PANDA EN DE MEES TER* F LESS ER
AGATHA CHRISTIE VERTELT?
Haagse Museumklas voor kinderen
Nieuw boek over
slag bij Arnhem
Kanunnik rekent af
met traditionele
christendom
Het nieuwe Skoplje
HET MYSTERIE
VAN DE
SPAANSE KIST
DiNSDAG 13 AUGUSTUS 1963
7
Gaat u met vakantie?
rot nam haar hand in de zijne. „Ik
hoop, madame, dat u er geen spijt
van zult krijgen dat u mijn hulp hebt
ingeroepen."
„Waarom zou ik daar spijt van krij
gen?" Haar ogen stonden wijd open.
„Dat weet men nooit," luidde Poi-
rots duister antwoord.
„En ikzelf... ik weet het ook niet,"
zei hij bij zichzelf, toen hij de trap
afliep. De cocktailparty was nog in
volle gang, maar hij wist onopge
merkt weg te komen. Toen hij op
straat stond zei hij nogmaals: „Nee,
ik weet het niet."
Het was Margharita Clayton aan
wie hij dacht.
Die ogenschijnlijk kinderlijke open
hartigheid, die oprechte onschuld...
Waren die echt? Of zat er achter dat
masker iets heel anders verborgen?
Er waren in de middeleeuwen van
die vrouwen geweest... vrouwen over
die de geschiedenis geen vaststaand
oordeel kende. Hij dacht bijvoorbeeld
aan Maria Stuart, koningin van Schot
land. Was zij op de hoogte geweest,
die nacht in Kirk o'Fields, van de
daad die zou worden verricht? Of was
zij volstrekt onschuldig? Hadden de
samenzweerders haar niets medege
deeld? Was ze een van die kinder
lijke zielen die tot zichzélf kunnen
zeggen: „Ik weet het niet," en het
dan ook zelf geloven?
Poirot voelde de bekoring die er
van Margharita Clayton uitging.
Maar hij was niet volkomen zeker
van haar...
Vrouwen als zij konden al wa
ren zij dan zelf onschuldig de oor-
„Hèt mysterié van de
Spaanse Kist" is het tweede
van een reeks verhalen door
de beroemde Engelse detec
tive-schrijfster Agatha Chris
tie die wij in de loop van
de maand augustus zullen
publiceren.
zaak zijn van misdrijf. Vrouwen als
zij konden willens en wetens
misdadig zijn, zonder dat zij een vin
ger behoefden uit te steken. In hun
hand was nimmer de dolk-
Wat Margharita Clayton betreft...
neen... hij wist het niet!
HOOFDSTUK 3
Hercule Poirot ondervond weinig
medewerking van de zijde van de ad
vocaten van majoor Rich. Hij had niet
anders verwacht.
Zij wisten hem te beduiden, zonder
het met zoveel woorden te zeggen, dat
de belangen van hun cliënt het beste
gediend zouden zijn, indien mevrouw
Clayton geen enkel blijk gaf van ac
tiviteiten te zijnen behoeve.
Zijn bezoek was hem dan ook uit
sluitend ingegeven door behoefte aan
correctheid. Hij was genoegzaam be
kend zowel bij Justitie als bij Bin
nenlandse Zaken om een onderhoud
met de in bewaring gestelde te kun
nen arrangeren.
Inspecteur Miller, die met het on
derzoek in de zaak-Clayton was be
last, was niet bepaald een van Poirets
favorieten. Hij was hem bij deze ge
legenheid echter niet vijandig gezind,
alleen maar wat schamper. „Heb niet
veel tijd te verknoeien aan die ouwe
paai," had hij tot de dienstdoende bri
gadier gezegd: „U zult nu echt een
paar konijnen uit een hoge hoed moe
ten toveren, wanneer u iets in het be
lang van deze verdachte wil doen,
monsieur Poirot. Geen mens anders
dan Rich kan bij mogelijkheid de ke
rel hebben vermoord."
„De huisknecht soms niet?"
„O, ik schenk u de huisknecht met
plezier! Dat is inderdaad een moge
lijkheid. Maar daar zult u niets aan
hebben. Hoegenaamd geen motief."
