Nog maar
8 nachtjes
slapen
PANDA EN DE JACHT OP JANSEN
r
wiejm koopt
wil /ruitpmemt
Bernard B en de rode dwerg
De schrijfinkt, voertuig der beschaving,
heeft een lange en ingewikkelde historie
TUSSEN HEMEL
EN AARDE
Tot ver in de vorige eeuw maakte
vrijwel iedereen zijn eigen inkt
19
Ons vervolg verhaat
0|l
VRIJDAG 2 4 MEI 196 3
iiiiinnmmiiimnmnnnnin
EEN OORSPRONKELIJKE ROMAN
DOOR KLAAS VAN DER GEEST
Ui
Poort
TRABANT AUTOMOBIELEN
vanaf 3975.—
GARAGE BAKKER
Dokter en t.v.
ZWAARDEMAKER
Witte muizen
o
1 40)
3 Die rijst met vis bracht hem op
H nog een ander idee. Hij bleef staan
en snuffelde. Het was een kam-
ponggeur, die hij opsnoof. Misschien
s was daar niet alleen een vent, die
zijn potje kookte op een houtvuurtje,
maar ook een hut of nog meer hut
ten.
De wind waaide een andere kant
op. Het zou dus wel verbeelding van
hem zijn. Maar hij meende het heel
duidelijk te ruiken. De geur van rijst,
die gekookt werd, van vis, die te
drogen hing. Hij was zelfs zo sterk
dat hij misselijk werd. Misselijk van
de honger. Als hij er dan niet op af
ging om die vent een uitbrander te ge
ven, deed hij het omdat hij door de
honger werd gedreven. Misschien
werd hij ook wel gedreven door een
oerwoudinstinct van de mens. die in
nood verkeert. Hij riep tenminste.
Dat roepen van hem had niets te
betekenen. Het was niet veel meer
dan een gekreun. Zijn stem stokte
in zijn keel. die opgezwollen moest
zijn en rauw was. Maar goed ook,
want het was altijd nog te vroeg om
zich zelf te verraden.
Het zou geen zin hebben gehad
anderen, de eersteklasser Verstuyt,
of wie dan ook te waarschuwen om
op te passen voor de inheemsen als
hij dat zelf niet deed. Nu moest hij
zijn verstand gebruiken. Het beetje
verstand dat hij nog had. Hij moest
uitkijken, dat die vent daar bij dat
vuurtje hem niet zag of hoorde ko-
3 men. Hij moest proberen onopgemerkt
S vlak bij hem te komen en dan de
§1 omgeving verkennen.
3 Dat was eigenlijk niets voor hem.
g Hij was kwartiermeester, zeeman,
s maar geen marinier. En de geur van
j= de rijst met de vis prikkelde hem.
S „Daar is iets te eten.en het
3 is lang genoeg geleden, dat jij een
3 hap in je mond hebt gestoken, Cor.
g Maak, dat je het krijgt en ga er
3 vandoor.Dat had hij desnoods
nog kunnen doen, als hij op het vas
teland was geweest, maar hier zou
het niet best gaan. Die vent bij dat
vuurtje en waarschijnlijk waren er
meer dan één zou hem altijd op de
een of andere manier te pakken krij
gen.
Het kan ook nog zijn, dat.
Zijn gedachten stokten, zoals zijn
stem stokte, toen hij wilde roepen.
„Verdiep je daar niet in.kruip
er heen en zorg, dat ze je niet in
de gaten krijgenals je er een
maal bent, zul je wel zien, hoeveel
er zijn en moet je maar beoordelen,
wat je van hen kunt verwachten.
Mensen konden redding betekenen,
maar ook gevaar. Hij had geen hut
gezien, toen hij even voor zonson
dergang op de top van de klip stond
en rondkeek. Misschien was die hem
niet opgevallen. Maar het waarschijn
lijkst leek hem, dat een paar inheem
se vissers, die na het invallen van de
duisternis in zee gestoken waren, hier
aan wal waren gegaan om hun potje
te koken, terwijl ze hun netten uitge
zet hadden en wachtten tot ze die
weer binnen moesten halen. Of dat
een Japanse patrouille een motortor
pedoboot vlak onder het eiland ten
anker had gelegd en aan wal was
gegaan.
