Stervende Jordaan gaat nog eenmaal
echt ouderwets straatfeest vieren
PANDA EN DE ME ESTER'KI EK ER
in de Hooglanden
„Lens en dier"
loopt goed
i
9
Ons vervolgverhaal
Veelfoezomgeti kleurrijke
volksbuurt valt eerlang
onder de slopershamers
f iff
Oranjeliefde
i
Romantiek verdween
„JardirT of „jurisdictie"
Inpandige bouw
Straat als huiskamer
■i
MAANDAG 24 JUNI 1963
gxcüooooooooooo
EEN SPEURDERROMAN VAN JOHN MARSH
De Jordaan, „het gouden hart van Amsterdamjubileert.
De meest bekende volksbuurt van ons land en een der
oudste bestaat 350 jaar. Het bereiken van zo'n leeftijd is
een feest waard. Dat feest komt er. Op de Palmgracht zal
een ouderwetse kermis draaien, de jeugd kan dansen op het
asfalt van de Lindengracht, de pierementen zullen sentimen
tele liedjes jengelen in de smalle straatjes, op de hoeken van
de straten komen de palingkraampjes en de kroegjes worden
eivol. Het wordt een fijn feest met „echte Jordaansfeer'. Een
geleid feest, want het is het wijkcentrum met een aantal
verenigingen, dat de Jordaners in beweging moet brengen.
Er is een tijd geweest dat zo'n feest spontaan kon losbarsten,
even spontaan als bijvoorbeeld het palingoproer. Maar die
echte Jordaan met zijn rondborstige bewoners, zoals men die
kent uit de boeken van Is. Querido, bestaat niet meer. Het
al niet zo lang meer duren of de Jordaan zal geheel zijn
verdwenen. De saneringsplannen zijn zover gevorderd, dat
het onwaarschijnlijk is dat de buurt ooit zijn 375-jarig bestaan
zal vieren. Een extra reden dus om een feest te organiseren
nu het nog kan.
W:
DE HELE JORDAAN gaat trouwens
verdwijnen. Het is een van de wijken
die onder de slopershamer komen als er
in de Bijlmermeer woningen voor Am
sterdammers gebouwd zijn. Zeker, er
zullen enkele karakteristieke hoekjes be-
zïfncrtïjd toch in haar propaganda kan
betrekken. Dat zal de gids zeggen: „Kijk,
in deze buurt leefden en werkten Govert
Flink, Pieter de Hoogh en Breitner en
schreef Querido zijn Jordaan-epos".
Maar nooit zal.de Jordaan meer het
gouden hart van Amsterdam" worden.
13)
Een sprookjesachtig landschap
strekte zich rondom hem uit. Links
van hem zette het heideland zich kilo
meters aaneen voort, hier en daar
was het terrein moerassig en glinster
den kleine bergmeertjes als diaman
ten in de vale heidegrond. De heide
liep op naar de voet van een reeks
lage heuvels, met daarachter de top
pen van twee bergen. Rechts van
hem kon Felton ver achter de berg
kam die zij waren overgestoken, de
zee zien glinsteren, met daarin de
donkere vlekken van eilanden.
Flarden mist trokken nog voorbij
en hij begreep, dat de laaghangende
wolkenbank zich elk ogenblik opnieuw
kon laten zakken, om de omgeving
aan de blik te onttrekken.
Hij keek voor zich Uit. De heide
liep op naar een lage richel. Als zij
in de gevolgde richting doorliepen,
zouden zij daarachter weer een ein
deloze strook grauwe heide aantref
fen, die zich uitstrekte tot een vol
gende horizon, of de een of andere
rotsachtige helling, die hun enige
kans op een veilige schuilplaats zou
bieden.
Het leek de beste kans. De heuvels
in de verte lokten, maar als zij die
richting kozen zouden zij zich met
alleen aan het gevaar van ontdekking
blootstellen; zij zouden ook in veen
grond terecht kunnen komen, waaruit
wellicht geen terug meer mogelijk
was. Felton kende te veel gruwelijke
verhalen over zwervers, die in deze
wildernis omgekomen waren, om de
waarheid van deze geschiedenissen
op de proef te stellen.