„Daar kunt u niet zeker van zijn.
Motieven zijn heel eigenaardige din
gen."
„Nou, de man kende Clayton abso
luut niet. Hij heeft een volstrekt vlek
keloos verleden. En hij is volkomen
bij zijn verstand. Ik zou niet weten
wat u nog meer zou wensen."
„Ik wil zien uit te vissen of ik kan
bewijzen dat Rich onschuldig is."
„Om de dame in kwestie te belie
ven zeker?" Inspecteur Miller lachte
boosaardig. „Zij heeft u er zeker op
afgestuurd? Zij is me er een, vindt
u ook niet? Cherchez la femme, en
niet zuinig ook! Als zij de kans had
gekregen, weet u, zou ze het mis
schien zelf hebben gedaan."
„Neen, geen kwestie van!"
„U zou verbaasd staan. Ik heb eens
zo'n vrouw ontmoet, die had een paar
echtgenoten naar de andere wereld ge
holpen zonder ook maar even met
haar onschuldige blauwe ogen te
knipperen. Diep bedroefd ook nog, el
ke keer. Als ze ook maar een schijn
tje kans hadden gehad zouden de ju
ryleden haar gewoon hebben vrijge
sproken... maar het was geheid be
wezen, er viel niet aan te ontkomen!"
„Nu, mon ami, laten we er niet over
twisten. Ik ben zo brutaal u een enke
le betrouwbare bijzonderheid te vra
gen omtrent de feiten. Een krant be
vat wel nieuws... maar niet altijd
waarheid!"
„Och, ze maken er soms maar wat
van. Wat wilt u weten?"
„Zo nauwkeurig mogelijk het tijd
stip van overlijden."
„Erg nauwkeurig kan dat niet zijn,
doordat het stoffelijk overschot eerst
de volgende ochtend is onderzocht. De
dood wordt geacht te zijn ingetreden
ongeveer tien a dertien uren tevoren.
Dat is dus de vorige avond tussen ze
venen en tienen. De halsslagader is
doorgestoken... De dood moet enkele
ogenblikken later zijn ingetreden."
„En het wapen?"
„Een soort Italiaanse stilet... heel
klein... maar zo scherp als een
scheermes. Geen mens heeft het ooit
eerder gezien of weet te zeggen waar
het vandaan komt. Maar daar komen
we natuurlijk wel achter... Dat is
slechts een kwestiè van geduld en
tijd."
„Het kon dus niet zijn opgepakt in
de loop van dè twist?"
„Neen! De huisknecht verklaart dat
er niets van dien aard in huis is ge
weest."
„Wat mij ook interesseert is dat te
legram," ging Poirot voort, „waarin
zou hebben gestaan dat Arnold Clay
ton naar Schotland moest... Was dat
echt?"
„Neen! Daar in het noorden be
stonden niet de minste moeilijkheden.
Het overdragen van de grond, of wat
het geweest mag zijn, was heel nor
maal verlopen."
„Maar wie heeft dat telegram dan
verstuurd? Ik neem tenminste aan dat
er werkelijk een telegram is geweest..
„Het moet er zijn geweest... Niet
dat wij beslist mevrouw Clayton zou
den moeten geloven. Maar Clayton
zelf heeft aan de huisknecht verteld
dat hij telegrafisch naar Schotland
was weggeroepen. Datzelfde heeft hij
trouwens ook aan overste McLaren
verteld."
„Hoe laat kwam hij bij McLarenü"
„Zij hebben op hun club een hapje
gegeten., ongeveer kwart over zeven.
Toen is< Clayton met een taxi naar
de flat van Rich gereden, waar hij
even voor achten is verschenen. Daar
na..." Miller spreidde zijn handen uit
in een veelzeggend gebaar.
„Heeft iemand nog iets eigenaardigs
opgemerkt in Rich' manier van doen,
die avond?"
„Och, u weet hoe de mensen zijn.