Het was het verstandigst om op dat
laatste voorbereid te zijn. En dan zou
hij zich eigenlijk terug moeten trek
ken om het daglicht af te wachten.
Wfaar wat zij ook mochten zijn, in
heemse vissers of Japanse militairen
ze hadden eten bij zich. Eten
en een boot waarmee hij kon over
steken naar het vasteland-
De koorts bleef aanhouden en werd
zelfs erger. Soms meende hij het flak
kerende rokende vuur tussen de bo
men voor zijn ogen heen en weer en
op en neer te zien schuiven. En hij
verbeeldde zich donkere gestalten als
schaduwen er omheen te zien bewe
gen. In zijn verward brein kwam
zelfs nog een paar maal de gedach
te op dat het geen werkelijkheid was.
„Als je er dichterbij komt is er
niets meerToen hij er echter
in een grote boog omheen geslopen
was kon hij die gedachte weerleggen,
want zodra hij onder de wind kwam,
waaiden de geuren van rook, van
gekookte rijst en van vis hem in de
neus. „Zie je welik heb me niet
vergist.
Dat gaf hem een zekergrimmig
vertrouwen in zich zelf. Maar tege
lijkertijd werd de honger ondraaglij
ker. Hij kon er geen weerstand meer
aan b'ieden. Hij moest overgeven en
dat deed pijn tot diep in zijn inge
wanden, want zijn lege maag kramp-
te samen. Zijn hele lichaam schokte
daarbij. Hij verweet zich zelf.
„Het komt omdat je die bladeren
hebt willen etenWat hij bij de
oefeningen en door ervaring nog niet
had geleerd deed hij nu door de hon
ger gedwongen. Niettegenstaande de
aanhoudende koorts, de uitputting en
de pijn ontwarden zijn gedachten zich.
Hij kon geen plan opmaken, het
overdenken, de mogelijkheden over
wegen. Hij kon geen gevolgen over
zien en er rekening mee houden.
Maar de enkele gedachte die er
nog in zijn brein omging, was scherp,
duidelijk, gebiedend.
„Je hebt honger en je moet dat
pannetje rijst hebben." Er mocht een
prauw voor de wal liggen of wat hem
betrof een motortorpedobootje van de
Japanse Keizerlijke Marine. Dat zou
hij dan later wel eens bekijken. Zoals
hij allereerst had moeten drinken,
toen hij aangespoeld was, moest hij
nu eerst eten. Eten en dan weer uit
rusten en dan verder.
Hij hield zich er zelfs mee bezig,
dat hij voorzichtig moest zijn met
het eten. Niet alles tegelijk opschrok
ken, want dan kwam het er weer uit,
maar goed kauwen en langzaam
doorslikken.
Het water liep hem uit zijn mond.
Met die koorts speelde hij het ook
zonder kininepillen wel klaar. De pijn
van zijn bloedende wonden, zijn
bonzende slapen verdroeg hij wel. Als
hij maar iets te eten kreeg.
Hij liep, wankelde, strompelde en
hield zich zoveel mogelijk gedekt
achter bomen en struiken. Hij luister
de, maar hoorde alleen het ruisen
van de wind door de kruinen, het
razen van de branding tegen het
strand, het kloppen van zijn hart, het
hijgen van zijn adem. Hij liep tot
hij niet verder durfde lopen en ging
toen kruipen. Hij kroop tot hij niet
meer durfde kruipen en schuifelde
toen languit over de grond naar dat
flakkerende vuurtje.
Hij onderscheidde een donkere ge
stalte, die met de rug naar hem toe
zat. Gehurkt.
„Zit een Jap zo gehurkt bij een
vuur, of doen allen inheemsen dat..?"
Hij hield de adem in en voelde zich
weer onpasselijk worden, maar mocht
niet overgeven, want dan zou hij
zich verraden.
Het kwam er "eigenlijk niet zo erg
veel op aan, wat die man was. Kwar
tiermeester De Vos strekte zich lang
uit op zijn rug en dwong zich rus
tig na te denken. Hier hing alles af
van wat hij de volgende ogenblikken
zou doen. Als het een Jap was zou
hij voor dat hapje rijst moeten vech
ten; was het een inheemse dan zou
die het misschien geven als hij er
om vroeg, maar hem kunnen verra
den ook.
