CHRIJFSTERS VAN VROEGER EN NU
Vittorio Gassman presenteerde in Parijs
de „catalogus" van zijn Volkstheater
NIEUWE STUKKEN BIJ „ENSEMBLE
NATUURLIJKHEID
EN
BUITENISSIGHEID
World Press Photo 1963
HITLER'S
KUNSTVERZAMELING
Erbij
PAGINA V I h K
OF ZE ER ZICH van bewust is of niet, mevrouw Nick
Funke-Bordewijk is. met haar "buut „Millicent" (Nijgh
Van Ditmar) en min of meei uk met haar derde roman
„Silhouet in schemer" (P. N. \un Kampen) haar tweede
roman „Vlucht" ken ik niet teruggekeerd tot de i8de-
eeuwse „novel of terror", de „Schauerromantik". Dat er aan
deze moderne versie van de griezelroman misschien iets
meer psychologie te pas komt, maakt eigenlijk niet veel
verschil. Hoofdzaak is dat de demonen de kans krijgen om
op het menselijk behagen in het kippevel te speculeren en,
als het een beetje wil, wat te snoepen kunnen bieden
het raffinement van de wreedheid, de sensualiteit, L
van de „opwinding''. Het moeten allicht geen huis- ot
tuin-kwelgeesten zijn, wil er van het schrikverhaal iets
terecht komen. Doe het De Sade's „Justine", Lewis' „The
Monk", Ann Radcliffs „Romance of the Forest", Richard-
sons „Clarissa" of E. T. A. Hoffmanns „Bruder Medardus"
maar eens na! De revolutieheld Danton las, heet het, de
Sade's „Justine" om zich op te zwepen. Het is best mo
gelijk: „vrienden", laat De Sade een van zijn personages
(het is, meen ik, Noirceuil) zeggen, „er komt een vreselijke
onweersbui opzetten; laten we dit schepsel (de deugdzame
Justine) uitleveren aan de bliksem; ik laat me hangen als
hij haar spaart". En wat moet het weesmeisje Adeline in
Ann Radcliffs roman verduren in het vervallen spookhuis
in de wildernis, waar ze onderdak heeft gevonden: geheim
zinnige geluiden en schaduwen in donkere hoeken, angst
dromen, de opdoemende schim van haar gestorven vader,
een waar gruwelkabinet, maar voortreffelijk geschreven.
Zo suggestief het angstwekkende te verbeelden, dat is
mevrouw Nick Funke niet gelukt, al is zij met het gebruik
van de schrikattributen niet zuinig.
DE TIENJARIGE MILLICENT,
met haar fosforescerende ogen, haar
occulte krachten, haar verwrongen ge
zicht, haar perfide wraakzucht, is er
wel het meisje naar om haar „oppas"
Jennifer de dood in te jagen, aan
nemend dat ze voldoende lichamelijk
letsel heeft opgelopen om tenminste
voor volslagen krankzinnigheid be
hoed te worden. Een monsterwezen,
die kleine Millicent, een creatuur van
de duivell De Sade had natuurlijk ge
lijk, waar hij in zijn inleiding tot „Jus
tine" de mening verkondigt dat het
een romanschrijver vrij staat om ge
bruik te maken van alle mogelijke
zielstoestanden; maar dan moeten de
personages ook geloofwaardig genoeg
zijn om de ontzetting waar te maken,
hetgeen, zoals „Millicent" bewijst,
nog zo eenvoudig niet is. Mevrouw
Nick Funke schrijft wel vlot, haar
dialogen zijn meestal nogal natuur
lijk, maar het griezelrepertorium is er
zo volledig over uitgesmeerd, dat zo
min de „psychologie" als de „tragiek
van een liefde" het boek kunnen
weerhouden om zich litterair ver
momd bedenkelijk dicht in de om
geving van de „draak" te wagen. Aan
die nabuurschap zal het wel moeten
worden toegeschreven, dat „Milli
cent" door de auteur uit de oorspron
kelijke Engelse editie in de Neder
landse moedertaal werd overgezet en
vervolgens in een hoorspel omgezet,
dat zelfs jonge meisjes aan de radio
kluisterde. Wat wil men meer!
