge weest. Ik heb geen tijd omdat 'k het zo krankzinnig druk heb. Als iemand een jurk in een dag af wil hebben is- ie af. Daarom staat hét t.v.-tóestel daar. Als 'k even tijd heb of ontspan nen wil zet ik het toestel aan. Voor uit gaan heb 'k geen tijd". De mooiste opdracht De t.v. waardoor hij de mooiste op dracht in zijn carrière kreeg: een bruidsjapon voor de invalide Ria Bou- ma die haar eerste trouwjapon afstond tijdens de actie „Open het dorp". Ook Doede van Duyl zat voor de t.v. „Toen dat meisje Mies Bouman kwam ver tellen dat ze haar bruidsjapon wilde afstaan was 'k zo ontroerd dat 'k met een het R.A.I.-gebouw belde om voor haar gratis een nieuwe bruidsjapon te maken, 't Is een reuze karwei geweest want ze kan heel moeilijk staan. Maar 't is een schat. Ze is hier uren ge weest. Ik moest ook mee naar de brui loft. In een volgauto ging ik naar het stadhuis". Doede van Duyl lóópt, naar een kast. „Fijne flat met heèl veel kasten." Hij pakt er een glazen weckpot uit waarin 40) Het gerommel van de donder kwam naderbij. Het was geen gebulder van kanonnen. En het weerlicht was niet het mondingsvuur van zwaar geschut, waarmee mensen de schepping teis terden. Er werd wel gevochten, maar verder weg, zo ver, dat kwartier meester De Vos het niet hoorde. Achter hem, boven de zee, flikker de het schijnsel van zoeklichten. Hij hoefde zich daar niets van aan te trekken. Hij had er niets mee te ma ken. En dat hij zijn doosje met kini nepillen niet kon vinden, hinderde ook al niet. De koorts ging vanzelf wel weer over. Hij had al zoveel doorge maakt; dat kon er nog wel bij. Hij kwam er wel klaar mee, zoals hij klaar gekomen was met de vermoeid heid, de pijn, de dorst. „Een mens kan een hele hoop meer verdragen dan hij zelf weet Toen hij bij kwam moest het tegen middernacht lopen. .De maan scheen. En de sterren. Net zoals hij ze had zien schijnen, toen hij in zee dreef, nu en dan even schitterend aan de hemel maar telkens schuilgaand ach ter de wolken. Miljoenen, miljarden jaren hadden ze zo geschenen en had den de wolken zo langs de lucht ge dreven, had het geregend en had de donder gerommeld. Het zou nog wel een poosje zo doorgaan.ook als hij, Cor de Vos. kwartiermeester van de Koninklijke Ned. Marine, er niet meer was om het te zien en aan te horen. „Alleen kun je hier niet blijven liggen.Hij moest toch ma^r weer verder. Hij had ten slotte geen dertig mijl of meer gezwom men om daar op dat eiland te komen. Dat zou een beschimping zijn, een gruwelijk spel van een meedogenloos noodlot. Hij mocht dat noodlot verwensen. Hij mocht in de ban van de waan zin als een dier, een stervend dier, wat rondwroeten in de modder van vergane bladeren, takken, struiken en bomen, maar hij was nog niet waar hij moest zijn. Hij zou, of hij wilde of niet, eerst nog naar Wassenaar moeten en naar het Nieuwediep om een paar vrouwen, die tevergeefs wachtten op de terugkeer van een man, een moeder, die uitkeek naar haar zoon, te vertellen, wat ze graag wilden horen. En voor hij naar Was senaar ging en naar Den Helder zou de Marine in Singapore waarschijnlijk nog wel het een en ander voor hem te doen hebben. Daar kon hij zich niet aan onttrekken. Voor de jongens van de Zestien was de oorlog afgelo pen. En waarschijnlijk voor vele an deren ook. Zij, die overgebleven wa ren, zouden ermee door moeten gaan. En één van hen was hij zelf, Cor de Vos. Zijn naakte knieën zakten weg in de modder. Zelfs een