Hij hoefde er niet eens heel lang
over na te denken. Hij had geen mes,
niets om zich mee te verdedigen of
mee aan te vallen. Daarom schuifelde
hij langzaam terug. Hij moest probe
ren ergens een knuppel te vinden.
Een zware knuppel. En die man bij
het vuur dan van achteren overval
len.
„Voor hij weet, wat er gebeurt,
moet ik hem een klap geven.een
rake klap, waar hij niet weer van
bijkomt.
Het was misschien niet helemaal
verantwoord. Maar er zouden in die
dagen wel mannen zijn, die elkaar
naar het leven stonden om minder dan
een hap rijst met vis; en kwartier
meester De Vos had te veel moeten
doorstaan om toen nog enig risico te
nemen.
Al die tijd. dat Cor de Vos vlak
achter hem tussen de struiken lag
en hem geen onderdeel van een se
conde uit het oog verloor was de
eenzame man gehurkt bij het vuur
blijven zitten, bijna zonder zich te
verroeren.
(Wordt vervolgd)
ïïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiilimn
Nog maar een paar
nachtjes en het is weer
1 juni de mooiste dag
van het jaar voor de
sportvisser. Maar voor
hij in de prille ochtend-
schemer naar zijn jacht-
gronden trekt, moeten
eerst de spullen duchtig
gecontroleerd en aange
vuld worden, want wie
niet prima toegerust aan
de waterkant verschijnt
die heeft weinig kans op
buit. De keus van dob
bers, haken en lijndikte
is een hele wetenschap
geworden want elke vis
soort eist een andere
uitrusting. Maar het al
lerbelangrijkste is de
stok, hetzij „Japanner"
of werphengel, want van
zijn lengte, topdikte en
„actie" hangt het af of
men een top- of een
flopvisser wordt. Van
daar de doodernstig
gezichten waarmee de
sportvissers hier, op het
Waterlooplein, het aan
bod in tweedehands
hengelstokken keuren
Advertentie
NIEMAND ZAL er tegenwoordig nog over peinzen, zijn
eigen schrijfinkt te maken, maar in vroeger tijden was een
dergelijke procedure heel gewoon. Dat blijkt onder meer uit
een stokoud receptenboek dat wij onlangs in handen kregen
en dat de weidse titel draagt: „Volkomen onderrichting in
het bereiden van alderley Schrijftuig en hoe men goede
zwarte, alderley gekleurde en andere kunstige Inkten moet
toebereiden". Reeds eeuwen voor het begin van onze jaar
telling werd er al inkt gebruikt voor schrijven en tekenen,
met name in China en in het antieke Egypte, waar al om
streeks 2000 jaar voor Christus papyri met inkt beschreven
werden. Gekleurde inktsoorten waren ten tijde van de Ro
meinen gemeengoedbehalve dan de zogenoemde purper-
inkt, die blijkens een oude wet alleen door de keizer gebruikt
mocht worden om documenten en decreten te ondertekenen.
LANG VOOR HET ontstaan der oud
Egyptische papyri echter werd aardewerk
reeds met lettertekens en figuren van inkt
versierd voor het gebakken werd. Wat uit
die oude culturen bewaard gebleven is.
toont aan dat die inkten perfect van sa
menstelling waren: behalve het bakken in
de primitieve keramiekovens hebben deze
tekens en tekeningen ook de tand des tijds
getrotseerd, hoewel verbleekt zijn zij veel
al nog duidelijk te ontcijferen.
De oudste fabriek die met de commer
ciële produktie van inkt begon was die van
de Duitser Leonardi (1856). Zij werd spoe
dig gevolgd door vele andere inktfabrie-
ken, onder andere die van Neelmeyer in
1880, de eerste in haar soort in ons land.
Tot die tijd echter was men in het alge
meen genoodzaakt, zijn inkt bij de drogist
te kopen door ze te laten aanmaken
of zelf te vervaardigen, hoewel sommige
instanties die veel schrijven moesten (b.v.
de ambtelijke organen!) ook in vroeger
tijden een speciaal mannetje voor dit werk
employeerden.