C. J. E. Dinaux
1 1 KIJA'i I I IJ IS I I 9 h
MEVROUW FUNKE bleef ook in
haar derde roman „Silhouet in sche
mer" een prachttitel de sfeer
van lichtelijk morbide effecten trouw.
Een zenuwkliniek, het geestelijk ge
stoorde jonge meisje (Francis C. Tor
rington, voluit) angstvoorstellingen,
dreigende handen in de „schemer van
haar droomwereld", net-niet normale
gesprekken van haar mede-patiënten in
de conversatiezaal (nog lang zo slecht
niet!), een door een bordeelervaring
geschokte jongeman die het in zijn
jeugd ook al niet al te best gehad heeft
en aan wie de wurgende handen toe
behoren waarmee Francis het zo onge
makkelijk heeft, een knap psychiater
die de „handen" wel dóór heeft, dat
is nu wel niet een klinkklare griezel
roman, maar in zo'n kliniek is het ook
niet bepaald leuk. Melodramatische bij-
mengselen maken natuurlijk veel goed,
hoewel niet zó veel dat de gefrustreer
de Francis als levend wezen ontsnapt
aan de door de schrijfster pasklaar ge
maakte constructie, waarvan het sche
ma voor het grijpen lag in de roman
litteratuur.
Nu zou men met de nodige bereid
willigheid aan dit schemersilhouet de
bedoeling kunnen toedichten, de actuele
breuk tussen onze traditionele voorstel
lingswereld en de eruptieve werkelijk
heid van vandaag de dag in het licht
te stellen. Maar zover komt Francis
niet en komt mevrouw Nick Funke
niet. Het is een particulier geval, dat
heel wat aannemelijker is dan de sata
nische Millicent, maar ondanks alle
schrijfvaardigheid misschien wel
juist ten gevolge van de vlotte pen
„een geval" blijft, dat bovendien nog,
als ik het voor een keer eens zo zeggen
mag, „opgelegd pandoer" is en nog
„vieux jeu" bovendien. Als men het
werk van mevrouw Funke nu maar
niet voor litteraire kunst wil houden is
het mij goed. Onderhoudend geschre
ven belletrie moet nu ja, waarom
eigenlijk er ook zijn.
IK GA EEN DERTIG-, veertigtal ja
ren in onze letterkundige geschiedenis
terug. In Querido's Salamanderreeks
zijn namelijk zojuist een drietal her
drukken verschenen: een bundel verha
len van Top Naeff onder de titel van
de eerste novelle „Vriendin", een ro
man van Ina Boudier-Bakker, „Aan de
overkant", en Carry van Bruggens
„Eva". Top Naeff heeft destijds in
haar „Zo was het ongeveer" getoond
de kentering in het geestelijke en socia
le bestel zeer wel te beseffen. „Ston
den", schreef ze, „tot dusver de levens
vormen en zedelijke normen in de
maatschappij en voor onze scheppende
verbeelding nog tamelijk vast, met de
opkomst van de nieuwe rijken, met het
ideaal der nivellering en opoffering der
persoonlijkheid, met de toenemende
vrijheidsdrang, d.w.z. ongebondenheid
allerwegen, veranderde zij van gedaan
te. Hiermede werden in de samenleving
velerlei remmingen, traditie en sleur
opgeruimd, maar het geestelijk leven
boette er zijn richtlijnen en steunpun
ten bij in. In die chaos van verschui
vingen moest het litterair talent naar
nieuwe steunpunten zoeken, behouden
en verwerpen, naar andere dan de ver
trouwde maatstaven". Aan dat herrij -
kingsproces heeft een begaafde schrijf
ster en een voorname figuur als Top
Naeff zich allerminst onttrokken.
