Het Aldeburgh van Benjamin Britten
disco uts
Uit de nalatenschap van Maria Dermout
Proza geweven van de fijnste stof
ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1963
Erbij
i .li t pagina drie
EEN BUITENSTAANDER die het
programma inkijkt van het zestiende
Aldeburgh Festival, waar wereldbe
roemde musici als Menuhin en Britten
aan meewerken, zal zich wellicht af
vragen: „Hoe is het mogelijk, dat dit ge
beurt in een klein afgelegen plaatsje in
Suffolk, een van de kaalste gedeelten van
de Engelse kust." Het antwoord is na
tuurlijk, Benjamin Britten. Dit is zijn
festival. Hij is in Suffolk geboren en ge
togen en voelt zich er thuis. Terneer
geslagen door de na-oorlogse spanningen
en onenigheden, besloot hij een plek te
zoeken waar hij, al was het maar eens
per jaar, zijn idealen kon verwezenlij
ken: alleen artistieke en muzikale nor
men te laten gelden. Het afgelegen Alde
burgh, waar enkele prachtige oude
kerken een bron van inspiratie vormen,
leek hem hiervoor geschikt.
mimi![inil!!Iilll!lll!l!l!IIIIIinilII!ni!l!!IIIlll!INI!lllill!!:illllil!ll!!!!ni
Rob du Bots
mem
Tn: y»*»!?
EEN VLUCHT, meent ge. Maar neen, Britten is er de
nan niet naar om de werkelijkheid te ontlopen. Integendeel,
hij is een hardwerkende reële musicus, wiens leven zo
boordevol is, dat menig ander eronder zou bezwijken. Be
halve een uitstekend dirigent eri pianist is hij een componist
met ongemeen grote gaven. Als elk scheppend kunstenaar
ziet hij de wezenlijke waarde van vrede en rust, van periodes
van geestelijke verfrissing. Hij voelde dat hij met zo'n festival
een positieve bijdrage aan anderen kon schenken. Dat hij
hiermee succes heeft, bewijst wel het grote aantal toehoor
ders, die geregeld komen luisteren, maar ook het optreden
van grote artiesten als Menuhin en Rostropovitsj, die zich tot
Britten voelen aangetrokken als hun gelijkwaardige en geest
verwant.
De violen zorgen voor -een pakkend
effect in de stormpassage van „Npye's
Fludde'' (de zondvloed! terwijl ook het
steeds herhaalde „Kyrie Eleison" van
het koor, dat als allerlei verschillende
dieren verkleed de ark binnengaat, een
enorme dramatische kracht bezit.
„NOYE'S FLUDDE" maakt op de
executanten zowel als op de toehoor
ders dadelijk een overweldigende in
druk. Ook op niet-ingewijden. Na een
uitvoering in een kerk te Lowestoft
trof Ursula Nettleship daar een oude
timmerman aan, die druk bezig was de
decors af te breken, aangezien er de
volgende morgen vroeg een dienst zou
zijn Hij vertelde dat hij wel tot vijf
uur 's morgens werk zou hebben. Toen
ze zei dat ze met hem tc doen had, ant
woordde hij haperend: ,,I<an me niet
schelen hoe lang het duurt. Als ik nóg
aan dat lied denk!" De hymne ..Eter
nal Father Strong to Save" klinkt dan
ook als een schitterende climax boven
het geweld van de storm uit. Muziek
die zo'n diepe indruk maakt op gewone
mensen moet wel iets bijzonders zijn.
BRITTEN viert dit jaar zijn vijftigste
De oude Moot Hall in Aldeburgh.
Maar de invloed van het festival gaat veel verder. Voor
zeer veel jonge mensen is Aldeburgh een venster geweest
dat uitzicht gaf op een nieuwe wereld vol muzikale er
varingen, want een van de grote kwaliteiten van Britten is
dat, hoewel hij de hoogste eisen stelt, hij ook graag muziek
schrijft waaraan dilettanten en vooral kinderen kunnen mee
werken.
