ROMANTIEK VERDWEEN - TAAK BLEEF
PANDA EN DE JACHT
In de rij staan is een wetenschap
OP JANSEN
Ronkende
motoren
vervingen
de fiere
rossinant
Ons vervolgverhaal
VRIJDAG 31 MEI 1963
19
Dokter en fiscus
DEPOT DER KONINKLIJKE
MARECHAUSSEE 50 JAAR
EEN OORSPRONKELIJKE ROMAN
DOOR KLAAS VAN DER GEEST
Een huisarts in het Westnoorse dorp
Ulsteinvik is een langzaam-aan-actie
begonnen uit protest tegen de ader
latingen die de fiscus hem doet onder
gaan. In het plaatselijke dagblad Vike-
bladet liet hij de volgende adverten
tie opnemen:
„Openbare aankondiging. Gezien
de excessieve uitbuiting door de be
lastingautoriteiten zal ik mijn nacht
arbeid van nu af aan moeten inkrim
pen en ook overdag minder beschik
baar zijn. Alleen zij die een afspraak
maken kunnen er zeker van zijn, door
mij te worden behandeld.
(w.g.) Osm. Roeynelgnd, arts."
EEN WITGEHELMDE
marechaussee brengt stram
de militaire groet wanneer
wij het moderne, koel maar
niet onvriendelijk aandoende
„Depot der Koninklijke
Marechaussee" te Apeldoorn
binnenkomen, waar morgen
het feit zal worden herdacht,
dat een halve eeuw geleden
tot zijn oprichting werd be
sloten. In die halve eeuw is
ook hier veel veranderd.
Waar men een manege ver
wacht met briesende vier
voeters die getraind en ge
drild worden, daar staat een
grote kantine waar de mare
chaussee anno 1963 een spel
letje dam speelt.
DE OUDE ROMANTIEK
van met kolbak en pluimen
getooide marechaussees, glim
mende sabels en glanzende
laarzen, welks aanblik ieder
meisjeshart vroeger sneller
deed kloppen (welke oudere
lezer herinnert zich niet de
toen in haast elke krant voor
komende advertenties: „Ken
nismaking gezocht, liefst
marechaussee"?) heeft plaats
gemaakt voor nuchterder op
vattingen. Geen rijlessen op
het paard krijgen de recruten
meer; zij „lessen" in groenge-
lakte Dafjes, op motoren of in
zware trucks.
Het mooie blauwe uniform
heeft, afgezien van „officiële"
dagen, afgedaan (hoewel er ge
lukkig een tendens is, deze
prachtige kleding in ere te
herstellen). Nu echter ziet ge
de mannen gehuld in de ge
wone, grijsgroene battledress,
en zijn doen hun dienst in een
„burgerlijk" motorvoertuig,
dat niet meer steigert en
snuift en ook niet gevoed en
gedrenkt hoeft te worden als
de viervoeters van weleer. De
oude, met zorg gekrulde mar
tiale knevel heeft het veld ge
ruimd voor in een enkel
geval een harig plukje on
der de neus, dat het woord
snor eigenlijk niet eens ver
dient. Hoeveel er echter ook
verdwenen is, de oude team
geest en de taken bleven.
OM TE BEGRIJPEN waar
om men op 1 juni 1913 tot de
oprichting van het „Depot"
overging, is het noodzakelijk
iets van de voorgeschiedenis
te kennen. Voor 16 april 1909
was de inspecteur der Cavale
rie belast met het toezicht op
„het Wapen" een ^gen in-
spectfeEtr1 hpd men dus nog niet.
Iedere divisie van ons leger
er waren er vier kon
naar behoefte op eigen houtje
jonge marechaussees aan
nemen. De divisiecommandant»
bepaalde het lesrooster voor
de (vrij korte) opleiding goed
deels zelf, zodat het verschil
tussen de divisies soms groot
was. Na deze eerste periode
ging men over naar een „bri
gade", waar door theorie en
praktijk de verdere vorming
plaats had.