„Kom meisjes, wij moeten verder,
nu wij de kans krijgen."
Zij stonden gewillig op en strompel
den weer achter hem aan, terwijl hij
doorklom.
Vreemd genoeg had Felton het zon
derlinge gevoel, dat hij in het oog
werd gehouden. Hij kon het idee niet
van zich afzetten, dat ogen ergens
van geringe afstand het naar boven
klimmend groepje mensen volgden.
Hij maakte zichzelf voor idioot uit.
Als de bende zich ergens in de nabij
heid ophield, zou zij werkelijk
niet in de natte heide liggen toekijf
ken, terwijl de prooi in de'verte ver
dween. Dan zou zij een of ander doen.
Zij bereikten het hoogste gedeelte
van het heideveld. Felton kreeg
moed. Wat zij aan hun voeten zagen
was een klein dal. De steile wanden
ervan waren met bomen begroeid en
op de plek waar zij stonden zagen zij
een meter beneden zich het loof van
de bomen als een groene zee, waarin
zij een duik hadden kunnen nemen.
Naar links ging de heuvelwand ge
leidelijk in de heide over, naar rechts
liep hij steil af tot aan de hei. Het
was een met bomen begroeide oase
midden in het woeste sombere heide
gebied. Het bood de vluchtelingen,
die er met gretige ogen op neerke
ken, een belofte van veiligheid.
„Wij gaan door de bomen naar be
neden en kijken, wat wij daar aan
treffen", zei Felton. „Als wij van de
heide af zijn, zullen wij ons ten min
ste niet meer voelen als vlinders, op
de plank van een verzamelaar ge
prikt."
De bomen voornamelijk lijster
bessen en dennen groeiden dicht
opeen en Felton en de meisjes moes
ten zich moeizaam een weg banen
door de takken, die met kwaadaardi
ge vingers naar hen leken te grijpen.
Maar eindelijk stonden zij toch op
de bodem van het kleine dal. Een
voetpad liep er dwars doorheen. Fel
ton trok een bezorgd gezicht.
„Hier komt wel eens iemand",
mompelde hij, haalde toen de schou
ders op en zei, „laten wij kijken waar
het uitkomt".
Tegelijkertijd zette hij koers in de
richting van de heuvels bij de andere
uitgang.
„Als de bende deze plek omsingelt,
hebben wij niet veel kans meer weg
te komen", merkte Sonja vlak achter
hem op.
Hij haalde de schouders op. „Fazia
kan niet meer", zei hij zo zacht, dat
het Arabische meisje hem niet kon
verstaan. „Wij moeten ergens een
paar uren uitrusten".
Zij liet het erbij, maar met een op
standige blik in haar donkere ogen.
Feitons bezorgdheid voor het andere
meisje stond haar maar slecht aan.
Het voetpad kronkelde zich tussen
de bomen door. Nu en dan was het
nauwelijks te onderscheiden en daar
uit konden zij opmaken, dat deze af
gelegen kloof in de heide slechts zel
den door mensen werd bezocht. Mo
gelijk werd het pad voornamelijk
door dieren gebruikt. Felton wist, dat
er herten in de streek voorkwamen,
hoewel de echte hertengebieden ver
der naar het zuiden lagen. Onver
wachts stonden zij aan de rand van
een kleine open plek.
Felton en de meisjes bleven opeens
staan en staarden verbluft naar een
huis.
Het was een log en hoekig bouw
werk, opgetrokken van grauwe steen,
dat geen enkele aanspraak op archi
tectonische schoonheid maakte.
De blinden waren neergelaten ach
ter de massieve ramen. Het houtwerk
was broodnodig aan een kwast verf
toe. En toch maakte het huis een on
derhouden indruk. De pannen op het
dak waren alle aanwezig en het met
selwerk had blijkbaar kort te voren
de voegen bijgevuld gekregen.
„Het lijkt niet bewoond te zijn," zei
Felton.
Als wij binnen kunnen komen, kun
nen wij een poosje uitrusten. Als het
vanavond donker is, en de bende is
ons nog niet op het spoor, zullen wij
verder gaan."
