AGATHA CHRISTIE VERTELT s Weerzien met Nederland PANDA EN DE MEESTER*FLESSER mi «S; De geur van brood uit bakkerskarren Volte, lawaai en welvaartsgenot Had u anders nog iets vergeten I s: Mevr. Easdale, na 10.000 films gezien te hebben: „Ik vond ze allemaal fijn99 Ontspanning in New York HET GEHEIM VAN DE BLAUWE VAAS Knettergek Nederland verandert Drankflessen Anders nog iets vergeten? De geur van brood Vol met kinderen MAANDAG 19 AUGUSTUS 1963 7 HET WERELDRECORD bioscoopbezoek staat waarschijnlijk op naam van de 77-jarige Zuidafrikaanse weduwe mevrouw Lizzy Easdale, die beweert al 41 jaar naar de bioscoop te gaan en 9.464 voorstellingen te hebben bijgewoond. Men heeft utgerekend, dat zij meer dan 23.660 uur of bijna drie jaar van haar leven met kijken naar het bioscoopscherm moet hebben doorgebracht. De kaartjes voor al die voorstellingen moeten haar ongeveer 10.280 hebben gekost. slfH 1 S|lltMT||||| "wiiii i) Jack Hartington keek met half toe geknepen ogen naar de bal en van de bal terug naar de tee en mat de afstand. Zijn gezicht drukte afkeer uit en minachting. Het had geen zin dacht hij. Met een zucht hief hij zijn club, zwaaide die tweemaal krachtig in 't rond, daarbij eerst een paardebloem en vervolgens een pol gras de lucht in zwiepend, en richtte hem toen vastbesloten op de bal. Het is een zware opgave om, als je vierentwintig bent en je enige am bitie in 't leven is je golf techniek te verbeteren, gedwongen te zijn al je tijd en aandacht aan het probleem van je levensonderhoud te wijden. Vijf en een halve dag van de zeven dagen bracht Jack in een soort mahoniehou ten graf in de city door. De zater dagmiddag en de zondag evenwel wijdde hij bijna devoot aan zijn ge liefde sport. Maar een weekend is maar kort. Daarom had hij, in het heilig vuur van zijn enthousiasme, een kamer gehuurd in een klein hotel letje vlak bij de Stourton Heath golf links en stond nu elke dag om zes uur op om nog een uur te kunnen spe len voor hij de trein van kwart voor negen naar de stad nam. Het enige aan deze regeling verbon den nadeel was, dat hij op dat vroe ge ochtenduur blijkbaar onmogelijk in staat was de bal op een fatsoenlijke manier te raken. Jack zuchtte nog eens, omklemde vastberaden zijn club en herhaalde voor zich heen de magische woorden: „linkerarm doordrukken en niet op kijken"Toen zwaaide hij zijn club maar bleef halverwege de slag als versteend staan. Een schrille, door dringende kreet spleet de slite van de zomermorgen. „Moord!" En nog eens: „Moord! Help!" Het was een vrouwenstem. Het ge luid stierf weg in een soort gerochel. Jack smeet zijn club weg en rende in de richting van het geluid. Het kwam van dichtbij, meende hij. Het was een eenzame streek, waar slechts enkele huizen stonden; het dichtstbij zijnde huis was een schilderachtig landhuisje dat Jack al eerder was opgevallen, doordat er een bijzondere bekoring van uitging. Hij rende om het met hei begroeide heuveltje heen waarachter het huis lag weggedoken en stond even later met zijn hand op het tuinhekje. In de tuin stond een meisje, en even dacht Jack dat zij het mis schien geweest was die geschreeuwd had maar van die veronderstel ling kwam hij al spoedig terug. Het meisje droeg een mandje halfvol on kruid en was blijkbaar bezig geweest een perk viooltje te wieden. Het viel Jack op dat haar ogen ook net viool tjes waren: fluweelachtig zacht en donker en meer paars dan blauw. Ja dacht hij ze was helemaal net een viooltje, in haar eenvoudige lila japon. De uitdrukking waarmee het meis je Jack aankeek hield het midden tussen ergernis en verbazing. „Neem me niet kwalijk," zei He jongeman, „maar hebt u daarnet ge schreeuwd?" „Ik? Nee." Haar verbazing was zo oprecht dat Jack even van zijn stuk gebracht was. Haar stem was zacht en sym pathiek met een heel licht buitenlands accent. „Maar u moet het toch ook ge hoord hebben," riep