Er waren twee soorten
marechaussees: de zogenoemde
„voeter", die geen paard kreeg
toegewezen, en de marechaus
see „te paard".
IEDER JAAR liep het storm
bij de aanmelding. Men kon
vóór 1940 jaarlijks selecteren
uit wel duizend sollicitanten,
terwijl slechts circa tachtig
plaatsen beschikbaar waren.
Het werd als een grote eer be
schouwd bij „het Wapen" te
mogen dienen. Dat de selectie
dus zeer streng kon zijn, valt
te begrijpen.
De eersteinsgect^r der Ko-
nïnklijkV Maréchaussee werd
kolonel G. A. van Haeften, die
zich een groot voorstander
toonde van een centrale vor
ming. Na véle besprekingen
besloot de minister van Oor
log tot de oprichting van een
depot, waar de opleiding ge
centraliseerd kon worden. Van
hieruit werden dus voortaan
de divisies en brigades aange
vuld met personeel dat op uni
forme wijze was opgeleid.
tïITERAARD was het depot
aanvankelijk maar. Jclein. Dé
totale bezetting bestond in de
beginperiode uit slechts 50
man: 1 kapitein (de comman
dant), 1 adjunct-onderofficier
kwartiermeester, 1 adjudant
onderofficier-instructeur, 3 op
perwachtmeesters te paard en
1 te voet, 1 schrijver en
1 hoefsmid, terwijl in opleiding
waren 26 marechaussees te
paard en 15 te voet. De be
nodigde paarden werden in de
Betuwe gekocht. Na de oplei
ding ging de ruiter met zijn
paard over naar de brigade.
In de loop der jaren werd
de opleiding aangepast aan de
zich wijzigende omstandig
heden. Vóór 1940 was de voor
naamste taak de burgerpolitie
dienst (de tegenwoordige rijks
politie). Daarna werden haar
werkzaamheden sterk uitge
breid. De „wetsgeleerde" van
vroeger heeft het veld moeten
ruimen voor de op één terrein
gespecialiseerde marechaussee
van thans, wiens werkzaam
heden kunnen liggen bij de
grensbewaking, bewaking van
het koninklijk huis, politie
diensten in het leger, controle
diensten op vliegvelden of in
'havens, militaire bijstand aan
burger-gezagsdragers of de
regeling van het (militair) ver
keer.
DE TWEEDE wereldoorlog
heeft grote veranderingen te
weeggebracht. Een deel van
het depot wist uit te wijken
naar Engeland waar men toe
trad tot de Britse veiligheids
dienst, of zich meldde voor de
Prinses Irenebrigade. Slechts
weinigen van hen keerden te
rug. De ervaringen, opgedaan
in de oorlog, werden in de op
leiding van de naoorlogse
marechaussees verdisconteerd.
Zo is de huidige depotcom
mandant der Koninklijke
Marechaussee, kolonel W. H.
van der Grinten, wars van
alle afzondering van zijn man
netjes. Er zijn ouderr en
jeugddagen (seholenbezoek),
excursies voor plaatselijke be
drijven, sportwedstrijden tus
sen burgers en militairen en
meer contacten met de buiten
wereld: een duidelijke tendens
om de muur tussen burger en
militair te slechten.
Na de oorlog kreeg het depot
een „wapenschool", waar on
der meer alle beroepskader
opleidingen zijn geconcen
treerd. Daarnaast zijn er een
motor-, een auto- en een ra-
dioschool voor de moderne
specialistenopleidingen. Staf-
en instructiepersoneel, voor
1940 slechts 50 man omvattend,
zijn nu uitgebreid tot 276 vaste
stafleden. En voorts leidt hét
depot ieder jaar een aantal
dienstplichtigen van het leger
op, voornamelijk tot militaire
verkeersregelaars.
EEN EERVOLLE taak is de
bewaking van het koninklijk
huis. Tegelijk met het Depot
jubileert ook de „waehtbri-
gade" van paléis Het Loo,
waar wijlen Koningin Wilhel-
mina woonde. Deze brigade
volgde de „klompewacht" op,
die bestond uit betaald burger
personeel dat het woord
zegt het al wacht liep op
klompen!