De meisjes gaven hem geen ant
woord. Hij voelde, dat zij om een of
andere reder niet even blij waren met
de vondst van het huis als hij.
Hij stak voor hen uit de open plek
over. De gesloten ramen staarden hen
aan en nergens vertoonde zich een ge
zicht.
Voor de goede orde klopte Felton
aan de deur. maar zoals hij verwacht
had werd er niet opengedaan. Hij
keek om zich heen en zag dat er geen
telefoondraden aanwezig waren, het
geen hij ook nauwelijks had durven
hopen op zo'n afgelegen plek. Maar
als hier mensen woonden, zouden zij
toch op een of andere manier het con
tact met de buitenwereld onderhou
den.
Het huis zat voorbeeldig op slot en
de deuren waren van massief eiken
hout.
Die zouden niet meegeven. Achter
de ramen zagen zij stevige ijzeren
staven.
„Ik geloof niet, dat wij binnen zul
len komen", zei Sonja.
Fazia zei niets. Zij masseerde be
hoedzaam haar rechter voet. Felton
zag de uitdrukking van pijn en uit
putting op haar gezicht.
Hij nam zijn besluit en trok de re
volver uit zijn zak.
„Achteruit", zei hij. „Nood breekt
wet".
Hij zette de revolver op het slot;
maar eer hij de trekker kon overha
len klonk er tussen de bomen een
stem, die beefde van verontwaardi
ging.
„Wacht eventjes, daar! Dat is par
ticulier bezit! Wat mankeert je!"
Felton keerde zich vliegensvlug om,
de revolver in zijn hand richtte zich
op de plek, waar de stem had gekon-
ken.
7. Tam en Robbie.
Tam Mackintosh had zijn huis. een
keuterboerderijtje aan de overkant
van de heide, een paar uur tevoren
verlaten. Hij en Robbie, zijn collie
die hem dierbaarder was dan vrouw
of kind waren de vijf kilometer
heide overgestoken om Geerspey Hou
se te luchten en er de haarden aan
te steken, eer zijn patroon, groot
grondbezitter wiens eigendom het
was, er zou komen jagen. Van de mist
had Tam weinig hinder ondervonden.
(Wordt vervolgd)
(Van onze redacteur in Amsterdam)
x, J
1 t
markt vrijwel uitsluitend als „hoeren-
markt" bekend stond, keerde de Jor-
daanbevolking reeds de rug toe naar dit
immorele hoekje van de wijk. Tot op
de dag van vandaag heeft de prostitu
tie in de Jordaan geen schijn van kans
gekregen. „Lichte vrouvyen", die zich
hier probeerden te nestelen, werden snel
weggetreiterd.
Zulke brave jongens zijn de Jordaners
ook niet altijd geweest. Vroeger was het
de buurt waar veel paren hokten die „ver
zuimd hadden een boterbriefje te halen",
maar niemand heeft ooit kunnen zeggen,
dat die mannen hun vrouwen niet trouw
waren. Tja, en er werd ook wel diep in
het glaasje gekeken, maar de Jordaanse
vrouw, die haar „vent" dronken thuis
kreeg beschouwde dit als een soort flink
heid van haar man, waaróp ze mèestal
trots was.
Er zijn drie typisch Jordaanse liefheb
berijen: klaverjassen, hengelen en duiven-
melken. De duivenplatten dateren al uit'
de eerste jaren van het bestaan van de
buurt. Er is een keur waarbij aan dui-
venhouders werd bevolen „hun duiven bin
nen haren huysen" .te houden. Aan het
duivenmelken op grote schaal is geduren
de de laatste oorlog een einde gekomen.
Maar nog ziet men hier en daar de flüi-
venplatjes.
Sinds de sanering in het begih van de
ze eeuw is de Jordaan steeds meer uit
zijn eeuwenlange isolement getrokken. De
buurt kreeg een ander uiterlijk en de be
volking veranderde. Tijdens de laatste oor
log werden leegstaande huizen gesloopt
om brandhout te krijgen en zo ontstónden
hiaten in de huizenrijen.