Merkwaardigerwijs was het juist in die
jaren van niet langer te miskennen
ommekeer dat zij de vertelling „Vrien-
din" en de korte roman „Offers"'
beide opgenomen in deze Salamander-
bundel schreef, de ene als het ware
Top Naeff
Carry van Bruggen
het pendant van de andere: in „Vrien
din" de vrouw, die een buitenechtelijke
liefde het zwijgen oplegt en wegkwijnt
en sterft als zij tot het inzicht komt
dat haar offer vergeefs is geweest, in
„Offers" de echtgenote, die aan haar
gevoelens de vrije teugel laat en uit het
waarachtig geluk met haar vriend de
kracht put om een mislukt huwelijk
met toewijding in stand te houden. Top
Naeff kiest niet tussen Madeleine en
Constance, ze laat als volbloed schrijf
ster „het licht vallen op mensenwaar
den, welke in het leven dikwijls in het
duister blijven". Deze belichting is het,
die dit werk, geschreven in een zorg
vuldig gestyleerd proza (een eervol
compromis tussen hart en hoofd), niet
laat verouderen en in zekere zin zelfs
„modern" doet zijn.
VOOR „EVA", voor het gehele
oeuvre trouwens van Carry van Brug
gen, heb ik van jongsaf een zwak, dat
met de jaren nog is toegenomen. Nobel
werk is dat, moedig werk, in elk woord
geladen met de spanning van het pro
blematisch geworden leven, met een
hevige drang naar het ideaal en een
hartgrondige vrees voor de ontluiste
ring, met een onstuimige gelukshonger
en een tergend besef van de onvervul
baarheid. De papieren van de „eerlijk
heid" staan in de hedendaagse letteren
hoog genoteerd, maar als men naar
waarachtige (en geen verlitteratuurde)
eerlijkheid zoekt, dan is ze hiér, in
„Eva", eerlijkheid die dwars door
de wanhoop heengaat en van zichzelf
kan zeggen „het hart van alle dingen"
te zijn.
Er is trouwens onder het werk van
de zo goed als vergeten generatie zo
veel dat het herlezen waard is en
menigeen zou verrassen door zijn „ac
tualiteit". J. van Oudshoorn bij voor
beeld, die een tijdlang als een na
bloeier van het naturalisme werd be
schouwd, herontdekte men als een
„existentieel" auteur. Zo langzamer
hand wordt de betekenis van Frans
Coenen en Marcellus Emants los van
het zogenaamde „fin de siècle-pessi-
misme" gezien. En wat is er, zij het
dan fragmentarisch, voortreffelijke lit
teratuur te vinden bij vrijwel vergeten
schrijvers als Maurits Wagenvoort
(„De dromers"). Frits Hopman („De
proeftijd"), A. Aletrino („Novellen"),
August P. van Groeningen („Martha
de Bruin")! Ina Boudier-Bakkers „Aan
de overkant" komt onder dat waarde
volle van vroeger dagen de roman
dateert van 1920 zeker een plaats
toe: een boek dat met toegewijde aan
dacht en een verfijnd vrouwelijke in
tuïtie voor de menselijke verhoudingen
is geschreven, ongekunsteld en zuiver
V
Het toneelgezelschap „Ensemble"
brengt het komende seizoen onder an
dere „La grande Oreille" van P. A.
Bréal in première, het stuk dat dit
seizoen in Parijs bij het gezlschap van
Jacques Fabri veel opzien heeft ge
baard. Paul Rodenko verzorgt de ver
taling. De regie wordt gevoerd door
de jonge Franse regisseur Gilles Lé
ger. De hoofdrol vervult Jan Retèl.