Vele malen heeft het Depot
zich in de belangstelling van
ons koninklijk huis mogen
verheugen; de eerste maal op
19 november 1919, toen ko
ningin Wilhelmina en prins
Hendrik het complex met een
bezoek vereerden, de laatste
maal op 2 april van dit jaar,
toen prins Bernhard het Depot
als inspecteur-generaal der
Koninklijke Landmacht be
zocht. Als een koninklijke er
kenning van de belangrijke
taken die het Wapen vervult,
werd op 29 oktober 1931 door
koningin Wilhelmina in tegen
woordigheid van prinses Ju
liana een standaard aan het
wapen der Koninklijke Mare
chaussee uitgereikt, welke
sindsdien bij alle officiële
plechtigheden wordt meege
voerd.
UITERAARD zal deze stan
daard ook te zien zijn tijdens
de hoogtepunten in het feest
programma ter ere van het
gouden jubileum van het De
pot dat vandaag en morgen ge
vierd zal worden, zoals een
groots défilé, een receptie op
het Apeldoomse stadhuis,
sportontmoetingen tussen ma
rechaussees en scholieren, een
concertavond, een autorally
en tot slot een taptoe in „Berg
en Bos" te Apeldoorn (zater
dagavond om 21.30 uur).
iiii—nnnnnnnnnraTn-ri1->n
48. Zodra het schip gemeerd was, spoedde graaf Upke
van Sught tot Brallen zich de loopplank af. „Ik MOET
het vliegtuig halen," zo mompelde hij gejaagd. „Mor
gen zijn de twee maanden voorbij.Dan wordt Alei-
da de mijne, en haar bruidschat ook! Hihi!" „We moe
ten gauw zijn, Pat," zei Panda, op dat moment, terwijl
hij uit het roeibootje sprong. „Morgen zijn de twee
maanden voorbij! Als we dan niet terug zijn gaat de
juffrouw met die enge graaf trouwen!" „JJuist!", riep
Pat O'Nozel. „En daarom ga ik korte mettens maken!
Voor deduceren en combineren is geen tijd meer!" En
met deze woorden haalde de detective een lasso te voor
schijn. Na dit werktuig enige malen krachtig boven het
hoofd te hebben rondgezwaaid, liet hij het neerdalen
boven de angstig voortrennende Jan Jansen. „Ziezo, jon
geman!" sprak de speurder tevreden. „En nu geen
kletspratens meer! De beroemde detective Pat O'Nozel
heeft je gevangen en laat je niet meer gaan!"
DE GEZELSCHAPPEN met auto's slapen
om beurten in de rij en in de auto en heb
ben gewoonlijk een voorraad drinkwaren
in thermosflessen bij zich. Anderen vormen
groepen, die in ploegendiensten van tel
kens twee of drie uur werken. De eerste
wacht wordt vaak betrokken door iemand
die in de buurt woont, als vlak na rpidder-
nacht de vorming van de rij begint.
Iemand die vroeg op moet lost hem af,
gevolgd door een ander, die onderweg naar
zijn werk zijn wachtje 'klopt. Tenslotte
komt de huisvrouw, die de kinderen dan
naar school heeft gebracht.
Om ervoor te zorgen dat alles eerlijk
toegaat begint in de regel iemand een
tegenwoordig van tevoren toegewezen en
per post verkocht.
Maar bij het Royal Opera House en de
Royal Festival Hall kan men 'van tijd tót
tijd dagen en nachten achtereen rijen
wachtenden zien staan.
TOEN KORTGELEDEN op een typische
Londense regenzondag de loketten in Co-
vent Garden 's morgens om negen uur
opengingen, stond er een rij van 1.500 men
sen die zich verscheidene huizenblokken
ver uitstrekte. Sommige gegadigden had
den sinds donderdag van de vorige week
staan wachten om hun rantsoen van tien
biljetten (er worden er slechts twee per
voorstelling en per persoon verstrekt) voor
het vierwekelijks optreden van het Rus
sische Bolsjoiballet in juli machtig te
worden.