Wanneer er eenmaal iets is gebeurd,
verbeelden zij zich allerlei te hebben
opgemerkt dat ze in werkelijkheid he
lemaal niet gezien hebben. Mevrouw
Spence bijvoorbeeld houdt vol dat hij
de hele avond distrait zou zijn ge
weest. Gaf niet altijd antwoord op een
vraag. Net alsof hij zich in gedach
ten met iets anders bezighield. Het
geen niet te verwonderen is als je een
lijk in je kamer verborgen hebt! Dan
zal hij niet geweten hebben hoe hij
het ongemerkt zou kunnen kwijtra
ken."
Waarom heeft hij het rustig laten
liggen, dacht u?"
„Dat snap ik ook niet. Misschien is
de man z'n hoofd kwijtgeraakt. Maar
het was waanzin het daar te laten
liggen tot de volgende dag. En hij
had zo prachtig de gelegenheid. Ze
hebben daar geen nachtportier. Hij
had gemakkelijk zijn auto kunnen ha
len... het slachtoffer in de kofferruim
te leggen, die is er namelijk groot ge
noeg voor... en naar een stil plekje
buiten de stad rijden. Er was mis
schien enig risico dat iemand hem
het lijk naar de auto zou zien dra
gen. Maar de flats staan in een zij
straat en de wagens rijden vóór op
de binnenplaats. Laten we zeggen dat
hij om drie uur 's nachts de beste
kansen had gehad om door niemand
te worden opgemerkt. Maar wat doet
de man? Hij gaat gewoon naar bed,
slaapt de andere morgen een gat in
de dag en ziet de politie in zijn flat
als hij zijn ogen opendoet!"
(Wordt vervolgd)
„Soms ben ik gewoon jaloers op de
kinderen, zo heerlijk onbevangen kun
nen zij met kleuren bezig zijn", zegt
Marijke Tonkes-Bonte, leidster van de
kunstklas van het Haagse Gemeente
museum.
en wilt u dat wij uw krant uaar uw
vakantie-adres opzenden
Stuurt u ons dan ninstens drie dagen
voor uw vertrek een briefkaart mei
vermelding van uw naam uw vaste
adres, uw vakantie-adres de datum
waarop de eerste krant naar uw
vakantie-adres gezonden moet worden
en de datum waarop de krant voor het
laatst moet worden toegezonden
Als u de krant per week betaalt wilt
u dan het abonnementsgeld voor de
vakantieweken vooruit aan de bezor
ger betalen
DE ADMINISTRATE
„Kijk eens wat ik heb gemaakt", zegt
(met grote ogen van trots) deze vier
jarige kleuter.
is ook een regelmatige bezoeker.
Maar niet altijd komt hij de kinderwerk
plaats binnen. Om de andere keer stapt
hij met zijn moeder mee door de tentoon
stellingszalen. „Want daar staan óók
mooie spullen", zegt hij.
Niet elk kind komt aanvankelijk de
kunstklas met plezier binnen stappen.
Soms moet vader of moete (of beiden)
heel wat overredingskracht ten toon sprei
den om hun spruiten alleen achter te kun
nen laten. Maar dan opeens kunnen de
rollen omgekeerd blijken te zijn. Soms
krijgt een kind zo zeer de smaak te pak
ken van de bezigheden die het in de
crèche kan bedrijven, dat het met alle
geweld eenmaal per week naar de crèche
wil. En dan gaan de kinderen niet meer
met de ouders mee naar het museum
maar moeten de ouders met de kinderen
mee!
Het gemeentemuseum in Den Haag is
het eerste in ons land dat een kinderwerk
plaats rijk is. In het ene jaar dat zij nu
bestaat, heeft zij haar nut al bewezen.
Haagse huismoeders hebben er profijt,
hun jeugdige kinderen plezier van.
„In de nieuwe slag om Arnhem is nog
geen beslissing gevallen". Dit heeft bur
gemeester Matser gisteren gezegd in het
Arnhemse gemeentehuis, waar hem het
eerste boek „Arnhem 17 tot 26 septem
ber 1944" werd aangeboden door de ad
junct-directeur van de Leidse uitgeverij
A. W. Sijthoff, de heer J. Landwehr. De
burgemeester doelde daarbij op het ge
harrewar tussen de generaals na de his
torische veldslag.