IK HAD ONLANGS een gesprek met Ursula Nettleship,
een van de allereerste medewerksters aan het festival, die
was aangezocht om kinderen uit te zoeken voor de eerste
uitvoering van de Sint Nicolaascantate en deze met hen in
te studeren. Ik merkte toen welk een boeiende opdracht dit
was. Britten schrijft nooit iets wat technisch boven hun
krachten ligt en toch vervalt hij ook niet in „kinderwerk".
Er komen weliswaar disharmonieën in voor hij houdt van
wat hij noemt „een lekker gekras", maar het blijft toch altijd
logisch en simpel.
De ark staat midden op het podium,
vlak voor het publiek.
'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii
TWEE VAN de belangrijkste piano
sonates van Ludwig van Beethoven zijn
samengebracht op een plaat, die om
vele redenen de aandacht waard is. Niet
omdat het bijzonder zou zijn dat deze
sonates op de plaat zijn verschenen,
want er bestaan uiteraard al legio op
namen van beide stukken. Maar wel om
de kwaliteit, zowel van de uitvoering als
van de technische verzorging van de
plaat. En om de confrontatie van twee
belangrijke werken uit zeer verschillen
de perioden van de componist. Het gaat
om de sonate no. 18 in Es opus 31 no.
3 en om de laatste sonate, no. 32 in
c opus 111. Beide stukken worden ge
speeld door Annie Fischer het is de
tweede plaat in een serie „Annie Fi
scher spielt Beethoven."
Annie Fischer is, hoewel ze als won
derkind leerling was van Szekely en
Dohnanyi, die beiden uit de virtuozen-
school van Istvan Thoman stamden, al
lerminst in de eerste plaats eèn vir
tuoze. Integendeel, de pianotechniek
heeft kennelijk niet in de eerste plaats
haar belangstelling. Dat heeft tot ge
volg, dat haar spel wel eens onhelder
is in het detail niet dat ze fouten
maakt, maar er ontbreekt wel eens iets
aan de pianistische verzorging. Dat
wordt echter ruimschoots goedgemaakt
door de indrukwekkende artistieke po
tentie, die aan haar interpretaties ten
grondslag ligt. Annie Fischer behoort
zeker tot de allergrootsten, haar inter
pretaties van deze overbekende sonates
maken dat duidelijk.
Vandaag worden besproken opnamen
van Annie Fischer in twee pianosonates
van Beethoven (Columbia C 80652) van het
Orchestre de la Suisse Romande onder
Ernest Ansermet in werken van De Falla
en Liadov (Decca. Ace of Clubs ACL 182),
van Hubert Barwahser, Klaas Boon en
Jan Goudswaard in een triosonate van
Jurriaan Andriessen en van René van Ast
en Reinbert de Leeuw in de eerste cello
sonate van Matthijs Vermeulen (Donemus
Davs 6302).
UIT HET BALLET „El sombrero de
tres picos", de driekanten steek, van
Manuel de Falla hoort men meestal
slechts enkele gedeelten. Ook bij bal
let-uitvoeringen beperkt men zich vaak
tot de beroemde Seguidillas en de Far-
ruca. Uit de opname, die Ernest An
sermet met het Orchestre de la Suisse
Romande en een helaas niet bij name
genoemde sopraan maakte van de com
plete balletmuziek kan men leren hoe
zeer ten onrechte een groot deel van
dit werk verwaarloosd wordt: De Fal-
la's Three-Cornered Hat is een boeiend
stuk muziek, waarvan de inleiding en
het slot een integrerend bestanddeel
uitmaken. De uitvoering onder Anser
met is bijzonder verfijnd en uitvoerings
technisch van hoge kwaliteit wat dat
betreft is deze plaat zonder meer aan
te bevelen. Persoonlijk zouden wij een
en ander graag nog iets feller hebben
willen horen. Niettemin willen wij deze
plaat in de aandacht aanbevelen als een
goede gelegenheid voor liefhebbers van
de Spaanse muziek om kennis te ma
ken met de complete versie van het
beste stuk van een van de belangrijkste
componisten van Spanje.
