AGATHA CHRISTIE VERTELT s
Weerzien met Nederland
PANDA EN DE MEESTER*FLESSER
mi
«S;
De geur van brood uit bakkerskarren
Volte, lawaai en welvaartsgenot
Had u anders nog iets vergeten
I
s:
Mevr. Easdale, na 10.000 films gezien
te hebben: „Ik vond ze allemaal fijn99
Ontspanning
in New York
HET GEHEIM
VAN DE
BLAUWE VAAS
Knettergek
Nederland verandert
Drankflessen
Anders nog iets vergeten?
De geur van brood
Vol met kinderen
MAANDAG 19 AUGUSTUS 1963
7
HET WERELDRECORD bioscoopbezoek staat waarschijnlijk op naam van
de 77-jarige Zuidafrikaanse weduwe mevrouw Lizzy Easdale, die beweert al
41 jaar naar de bioscoop te gaan en 9.464 voorstellingen te hebben bijgewoond.
Men heeft utgerekend, dat zij meer dan 23.660 uur of bijna drie jaar van haar
leven met kijken naar het bioscoopscherm moet hebben doorgebracht. De kaartjes
voor al die voorstellingen moeten haar ongeveer 10.280 hebben gekost.
slfH
1 S|lltMT|||||
"wiiii
i)
Jack Hartington keek met half toe
geknepen ogen naar de bal en van
de bal terug naar de tee en mat de
afstand. Zijn gezicht drukte afkeer
uit en minachting. Het had geen zin
dacht hij. Met een zucht hief hij
zijn club, zwaaide die tweemaal
krachtig in 't rond, daarbij eerst een
paardebloem en vervolgens een pol
gras de lucht in zwiepend, en richtte
hem toen vastbesloten op de bal.
Het is een zware opgave om, als
je vierentwintig bent en je enige am
bitie in 't leven is je golf techniek te
verbeteren, gedwongen te zijn al je
tijd en aandacht aan het probleem
van je levensonderhoud te wijden. Vijf
en een halve dag van de zeven dagen
bracht Jack in een soort mahoniehou
ten graf in de city door. De zater
dagmiddag en de zondag evenwel
wijdde hij bijna devoot aan zijn ge
liefde sport. Maar een weekend is
maar kort. Daarom had hij, in het
heilig vuur van zijn enthousiasme,
een kamer gehuurd in een klein hotel
letje vlak bij de Stourton Heath golf
links en stond nu elke dag om zes
uur op om nog een uur te kunnen spe
len voor hij de trein van kwart voor
negen naar de stad nam.
Het enige aan deze regeling verbon
den nadeel was, dat hij op dat vroe
ge ochtenduur blijkbaar onmogelijk in
staat was de bal op een fatsoenlijke
manier te raken.
Jack zuchtte nog eens, omklemde
vastberaden zijn club en herhaalde
voor zich heen de magische woorden:
„linkerarm doordrukken en niet op
kijken"Toen zwaaide hij zijn club
maar bleef halverwege de slag als
versteend staan. Een schrille, door
dringende kreet spleet de slite van de
zomermorgen.
„Moord!" En nog eens: „Moord!
Help!"
Het was een vrouwenstem. Het ge
luid stierf weg in een soort gerochel.
Jack smeet zijn club weg en rende
in de richting van het geluid. Het
kwam van dichtbij, meende hij. Het
was een eenzame streek, waar slechts
enkele huizen stonden; het dichtstbij
zijnde huis was een schilderachtig
landhuisje dat Jack al eerder was
opgevallen, doordat er een bijzondere
bekoring van uitging. Hij rende om
het met hei begroeide heuveltje heen
waarachter het huis lag weggedoken
en stond even later met zijn hand op
het tuinhekje.
In de tuin stond een meisje, en
even dacht Jack dat zij het mis
schien geweest was die geschreeuwd
had maar van die veronderstel
ling kwam hij al spoedig terug. Het
meisje droeg een mandje halfvol on
kruid en was blijkbaar bezig geweest
een perk viooltje te wieden. Het viel
Jack op dat haar ogen ook net viool
tjes waren: fluweelachtig zacht en
donker en meer paars dan blauw. Ja
dacht hij ze was helemaal net
een viooltje, in haar eenvoudige lila
japon.