Als volgende première komt „Voer
man Henschel" van Gerhart Haupt-
mann met Ko van Dijk in de titelrol
en Ina van Faassen als zijn tegenspeel
ster. Dit stuk wordt door Gerard Werk
man vertaald. Karl Guttmann verzorgt
de regie. Dit geldt ook voor de daarop
volgende première van „Die Marquise
von Arcis", waarin Mary Dresselhuys
haar debuut maakt bij „Ensemble"
met Ko van Dijk en Magda Janssens
ais tegenspelers. Het stuk is van de
hand van Carl Sternheim naar een no
velle van Diderot.
Het tableau de la troupe wordt on
der meer gevormd door Chris Baay,
Tom van Beek, Liselotte Beekmeyer,
Max Croiset, Mary Dresselhuys, Ton
van Duinhoven, Carla Dura, Ko van
Dijk en Ina van Faassen. De Eindho-
venaar Harry Wich zal weer de de
cors en kostuums ontwerpen.
De opvoeringscijfers in het zuiden
zijn sinds 1958 door „Ensemble" onge
veer verdubbeld: in 1958 werden 56
speelbeurten vervuld, in het afgelopen
seizoen waren het er 110, tegenover 103
in het seizoen ervoor. Voor het seizoen
1963-1964 meent „Ensemble" op 115
speelbeurten te kunnen rekenen: het
opvoeringscijfer voor het daaropvolgen
de seizoen 1964-1965, het jaar van de
opening van de Eindhovense schouw
burg, wordt op 200 geschat.
Ina Boudier-Bakker
van toon. Maar Ina Boudier voelde zich
ook nog niet verplicht om het in het
buitensporige te zoeken en een „Milli
cent" de litteraire wereld in te sturen
als een papieren demon.
De jaarlijkse internationale persfototen
toonstelling in het Haagse Gemeentemu
seum, die georganiseerd wordt door de
Voorts zal Peter Sjarov opnieuw een stichting World Press Photo, zal dit jaar
regie bij „Ensemble" voeren en wel °P 12 december worden geopend en duren
van een hier nog onbekende Toergen- t°t eind januari 1964. Uit de navolgende
iev De Kostganger" landen zullen juryleden worden aange-
zocht: Verenigde Staten, Denemarken.
„Ensemble" heeft ook de hand we- Italië, Engeland, Frankrijk, Rusland, Chi-
ten te leggen op het veel besproken na, West-Duitsland, België en Nederland.
„Der Nachfolger" van Raff alt (niet te
verwarren met „Der Stellvertreter" Deze juryleden zullen m groepen de sec
van Hochhut) dat in een conclaaf speelt ties nieuws, sport, reportage en features
en de pauskeuze behandelt. beoordelen. Er zijn weer een groot aantal
prijzen ter beschikking gesteld. De ..gou-
„Ensemble" zal een serie van vijf den piertoren", waaraan voor de hoofd-
nieuwjaarsvoorstellingen in het zuiden prijswinnaar een verblijf van twee weken
geven, te weten in Den Bosch, Tilburg, in Scheveningen is verbonden, is door de
Eindhoven, Breda en Maastricht. Er Maatschappij Zeebad Scheveningen aan-
wordt opdracht gegeven tot het schrij- geboden. De hoofdprijswinnaar zal even
ven van een speciale nieuwjaarswens als vorige jaren gratis een luchtreis naar
welke na de voorstelling wordt uitge- Nederland aangeboden krijgen om de
sproken. prijs in ontvangst te nemen.
Duivelskunstenaar Vittorio Gass
man ziet men op de foto hieronder
als Kean in Dumas', door Jean Paul
Sartre bewerkt naar het gelijk
namige toneelstuk. De andere foto
toont Gassman in Alfieri's „Oreste".