Omdat zelfs de complete versie niet
voldoende was om twee plaatkanten te
vullen heeft men de tweede helft van
de tweede kant gebruikt voor de opna
me van twee aardige stukken van de
Rus Anatolu Ljadov, de symfonische ge
dichten Baba-Yaga en Kikomora, beide
geschreven naar verhalen uit de Rus-
sische folklore. In de perfecte uitvoe
ring onder Ansermet geven deze stuk
ken een sympathiek beeld van het niet
geringe talent van hun maker.
IN FEBRUARI vandit. jaar is Mat
thijs Venneulen 75 jaar geworden. Ter
gelegenheid daarvan heeft men toen een
aantal jonge musici de gelegenheid ge
geven een aantal van zijn kamermu-
ziekewrken op een huldigingsconcert
uit te voeren. Gelukkig is het daarbij
niet gebleven: zowel de vioolsonate als
de cellosonate zijn later nog enige ma
len uitgevoerd en nu is dan in de audio
visuele serie van de Stichting Donemus
te Amsterdam een opname verschenen
van de cellosonate, om precies te zijn:
van de „première sonate pour violoncel-
Ie et piano". Het stuk dateert uit 1918 en
het is voor die tijd zo revolutionair, dat
het wel te begrijpen is, dat het stuk
niet onmiddellijk bij een groot publiek
heeft kunnen aanslaan. Maar het is vol
komen onbegrijpelijk, dat nu, 45 jaar la
ter, het werk nog altijd niet tot de ge
wone bagage van iedere zich respecte
rende cellist behoort. Want het is, met
alle nog altijd actuele en moderne kan
ten die het heeft, een stuk. dat op één
lijn staat met de grote klassieke wer
ken voor cello en piano. Naar alle
waarschijnlijkheid zal deze Donemus-
plaat, mede dank zij de voortreffelijke
uitvoering door René van Ast en Rein
bert de Leeuw, ertoe kunnen bijdragen,
dat aan de schromelijke onderschat
ting van de grootste componist die Ne
derland heeft een einde komt.
Helaas heeft men er niet toe kunnen
besluiten een hele plaat met werken
van Matthijs Vermeulen uit te brengen
het zou te mooi geweest zijn, als men
aan de andere kant de vioolsonate zou
hebben gebracht. Nu staat aan de an
dere plaatkant de Sonata da Camera
voor fluit, altviool en gitaar van Jur
riaan Andriessen. een van de minst ge
slaagde stukken die wij kennen van de
ze toch al niet overbelangrijke compo
nist. Jammer, voor Vermeulen, voor
Andriessen en voor ons.
verjaardag. Hij heeft sneller succes ge
had dan de meeste andere componisten.
Zijn werken worden geregeld uitge
voerd, zijn opera's hebben een vaste
plaats op het internationale repertoire
en zijn jongste werk, het Oorlogsre
quiem, dat in opdracht is gecomponeerd
voor de kathedraal van Coventry, wordt
algemeen als een meesterwerk be
schouwd.
Dat iemand die zozeer in de publieke
belangstelling staat tevens een bron is
voor critiek en tweestrijd laat zich
raden. Zo heeft zijn verblijf in de Ver
enigde Staten tijdens de tweede wereld
oorlog sommige lieden tegen hem in
het harnas gejaagd. Ten onrechte, want
hij was er toen de oorlog uitbrak en
keerde terug in de donkere dagen van
1942. Ook wordt er gesproken over een
Britten-kliek, maar een bewonderende
vriendenkring hoeft geen kliek te zijn.
Iedereen, die onder hem gezongen heeft
of met hem heeft gemusiceerd, kent
hem als een vriendelijk en toegankelijk
mens.