Er zijn dan ook in de loop der eeuwen
onnoemelijke aantallen mktrecepten ge
concipieerd, waarvan uiteraard alleen de
goede behouden bleven. Vaak weren zul
ke recepten een nauwkeurig behoed fami
liegeheim, dat van vader op zoon werd
overgeleverd, soms ook werden z'j door
hun altruïstische uitvinders zonder meer
aan de openbaarheid prijsgegeven.
IN HET GENOEMDE boekje troffen wij
onder meer het volgende heel eenvoudige
recept aan:
„neem een lood galnoten een half lood
vitriool, een lood arabische gom. Doet
alles tesamen in een vat met regenwater,
laat het 2 dagen staan, kleins het af
zoo is het goed."
Voor in het receptenboekje vindt men
enkele algemeenheden en adviezen. „Noo-
dige inmengsels" heette dat hoofdstukje.
„Galnoot, die zwart is en veel rimpelen
heeft en hoe ouder hoe beter dezelve is,
brengt de zwartheid aan. Doch die van
binnen geel en zwart is, die is de beste."
^2-73 12
CO* KAtTBr
42. „Ga weg met. die hamer!" riep Jan Jansen, de
ladder opsnellend, „ik wil niet met jullie praten.' ik
heb al genoeg aan mijn hoofd!" „Maar het is heel
dringend, meneer Jan," zei Panda dringend, „heus
waar! Toe, blijf nu even staan!" Inderdaad bleef de
jongeman staan, maar niet omdat Panda er zo op aan
drong. Het was kapitein Teerpraam die zijn vlucht be
lemmerde en deze riep nu opgewonden: „Eerst val je
in mijn soep en dan hang je in het ruim rond! Dal
is streng verboden voor passagiers! Ik heb genoeg
van jouw kunsten! Ik zet je van boord!" Een gerucht
uit de richting van het luik deed de gezagvoerder om
zien. „Wat?!" kreet hij, „jij ook?" „Goed dat ik
zie, kapitein!" riep Pat .O'Nozel, „ik wil mij beklagen
over de toestandens op dit schip! Ik ben in het ruim
over dit hamer gevallen! Dit lag daar zomaar te slin
geren!" „Wat hamer!!" brulde de kapitein, „je hebt
niets te maken in het. ruim! Jou zet ik ook van boord!
Vooruit, ga je boeltje pakken! En neem je zwart-witte
makkertje mee!"
Zo volgen er nog tal van raadgevingen:
„Aluin houdt de inkt klaar en zuiver"
„Azijn belet het schimmelen"
„Zout belet dat de inkt te dik wordt'
„Wijn bewaart voor het uitdroogen"
„Water belet de azijn het doorbijten"
„Onverglaasde vaten zijn altoos beter
dan verglaasde vaten: want van het
verglaas, gelijk ook van brood, zoo er
iets in de inkt komt, bederft dezelve
lichtelijk"
Ook bijgeloof of primitieve tijdberekening
speelde bij de inktbereiding een rol:
„In het laatste kwartier van de maan is
het best om inkt te zetten, dan is hij
tegen het eerste kwartier goed en blijft
bestendig goed."
De muizen schenen toentertijd de inkt een
lekkernij te vinden,
„en opdat de muizen de inkt onaan
geraakt mogen laten, kan men wat
alsemwater, of weinig Spaans groen
daarin doen"
DE BEROEMDE Dresdener inkt, die veel
werd gemaakt was „maisproof":
„Het geschrift dat met zulke inkt ge
schreven is, wordt van muizen noch
rotten geknaagd."
Glimmende inkt. maakte men als volgt:
„Men neemt een half pond campêche-
hout, kookt het 3A uur in een kan' water
en giet het afkooksel kookend heet door
linnen, op Va pond poeder van galnoo-
ten, laat het dan eenige dagen in eene
zachte warmte staan, roert het somwylen
en voegt er dan V4 pond groene vitriool
bij en wanneer deze opgelost is, nog
4 lood arabische gom en V4 kan kookend
water opgelost men laat de inkt hel
der worden, en doet dezelve in fles
schen"
Het kon ook zo:
„neem S lood galnooten, 4 lood vitriool
en 2 lood gom. Giet daar een pint
regenwater op, laat het eenige dagen
in de warmte staan, giet dan het klaare
daaraf
ER werden ook vroeger heel wat ver
schillende soorten inkt gemaakt: ünnen-
merkinkt, onzichtbare inkt en zelfs „inkt
die men bij zich kan dragen" de z.g.