hij uit, „het kwam uit deze richting." Ze staarde hem bevreemd aan. „Ik heb niets gehoord." Nu was het Jacks beurt om ver wonderd te kijken. Het was eenvoudig ondenkbaar dat zij die wanhopige kreet niet gehoord zou hebben. En toch was er zo'n rus tige, overtuigde klank in haar stem dat hij niet kon geloven dat ze loog. „Het moet hier vlakbij geweest zijn," hield hij vol. Haar blik had nu iets achterdoch tigs gekregen. „Wat voor geschreeuw was dat dan?" vroeg ze. „Moord! Moord! Help!" „Moord, moord help", herhaal de het meisje. „Iemand zal u wel voor de gek hebben willen houden, monsieur. Wie zou er hier nu ver moord worden?" Jack keek enigszins verwilderd rond in het vage idee ergens een lijk op het tuinpaadje te zullen zien liggen. Maar hij zag niets. En toch wist hij absoluut zeker dat hij iemand had horen schreeuwen nee, het was geen verbeelding geweest. Hij keek onderzoekend naar het huisje. Om hem heen was het vredige zo merlandschap. „Wilt u het huis soms doorzoeken?" vroeg het meisje droogjes. De ironie in haar stem maakte Jack onzeker. Hij liet het tuinhekje los en wendde zich om. „Sorry," zei hij. „Dan kwam het zekei toch van de andere kant. Daarginds uit het bos misschien. Hij nam zijn pet af en ging weg. Toen hij even later over zijn schouder keek zag hij dat het meisje weer rustig aan het wieden was. Hij dwaalde een tijdje door het bos, scherp om zich heen ziende, maar vond niets ongewoons. Toch was hij er nog altijd van overtuigd dat hij een kreet gehoord had. Eindelijk gaf hij zijn speurtocht op en haastte zich naar zijn kamer om te ontbijten, waarna hij op het nip pertje de trein kon halen. Tone hij in de trein zat begon zijn geweten een beetje op te spelen. Had hij niet onmiddellijk naar de politie moeten gaan? Hij zou het waarschijn lijk allang gedaan hebben als dat violenmeisje niet zo sceptisch was ge weest. Ze had er geen geheim van gemaakt dat ze hem voor een fan tast hield en de politie zou er wel net zo over denken. Was het werke lijk een kreet om hulp geweest? Op eens was hij daar zo zeker niet meer van het natuurlijke gevolg van zijn krampachtig pogen zich iets wat voor bij was weer precies zo te herinne ren. Kon het niet ook het geluid van een vogel geweest zijn, hoog en schel als de gil van een vrouw? Maar hij verwierp die gedachte ge prikkeld. Onzin het was wel dege lijk een vrouwenstem geweest die hij „Het geheim van de Blauwe Vaas" is het derde van een reeks verhalen door de be roemde Engelse detective schrijfster Agatha Christie die wij in de loop van de maand augustus publiceren. gehoord had. Hij wist nog dat hij vlak voor hij die schreeuw hoofde op zijn horloge had gekeken. Op 't ogen blik dat de kreet klonk moest het on geveer vijf voor half acht zijn ge weest. 't Was misschien wel goed dat aan de politie te vertellen als als ze iets zouden vinden. Hij keek er die avond zorgvuldig de kranten op na, maar er stond niets in over een gepleegde misdaad. -Hij wist zelf niet of hij zich hierdoor teleurgesteld of opgelucht voelde. De volgende ochtend regende het zo hard, dat het zelfs de meest enthousiaste golfspeler moest ontmoe digen. Jack stond op 't laatste nip pertje op, schrokte zijn ontbijt naar binnen en vloog naar het station. Een maal in de trein bladerde hij jachtig het ochtendblad door, maar nergens werd melding gemaakt van de een of andere gruwelijke ontdekking. In het avondblad stond evenmin iets. „Eigenaardig," zei Jack tegen zich zelf. „Een paar jongetjes geweest misschien, die rovertje speelden in het bos. De volgende morgen was hij vroeg op. Hij liep langs de bungalow en zag uit zijn ooghoeken dat het meisje weer in de tuin stond te wieden. Dat scheen ze elke morgen te doen. Hij deed een paar bijzonder goede slagen en hoopte dat ze 't gemerkt had. Ter wijl hij de bal op de tee plaatste keek hij op zijn horloge. „Precies vijf voor