Niet alle lieden die in de rij staan wor
den geleid door zuiver artistieke motieven.
Als ze een volledig stel kaartjes kopen,
kunnen ze die welke zij niet nodig hebben
verkopen soms tegen de vijfvoudige
prijs en zodoende hun eigen kosten voor
een balletavond eruit halen.
PER POST bestelde kaartjes voor de
tenniskampioenschappen van Wimbledon
of het Glyndebournefestival worden elke
dag via de advertentiekolommen van de
Londense „Times" openlijk aangeboden
aan de meestbiedenden, hoewel dit ver
boden is.
Doeltreffend in de rij staan is een kwes
tie van organisatie er is op zijn minst
een extra jas of trui, een kampeerstoel (het
„staan" moet namelijk niet te letterlijk
worden opgevat) een boek en een zak
proviand voor nodig.
Zij die het wat beter kunnen doen, rij
den voor in hun auto's, parkeren deze in
de buurt en gebruiken ze als „basis". Ze
komen met kampeerbedden, luchtmatras
sen, slaapzakken en waterdichte dekzeilen.
Soms hebben ze zelfs vrolijk gekleurde
strandstoelen bij zich.
47)
Een hele dag hield hij zich daar
mee bezig. Telkens bracht hij kleine
wijzigingen aan. Die koopvaarder,
waarop hij gevaren had, moest on
derweg zijn geweest naar Japanse ha
vens en daarbij op een mijn gelopen
zijn. Later veranderde hij dit en
maakte hij ervan, dat hij door een
Britse onderzeeboot in de grond ge
boord was. Toen hem inviel, dat dit
voor de inheemsen juist een reden
kon zijn om hem naar een Japanse
legerpost of vlootbasis over te bren
gen, waar ze dat mooie verhaal niet
zo licht zouden gelóven, was hij even
de kluts kwijt, maar al gauw verzon
hij iets anders. Hij maakte er een
Russische boot van, onderweg van
een Indische haven naar een haven
aan de westkust van de Sovjet-Unie.
Hij hoopte maar, dat de Maleiers
zouden weten, dat er tenminste tussen
Rusland en Japan geen oorlog was.
Eindelijk begon hij zijn verhaal zo
in het hoofd te prenten dat hij zich
niet zou kunnen vergissen maar aan
iedereen hetzelfde vertellen.
Toen besefte hij plotseling, dat er
nog een ander gevaar dreigde. Hij
voelde zich zo goed, dat hij. besloot
op de staan en met wat afgedragen
kleren aan, die hij van de oude vrouw
kreeg ging hij voor de hut in het
zonnetje zitten.
Wat hij daar van de kampong te
zien kreeg, gaf hem beslist niet de
indruk, dat de bewoners al veel van
de Westerse beschaving hadden over
genomen. De armzaligste kampong,
die hij op Java gezien had, was bij
deze vergeleken nog een welvarend
dorp. De bevolking, vooral het vrou
welijke deel daarvan, was ook vrij
schuw. Hij wist, dat hij gadegesla
gen werd, maar niemand vertoonde
zich openlijk. Lang bleef hij niet bui
ten. Het felle zonlicht en de frisse
lucht vermoeiden hem al gauw, zelfs
zo erg, dat hij nauwelijks kans zag
om alleen weer naar binnen te strom
pelen en de oude vrouw hem moest
helpen zich uit te kleden en onder de
klamboe te kruipen, het muskieten
net, dat ze over zijn slaapbank had
den gespannen.
„Morgen wat langer," beloofde hij
zich zelf, toen hij van vermoeidheid
in slaap viel.
De volgende dag bleef hij echter
maar heel kort buiten zitten. Want
hij zat er nauwelijks, toen een groep
je inheemsen tussen de bouwvallige
hutten van, riet en palmbladeren door
naar hem 'toe kwam.
Hij schrok wel even, ofschoon hij
moeilijk zou kunnen zeggen waarom.