De uitdrukking waarmee het meis
je Jack aankeek hield het midden
tussen ergernis en verbazing.
„Neem me niet kwalijk," zei He
jongeman, „maar hebt u daarnet ge
schreeuwd?"
„Ik? Nee."
Haar verbazing was zo oprecht dat
Jack even van zijn stuk gebracht
was. Haar stem was zacht en sym
pathiek met een heel licht buitenlands
accent.
„Maar u moet het toch ook ge
hoord hebben," riep hij uit, „het
kwam uit deze richting."
Ze staarde hem bevreemd aan.
„Ik heb niets gehoord."
Nu was het Jacks beurt om ver
wonderd te kijken.
Het was eenvoudig ondenkbaar dat
zij die wanhopige kreet niet gehoord
zou hebben. En toch was er zo'n rus
tige, overtuigde klank in haar stem
dat hij niet kon geloven dat ze loog.
„Het moet hier vlakbij geweest
zijn," hield hij vol.
Haar blik had nu iets achterdoch
tigs gekregen.
„Wat voor geschreeuw was dat
dan?" vroeg ze.
„Moord! Moord! Help!"
„Moord, moord help", herhaal
de het meisje. „Iemand zal u wel
voor de gek hebben willen houden,
monsieur. Wie zou er hier nu ver
moord worden?"
Jack keek enigszins verwilderd rond
in het vage idee ergens een lijk op
het tuinpaadje te zullen zien liggen.
Maar hij zag niets. En toch wist hij
absoluut zeker dat hij iemand had
horen schreeuwen nee, het was
geen verbeelding geweest. Hij keek
onderzoekend naar het huisje.
Om hem heen was het vredige zo
merlandschap.
„Wilt u het huis soms doorzoeken?"
vroeg het meisje droogjes.
De ironie in haar stem maakte Jack
onzeker. Hij liet het tuinhekje los en
wendde zich om. „Sorry," zei hij.
„Dan kwam het zekei toch van de
andere kant. Daarginds uit het bos
misschien.
Hij nam zijn pet af en ging weg.
Toen hij even later over zijn schouder
keek zag hij dat het meisje weer
rustig aan het wieden was.
Hij dwaalde een tijdje door het bos,
scherp om zich heen ziende, maar
vond niets ongewoons. Toch was hij
er nog altijd van overtuigd dat hij
een kreet gehoord had.
Eindelijk gaf hij zijn speurtocht op
en haastte zich naar zijn kamer om
te ontbijten, waarna hij op het nip
pertje de trein kon halen.
Tone hij in de trein zat begon zijn
geweten een beetje op te spelen. Had
hij niet onmiddellijk naar de politie
moeten gaan? Hij zou het waarschijn
lijk allang gedaan hebben als dat
violenmeisje niet zo sceptisch was ge
weest. Ze had er geen geheim van
gemaakt dat ze hem voor een fan
tast hield en de politie zou er wel
net zo over denken. Was het werke
lijk een kreet om hulp geweest? Op
eens was hij daar zo zeker niet meer
van het natuurlijke gevolg van zijn
krampachtig pogen zich iets wat voor
bij was weer precies zo te herinne
ren. Kon het niet ook het geluid van
een vogel geweest zijn, hoog en schel
als de gil van een vrouw?
Maar hij verwierp die gedachte ge
prikkeld. Onzin het was wel dege
lijk een vrouwenstem geweest die hij
„Het geheim van de Blauwe
Vaas" is het derde van een
reeks verhalen door de be
roemde Engelse detective
schrijfster Agatha Christie
die wij in de loop van de
maand augustus publiceren.
gehoord had. Hij wist nog dat hij
vlak voor hij die schreeuw hoofde op
zijn horloge had gekeken. Op 't ogen
blik dat de kreet klonk moest het on
geveer vijf voor half acht zijn ge
weest. 't Was misschien wel goed dat
aan de politie te vertellen als als
ze iets zouden vinden.