TWEE GUNSTIGE factoren hebben
in belangrijke mate bijgedragen tot de
bekendheid van zijn werken; de samen
werking met een ander groot kunste
naar, Peter Pears, en het feit, dat hij
zelf een begeleider van uitzonderlijk
groot formaat is. Wie hen beiden ge
hoord heeft, bijvoorbeeld in een lie
derencyclus -"in Schubert, beseft aan
stonds da' iet een meester-duo te
doen heeft 'elfde evenwicht, de
zelfde perfec samenwerking vinden
we teru^ in uitvoeringen van Brittens
eigen composities. Beiden zijn harde
werkers, niets wordt aan het toeval
overgelaten. Elk detail wordt uiterst
geconcentreerd en zorgvuldig ingestu
deerd.
COMPONISTEN zijn veelal matige
dirigenten. Dit geldt echter niet voor
Britten, die obk hier de hoogste eisen
stelt en bekend staat om zijn heldere
directie. Ursula Nettleship vertelde me
een aardige anekdote. Brittens zuster,
die er maar niet in slaagde het dorps
koortje dat onder haar leiding stond op
tijd te laten invallen kreeg de volgen
de raad: „Geef de opmaat alsof je diri
geerstok een hakmes is en je van plan
bent ze de hersens in te slaan". Collega
koordirigenten zullen dat gevoel ook
wel kennen, denk ik.
Benjamin Britten m.et enkele kinderen
die in „Noye's Fludde" de dieren zijn
die zingend Noach's ark ingaan.
Ik heb alleen Britten als componist
en uitvoerend musicus besproken, maar
we hebben nog meer redenen om hem
dankbaar te zijn. Hij is namelijk een
vurig voorvechter voor de Engelse mu
ziek, in het bijzonder voor de werken
van Purcell. In Aldeburgh kan men ge
regeld uitstekende uitvoeringen van
oud-Engelse muziek beluisteren. Dit
seizoen zal veel aandacht worden be
steed aan het vierde eeuwfeest van
John Dowland.
Helen Anderson
(Uit „The TownswemanLonden)
RUIM EEN JAAR na het overlijden van Maria Dermout
is van haar hand een bundel verhalen „De Sirenen"
(Em. Querido's Uitgeverij) verschenen, die uit haar na
latenschap is samengesteld door haar vriend Johan van der
Woude en haar dochter, mevrouw E. S. A. J. Kist-Dermoüt.
Enkele ongepubliceerde vertellingen waren door de schrijf
ster persklóar gemaakt: het jeugdverhaal „De haaien-
vechter" dat van omstreeks 1910 datêerten „De 7,uidzee".
ge sein-eten kort voordat Maria Dermout in 1932 repatrieer
de. De drie slangenvertellingen verschenen in „De Gids'
en zijn dus aan een beperkt aantal lezers bekend, het titel
verhaal „De Sirenen", ontstaan in 1958, vond een plaats
in Elseviers Weekblad en „Harpers Bazar". Twee gereed
zijnde vertellingen, „De dans met da speer" en „Old men
forget", stelden de samenstellers voor de moeilijkheid een
keuze te doen uit twee, respectievelijk drie versies en „Het
ameublement van de Gouverneur-Generaal", opgezet als
roman en enkel fragmentarisch ter beschikking, moest als
het ware tot een wonderwel gelukte eenheid gecompo
neerd worden om in dit indrukwekkende boek als verhaal
te kunnen warden opgenomèn.
ALDUS DE VOOR deze een schrijversleven overkoepelende bundel onmisbare
gegevens, die illustreren hoezeer het levensgevoel, waaruit deze fijnzinnige auteur
schreef, door de jaren heen zichzelf gelijk bleef en als van nature een litteraire
vormgeving vond: de verhalende, zoals een nènè met gedempte stem vertelt in de
tropische avond ■- maneschijn, stilte waarin onzichtbaar gedierte ritselt, donkere
schaduwen in oude tuinen, vage contouren van bergen of bossen, in de verte een
roep. van wie. van wat? En in die stilte het aanwezige van wat geen weet te
zeggen, ontastbaar maar onontkoombaar, uit een oud verleden, uit levens die zich
terugtrokken in de dood, maar voortbestaan, in stoffelijke dingen, in dieren, in een
adem vah de wind, in kruiden en gewassen goede geesten, boze geesten, op
genomen in de eindeloze cirkelgang van het natuurleven, beschermend, bedrei
gend. verenend, scheidend liefde oproepend, haat verwekkend stille krachten,
altijd werkzaam en zich mengend in het menselijk lot. Maria Dermöüt is het
gelukt dit alles in een westerse taal uit te drukken.