half verrot tak je, waarmee hij nog geen vlieg zou kunnen doodslaan, schramde zijn ver weekte huid en drong diep in het vlees van zijn been. Hij sloeg er geen acht op. Met zijn smerige hand veeg de hij het klamme zweet van zijn voorhoofd. „Zelfs kruipend kom je in Singa pore, Corals je maar lang ge noeg volhoudt." Ja, en als hij niet op dat eiland had gezeten, waar hii onmogelijk af kontenzij hij nog eens weer ging zwemmen. Steunend tegen de ruwe stam van een wilde pisangboom hees hij zich overeind. Hij probeerde uit te kijken. Misschien lag dat eiland niet eens zo erg ver van het vasteland en zou hij de kust wel kunnen zien. Maar dan moest hij toch wachten tot de dag weer aanbrak en de zon opkwam. En voor het dag werd moest hij, pro beren of hij op de een of andere ma nier iets te eten kreeg. Hij begon weer rond te kruipen. Rond te strompelen. Hij zocht onder wilde pisangbomen naar afgevallen vruchten. Hij groef in de modder naar wortels, want hij had wel eens ge hoord, dat sommige daarvan eetbaar moesten zijn. Maar hij vond niets. Hij scheurde nog weer bladeren af en kauwde er op; als ze niet bitter wa ren, zoals de eerste, die hij gepro beerd had, waren ze toch taai en kon hij ze niet doorslikken. Hij voelde zich overigens wel veilig. De kans, dat de Japanners als ze het vasteland voor een goed deel bezet hadden, ook op het eilandje waren doorgedrongen, leek hem heel gering. Op zo'n eiland je zou hij de gehele oorlog, hoe lang die ook mocht duren, kunnen door brengen. Als hij er maar iets te eten vond. En als ze hem bij de Marine niet nodig hadden. Hij hield het lang vol, maar moest telkens uitrusten. Het enige, wat hij dan kon doen, was zich te verzetten tegen de slaap, tegen een verdoving, die over hem kwam. Hij kreeg het gevoel, dat hij zich zijn hele leven daar al tegen had moe ten verzetten. Niet alleen de laatste uren maar al de tijd die verstreken was, sinds de ondergang van de 0-16 in een ver verleden. Hij probeerde te berekenen, hoe lang hij gezwommen had, voor hij op de riffen aangespoeld was, maar hij kwam niet verder dan een ruwe schat ting. Dertig, misschien zesendertig uur, misschien ook wel langer. Hij had er zelfs bij benadering geen idee van, hoelang hij al op eilandje was. Het konden twaalf uren zijn, maar ook een paar dagen. Niettegenstaande zijn verzet werd hij toch telkens door uitputting overmand. Dan was het alsof hij weg gleed in een donkere, diepe spelonk, steeds verder weggleed tot de lucht ondraaglijker werd en zo benauwd, dat hij haast geen adem meer kon halen. Daaruit moest hij dan wel weer omhoog wroeten en met zijn hele li chaam klam van zweet kwam hij weer tot zich zelf. Hij moest ook pas weer tot zich zelf zijn gekomen, toen hij het lichtje zag. Hij zag het al even voor hij er werkelijk aan ging geloven. Het kon er niet zijn, maar het was er. En het was geen rood of groen bak- of stuur- boordslicht van de een of andere boot, die voorbij voer. Welke boot, die in oorlogstijd langs de oostkust van Ma- lakka voer, zou trouwens nog de boord- of toplichten aansteken? Het was evenmin een kunstlicht, een zoek licht of een herkenningssein. Hij lag op zijn zij en kwam half overeind. Hij wreef zijn pijnlijke ogen uit. „Maak nou geen gein..." Hem. kwartiermeester De Vos konden ze geen hak zetten. „Er is geen licht... niemand is stom genoeg om nu een vuurtje1 te stoken." Hoewel... van de een of andere in heemse kon hij natuurlijk van