Hij keek er die avond zorgvuldig
de kranten op na, maar er stond
niets in over een gepleegde misdaad.
-Hij wist zelf niet of hij zich hierdoor
teleurgesteld of opgelucht voelde.
De volgende ochtend regende het
zo hard, dat het zelfs de meest
enthousiaste golfspeler moest ontmoe
digen. Jack stond op 't laatste nip
pertje op, schrokte zijn ontbijt naar
binnen en vloog naar het station. Een
maal in de trein bladerde hij jachtig
het ochtendblad door, maar nergens
werd melding gemaakt van de een
of andere gruwelijke ontdekking. In
het avondblad stond evenmin iets.
„Eigenaardig," zei Jack tegen zich
zelf. „Een paar jongetjes geweest
misschien, die rovertje speelden in
het bos.
De volgende morgen was hij vroeg
op. Hij liep langs de bungalow en
zag uit zijn ooghoeken dat het meisje
weer in de tuin stond te wieden. Dat
scheen ze elke morgen te doen. Hij
deed een paar bijzonder goede slagen
en hoopte dat ze 't gemerkt had. Ter
wijl hij de bal op de tee plaatste keek
hij op zijn horloge.
„Precies vijf voor half acht," mom
pelde hij. „Ik ben benieuwd of.
De woorden bestierven hem op de
lippen. In de stilte weerklonk diezelf
de ijzingwekkende kreet van een
vrouw in uiterste nood: „Moord!
Moord! Help!"
Het kwam van achter zijn rug.
Jack rende terug.
Het meisje stond bij het hek en
keek Jack met grote, verschrikte
viooltjesogen aan. Triomfantelijk riep
hij haar toe:
„Ziet u wel nu hebt u 't toch ook
gehoord!"
Er was een uitdrukking in haar
ogen die hij niet begreep en hij zag
hoe ze voor hem terugdeinsde en een
snelle blik op het huis wierp, als over- 3
woog ze, daar bescherming te zoeken.
Ze bleef hem aanstaren en schudde
langzaam het hoofd.
„Ik heb niets gehoord," zei ze ver-
wonderd.
Het was of hij een slag tussen zijn s
ogen kreeg. Hij twijfelde er niet aan 3
of dit meisje sprak de waarheid. En 3
toch toch kon hij zich die vre- 3
selijke gil niet verbeeld hebben 3
dat was Onmogelijk dat was
Zacht en bijna medelijdend hoorde 3
hij haar zeggen:
„U hebt zeker shell-shock gehad, is 3
't niet?"
In een flits begreep hij haar angst-
reactie de om hulp zoekende blik
in de richting van het huis Ze 3
dacht dat hij aan waanvoorstellingen
leed.H
En toen, opeens, kwam als een ijs- §j|
koude douche de gedachte bij hem
op: had ze misschien gelijk? Leed 3
hij werkelijk aan waanvoorstellingen?
Hij schrok zo onbeschrijflijk bij dat 3
denkbeeld dat hij zich zonder een 3
woord omwendde en naar huis strom- 3
pelde. Het meisje keek hem na, zucht- 3
te, schudde het hoofd en boog zich 3
weer over het bloemperk.
Jack trachtte ernstig met zichzelf
in het reine te komen.
„Als ik het morgenochtend om vijf 3
voor half acht wéér hoor, weet ik ze- 3
ker dat ik aan hallucinaties lijd", zei 3
hij tegen zichzelf. „Maar ik zal het 3
niet horen."