DAT IS HET BETOVERENDE van
haar proza- dat het met de eenvoudig
ste taalmiddelen de onbepaalbare sfeer
oproept van een leven in en achter het
zichtbare, grijpbare, ogenschijnlijke.
Waardoor? Door een bezwerende
woordvolgorde, een suggestieve- herha
ling. een magische monotonie, die de
stof doorzichtig maakt, het onzienlijke
in trilling brengt en aan het binnens
monds gesprokene een stembuiging, een
klanknuance geeft, die van andere din
gen verhaalt dan letterlijk worden ge
zegd. Betoverend, zei ik, magisch is Ma
ria Dermcrüts taal, niet als litterair
kunstmiddel, maar rechtstreeks voort
komend uit en bezield dóór de wereld
waarmee zij zich sinds haar prille
jeugd verbonden voelde.
Vandaar dat Maria Dermout aller
minst met een gemakkelijke vlotheid
schreef. Voor elke gevoelsschakering,
voor elke sferische spanning of ver-
ijling. moest met muzikale nauwkeurig
heid de enig juiste intonatie worden ge
vonden om het woord te kunnen door
dringen met het fluïdum, die met geen
rede kan worden benaderd. Langzaam,
nadenkelijk rijpte elke volzin in haar
en als hij innerlijk gereed was, werd
hij op een i.villekeurig bij de hand zijnd
papier neergeschreven, op de schoot
vaak en tijdens een gesprek. En dan
nog waren er achteraf correcties nodig:
toevoegingen, weglatingen, woordveran
deringen, herschrijvingen, om ook het
verborgenste, het onvatbaarste te vat
ten in dat éne woord op die éne plaats.
En vandaar ook de vertraagde publika-
tie van Maria Dermoüts „eersteling"
die door zoveel werd voorafgegaan dat
ten dele in fragmenten in portefeuille
bleef: „Nog pas gisteren" verscheen in
1951, ruim veertig jaar na de in „De
Sirenen" opgenomen vertelling van de
haaienvechter.
NIETS VAN ROEMZUCHT, niets van
een schrijven voor de publikatie, eer
der een schroom om met de te boek
gestelde innerlijke ervaringen voor de
dag te komen, die zijn voortgekomen uit
een grote, sterke eenzaamheid en ge
slotenheid: voortgekomen ook uit het
vele dat voorbijging zonder ooit wer
kelijkheid te kunnen worden; en ten
slotte, voortgekomen uit een deelname
aan een voor Westerse ..begrippen" zo
onwerkelijke werkelijkheid. Voorbij
gaand is het geluk, de angst, de ver
wachting. het leven uiteindelijk; wat
blijft is de herinnering, de wijsheid, de
dood die meer is dan de dood, de
„machten" die meer zijn dan het men
selijk willen. Éénmaal, niet meer,
schrijft Maria Dermout dit grondeloze
woord „machten" neer, in „De dans
met de speer": „Hij kreeg, hij wist zelf
niet hoe, zo'n vreemd gevoel, en hij
dacht ineens het woord, het bijbelse
woord „machtig"; dat woord, letterlijk,
dacht hij. En het was iets ontzagwek
kends, onmenselijk sterk, een mens
moest zich niet met hen meten, dacht
hij" en die dwingende, onontwijkba
re kracht van deze macht is het, die
dwingend en onontwijkbaar aan dit pro
za meeschreef.