alles verwachten. Wat wist een Maleier. die nooit uit de wildernis vandaan kwam, van oorlogen met beschieting uit zee en bombardementen uit de lucht. En ten slotte... Hij kwam helemaal overeind en stond wankelend op zijn benen. Want ten slotte kon het toch nog een vuur tje zijn, dat opzettelijk werd gestookt, een teken voor een paar patrouille rende vliegtuigen of een MTB. die voor de kust kruiste. Maar dan moest hij er juist op af. Dat moest hij trouwens in elk geval. Als het alleen maar stommiteit van de een of andere idioot was, moest hij hem dat aan zijn verstand brengen en als het geen stommiteit was, maar opzet... Hij liep in de richting, waar hij de flakkerende rosse gloed tussen de bo men door zag schemeren. Hij kan kerde in zich zelf zoals-hij soms ge kankerd had als hij een paar mili- ciëns van de opleiding bezig zag een tros op te schieten en precies ver keerd om natuurlijk. „Die stommelingen rotzakken, te beroerd om even na te denken bij wat ze doen... maar ik zal ze..." Hij zou ze! Maar hij moest er niet als een dolleman op af gaan. Zich even bedenken. Het kon ook een vuur tje zijn, waarop iemand in alle arge loosheid zijn potje rijst kookte. En dan was het niet podig er over tekeer te gaan, maar hoefde hij alleen te zeggen: „Ajó, trap het uit.." En hij kon de vent aan zijn verstand proberen té brengen, dat hij speelde met zijn le ven. Want dat was het toch spelen met zijn leven. Geen Jap, die met een verkenningsvliegtuig over kwam, zou het kunnen laten om er minstens èen paar salvo's uit zijn mitrailleur op af te schieten. „En dan ben je er geweest mati... dood, man!" Trap uit dat vuur. Eet je rode rijst met vis maar rauw. Wat kun je in een oorlog anders verwachten. (Wordt vervolgd) Op 17 april trouwde „Het Dorp-bruid je".Ria Bouma in Amsterdam. Zij was gekleed in een door Doede van Duyl ontworpen en gemaakte japon, die hjj haar aanbood tgdens de marathon uitzending van Mies Bouwman, waar in het aanstaande bruidje haar japon aanbood. WIE IS DEZE jonge mode-ontwer per, op wie omstreeks half mei de schijnwerpers van de modewereld weer werden gericht toen tijdens een jaar vergadering van de International Fa shion Council in Amsterdam bekend werd gemaakt dat Doede van Duyl de eerste Nederlander zou zijn die voor een show van de I.F.C. op 20 mei in Noordwijk de „beach and boating" (sport)-modellen zou moeten ontwerpen en maken. Het was ook de eerste keer sinds zeven jaar dat de I.F.C.een we reldorganisatie op herenmodegebied met 48 landen als lid, een jaarvergade ring en show in Nederland hield. De show was niet toegankelijk voor publiciteitsmedia en publiek maar al leen voor de leden, die een keuze zou den maken uit de modellen om deze te laten maken in hun fabrieken. De mo dellen zullen eind augustus op de (open bare) herenmodebeurs in Keulen (waar vijf Nederlandse herenmannequins heengaan) worden getoond: de heren mode 1964. Geen „ambacht' - at Doede van Duyl werd 31 jaar geleden als Jan Kees van Duyl in Rotterdam geboren. („Doede" is een kindernaam die ik kreeg omdat ik alles zelf wilde doen. 