„staafjesinkt":
„men neemt 2 lood zwartsel, 2 lood koo
ien van perziksteenen S lood arabische
gom stoot dit alles tot poeder en maak
er een klomp van"
GEKLEURDE inkten maakte men weer
anders. Groene en gele inkt was al heel
eenvoudig.
neem versche vliegbladeren, stoot ze,
pers er het vogt uit en meng het met
aluin, zoo wordt het een goede, groene
inkt"
„Men neme naarbelieve Botterblaemen,
die op de weiden groeyen, drukke het
sap daaruit en doe er een weinig aluin
en gom bij" en de gele inkt was klaar.
Tenslotte „Goudverve om te schryven":
„neem een versch hoenderei, maak aan
ieder einde een gat in de schaal, blaas
het uit, en neem dan den dooyer van
een anderEy, maar het wit niet, en een
vierde zoveel kwik. Vrijf dit wel onder
een en doet het in de ledige schaal. Fineer
de gaten met kalk en wit van een Ey
digt toe"
„Leg het dan onder een broeyende hen
met nog zes Eyeren daarby; want op één
Ey zou de Hen niet blyven zitten: laat.
zy die drie weken bezitten, breek het
Ey dan open en schryf daarmede.
Sommigen willen dat men het onder drie
hennen moet doen, en wel, onder elk drie
weken."
Onze voorouders hielden dus blijkbaar wel
van experimenteren en het is aardig deze
pogingen eens te memoreren.
Maar ook later werden er wel eens
proeven genomen met zelf gemaakte inkt.
Omstreeks 1900 experimenteerden de
heren Van Ledden Hulsebosch en F. An
kersmit met een zelfgemaakte inkt.
Ze gebruikten 12 inktsoorten waarvan
elf in de handel waren en een soort door
henzelf werd bereid (galnoten, ijzerinkt
met pigment).
De 12 inktsoorten werden blootgesteld
aan de inwerking van duinwater, gracht
water, Noordzeewater, dampkring en
bodemlucht en aan de „kadaverproef" (in
een kist van ongeschilderd hout met het
verse lijk van een hond Vz meter in de
grond).
De koolinkt (oostindische inkt) evenals
2 drukinkten waren onveranderd, zelfs in
die gevallen, waarin het papier, waarop
geschreven was, door enige invloed
(grachtwater o.a.) ten gronde ging.
Geen van de schrijfinkten uit de han
del was zo onveranderlijk en bestendig
als de door henzelf bereide inkt (docu-
menteninkt).
Rozenstr. 55 - tel. 21275-12979 - Haarlem
Populaire tv-series over medische on
derwerpen brengen de mensen ertoe, hun
arts veelvuldiger te bezoeken dan voor
heen, zegt de Wereldgezondheidsorgani
satie (W.H.O.).
„De betrekkelijk snelle wijze waarop
vele leken zich enige kennis op het gebied
van de medische zaken eigen gemaakt
hebben, is althans ten dele te danken aan
radio en televisie", aldus een W.H.O.-
rapport. „Dit leidt naar een toenemende
behoefte aan snelle diagnoses en preven
tieve geneeskunde".
„De mensen nemen de adviezen die in
dergelijke programma's verstrekt worden
dikwijls ter harte. Zij laten zich regelma
tig onderzoeken en gaan meteen naar hun
arts, als zij de symptomen van een ernstige
ziekte bij zichzelf menen waar te nemen".
Advertentie
Zwoord em aker
huishoudjam
76 ct. tot 1.04
extra jam 1.30
NEEMT
VAKER
CHICAGO (AP) Tien witte muizen
hebben een vergadering van het Ameri
kaanse Nationale Comité tegen nazi-mis
dadigers en nazisme „in de war" gegooid.
Vrouwen sprongen schreeuwend op ta
fel. Mannen en politieagenten, die op post
waren om moeilijkheden tussen de 200
personen die de vergadering bijwoonden
en een groep tegenstanders die voor de
congreszaal in een hotel te Chicago aan
het posten waren te voorkomen, zetten de
achtervolging van de muizen in. Zeven
van de dieren werden gedood, de andere
drie zijn gevlucht.