En al woont er nog steeds een kern die
duidelijk beschikt over de veelbesproken
eigenschappen van de voorouders, het cen
traal bureau voor huisvesting wijst leeg
gekomen woningen toe aan het volgende
„nummer" op de lijst van woningzoeken
den en dat kan een echtpaar zijn, dat er
niets voor voelt om „Tante Alie" en „Ome
Karei" te worden genoemd en om de he
le straat als familie te beschouwen.
A 4. f,
WMW
r
Huzaren en artilleristen moesten de
Amsterdamse politie te hulp komen s
in de strijd tegen de Jordaners toen §f
deze in opstand kwamen tegen,het «er-
bod op het z.g. palingtrekken (zie de g
tekening hiernaast), een wreed volks-
vermaak dat reeds in 1870 verboden
werd en enkele jaren later leidde tot s
de bloedige onlusten, die als „het g
palingoproer'' de geschiedenis zijn
ingegaan.
Laten we eerlijk zijn: buiten de hoofdstad wordt Amsterdam vaak vereen
zelvigd met deze volksbuurt en is men wel eens geneigd, in iedere Amsterdammer
een fordaner te zien, die zijn vrije tijd vult met duivenmelken en met het zingen
van liedjes over de „Ouwe Wester". Het is wel verklaarbaar, omdat de Jordaners
met hun vrijpostigheid en humor een stempel op de stad hebben gedrukt zoals
de Berlijnse en Londense arbeiders dat in de ogen van vreemdelingen hebben
gedaan op hun stad. Daarbij komt, dat er geen stadswijk is, waarover zoveel
boeken en zoveel liedjes zijn geschreven.
1 n ii »yvw
DE JORDAAN komt niet voor in de
fraaie folders van de Amsterdamse V.V.V.
Terecht niet, want wie tijdens een wan
deling toevallig in deze buurt terechtkomt,
vindt een warnet van trieste straatjes met
sombere krotwoningen, waarvan er honder
den worden gebruikt door kleine, romme
lige bedrijfjes. Men moet tegenwoordig
zoeken naar schilderachtige hoekjes, waar
M*rrw roowa»
14. „Neem me niet kwalijk, hoor," zei de hoofdre
dacteur, „ik heb u verkeerd beoordeeld! Uw oog voor
detail is fantastisch!" „Nou, dat had u best eerder
kunnen opmerken!" riep Panda boos, „voordat u ons..
„Stil, Panda", sprak de Meester-Kieker, „dat is met
'belangrijk. De hoofdzaak is dat ik begrepen word."
Hij wendde zich tot de hoofdredacteur en hernam:
„Dus u ziet eindelijk in dat mijn foto van dat asbakje
het enige detail was van.„Onzin!" riep de hoofd
redacteur. „het gaat me om een detail op de foto van
het huis! Dat zal ik uitknippen en laten vergroten!"
Nieuwsgierig keek Panda naar het stukje, dat hij eruit
knipte. „Tjonge!" riep hij, „dat is de meneer die op
ons geschoten heeft!" „Werkelijk?" vroeg de hoofdre
dacteur, „dat is niemand minder dan staatsvijand num
mer! Geweldig! Wat een tegenwoordigheid van geest
om te kieken terwijl men beschoten wordt! Deze opna
me is minstens duizend florijnen waard!" „Wat fijn,'
zei Panda blij, „hoort u dat, meneer de Meester-Kie
ker?.... Meneer dé Meester-Kieker!! Hé! Waarom
loopt u weg?!"
frisse geraniums de vensterbanken sieren
en waar de vrouwen op de stoep zitten
te breien of aardappels te schillen. Wie
geluk heeft stuit hier en daar op zo'n rui
ge, goedmoedige kerel, zo'n schipperach-
tig type met een pruim achter de kiezen.
De jonge meisjes onderscheiden zich uiter
lijk niet meer van die uit de andere Am
sterdamse, Rotterdamse of Hilversumse
volksbuurten. Maar wie met hen in gesprek
komt heeft kans iets te merken van het
felle en brutale, dat doet denken aan de
struise meiden met hun zwartfluwelen
bloeses van weleer, die door met lefpetten
getooide jonge kerels werden meegétroond
naar de Willemsstraat om bij het draaior
gel te dansen.