Hij was de hele dag zenuwachtig, 3
doezelde pas tegen de morgen in en 3
versliep zich prompt. Om tien voor 3
half acht stond hij buiten en rende j§
naar de links. Hij begreep wel dat 3
hij onmogelijk over vijf minuten op 3
de fatale plek kon zijn, maar als het g
om een hallucinatie ging zou hij die 3
gil overal horen, of hij nu hier was 3
of ergens anders. Hij draafde door, 3
zijn blik strak op de wijzers van
zijn horloge. 3
Vijf voor half acht. Van heel ver 3
kwam de echo van een roepende 3
vrouwenstem. Hij kon de woorden e§
niet verstaan, maar hij wist zeker 3
dat het dezelfde stem was, die de- 3
zelfde woorden riep en die uit de- 3
zelfde richting kwam, ergens uit de 3
buurt van de bungalow.
Op een of andere manier stelde het 3
hem, vreemd genoeg, gerust. Wie 3
weet was het een zij het dan 3
flauwe grap. Het mocht onwaar- 3
schijnlijk lijken, het was toch altijd
mogelijk dat het meisje zelf hem een 3
poets bakte. Hij trok resoluut zijn 3
schouders naar achteren en haalde 3
een club uit z'n golftas. Nog twee 3
holes, dan was hij bij de bungalow. 3
Het meisje stond als gewoonlijk in
de tuin. Ditmaal keek ze op toen 3
hij langs kwam en toen hij zijn pet
afnam en goedemorgen zei, groette 3
ze een beetje verlegen terug. Hij vond 3
dat ze er liever uitzag dan ooit.
„Heerlijke ochtend, vindt u niet?" 3
riep Jack opgewekt, zichzelf tegelij- 3
kertijd hatend om die banale opmer-
king.
„Ja, verrukkelijk," antwoordde ze.
„Zeker goed voor de tuiH?" 3
Het meisje glimlachte en Jack con- 3
stateerde ontroerd dat ze kuiltjes in H
haar wangen kreeg. 3
„Helaas niet, nee. M'n bloemen heb- 3
ben hard een beetje regen nodig. Kijk 3
maar 's hoe droog alles erbij staat", 3
en ze maakte een gebaar naar het 3
perk.
Jack vatte dit als een uitnodiging 3
op en naderde de lage heg die de 3
tuin van de golfbaan scheidde.
„Och ik vind 't er niet zo gek 3
uitzien," zei hij onhgndig, zich pijn-
lijk bewust van het feit dat het meisje 3
hem met iets van medelijden in haar 3
blik aankeek. 3
„Heerlijk die zon, hè?" merkte ze
op. „We hebben zo hard zon nodig en 3
de planten kunnen we ten slotte al- 3
tijd water geven. Zonlicht maakt 3
sterk en gezond. Monsieur is vandaag 3
veel beter, merk ik wel!"
Haar bemoedigende toon hinderde 3
Jack onnoemelijk. 3
„Verdraaid," zei hij nijdig tegen 3
zichzelf, „ik geloof dat ze met behulp 3
van suggestie probeert me te gene- 3
zen." 3
„Ik voel me uitstekend. Ik mankeer
niets," zei hij geprikkeld.
„Gelukkig dan maar," antwoordde 3
het meisje sussend. Jack had het na- 3
re gevoel dat ze hem niet geloofde. 3
Hij bleef nog even doorspelen en 3
haastte zich toen naar zijn ontbijt. On- 3
der het eten voelde hij de blik van 3
de man aan het tafeltje naast het zij- 3
ne op zich rusten. Het was niet de 3
eerste keer dat hij het gevoel had 3
door zijn buurman bespied te worden 3
(wordt vervolgd) 3
11. De Moerheer ontkurkte de fles met Vrolijke Ge
dachten en klakte waarderend met de tong. „Deze fla
con heb ik cadeau gekregen van de Meergraaf," ver
klaarde hij, „die is lid van onze Broederschap, zie je.
Een heel opgeruimd persoon." En hij begon te schen
ken. „Broederschap?" vroeg Panda giechelend, „Hihi,
wat is dat?" „De Broederschap der Flessers is een
geheim verbond," legde de ander uit, terwijl pretrim-
peltjes op zijn gelaat verschenen, „de leden komen van
tijd tot tijd bij elkaar en genieten dan van een goed
gerijpte gedachte. Ook doen zij elkaar regelmatig fles
sen cadeau en op die manier krijgt iedereen een rijk
gevarieerde verzameling. Hahaha!" En de edelman
barstte in vrolijk geschater uit waar Panda uitgelaten
mee instemde. „Wat enig, zo'n Broederschap!" proestte
hij en hij sloeg zich op de knieën van de pret, „ik heb
nog nooit zo'n plezier gehad!"