En hij voelde zich weinig op zijn ge
mak, toen de mannen op een afstand
je bij elkaar bleven staan, naar hem
keken en af en "tóe onder elkaar even
fluisterden. Een poosje nadat ze weg
gegaan waren, kwamen er weer an
deren. Het leek hem daarom tijd zich
maar weer in de hut terug te trek
ken. En hij vroeg de oude vrouw in
het Maleis, dat hij opzettelijk erg ge
brekkig sprak, wie die mannen wa
ren geweest.
Ze haalde de schouders op. Meer
met gebaren dan met woorden be
duidde ze hem, dat het mannen wa
ren uit een nabije kampong. Met
schrik bedacht hij, dat het nieuws
van zijn komst zich al tot ver in de
omtrek moest hebben verspreid. En
als niemand hem opzettelijk had ver
raden, zou het toch waarschijnlijk ook
tot de Japanse troepen zijn doorge
drongen, die dit deel van de kust en
was misschien niets iets om al met
een over in een paniekstemming te
geraken, maar het leek hem toch
raadzaam zo gauw mogelijk verder te
gaan.
Alleen vroeg hij zich af:
„Wat is zo gauw mogelijk.en
hoe doe ik het?" Het kon zijn, dat
de inheemsen hem wilden helpen. Hij
mocht daar echter niet op vertrou
wen.
„Vertrouw alleen op God en op je
zelf, Cor.daarmee kom je het
verst". Het was een heel eind naar
Singapore en later van Singa
pore naar het Nieuwediep en Was
senaar, waar hij moest zijn om de
vrouwen en moeders van zijn omge
komen kameraden op te zoeken. „Ver
tel de inlanders niet meer dan nodig
is. Ga er vandoor, zodra je behoor
lijk op je benen kunt staan.en
probeer het zonder hun hulp te doen".
Toen de kakkerlakken en muskie
ten, de spinnen en vliegen, de stank
van de half bedorven vis en het klap-
pervet, de kijvende stemmen van de
vrouwen, het gejammer van kinde
ren en het gejank van vervuilde, half
verhongerde kamponghonden hem be
gonnen te hinderen, wist hjj, dat hij
weer de oude werd. En ook, dat het
tijd was om te gaan. Hij had de oude
man, die hem met zijn prauw naar
de kampong aan de kust gebracht
had, een mooi verhaal opgedist, maar
wist niet zeker of die er veelvan
geloofde. Overigens sloegen de bewo
ners van de kampong weinig acht
meer op hem. Alleen uit andere kam
pongs kwamen soms nog mannen en
een enkele maal een paar vrouwen
om hem te zien, al dezen ze het voor
komen dat het om iets anders ging.
De laatste dagen vlogen er meer
vliegtuigen over sommige laag, an
dere erg hoog. Het waren, voor zo
ver hij dat kon zien, uitsluitend Ja
panse toestellen. Wat hem opviel was,
dat ook de vissers bijna niet meer
uitvoeren, maar hun prauwen een
eindje van de kampong op het strand
getrokken en een beetje gecamou
fleerd hadden met takken, riet en bla
deren. En er werd, niet ver van de
kust, herhaaldelijk geschoten, soms
zo aanhoudend, dat het leek alsof er
slag geleverd werd, soms ook slechts
een paar maal. Een of twee keer
meende hij de ontploffingen te her
kennen van de Noorse en Britse tor
pedo's, die door onderzeeboten van de
Nederlandse Marine werden gebruikt,
maar dat zou waarschijnlijk wel ver
beelding zijn. Verder gebeurde er
niets. In het binnenland scheen alles
rustig te zijn; misschien waren de
legers bezig opnieuw te groeperen en
andere stellingen te betrekken, nadat
ze zich over een afstand teruggetrok
ken hadden. Hij zou er graag met
zekerheid iets van geweten hebben,
maar meende, dat het weinig zin had
er de mensen in de kampong naar
te vragen omdat hij dan toch niets
dan vage geruchten te horen kreeg
en bovendien wilde hij niet laten mer
ken, dat hij er belang in stelde.