half acht," mom pelde hij. „Ik ben benieuwd of. De woorden bestierven hem op de lippen. In de stilte weerklonk diezelf de ijzingwekkende kreet van een vrouw in uiterste nood: „Moord! Moord! Help!" Het kwam van achter zijn rug. Jack rende terug. Het meisje stond bij het hek en keek Jack met grote, verschrikte viooltjesogen aan. Triomfantelijk riep hij haar toe: „Ziet u wel nu hebt u 't toch ook gehoord!" Er was een uitdrukking in haar ogen die hij niet begreep en hij zag hoe ze voor hem terugdeinsde en een snelle blik op het huis wierp, als over- 3 woog ze, daar bescherming te zoeken. Ze bleef hem aanstaren en schudde langzaam het hoofd. „Ik heb niets gehoord," zei ze ver- wonderd. Het was of hij een slag tussen zijn s ogen kreeg. Hij twijfelde er niet aan 3 of dit meisje sprak de waarheid. En 3 toch toch kon hij zich die vre- 3 selijke gil niet verbeeld hebben 3 dat was Onmogelijk dat was Zacht en bijna medelijdend hoorde 3 hij haar zeggen: „U hebt zeker shell-shock gehad, is 3 't niet?" In een flits begreep hij haar angst- reactie de om hulp zoekende blik in de richting van het huis Ze 3 dacht dat hij aan waanvoorstellingen leed.H En toen, opeens, kwam als een ijs- §j| koude douche de gedachte bij hem op: had ze misschien gelijk? Leed 3 hij werkelijk aan waanvoorstellingen? Hij schrok zo onbeschrijflijk bij dat 3 denkbeeld dat hij zich zonder een 3 woord omwendde en naar huis strom- 3 pelde. Het meisje keek hem na, zucht- 3 te, schudde het hoofd en boog zich 3 weer over het bloemperk. Jack trachtte ernstig met zichzelf in het reine te komen. „Als ik het morgenochtend om vijf 3 voor half acht wéér hoor, weet ik ze- 3 ker dat ik aan hallucinaties lijd", zei 3 hij tegen zichzelf. „Maar ik zal het 3 niet horen." Hij was de hele dag zenuwachtig, 3 doezelde pas tegen de morgen in en 3 versliep zich prompt. Om tien voor 3 half acht stond hij buiten en rende j§ naar de links. Hij begreep wel dat 3 hij onmogelijk over vijf minuten op 3 de fatale plek kon zijn, maar als het g om een hallucinatie ging zou hij die 3 gil overal horen, of hij nu hier was 3 of ergens anders. Hij draafde door, 3 zijn blik strak op de wijzers van zijn horloge. 3 Vijf voor half acht. Van heel ver 3 kwam de echo van een roepende 3 vrouwenstem. Hij kon de woorden e§ niet verstaan, maar hij wist zeker 3 dat het dezelfde stem was, die de- 3 zelfde woorden riep en die uit de- 3 zelfde richting kwam, ergens uit de 3 buurt van de bungalow. Op een of andere manier stelde het 3 hem, vreemd genoeg, gerust. Wie 3 weet was het een zij het dan 3 flauwe grap. Het mocht onwaar- 3 schijnlijk lijken, het was toch altijd mogelijk dat het meisje zelf hem een 3 poets bakte. Hij trok resoluut zijn 3 schouders naar achteren en haalde 3 een club uit z'n golftas. Nog twee 3 holes, dan was hij bij de bungalow. 3 Het meisje stond als gewoonlijk in de tuin. Ditmaal keek ze op toen 3 hij langs kwam en toen hij zijn pet afnam en goedemorgen zei, groette 3 ze een beetje verlegen terug. Hij vond 3 dat ze er liever uitzag dan ooit. „Heerlijke ochtend, vindt u niet?" 3 riep Jack opgewekt, zichzelf tegelij- 3 kertijd hatend om die banale opmer- king. „Ja, verrukkelijk," antwoordde ze. „Zeker goed voor de tuiH?" 3 Het meisje glimlachte en Jack con- 3 stateerde ontroerd dat ze kuiltjes in H haar wangen kreeg. 3 „Helaas niet, nee. M'n bloemen heb- 3 ben hard een beetje regen nodig. Kijk 3 maar 's hoe droog alles erbij staat", 3 en ze maakte een gebaar naar het 3 perk. Jack vatte dit als een uitnodiging 3 op en naderde de lage heg die de 3 tuin van de golfbaan scheidde. „Och ik vind 't er niet zo gek 3 uitzien," zei hij onhgndig, zich pijn- lijk bewust van het feit dat het meisje 3 hem met iets van medelijden in haar 3 blik aankeek. 