(Van onze correspondent in Washington)
„Meneer, kijktueens alstublieft, dank-
uwel meneer". Met deze nietszeggende
woordenstroom rekende men in het res
taurant op Schiphol met ons af. Het
was negen uur 's ochtends; we waren
na een vlucht van zeven uren juist uit
New York aangekomen.
De eerste indruk: wat zijn er veel
mensen in Nederland! Dat café op Schip
hol zat om negen uur al stampvol. Het
was er benauwd en het wagentje met
kolossale taartjes kwam met moeite van
tafel naar tafel.
Nu is het vier weken later. Tijd voor
óns om weer af te rekenen met Neder
land. De vakantie is voorbij en wij gaan
weer terug naar Amerika. We stappen
in een straalvliegtuig van de K.L.M. en
zeggen alleen nog: „Ziehier enige in
drukken kijktueens alstublieft dank-
uwel".
Die volte, die ons bij aankomst nogal
benauwde, viel eigenlijk wel mee. We wa
ren in twee jaar niet in Nederland ge
weest; in de centra van de steden is het
zichtbaar en hoorbaar drukker geworden.
Het is bijvoorbeeld afgrijselijk om tussen
de middag in Leiden over het Kort Rapen
burg te komen. Je wordt er letterlijk knet
tergek van die afschuwelijke brommers en
andere snorders. Ik noem nu toevallig Lei
den, maar Utrecht, Den Haag of Haarlem
zijn niet minder vol en lawaaiig.
Maar je behoeft in Haarlem bijvoor
beeld maar even af te dwalen naar de
rustiger gedeelten aan de rand van de
oude stad en je vindt er het Nederland
terug, zoals je het in den vreemde het
liefst in gedachten voor je ziet.
Nooit is het mij na een periodieke
afwezigheid van twee jaren zo sterk
als deze keer opgevallen, dat Nederland
een abrupte verandering doormaakt. Na
tuurlijk blijft er allerlei hetzelfde, natuur
lijk zijn allerlei veranderingen geleidelijk,
maar ik heb de indruk, dat Nederland met
sprongen aan het veranderen is.
Nergens ziet men dat misschien markan
ter uitgebeeld dan op de Grote Markt in
Groningen, waar men het stadhuis, dat"
van omstreeks 1800 dateert, pats-boem ver
bonden heeft met een gloednieuw gedeel
te. Een gedurfde, maar eerlijke manifes
tatie van het besef, dat de tijd niet stil
staat en in bepaalde perioden schoks
gewijs vooruit lijkt te schieten.
De Nederlanders van 1963 laten hun geld
en hun auto's gemakkelijker rollen dan
ooit tevoren. De moderne welvaart heeft
de mensen beweeglijker en ondernemen
der gemaakt. Dit in wezen calvinistische
land waar velen lang geloofd hebben
dat zij niet voor hun plezier op de wereld
waren is meer dan vroeger ontvanke
lijk geworden voor genot.
Het leek me bijvoorbeeld een teken des
tijds, dat een grote meubelzaak in Rot
terdam in al zijn toonkamers het inte
rieur aantrekkelijk had gemaakt door een
paar drankflessen op tafel te zetten.
De Nederlandse degelijkheid lijkt bij al
die genietingen in het gedrang te komen.
Men is er zó tuk op een auto'tje te bezit
ten, dat men vaak spoedig tot de koop
overgaat; als er dan mankementen komen,
kan men de reparaties dikwijls niet be
kostigen. Vandaar dat sommige repara
teurs de auto niet uit handen geven vóór
de rekening is betaald.