NU HET (SUBSTANTIëLE) hoofdstuk „moderne
opera" in het internationale festival van het Theater der
Naties weer is afgesloten, is men weer even teruggekeerd
naar het gesproken toneel. Peter Brook heeft met zijn
Londense Shakespeare Company een „King Lear" ver
toond die in zijn ingetogen soberheid, zijn sonore muzi
kaliteit en de samengebalde dramatiek alle hoge kwali
teiten der Engelse traditie in zich concentreerde. De
Oostenrijker Oscar Werner vertegenwoordigde, met het
minder bekende drama „Torquato Tasso" van Goethe, het
culturele bolwerk en prinsdom Liechtenstein, en de gezel
schappen van Peppino de Filippo, laatste nazaat van de
commedia dell'arte-traditie en van Vittorio Gassman
tekenden getweeën voor Italië. Alvorens het seisoen met
een cyclus over het „zwarte toneel" wordt besloten, zal,
uit naam van West-Duitsland, het Schiller-Theater uit
Berlijn nog enkele voorstellingen komen geven van de
beide Amphitryons van Von Kleist en van Giraudoux.
VITTORIO GASSMAN be
hoort, sedert het Theater der
Naties tien jaar geleden ge-
open werd, tot de favoriete
verschijningen in Parijs. Dit
jaar had hij echter voor het
eerst ook zijn eigen gezel
schap eens meegenomen van
het Italiaanse volkstheater,
dat hij in 1959, naar het
voorbeeld van Jean Vilar,
oprichtte. In tegenstelling
met Vilar, ontvangt Gassman
echter geen cent overheids
subsidie, en het is voor een
ruim deel dankzij de op
brengsten van zijn eigen
filmrollen dat hij zijn troep
in het leven en bij elkaar
weet te houden.
Dat Gassman ook voor de
Italiaanse filmproducenten
een kracht is op wie zij
graag en veelvuldig een be
roep doen, kan intussen nau
welijks verbazing wekken.
Behalve zijn voorkomen van
jeune premier, heeft hij de
ervaring van een veteraan en
beschikt hij bovendien over
een veelzijdigheid die vrij
wel alle rollen onder zijn be
reik brengt. Zijn films, hij
heeft er vijftig gedraaid,
passeren overigens maar
hoogst zelden de Italiaanse
grenzen, een feit waarover
't buitenland, volgens Gass
man zelf, helemaal niet rou
wig hoeft te zijn. „Ik heb
zo verklaarde hij tenminste
in Parijs misschien in vier
films gespeeld waarover ik
als kunstenaar me mijn ogen
niét uit het hoofd zou hoe
ven te schamen".
--wli V//.V.
HET IS vooral Gassman's
fabuleuze virtuositeit waar
mee hij Parijs nu opnieuw
heeft veroverd. Hij had een
soort catalogus van zijn
repertoire samengesteld, en
zo bevatte zijn programma
een tiental scènes die door
hem uit klassieke, romanti
sche en moderne stukken
van Aeschylus tot Brecht
waren gekozen. Gassman zelf
speelde natuurlijk alle hoofd
rollen, een fysieke kracht
proef die hij met gemak leek
te volbrengen; hij wist de
meest uiteenlopende karak
ters uit te beelden bood
schapper uit „De Perzen",
soldaat Fanfaron van de an
tieke Latijnse blijspeldichter
Plautus, Alfieri's „Orestes",
of de beroemde Engelse tra
gediespeler Kean uit Dumas',
door Sartre bewerkte, gelijk
namige stuk met een rijk
dom aan gebaren en nuances
waardoor men hem onder al
die verschillende trekken
soms nauwelijks meer her
kennen kon.
Gassman had die bloem
lezing de titel „Spel der Hel
den" meegegeven. En de
vooropgezette bedoeling die
in de verbindende Franse
commentaren nog eens spe
ciaal werd onderstreept, was
de „held" in zijn tweeledige
gedaante van krijgsman en
acteur, van zijn mystieke
aureool te beroven. Een
demystificatie die duidelijk
beantwoordde aan de opvat
tingen die Gassman huldigt
van zijn dienende taak als
kunstenaar en leider van het
volkstheater en aan zijn
politieke overtuiging die op
een militant pacifisme is ge
oriënteerd.