DE JORDAAN heette aanvankelijk
„Nieuwe Werk" en vormt 'n onderdeel van
de beroemde zgn. „derde uitleg", "waar
aan in 1612 werd begonnen onder leiding
van stadstimmerman Hendrik Jacobsz.
Staets. Het plan voor deze buurt werd in
tekening gebracht door landmeter Lucas
Jansz. Sinck, die het zich niet zo moeilijk
maakte, omdat hij de straten en grachten
langs de bestaande paden en sloten pro
jecteerde.
Het „Nieuwe Werk" is langzamerhand
„Jordaan" gaan heten Over de oorsprong
van die naam zijn dikke boeken geschre
ven en hebben deskundigen elkaar in de
haren gezeten zonder dat men het ooit
eens is geworden. Een tijdlang heeft men
gedacht, dat het een verbastering was van
het Franse woord voor tuin, jardin. Fran
se Hugenoten, die hier werden onderge
bracht, zouden de buurt deze naam heb
ben gegeven op grond van de bloemenna
men der straten. Anderen denken aan de
vergelijking met het in de Bijbel genoemde
land Jordaan, omdat deze wijk aanvat
kelijk ook „aan de overkant" lag, nl. aan
de overkant van de Prinsengracht. Ten
slotte zijn er mensen, die wijzen op de
mogelijkheid, dat de naam is afgeleid uit
het woord „jurisdictie"! rechtsgebied (van
de stad.
VAN STONDE af aan was de wijk
bedoeld als een woonwijk voor Amster
dammers van alle rang en stand en als
vestigingsplaats voor bedrijven. De aard
van de woningen veel huizen bestonden
slechts uit een kamer-keuken en een al
koof leidde ertoe, dat de Jordaan al
spoedig j|egeehje- vplkstpiurt werd. De in
dustriële betirijvigheid-Is-.er door alle* eeu
wen heen gebleven.
Men telt thans nog 9Ö0 kleine bedrijven
in deze stadswijk. In de eerste jaren viel
het met de bewoonbaarheid van de Jor
daan vermoedelijk nog wel mee. Maar bij
het groeien van de bevolking werd ook de
ruimte binnen de huizenblokken voor wo
ningbouw benut. De zgn. inpandige huizen
van de Jordaan waren berucht en toen
rond 1900 nieuwe inzichten in de volkswo
ningbouw terrein wonnen, werd dan ook
al ras een begin gemaakt met de on
bewoonbaarverklaring van deze benauwde
woninkjes. Sinds lang zijn de meeste ste
gen en gangjen uit de Jordaan verdwenen.
In de literatuur uit de saneringspe
riode toen talrijke Jordaanse gezinnen
werden verplaatst naar voor die jaren
moderne buurten, wordt het verbazing
wekkend genoemd, dat „uit zulke krot
ten van bovenwoningen zulke gezonde
menschen, physiek krachtig, blozend
en welgedaan tevoorschijn komen „en
dat de vrouwen vaak van een vorste
lijke schoonheid zijn".
De Jordaan bestond aanvankelijk uit
zestien smalle grachten, vijftien vrij
smalle straten en talloze rechthoekig daar
op geprojecteerde dwarsstraten, die zich
vertakten in stegen en gangen. Eind vo
rige eeuw werden elf grachten gedempt,
o.m. om verkeersverbindingen te krijgen
met de westelijk van de wijk ontstane
nieuwe buurten. Daarmee kwam een ein
de aan de geslotenheid van de Jordaan-
gemeenschap, die de eigen wijk daar voor
als „een stad in een stad" had beschouwd
DE JORDANERS zelf waren de laat-
sten, die zich zorgen maakten over de
erbarmelijke woontoestanden in de krot
ten, waar soms verscheidene gezinnen ge
zamenlijk over één waterkraan en één
„plee" beschikten. Zij lieten en laten
zich nog steeds moeilijk verplaatsen
Bij gebrek aan ruimte binnenshuis werd
de straat de „huiskamer". Dat leven bui
tenshuis de mannen in ,de kroeg, de
vrouwen en kinderen op de stoep be
vorderde een sterke gemeenschapszin. De
buren werden „tante" en „ome" en de
ouderen „opc" en „opoe". Bruiloften be
perkten zie' f tot de famili.e, maar
strekten ziel er de gehele straat en
speelden ziel op straat af. Nergens
was de buren, o groot als hier, ner
gens ook laaidei. ,e burenruzies zo hoog
op.