SCHRIJVEND VERTELT ze, zoals bij
getemperd lamplicht oude legenden ver
haald worden die van geslacht op ge
slacht overgeleverd werden. Een heime
lijk weten is erin, een bezwering, om
huld door het verzwegene. Wat zijn de
thema's? De roep van sirenen, aReen
te verstaan door wie „nooit meer ster
ven kandan hij gestorven is"; de slang,
waarvan alleen maar verteld kan wor
den, de slang met de lichtende karbon
kelsteen, die „bijna" gezien wordt, de
slang waarin bedreven kwaad voort
leeft, de slang van Kwan Yin, die op
verre reis is en waaraan men geloven
moet om door zijn wijsheid verlost te
worden vande angst; een afscheid,
van het geluk, van het leven; herinne
ringen aan gebeurtenissen, aan gevoe
lens, die niet voorbijgaan; de boze
geest of god, die een voorwerp een
tafel, een sieraad betovert met on
heil; het blanke, onwetende Hollandse
vrouwtje, dat naar Indië „uitkomt" en
zich omringd voelt door een vreemde
wereld.
MAAR OOK DIT zijn motieven: oude
huizen, door velen bewoond en verla
ten, die er het spoor van hun wezen
in nalieten; de straffe maat van tifa-
gongs en trommels, waarop de prauw
door avondlichte stilten wordt geroeid;
een oude tuin, overwoekerd door on
kruid waartussen zich geheimen schuil
houden; oergeluiden, dichtbij, veraf,
nauwelijks hoorbaar; de woeste land
streek van een verlaten kust; een stem
een blik, een zwijgen in een oud ver
haal motieven even wezenlijk als de
vertelling zelf, wezenlijker nog voor
„het land van herkomst", voor de gloed
van zijn zon, zijn trillende luchten, zijn
ondoorgrondelijkheid, zijn mysterieuze
alomtegenwoordigheid van wat niet te
zeggen is.
Hier is het, dit betoverende: zoals de
slang, links rechts, maar bijna met. zo
als de wijzer van een weegschaal, rechts
links, bijna in rust. Omdat links en
rechts gelijk zwaar zijn: rechts links,
goed en niet goed. zoals de grootmoe
der van de buren het gezegd had. Geluk
ongeluk. Duisternis licht. Leven dood.
Kwaad goed, links rechts. Tegengestel
den. zij wogen even zwaar en even licht,
er is een evenwichtZo is het trou
wens overal met ingehouden stem ver
teld, alsof het zojuist werd gehoord en
van ver kwam.
Ik citeer nóg eens: „Old men forget
zo. zal wel, ik weet niet, ik weet
veel dmgen niet, vroeger niet, later niet,
nu ook nog niet, hoe ouder ik word
hoé meer dingen ik niet weet. Niet we
ten is niet hetzelfde als vergeten". En
uit datzelfde verhaal „Old men forget"
dit: „De zon kwam op, het werd moor
dend heet. Mary zou wel gestorven zijn,
Mary was dood. In mijn beurse hoofd
en mijn lege hart wist ik, „niet bang
zijn", want ik was bang omdat ik wist
van Mary en van leven en dood en
van houden van, bang omdat ik het
wist en het weten zou, nu, nu nog weet,
het enige dat ik weet."
Er is sinds Multatuli, sinds Daums
„Goena-goena" en Couperus' „Stille
kracht" veel geschreven over Indië,
veel waarin Indië van zijn geheimenis
sen San ons westers wezen prijsgeeft.
Indië is in „Vergeelde portretten" van
E. Breton de Nijs (R. Nieuwenhuys),
in het werk van Beb Vuyk, van H. J.
Friedericy, van A. Alberts, van Vincent
Mahieu, in Aya Zikkens „Atlasvlinder"
in de-jeugdnovelle ..Oeroeg" van Hei-
la Haasse. In de „tienduizend dingen",
die Indië naliet in Maria Dermout heeft
het zich verweven met een proza van
de fijnste stof.
C. J. E. Dinaux