DIE DIDACTISCHE of
propagandistische opzet was
intussen niet steeds van een
zekere irritante nadrukke
lijkheid gespeend, terwijl
door diezelfde intenties de
eigen stijl of geest van som
mige stukken óók nog wel
eens enig geweld werd aan
gedaan. Gassman ontzag zich
evenmin, als dat zo in die
kraam te pas kwam, na een
vertolking zichzelf of al
thans het uitgebeelde perso
nage nog even een beentje
te lichten, door in een ge-
mimeerde epiloog een persi
flage op datzelfde nummer te
leveren. En wanneer hij dus
met overtuiging demon
streerde, zowel in de tragedie
als in de humor een acteur
van de bovenste plank te
zijn, bewees hij gelijktijdig
dat het heilige respect voor
andermans geestelijke eigen
dom niet als eerste geloofs
artikel in zijn credo staat
genoteerd. Trouwens, de hele
opbouw van het programma
waarvoor al die korte scènes
dus uit hun natuurlijke ver
banden waren gerukt, mocht,
zacht gezegd, aanvechtbaar
heten.
VOOR zijn meesterschap,
zijn verbijsterende veelzij
digheid, heeft het Parijse
publiek ook dit keer zijn be
wondering weer niet onder
stoelen of banken gestoken.
Gassman heeft ongetwij-
feld een der grootste
triomfen van het hele festi-
val geoogst. Maar nu dus wel
algemeen bekend is gewor
den dat er geen markt is
waarvan hij niet volledig
thuis is, zou men voor zijn
volgende rentree zijn feno
menale talenten toch wel
graag ook eens onderge
schikt willen zien gemaakt
aan het kunstwerk dat er
enig recht op heeft niet ge
vierendeeld te worden ten
behoeve van de glorie van de
acteur, die Gassman als
„held" bovendien nu juist
pretendeerde te ontluisteren.
BONN EEN KUNSTVERZAME
LING van onschatbare waarde, die
eens het eigendom was van Hitier en
Goering, zal binnenkort voor het pu
bliek te bezichtigen zjjn. De verzame
ling, die door de nazi's bestemd was
voor een nieuw museum te Linz in
Oostenrijk bestaat o.m. uit beroemde
schilderijen van Rubens, Rembrandt,
Titiaan, Rafaël en Lucas Cranach. De
werken zijn sinds 1945 in München op
geslagen. De verzameling bewijst dat
Goering de beste smaak had. „Zijn
schilderijen en kunstvoorwerpen zijn
bijna allen van een kwaliteit, die plaat
sing in een museum rechtvaardigt",
aldus heeft een ambtenaar van het
ministerie van Financien te Bonn ver
klaard.
DE SCHILDERIJEN en beeldhouw
werken van Hitier waren veelal voor
beelden van typisch-middelmatige na
zikunst die weinig waarde heeft. „De
ze werken zijn eruit gewied", aldus een
Duitse woordvoerder, die hieraan toe
voegde, dat zij later welllicht op een
speciale tentoonstelling te zien zullen
zijn. De verzameling bestaat uit
3.700 schilderijen en tekeningen, 960
etsen, 160 beeldhouwwerken en zesdui
zend munten. Een aantal grote kisten
en dozen bevat nog duizenden kost
bare boeken en „representatieve voor
werpen", aldus de zegsman.
DE VERZAMELING van Hitier en
Goering is grondig gezuiverd van alle
gestolen kunstwerken. Zij bevat niet
langer schilderijen of andere kunst
voorwerpen die eens eigendom van Jo
den of anderen waren, welke „op du
bieuze manier tot verkoop gedwongen
werden", aldus de woordvoerder. „In
die gevallen waarin 't geringste spoor
van gedwongen verkoop werd gecon
stateerd, is het desbetreffende stuk on
middellijk aan zijn vroegere eigenaar
teruggegeven, zelfs indien destijds door
de nazi's de volle prijs ervoor betaald
werd". Waar en wanneer de verzame
ling tentoongesteld zal worden, staat
no<j niet vast.