In die ruzies werden en worden
scheldwoorden gebruikt, die in eigen buurt
zijn ontstaan: -„kale neet", ..flodderma
dam", „jij met je kouwe kak", „doerak".
Soms werden door vrouwen begonnen
scheldpartijen door de mannen met hun
grote „jatten" uitgevochten. Maar de Jor-
daner is niét haatdragend. Weinige uren
na een hoogoplaaiende ruzie werd mees
tal al de verzoening gevierd met een
glaasje bier of „jajempie". Een merk
waardig volkje, die Jordaners, die volgens
de litteratuur de volgende eigenschappen
bezaten: opgewektheid, gevoel voor hu
mor, levenslust, rake opmerkingsgave,
snedig van taal, nooit laf, altijd paraat,
maar in diepste wezen sentimenteel.
DE JORDAAN is in een opzicht een
„fatsoenlijke buurt" geweest en geble
ven. In de 17de eeuw, toen de Heren-
De Jordaan is stervende. Niet langer
vindt de bevolking in hoofdzaak zijn werk
in de kleine industrietjes als de leerlooie
rijen, de lijmziederij en wat dies meer zij,
niet. langer zijn de felle, levenslustige
meiden voorbestemd om „koffiepikster"
te worden bij de koffiebranderijen. H§t
Jordaanse dialect, dat zich zo sterk on
derscheidde van het plat-Amsterdams der
andere wijken, wordt nog maar weinig
gesproken. Niet langer viert men de uit
bundige oranjefeesten, zoals een eeuw ge
leden toen men de paarden voor het rij
tuig van de koning uitspande en: de koets
zingend door de straten trok. En als
straks de nieuwe drankwet er is, zullen
ook de laatste pittoreske kroegjes moeten
verdwijnen, omdat ze niet meer aan de
moderne eisen der hygiëne voldoen.
HET DIER schijnt ons volk en in
het bijzonder het fotograferende deel daar
van na aan het hart te liggen, zo con
cluderen de organisatoren van de nationa
le fotowedstrijd „Lens en dier" die op elf
mei van start gegaan is. Reeds een week
nadien begonnen de eerste foto's bij Ar-
tis binnen le stromen zodat er keus te
over was voor de selectie van de z.g.
„weekprijzen", dat zijn voorronden voor
de grote eindstrijd om de omvangrijke
hoofdprijzen die door de samenwerkende
instanties, Artis, de Stichting ter Be
vordering van de Amateurfotografie, de
NOVA en de Bond van Nederlandse Ama
teur Fotografen Verenigingen beschik
baar gesteld zijn.
Totnogtoe zijn vijf „weekronden" ver
streken, waarbij in beide leeftijdsgroe
pen telkens twee prijzen werden toege
kend, bestaande uit een passepartout voor
Artis en een abonnement op het gelijkna
mige weekblad. Een der prijswinnaars in
groep I was de heer J. Wijnstroom te
Heemstede. Ook voor de smalfilmwedstrijd
„Lens en dier" zijn al enkele veelbeloven
de inzendingen ontvangen. De inzendter
mijn voor deze wedkamp eindigt op 17
augustus. Amateurdierenfotografen kunnen
hun opnamen inzenden tot 17 augustus; zij
dingen dan nog mee zowel in de nationa
le finale als voor de resterende weékprij-
zen.
In de periode van 916 juni werd een
der „weekprijzen" in groep II toegekend
aan de heer G. L. J. Offerhaus, voorzitter
van de fotogroep De Muggen te Haarlem.