In deze periode van overgang, van be
weging en van meer internationaal con
tact, komt allerlei op losse schroeven te
staan. Ook de taal. De woordkeus van
sommige mensen en sommige kranten is
om van te rillen.
Vooral wie over televisie praat en schrijft,
Het stadhuis van Groningen Neder
land maakt een abrupte
verandering door.
heeft dikwijls moeite vreemde woorden te
weren. Zo las ik in een krant een artikel
over het „playback zingen", dat op de
televisie meer en meer het „live zingen"
verving. Hoe de krantenlezer die termen
uitspreekt weet ik niet. Als de „producer"
van „playback" houdt, gaat er voor het
publiek veel „personality" verloren, zo
ging het krantenartikel verder.
Al is dan de slavernij afgeschaft, er
wordt tegenwoordig druk handel gedreven
in voetballers en het is interessant de
„transferlijst" bij te houden. Een krant in
Den Haag gebruikt soms het woord „clai
men" in plaats van opeisen. En een win
kel in Zwolle heeft op de ruit een groot
papier met de woorden: „koop hier uw
camping proviand" (waarom niet gewoon
kampeer-proviand?).
Met het Engels wordt Nederland dus
steeds meer, en vaak te veel vertrouwd.
Het Frans blijft echter een moeilijke taal.
In de Rotterdamse Bijenkorf kan men al
lerlei nieuwe snufjes vinden; een bordje
naast de lift duidt die aan als
„nuovetaues".
Wij denken misschien, dat we sinds 1945
verlost zijn van de Duitsers, maar hun
taal blijft ons bedreigen. Ik las in een
krant het woord „grootstad", men ver
wees mij naar de afdeling „kleinmeube-
len", men wilde mij „frisdranken" aan
smeren en mijn pak in een „klederbad"
stoppen.
Maar laat niemand nu denken, dat ik
als een ernstige schoolmeester door Ne
derland heb rondgelopen! Het was een gro
te pret om te horen, dat men in winkels
nog altijd die malle winkel taal uitslaat:
„Wat had u gedacht dat u gehad had wil
len hebben?" „Anders nog iets verge
ten?".
Maar de Nederlanders maken het soms
wel té gek met hun verkleinwoorden. Ik
hoorde een boom van een kerel een „to
matensapje" bestellen, een kelner verwees
mij naar een loodzwaar, imposant meu
bel, dat hij een „tafeltje aan het raam"
noemde en raadde me daarne aan om
een „toernedootje" te eten. Toen ik hem
aan het slot van een voortreffelijk maal
verzocht om een taxi te bestellen, zei hij
dat hij dadelijk een „taxje" zou bellen.
En tóch en tóch: wat is dit een heerlijk
land. Bij de boerderijen bloeide de jasmijn
in blanke overdaad, zware rozengeur steeg
op uit de stadsparken en nergens zön de
't Wagentje met de kolossale taartjes.
margrieten zo groot en zo wit als in Ne
derland.
Het zijn niet alleen de bloemenwinkels,die
dit land zo geurig maken. De broodgeur
uit de bakkerskarren, de zilte lucht van
de haringstalletjes en de boter- en kaas
lucht van de „melkinrichting" dat zijn
de geuren van de Hollandse stad.
Een Nederlander in Amerika moet die
helaas missen. Koelkasten zijn nuttig om
bederf tegen te gaan, maar zij vermoor
den de geur en de frisheid, waar het Ne
derlandse klimaat zo bevorderlijk voor is.
Welk parfum wint het van de geur van
eikehakhout na een malse regen?
De aanwas van de bevolking is onrust
barend. De Nederlandse kinderen zijn fris
en kwiek, alleraardigst om te zien, maar
er zijn er wel ontstellend veel. Toch kan
men de menigte nog ontvluchten. „Alle-
mansgeest" bij Leiden is nog hetzelfde
goeiige café aan het water en het land
goed De Moeren bij Zundert is nog bijna
even rustig als in de 19e eeuw.