3 „Heerlijk die zon, hè?" merkte ze op. „We hebben zo hard zon nodig en 3 de planten kunnen we ten slotte al- 3 tijd water geven. Zonlicht maakt 3 sterk en gezond. Monsieur is vandaag 3 veel beter, merk ik wel!" Haar bemoedigende toon hinderde 3 Jack onnoemelijk. 3 „Verdraaid," zei hij nijdig tegen 3 zichzelf, „ik geloof dat ze met behulp 3 van suggestie probeert me te gene- 3 zen." 3 „Ik voel me uitstekend. Ik mankeer niets," zei hij geprikkeld. „Gelukkig dan maar," antwoordde 3 het meisje sussend. Jack had het na- 3 re gevoel dat ze hem niet geloofde. 3 Hij bleef nog even doorspelen en 3 haastte zich toen naar zijn ontbijt. On- 3 der het eten voelde hij de blik van 3 de man aan het tafeltje naast het zij- 3 ne op zich rusten. Het was niet de 3 eerste keer dat hij het gevoel had 3 door zijn buurman bespied te worden 3 (wordt vervolgd) 3 11. De Moerheer ontkurkte de fles met Vrolijke Ge dachten en klakte waarderend met de tong. „Deze fla con heb ik cadeau gekregen van de Meergraaf," ver klaarde hij, „die is lid van onze Broederschap, zie je. Een heel opgeruimd persoon." En hij begon te schen ken. „Broederschap?" vroeg Panda giechelend, „Hihi, wat is dat?" „De Broederschap der Flessers is een geheim verbond," legde de ander uit, terwijl pretrim- peltjes op zijn gelaat verschenen, „de leden komen van tijd tot tijd bij elkaar en genieten dan van een goed gerijpte gedachte. Ook doen zij elkaar regelmatig fles sen cadeau en op die manier krijgt iedereen een rijk gevarieerde verzameling. Hahaha!" En de edelman barstte in vrolijk geschater uit waar Panda uitgelaten mee instemde. „Wat enig, zo'n Broederschap!" proestte hij en hij sloeg zich op de knieën van de pret, „ik heb nog nooit zo'n plezier gehad!" (Van onze correspondent in Washington) „Meneer, kijktueens alstublieft, dank- uwel meneer". Met deze nietszeggende woordenstroom rekende men in het res taurant op Schiphol met ons af. Het was negen uur 's ochtends; we waren na een vlucht van zeven uren juist uit New York aangekomen. De eerste indruk: wat zijn er veel mensen in Nederland! Dat café op Schip hol zat om negen uur al stampvol. Het was er benauwd en het wagentje met kolossale taartjes kwam met moeite van tafel naar tafel. Nu is het vier weken later. Tijd voor óns om weer af te rekenen met Neder land. De vakantie is voorbij en wij gaan weer terug naar Amerika. We stappen in een straalvliegtuig van de K.L.M. en zeggen alleen nog: „Ziehier enige in drukken kijktueens alstublieft dank- uwel". Die volte, die ons bij aankomst nogal benauwde, viel eigenlijk wel mee. We wa ren in twee jaar niet in Nederland ge weest; in de centra van de steden is het zichtbaar en hoorbaar drukker geworden. Het is bijvoorbeeld afgrijselijk om tussen de middag in Leiden over het Kort Rapen burg te komen. Je wordt er letterlijk knet tergek van die afschuwelijke brommers en andere snorders. Ik noem nu toevallig Lei den, maar Utrecht, Den Haag of Haarlem zijn niet minder vol en lawaaiig. Maar je behoeft in Haarlem bijvoor beeld maar even af te dwalen naar de rustiger gedeelten aan de rand van de oude stad en je vindt er het Nederland terug, zoals je het in den vreemde het liefst in gedachten voor je ziet. Nooit is het mij na een periodieke afwezigheid van twee jaren zo sterk als deze keer opgevallen, dat Nederland een abrupte verandering doormaakt. Na tuurlijk blijft er allerlei hetzelfde, natuur lijk zijn allerlei veranderingen geleidelijk, maar ik heb de indruk, dat Nederland met sprongen aan het veranderen is. Nergens ziet men dat misschien markan ter uitgebeeld dan op de Grote Markt in Groningen, waar men het stadhuis, dat" van omstreeks 1800 dateert, pats-boem ver bonden heeft met een gloednieuw gedeel te. Een gedurfde, maar eerlijke manifes tatie van het besef, dat de tijd niet stil staat en in bepaalde perioden schoks gewijs vooruit lijkt te schieten. De Nederlanders van 1963 laten hun geld en hun auto's gemakkelijker rollen dan ooit tevoren. De moderne welvaart heeft