't Ligt ook makkelijker in 't ge hoor"). De mode heeft hem altijd aan getrokken. „Op m'n vierde tekende ik en zat ik ook. al achter de naaima chine om het eerste Zwarte Pietenpak in elkaar te knutselen. Nee, ik kom niet uit een „mode-gezin". Thuis gaan ze van het standpunt uit dat je een ambachtmoet leren". Tóch ging Doede na de h-b.s. de mode in. Eerst praktijk bij een Amsterdamse confectiefabriek. „Daar heb ik van al les gedaan, het hele bedrijf door ge weest. Tussendoor nog op de kunstnij verheidschool, maar toen ze me vertel den dat ik niet kon tekenen ben ik weg gegaan. Een half jaar later tekende ik modellen voor Vogue. Nederland geeft je te denken". DOEDE VAN DUYL kreeg een op roep voor dienst en werd ingedeeld bij de stoottroepen. Twee jaar. „Wilde dat wel, een mode-ontwerper in uniform?" „Waarom een ander wel en ik niét? Door die diensttijd heb ik geleerd me aan te passen aan de omstandigheden. Dat kwam me later in Spanje en Frankrijk goed van pas. Ik, h«b daar, échte armoe gekend. Geen cent op zak. geen stuiver om een métro te betalen, dus moest ik lopen. Uren lopen. Ik neb ook eens de vierdaagse meegelopen. Heerlijk dat lopen". Verscheidene hoedenontwerpers in Keu len hebben de „City Look" geïntrodu ceerd, waarbij de Derbystijl domineert. Op de voorgrond een strohoed van Lanvin; op de achtergrond een zomer- model van Yvonne Armand. 41. „Stil Panda", fluisterde Pat O'Nozel „ik hoor je voetstappens! Als assistent van een beroemd speurder behoor je geruisloos te sluipen!" Panda kreeg ren on rustig gevoel van binnen. „Ik .hoor ook voetstappen", mompelde hij, „maar het zijn niet de mijne. Vreemd. Of Pat O'Nozel het ook vreemd vond werd niet duidelijk want op dat moment smakte hij onder het uitstoten van een rauwe kreet ter aarde. „Bekorrah!" riep hij uit, „wie loopt me nu weer voor de voetens? Wat is dit?" Hij krabbelde overeind en raavte het voorwerp op dat hem ten val gebracht had. .Bekorrah!" zo kreet hij, „een hamer! Wie heeft die laten slingeren? Wat zijn dat voor slordige toestandens vp dit boot? Ik ga me beklagen!" „Maar Pat," riep Panda, „meneer Jan is wakker geworden! Praat liever eerst met hem!" „Neenee!" jammerde de heer Jansen, „ik wil niet met jullie praten! Ga weg met die hamsr! De Verenigde Textieletikettering voor was- en strijkbehandeling bericht ons dat het bedrijfsleven in toenemende ma te belangstelling toont voor een veiliger was-verkeer. In steeds meer textielar tikelen treft men de etiketten aan, diè door symbolen, uitgevoerd in de inter nationaal bekende kleuren van de ver keerslichten, de huisvrouw vertellen op welke maximaal toelaatbare wijze zij het artikel kan wassen en strijken. Op de lijst van deelnemers voor de textiel etikettering prijken reeds de namen van 110 gerenommeerde bedrijven in Neder land. Tot nu toe is er geen enkele klacht binnengekomen over foutieve etikettering. Ook van overheidswege is er grote belangstelling voor de ontwik keling van de textieletikettering. Het schonk belangrijke bijdragen. Ministerie van Economische Zaken Op de geëtiketteerde kledingstukken treft men de volgende vier symbolen aan: een wastobbe, een driehoek, een strijkijzer en de hoofdletter P of E. De letters zijn niet voor de huisvrouw be stemd. De wastobbe geeft aanwijzingen voor het wassen. Is hij groen dan is heet wassen geoorloofd. Is hij geel dan mag de temperatuur van het wa ter hoogstens 40 graden Celsius zijn. Een rode robe betekent niet wassen, uitsluitend chemisch te reinigen. De driehoek geeft het bleken aan. Groen is veilig, bleken toegestaan. Rood, ble ken uit de boze. Het strijkijzer heeft ook weer de kleuren groen, geel of rood- Groen: strijken mag. Geel, alleen met matig warm strijkijzer. Strijkijzer rood, niet strijken. I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 15