Medio vorig jaar is in Londen een boek
van de persen gekomen dat de titel droeg
„The Battle of Arnhem". Chr. Hibbert,
die destijds niet persoonlijk betrokken was
bij de heldhaftige strijd van Britten en
Polen in en om Gelre's hoofdstad, onder
scheidde zich met dit boek echter van
de auteurs die hem voorgingen. Hij put
te uit een schat aan documentatie-mate-
riaal in de loop der jaren aangedragen
door de eenvoudige soldaat, die een per
soonlijke belevenis meldde.
Op bijzonder kundige en niet minder
boeiende wijze heeft Hibbert de massa
van feiten en reacties verwerkt. Hij leg
de daarbij een grote mate van objectivi
teit aan de dag.
Drs. P. R. A. Iddekinge, als historicus
verbonden aan het Arnhemse gemeente
archief, heeft het boek op voortreffelijke
wijze vertaald.
CAMBRIDGE Engeland(AP)
Volgens kanunnik J. D. Pearce-Higgins,
voorzitter van de vereniging van mo
derne geestelijken, is een groot gedeel
te van de bijbel, indien volgens de let
terlijke betekenis opgevat, „eenvoudig
onjuist".
Op de conferentie van de moderne
geestelijken in Cambridge zei de ka
nunnik, dat een aantal geschiedkundige
feiten onjuist is, dat sommige bijzon
derheden onmiskenbaar zijn verminkt,
dat incidenten en gebeurtenissen bui
ten hun verband zijn geraakt en dat
profetieën niet altijd in vervulling zijn
gegaan.
„Ik beschouw de tegenwoordige uit
leg die door de gemiddelde godsdienst
leraar van de bijbel wordt gegeven,
als een van de grootste belemmerin
gen voor de broederschap der mensen
en het begrip tussen de rassen", zei
Pearce-Higgins.
„Maar wat kan men verwachten van
de kerk, welker bedienaren onder ster
ke morele druk staan om als papegaai
en zonder onderscheidingsvermogen
hun eigen erfdeel te repeteren?", zo
vroeg hij zich af.
Hij zei, dat verhalen over „ongeluk
kige tijden uit de oudheid en gevech
ten van lang geleden" zonder critiek
en dikwijls op walgelijke wijze wor
den gelezen en herlezen.
De kanunnik voegde hieraan toe, dat
de godsdienstige opvattingen voor een
groot gedeelte van de christenen „in
fantiele psychologische systemen" zijn.
SKOPLJE (Tanjoeg) Woningbouw-
deskundigen uit geheel Joegoslavië zijn
maandag begonnen met de voorbereidin
gen voor de bouw van geprefabriceerde
huizen voor in totaal 10.500 etagewoningen
in Skoplje. Men hoopt deze huizen binnen
twee of drie maanden opgetrokken te heb
ben waarmee de eerste fase van de we
deropbouw van de getroffen stad vol
tooid zal zijn.
De zes Zuidslavische republieken en de
stad Belgrado nemen elk een nieuwe woon
wijk voor hun rekening.
Ongeveer honderd deskundigen op hst
gebied van bouwconstructie inspecteren op
het ogenblik beschadigde gebouwen om na
te gaan of deze voor herstel in aanmer
king komen.
6. „Wat een vreemd kasteeltje!" zei Panda, „die to
rentjes lijken wel flessen!" De Moerheer keek hem
scherp van terzijde aan. „Waarom zeg je dat?" vroeg
hij wat achterdochtig. „Nou, eh.omdat het zo is,"
antwoordde Panda. „Mag ik dat soms niet zeggen?"
„Een eerlijke verklaring," stelde de Moerheer vast, „je
spreekt je gedachten onvertroebeld. Goed, ik zal het
er op wagen en je binnen laten. Misschien maakt de
rijpe maan mijn vêrtrouwensgedachten te groot, maar
dat is nu eenmaal de gang der dingen." „Ik ben heus
te vertrouwen hoor," zei Panda, „of de maan nu rijp
is of niet!" „Dat is goed," zei de Moerheer, „ga dan
maar bij het haardvuur zitten en beloof me, dat je
aan niemand iets vertelt." „Wat mag ik niet vertellen?"
vroeg Panda, „ik begrijp niets van al die geheimzinnig
heid!" „Dat is nog beter", sprak de Moerheer gerust
gesteld, „ga door met niet begrijpen, dan zal ik me
even drogen en een gedachtenversterking halen. Daar
hebben we nu wel behoefte aan."