de mensen beweeglijker en ondernemen der gemaakt. Dit in wezen calvinistische land waar velen lang geloofd hebben dat zij niet voor hun plezier op de wereld waren is meer dan vroeger ontvanke lijk geworden voor genot. Het leek me bijvoorbeeld een teken des tijds, dat een grote meubelzaak in Rot terdam in al zijn toonkamers het inte rieur aantrekkelijk had gemaakt door een paar drankflessen op tafel te zetten. De Nederlandse degelijkheid lijkt bij al die genietingen in het gedrang te komen. Men is er zó tuk op een auto'tje te bezit ten, dat men vaak spoedig tot de koop overgaat; als er dan mankementen komen, kan men de reparaties dikwijls niet be kostigen. Vandaar dat sommige repara teurs de auto niet uit handen geven vóór de rekening is betaald. In deze periode van overgang, van be weging en van meer internationaal con tact, komt allerlei op losse schroeven te staan. Ook de taal. De woordkeus van sommige mensen en sommige kranten is om van te rillen. Vooral wie over televisie praat en schrijft, Het stadhuis van Groningen Neder land maakt een abrupte verandering door. heeft dikwijls moeite vreemde woorden te weren. Zo las ik in een krant een artikel over het „playback zingen", dat op de televisie meer en meer het „live zingen" verving. Hoe de krantenlezer die termen uitspreekt weet ik niet. Als de „producer" van „playback" houdt, gaat er voor het publiek veel „personality" verloren, zo ging het krantenartikel verder. Al is dan de slavernij afgeschaft, er wordt tegenwoordig druk handel gedreven in voetballers en het is interessant de „transferlijst" bij te houden. Een krant in Den Haag gebruikt soms het woord „clai men" in plaats van opeisen. En een win kel in Zwolle heeft op de ruit een groot papier met de woorden: „koop hier uw camping proviand" (waarom niet gewoon kampeer-proviand?). Met het Engels wordt Nederland dus steeds meer, en vaak te veel vertrouwd. Het Frans blijft echter een moeilijke taal. In de Rotterdamse Bijenkorf kan men al lerlei nieuwe snufjes vinden; een bordje naast de lift duidt die aan als „nuovetaues". Wij denken misschien, dat we sinds 1945 verlost zijn van de Duitsers, maar hun taal blijft ons bedreigen. Ik las in een krant het woord „grootstad", men ver wees mij naar de afdeling „kleinmeube- len", men wilde mij „frisdranken" aan smeren en mijn pak in een „klederbad" stoppen. Maar laat niemand nu denken, dat ik als een ernstige schoolmeester door Ne derland heb rondgelopen! Het was een gro te pret om te horen, dat men in winkels nog altijd die malle winkel taal uitslaat: „Wat had u gedacht dat u gehad had wil len hebben?" „Anders nog iets verge ten?". Maar de Nederlanders maken het soms wel té gek met hun verkleinwoorden. Ik hoorde een boom van een kerel een „to matensapje" bestellen, een kelner verwees mij naar een loodzwaar, imposant meu bel, dat hij een „tafeltje aan het raam" noemde en raadde me daarne aan om een „toernedootje" te eten. Toen ik hem aan het slot van een voortreffelijk maal verzocht om een taxi te bestellen, zei hij dat hij dadelijk een „taxje" zou bellen. En tóch en tóch: wat is dit een heerlijk land. Bij de boerderijen bloeide de jasmijn in blanke overdaad, zware rozengeur steeg op uit de stadsparken en nergens zön de 't Wagentje met de kolossale taartjes. margrieten zo groot en zo wit als in Ne derland. Het zijn niet alleen de bloemenwinkels,die dit land zo geurig maken. De broodgeur uit de bakkerskarren, de zilte lucht van de haringstalletjes en de boter- en kaas lucht van de „melkinrichting" dat zijn de geuren van de Hollandse stad. Een Nederlander in Amerika moet die helaas missen. Koelkasten zijn nuttig om bederf tegen te gaan, maar zij vermoor den de geur en de frisheid, waar het Ne derlandse klimaat zo bevorderlijk voor is. Welk parfum wint het van de geur van eikehakhout na een malse regen? De aanwas van de bevolking is