Hij begon met zorg zijn plannen op
te stellen en uit te voeren. De kam
pongbewoners schenen niet te ver
wachten, dat hij al weg zou kunnen
gaan. In werkelijkheid voelde hij zich
daartoe ook nog niet geheel in staat,
maar hij mocht toch niet langer blij
ven rondhangen. De moeilijkheden,
die hem wachtten, onderschatte hij
zeker niet. Dat had hij trouwens nooit
gedaan, want het lag niet in zijn
aard om moeilijkheden te onderschat
ten. Hij voelde zich nog niet sterk,
maar wel uitgerust en stond er zeker
heel wat beter voor, dan toen hij op
dat eilandje voor de kust aangespoeld
was. Hij had geen koorts meer, zijn
spieren deden geen pijn meer en de
ergste wonden op zijn lichaam waren
zo goed als genezen. Meer mocht hij
niet verwachten, al voelde hij zich nog
wel slap. Het voornaamste was, dat
hij alles rustig kon overleggen, de mo
gelijkheden overwegen en zich op de
moeilijkheden en tegenslagen voorbe
reiden.
Een tocht dwars door het schier
eiland en naar de grote weg. die van
noord naar zuid liep, leek hem het
aantrekkelijkst. Het moest daar druk
zijn, overstelpend druk, ook als de Ja
panners bijna het hele land bezet
hadden en in die drukte zou hij het
minst opvallen, meende hij.
Langs die weg zou hij het gemak
kelijkst vooruit komen en als hij langs
de kust ging, moest hij naar alle
waarschijnlijkheid heel wat wacht
posten en militaire versterkingen pas
seren, waar hij aangehouden kon wor
den.
Het enige gevaar, dat hem dreigde,
was dat hij zou verdwalen op het eer
ste gedeelte van zijn tocht, dwars
door de tropische wouden, moerassen
en wildernissen, die voor blanken nau
welijks of in het geheel niet toegan
kelijk waren. En het was zelfs niet
bij benadering te voorspellen, hoe
lang hij onderweg zou zijn. Onder ge
wone omstandigheden zou niemand
zich daaraan wagen zonder gids en
zelfs zonder een kompas of nodige
leeftocht en wapens. En in elk geval
moest hij wat kleren, schoeisel en
minstens een bijl of een kris probe
ren te krijgen.
(Wordt vervolgd)
GEDULDIG in de rij staan is een
kunst die men meester moet zijn als men
in Engeland woont.
De Engelsen zelf, beleefd en volhar
dend als zij zijn, hebben er een weten
schap van gemaakt.
Concertbezoekers en balletliefhebbers
zijn het verst gevorderd in deze weten
schap. Ze moeten welwant naar kaar
tjes voor uitvoeringen van bètekenis is
buitengewoon veel vraag en de metho
den van verkoop aan de kassa schijnen
uit de tijd van Shakespeare te dateren.
SPORTPROMOTORS echter stellen het
lichamelijk uithoudingsvermogen van hun
klanten, die dagen buiten stadions plach
ten te wachten op kaartjes voor grote
internationale voetbalwedstrijden of de
tennisfinales van Wimbledon niet langer
op de proef. De toegangsbewijzen voor de
meeste grote sportgebeurtenissen worden
lijst op te maken, meestal in een notitie
boekje. Ieder die komt zet zijn handte
kening en krijgt daardoor een zekere be
wegingsvrijheid.
Niettemin is enige verwarring onvermij
delijk, vooral als er verschillende rijen
voor verschillende attracties worden ge
vormd.
Een in het rij-staan vergrijsde man
vertelde van een dame, die handenwrin
gend uitriep: „Ik moet Parsival hebben
en ik sta in de rij voor Callas".
In de rij staan is een eerbiedwaardig
instituut in Engeland. Zelfs in de spitsuren
vormen zich bij de bushaltes keurig ge
disciplineerde queues. Huisvrouwen staan
in de rij bij de slagers en iedereen, die
probeert voor zijn beurt te gaan, kan er
op rekenen uitgejouwd of met paraplu's
bedreigd te worden.