4)
Charles heeft een pracht van een
stereofonische grammofoon. Zowel
mijn man als Jock McLaren was dol
op klassieke muziek. En we kregen
ook dansmuziek de Spences zijn
uitstekende danseurs. Dat was het dus
zo'n beetje een rustig, ongedwon
gen samenzijn. Charles Was een voor
treffelijk gastheer."
„Was hij op die speciale avond pre
cies als altijd? Hebt u niets bijzon
ders opgemerkt iets dat niet ge
woon was?"
„Niet gewoon?" Zij fronste het
voorhoofd. „Toen u dat vroeg, dacht
ik even nee. ik ben het weer
kwijt. Toch was er iets Weder
om schudde zij het hoofd. „Neen, ik
kan uw vraag alleen maar beant
woorden door te zeggen dat die avond
helemaal niets ongewoons heeft opge
leverd. Wij hebben ons bést geamu
seerd. Iedereen leek zich prettig en
op zijn gemak te voelen." Er liep
een rilling door haar heen. „En dan
te denken dat al die tijd
Snel hief Poirot zijn hand op. „Niet
denken! Wat weet u .van die zakelijke
redenen die uw man naar Schotland
riepen?"
„Niet veel. Er was meningsverschil
over verbodsbepalingen bij verkoop
yan een onroerend goed dat aan mijn
man toebehoorde. De verkoop scheen
plaatsgevonden te hebben, toen er on
verwacht een kink in de kabel was
gekomen, geloof ik."
„Wat heeft uw man u precies ge
zegd?"
„Hij kwam binnen met een tele
gram in de hand. Als ik me goed
herinner zei hij: „Dit is allerver
velendst. Ik moet met de nachttrein
naar Edinburgh, ik moet morgenoch
tend vroeg bij Johnston zijn Wat
een strop, als je net denkt dat de
zaak voor elkaar is." Toen vroeg hij:
„Zal ik Jock opbellen en vragen of
hij je vanavond komt halen?" Maar
ik zei: „Onzin, ik neem eenvoudig
een taxi.'.' En toen zei hij dat Jock
of de Spences me wel zouden thuis
brengen. Ik vroeg nog of ik zijn kof
fertje zou pakken, maar hij zei dat
hij alleen wat nachtgoed en toilet
artikelen in zijn reistas zou stoppen.
Vóór het vertrek van de trein zou hij
op de club wel even een hapje eten.
Toen is hij weggegaan en dat was
de laatste keer dat ik hem gezien
heb." Haar stem stokte even bij dezé
laatste woorden.
Poirot keek haar doordringend aan.
„Heeft hij u het telegram ook laten
lezen?"
„Neen."
„Jammer."
„Waarom zegt u dat?"
Poirot gaf op die vraag geen ant
woord. In plaats daarvan zei hij plot
seling: „Nu ter zake. Welke advoca
ten treden voor majoor Rich op?"
Zij noemde ze en Poirot noteerde
naam en adres.
„Wilt u mij een briefje voor hen
meege- en? Ik zal een afspraak moe
ten maken om majoor Rich te spre
ken te krijgen."
„Hij is voorlopig voor een week
in voorarrest."
„Dat spreekt vanzelf. Dat is zo de
gewone gang van zaken. Wilt u ook
een paar woorden schrijven aan over
ste McLaren en uw vrienden Spence?
Ik zal hen allen moeten opzoeken, en
het is van primair belang dat ze mij
niet de deur wijzen."
Toen zij van achter het bureautje
opstond, sprak Poirot: „Nog één ding.
Ik zal natuurlijk mijn eigen indruk
krijgen, maar ik hoor ook graag de
uwe zowel van overste McLaren
als van de Spences."
„Jock is een van onze oudste vrien
den. Ik ken hem al van mijn kinder
jaren. Uiterlijk lijkt hij hard en stug,
maar hij is een schat altijd dezelf
de je kunt altijd op hem aan. Hij
is niet vrolijk of amusant, maar hij
is een grote steun. Zowel Arnold als
ik verlieten ons op zijn oordeel."