onrust barend. De Nederlandse kinderen zijn fris en kwiek, alleraardigst om te zien, maar er zijn er wel ontstellend veel. Toch kan men de menigte nog ontvluchten. „Alle- mansgeest" bij Leiden is nog hetzelfde goeiige café aan het water en het land goed De Moeren bij Zundert is nog bijna even rustig als in de 19e eeuw. En zo zijn er nog tientallen stille plekken in Nederland. Maar wie ze kent, praat er maar niet te veel over. Het zou triest zijn om over twee jaar ook daèr de grote autobussen van de reisbureaus tegen te komen. MAAR DE VROLIJKE WEDUWE heeft er geen spijt van. Bioscoopvoorstellingen zijn mijn enig werkelijke plezier in het leven," zegt zij. „Als je me de film af neemt, kun je me zes voet onder de grond stoppen." En nu hebben de directeuren van de beide bioscopen, die zij in haar woonplaats Krügersdorp geregeld placht te bezoeken, deze vurige filmliefhebster voor de rest van haar leven gelukkig gemaakt door haar vrije toegang tot hun bioscopen te geven. In de toekomst zullen haar plaatsbewijzen haar geen cent meer kos ten. SINDS 1922 is mevr. Easdale met uit zondering van korte perioden van ziekte, gedurende twintig jaar zes keer, tien jaar lang vier keer en elf jaar lang twee keer per week naar de bioscoop geweest. Zij vertelt, dat zij van elke film, die zij heeft gezien, heeft genoten. Sinds de dagen van de trillende beelden van de zwijgende film heeft zij acteurs en actrices als me teoren cmhoog zien schieten, hun glans zien verliezen en ten slotte geheel zien verdwijnen. Mevr. Easdale vindt alle films fijn, maar vooral cowboyfilms. „Als ik een man was, zou ik waarachtig een cowboy willen zijn." HAAR MEEST GELIEFDE filmster is Elvis Presley. Elvis is een schat," zegt zij. Zij beschouwt hem als de grootste filmster van alle tijden, groter dan haar beide andere favorieten, Clark Gable en Katherine Hepburn. Maar over het Britse tieneridool Cliff Richard zegt zij: „Hij had nooit voor een filmcamera moeten ko men." Mevrouw Easdale vindt, dat men kinderen moet toestaan alle soorten films te zien. „Het kan nooit een slechte in vloed op hen hebben." DE WERELD buiten de Ver. Staten is goed vertegenwoordigd in de ontspannings mogelijkheden welke de openbare parken van New York, een stad van acht miljoen inwoners, bieden. Bocci is een populaire Italiaanse versie van het kegelen op gras dat bij de meeste Amerikanen weinig be kend is. Maar in New York wordt het op 74 banen in 32 parken en speelcentra be oefend. Voor de immigranten die uit de landen van het gemenebest naar de V.S. komen zijn er IS cricketvelden in New York en een goed onderhouden rugbyvéld. VOOR HET GROEIENDE aantal kinde ren worden twee keer per week urenlang in Central Park sprookjes verteld bij het monument voor Hans Christian Andersen. In Central Park worden ook regelmatig voorstellingen van stukken van Shakespea re gegeven. En men kan er ook het kege len op gras in Nederlandse stijl beoefenen. Het planbureau van New York beijvert zich om open ruimte voor het publiek te veroveren. Binnen de eigenlijke stad be slaan parken, plantsoenen en speelvelden thans een oppervlakte van 14.000 ha. één- tiende van de totale oppervlakte. CENTRAL PARK is bekend bij miljoe nen buitenlanders. Op een hete zomerdag kan iedereen daar een uurtje uitblazen. In de stad New York bevinden zich 459 ten nisbanen en 30 daarvan zijn in Central Park. Dit park heeft iets voor iedereen. Een grote attractie is het meer. Er zijn bootjes te huur om te roeien. Er bevinden zich verder twaalf openbare golfbanen in de stad New York, verder achttien velden om vliegers op te laten, acht voor model vliegtuigen, drie voor boogschieten, zesen dertig voor Amerikaans voetbal, tachtig ki lometer wielerpaden, veertien hockeyter- fjï I reinen, zes dierentuinen en een rondtrek- I kend marionetten-theater.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 7