En zo zijn er nog tientallen stille plekken
in Nederland. Maar wie ze kent, praat er
maar niet te veel over. Het zou triest
zijn om over twee jaar ook daèr de grote
autobussen van de reisbureaus tegen te
komen.
MAAR DE VROLIJKE WEDUWE heeft
er geen spijt van. Bioscoopvoorstellingen
zijn mijn enig werkelijke plezier in het
leven," zegt zij. „Als je me de film af
neemt, kun je me zes voet onder de grond
stoppen." En nu hebben de directeuren
van de beide bioscopen, die zij in haar
woonplaats Krügersdorp geregeld placht te
bezoeken, deze vurige filmliefhebster voor
de rest van haar leven gelukkig gemaakt
door haar vrije toegang tot hun bioscopen
te geven. In de toekomst zullen haar
plaatsbewijzen haar geen cent meer kos
ten.
SINDS 1922 is mevr. Easdale met uit
zondering van korte perioden van ziekte,
gedurende twintig jaar zes keer, tien jaar
lang vier keer en elf jaar lang twee keer
per week naar de bioscoop geweest. Zij
vertelt, dat zij van elke film, die zij heeft
gezien, heeft genoten. Sinds de dagen van
de trillende beelden van de zwijgende
film heeft zij acteurs en actrices als me
teoren cmhoog zien schieten, hun glans
zien verliezen en ten slotte geheel zien
verdwijnen. Mevr. Easdale vindt alle films
fijn, maar vooral cowboyfilms. „Als ik een
man was, zou ik waarachtig een cowboy
willen zijn."
HAAR MEEST GELIEFDE filmster is
Elvis Presley. Elvis is een schat," zegt
zij. Zij beschouwt hem als de grootste
filmster van alle tijden, groter dan haar
beide andere favorieten, Clark Gable en
Katherine Hepburn. Maar over het Britse
tieneridool Cliff Richard zegt zij: „Hij had
nooit voor een filmcamera moeten ko
men." Mevrouw Easdale vindt, dat men
kinderen moet toestaan alle soorten films
te zien. „Het kan nooit een slechte in
vloed op hen hebben."
DE WERELD buiten de Ver. Staten is
goed vertegenwoordigd in de ontspannings
mogelijkheden welke de openbare parken
van New York, een stad van acht miljoen
inwoners, bieden. Bocci is een populaire
Italiaanse versie van het kegelen op gras
dat bij de meeste Amerikanen weinig be
kend is. Maar in New York wordt het op
74 banen in 32 parken en speelcentra be
oefend. Voor de immigranten die uit de
landen van het gemenebest naar de V.S.
komen zijn er IS cricketvelden in New
York en een goed onderhouden rugbyvéld.
VOOR HET GROEIENDE aantal kinde
ren worden twee keer per week urenlang
in Central Park sprookjes verteld bij het
monument voor Hans Christian Andersen.
In Central Park worden ook regelmatig
voorstellingen van stukken van Shakespea
re gegeven. En men kan er ook het kege
len op gras in Nederlandse stijl beoefenen.
Het planbureau van New York beijvert
zich om open ruimte voor het publiek te
veroveren. Binnen de eigenlijke stad be
slaan parken, plantsoenen en speelvelden
thans een oppervlakte van 14.000 ha. één-
tiende van de totale oppervlakte.
CENTRAL PARK is bekend bij miljoe
nen buitenlanders. Op een hete zomerdag
kan iedereen daar een uurtje uitblazen. In
de stad New York bevinden zich 459 ten
nisbanen en 30 daarvan zijn in Central
Park. Dit park heeft iets voor iedereen.
Een grote attractie is het meer. Er zijn
bootjes te huur om te roeien. Er bevinden
zich verder twaalf openbare golfbanen in
de stad New York, verder achttien velden
om vliegers op te laten, acht voor model
vliegtuigen, drie voor boogschieten, zesen
dertig voor Amerikaans voetbal, tachtig ki
lometer wielerpaden, veertien hockeyter-
fjï I reinen, zes dierentuinen en een rondtrek-
I kend marionetten-theater.