„En hij is, ongetwijfeld, ook ver
liefd op u?" Poirot vroeg dit met een
ondeugend lichtje in zijn ogen.
„O ja," antwoordde Margharita dol
gelukkig. „Hij is altijd verliefd op
me geweest dat is nu langzamer
hand een soort van gewoonte ge
worden."
„En de Spences?"
„Die zijn kostelijk... en hun gezel
schap overwaard. Linda Spence is
werkelijk een begaafde vrouw. Ar
nold praatte graag met haar. Zij ziet
er ook heel aantrekkelijk uit."
„U bent bevriend met elkaar?"
„Zij en ik? Tot op zekere hoogte.
Ik weet niet of ik haar echt wel mag.
Zij kan weieens wat vinnig zijn."
„En haar man?"
„O, Jeremy is alleraardigst. Zeër
muzikaal. Heeft ook veel verstand van
schilderijen. Hij en ik gaan vaak sa
men naar tentoonstellingen..."
„Ah, nu, ik zal zelf wel zien." Poi-
STELT U ZICH VOOR: er is een
fraaie kunsttentoonstelling in een of
ander museum. Een huismoeder heeft
de lovende beoordelingen in de dag
bladen gelezen. Dolgraag zou zij er
heen willen. Maar jade kinderen,
die kun je toch niet alleen thuislaten?
En waar vind je overdag een oppas?
Zoiets gebeurt vele malen in talloze
steden. Maar in Den Haag is al dat ge
peins niet meer nodig. Vaders en moe
ders daar stappen met hun kinderen,
zelfs met kleuters van drie jaar, onbe
schroomd het Gemeentemuseum binnen.
In de verleden jaar juli geopende vleu
gel is een speciaal vertrek waar zij de
kinderen kunnen afleveren: de kunst
klas. Terwijl vader en moeder rustig de
schatten van het museum bewonderen,
zijn de kinderen ijverig en onder des
kundige leiding bezig met verf of klei,
met potlood of krijt, met linoleum of
hout. Met verrukte ogen en de tong uit
de mond produceren de jongens en de
meisjes kleuter- en kinderkunst een
boeiende bezigheid voor hen, met ver
rassende resultaten voor de ouderen.
Met een plezierige concentratie wordt reuzenpenseel hanteren. Zij is een van
hier kinderkunst geproduceerd. Links de fanatiekste bezoekers van de kunst-
ziet u Annelies Bachman (7 jaar) een klas.
JONGENS EN MEISJES creatief bezig
te laten zijn, dat is het doel van de kunst
klas. Zij m,ogen werken met allerlei soor
ten materiaal net waar zij zin in heb
ben. Er mag worden geschilderd, getekend
(op bord of papier, met krijt of met houts
kool), geboetseerd; oudere kinderen mo
gen linoleumsneden of houten maskers
maken..Her en der verspreid in het lichte
vertrek staan de produkten van nijvere en
fantasievolle kinderbreinen ten toonge
steld: aan een bakstenen muur een drietal
bont beschilderde maskers van klei, vlak
in de buurt kubistisch gevormde boetseer
werken, maar ook een theepot en wat stun
telig uit de klei gekomen, maar daarom
juist grappige dierenfiguren. Aan de wan
den hangen overal kleurrijke schilderingen.
„Soms ben ik gewoon jaloers op de kin
deren", zegt leidster Marijke Tonkes-Bon
te, die zelf schildert en daarvoor haar op
leiding kreeg aan de Akademie in Arn
hem. „Moet je zien hoe heerlijk onbevan
gen ze met kleuren bezig zijn" en zij wijst
op een meisje dat zonder aarzelingen haar
vel papier kleurrijk vol penseelt. Het is
de zevenjarige Annelies Bachman, een van
de fanatieke klanten van mevrouw Tonkes.
Bijna elke woensdag- en zaterdagmiddag
is Annelies in de kunstklas te vinden. De
achtjarige Peter Visser, nu druk aan het
boetseren aan een clowneske kop met een
Pinokkio-neus en verwarde raffia-haren,