De organisatoren van de vergadering
beweren dat de muizen opzettelijk werden
losgelaten door een mevrouw Dagmar
Vallen. Deze vertelde echter aan de politie
dat zij de muizen even voor de vergade
ring van een kennis gekregen had. Zij
stopte de muizen in haar tas, maar deze
viel van haar schoot en de muizen kozen
de vrijheid.
Vijf vrouwen beweren te hebben gezien
hoe mevrouw Vallen de muizen opzettelijk
losliet. Zij zullen tegen haar een aanklacht
indienen wegens wangedrag.
Advertentie
VORIGE maand is in
Amerika de ontdekking
bekendgemaakt van de
derde planeet buiten ons
zonnestelsel een mede
deling waaraan overigens
een kwarteeuw meetwerk
op 2.400 fotografische
platen is voorafgegaan.
Dat meetwerk gold de
vraag: vertoont de eigen
beweging van de gefoto
grafeerde ster (de ster
van Barnard) een schom
meling? Het antwoord
moeizaam gedestilleerd
uit ultra-fijne fotoana
lyse is: ja.
En de conclusie uit dit
antwoord is: dan heeft de
ster van Barnard een
ander hemellichaam als
begeleider. Zichtbaar is
het niet: het straalt geen
licht uit. Rondom de ster
van Barnard beweegt
zich dus een planeet.
Elke ster die wij zien.
is een zon. Of om die zon
planeten wentelen kan
niet per telescoop worden
uitgemaakt, want plane
ten geven geen licht en de
weerkaatsing van het
licht van hun ster (hun
zon) is veel te zwak om
op aarde te kunnen wor
den gezien.
Men ontdekt ze dan ook
langs indirecte weg: door
nauwkeurige bestudering
van de baan van de ster
waar ze bij horen. Ver
toont die baan bepaalde
afwijkingen, dan moet er
een betrekkelijk groot
tweede hemellichaam in
de buurt zijn, dat die af
wijkingen veroorzaakt.
Want de aantrekkings
kracht tussen de hemel
lichamen is onderling en
wederzijds: een kleine
kunstmatige satelliet is
onderworpen aan de aan
trekking van de aarde,
maar het omgekeerde is
even waar, al is in dat
laatste geval de betrok
ken kracht practisch on
meetbaar klein.
Wel meetbaar wordt zij.
als we te doen hebben
(zoals inhet geval van
de ster van Barnard)
met een betrekkelijk klei
ne zon en een betrekke
lijk grote planeet, die op
niet al te grote afstand
om die zon loopt, terwijl
het geheel daarbij ook
niet zo ver van de aarde
verwijderd moet zijn dat
we het effect niet meer
kunnen meten.
Aan al die voorwaarden
is hier voldaan: de ster
van Barnard heeft een
massa van ongeveer een
zesde van die van onze
zon, de planeet in kwes
tie staat er dichterbij dan
Jupiter bij de zon en zij
is anderhalf keer zo
zwaar als Jupiter.
Het geheel bevindt zich
op slechts ruim zes licht
jaren van ons eigen pla
netenstelsel en ook de
twee eerder ontdekte pla
neten buiten ons zonne
stelsel ontdekt in respec
tievelijk 1943 en 1960) zijn
satellieten van twee onzer
naaste buur-zonnen.
De ster van Barnard is
genoemd naar de Ameri
kaanse astronoom Edward
Emerson Barnard (1857-
1923) die haar heeft ont
dekt; het een zg. rode
dwerg. Haar helderheid
'is zo gering (tiende groot
te) dat het blote oog haar
niet kan zien.
De planeet die erom
heen draait is Barnard B
gedoopt. Het feit van haar
bestaan is voor wel geen
enkele astronoom een
sensatie: niemand twijfelt
aan de mogelijkheid dat
ook andere sterren dan de
zon omringd zijn door pla
neten.
Maar de moeilijkheid is,
dat hun bestaan zo lastig
is aan te tonen het is
tot nu toe alleen bij de
dichtstbijzijnden gelukt.
G. o. W.