PROF. HEYMANS, DE VADER VAN
DE PSYCHOLOGIE IN NEDERLAND
Pleidooi voor een open kerk
EENVOUD EN EENHEID WAREN
DE FORMULE VAN ZIJN DENKEN
DAGBOEK VAN HET CONCILIE" DOOR MICHEL VAN DER PLAS
„Alles is geest99
ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1963
Erbij
PAGINA TWEE
-
PROF. HEYMANS, Nederlands eerste psycholoog,
staat dit jaar weer in het middelpunt van de belang
stelling. Het is nu zeventig jaar geleden dat hij in
Groningen het eerste psychologische laboratorium van
Nederland oprichtte. Op 14 mei jl is hij aan de univer
siteit aldaar herdacht en de tentoonstelling die in het
universiteitsmuseum aan zijn werk werd gewijd heeft
grote belangstelling getrokken, ook van elders. Hey-
mans, tijdens het eerste kwart van deze eeuw een van
de markantste figuren uitt het geestelijke leven in
Nederland en bekend figuur in de stad Groningen - wie
was hij eigenlijk?
0
liiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiinnl
Drs. P. J. van Strien
Heymans en zijn vrouw, zijn eerste proefpersoon.
DE GRONINGER herkent zijn naam in de
Heymanslaan, het Heymanslyceum, de Heymans-
zaal in de universiteit, het psychologisch insti
tuut „Heymans". Velen hebben ook wel eens ge
hoord van de karakterkubus van Heymans. En
kelen weten ook van het bestaan van een Hey-
mansgenootschap, waarin leerlingen overal in
den lande zich na zijn dood aaneensloten om in
zijn geest verder te werken. Sommige oudere
Groningers hebben nog het beeld voor ogen van
de grijze hoogleraar met zijn markante punt
baardje en zijn sterke bril, op de trappen van het
academiegebouw in gesprek met een collega
MAAR WIE was hij en hoe komt het dat we
van een man, die in zijn tijd zo belangrijk was,
zo weinig meer weten? Heymans die (naast Bol
land in Leiden) de wijsbegeerte in Nederland
nieuw leven inblies en voor het eerst belangstel
ling voor de psychologie in brede kring wekte.
Heymans, die hoogleraar in Berlijn had kunnen
worden, maar trouw bleef aan zijn leerstoel in
Groningen. Is Nederland dan zo vergeetachtig
jegens zijn genieën?
De psychologie verheugt zich in een grote be
langstelling in brede kring, maar het grote pu
bliek denkt eerder aan Freud dan aan Heymans
als het gaat over grote psychologische ontdek
kingen. Hoe komt dit? De persoon van Heymans
geeft ons het antwoord.
IN 1922 verscheen er in Duitsland een groot
verzamelwerk waarin filosofen en psychologen
van naam iets over zichzelf en over hun levens
werk vertelden. Later is het ook in het Engels
vertaald. Uiteraard werd ook Heymans gevraagd.
Terwijl de meesten uitvoerig op hun jeugd en
hun persoonlijke wederwaardigheden ingingen,
schrijft Heymans uitsluitend over zijn denk
beelden op velerlei gebied die hem bezighielden.
„Iets persoonlijks dat de lezer zou kunnen
interesseren heb ik aan het voorafgaande nauwe
lijks toe te voegen", besluit hij en vertelt dan
dat hij in 1857 geboren werd te Ferwerd in Fries
land, de hbs in Leeuwarden bezocht, in Leiden
rechten en in Freiburg filosofie studeerde om
dan te eindigen met een vermelding van de fi
guren die hem in zijn geestelijke ontwikkeling
hebben geleld. De persoon verdwijnt geheel ach
ter het werk. Dit is typisch Heymans. Hij wilde
zelf zoveel mogelijk onopgemerkt blijven. Zijn
persoon was toeval, zou slechts kunnen afleiden
van zijn leer, om dat laatste gaat het. Bij zijn
afscheid verzette hij zich tegen elke vorm van
huldiging. Steeds gedroeg hij zich als een diri
gent, die de ovatie van het publiek doorgeeft
aan het orkest: alle hulde aan de personen, die
hem beïnvloedden en aan de denkbeelden die hij
mocht opvangen, tot ontwikkeling brengen en
aan anderen vertolken.
HOE ANDERS hadden vele anderen over zich
zelf geschreven, wanneer ze in Heymans' plaats
hadden gestaan. Ze hadden de dubbele doctors
titel laten uitkomen, de eerste op 23-jarige leef
tijd in de rechten, de tweede op 24-jarige leeftijd
in de filosofie verworven! Ze hadden het hoog
leraarschap op 33-jarige leeftijd, het rectoraat
van de universiteit, bestuursfuncties en eervolle
lidmaatschappen van belangrijke verenigingen,
een stroom van publikaties, verlokkende aanbie
dingen van buitenlandse professoraten vermeld.
Heymans' lab in de kelder van het Groningse
universiteitsgebouw.
onder een constante belichting en kort materie dezelfde zijn. Want achter het in-
waargenomen afbeeldingen werden ver- gewikkelde, de bonte verscheidenheid van
dering van het centrum van het bewust-
Met een beeld van deze ttfd zou men
het geloof van de gewone man, dat de
zelfde manier door de „stoffelijke schijn
dingen zijn zoals ze lijken, kunnen verge
lijken met de gedachte van het jonge kind,
dat er een werkelijk mannetje zit in de
beeldbuis van het televisietoestel, dat echt
tot ons spreekt. De volwassene weet beter
en denkt aan elektronische trillingen en
aan licht- en geluidsgolven. Volgens Hey
mans moet het volwassen denken op de-
van de werkelijkheid" heenzien en in alles
„bewustzijn" herkennen. De overeenkomst
tussen de psychische cn de stoffelijke wet
ten is daarom niet toevallig. Ze hebben
beide betrekking op dezelfde geestelijke
werkelijkheid. Het spel der bewustzijns
inhouden is de laatste en enige werkelijk
heid. Inderdaad: alles is eenvoudig, alles
is één!
Het ligt in de lijn van deze beschouwing
om niet te blijven staan bij de individuele
mens. Hij is „slechts een tijdelijk afge
splitste bewustzijnsconcentratie" in het ge
heel van de werldgeest", evenals elk af
zonderlijk bewustzijn is samengesteld bin
nen de algeest. Na zijn dood lost het in
dividu geleidelijk weer op in de wereld
geest.
HOE STAAT het bij deze beschouwing
met het contact van mens tot mens? Waar
om nemen we niet rechtstreeks het be
wustzijn van anderen waar? Na de dood
is dit inderdaad misschien mogelijk, zo
meende Heymans, maar tijdens dit leven
moeten we ons bedienen van ons lichaam
als een soort televisiezender en -ontvanger.
De afstand tussen twee bewustzijnen is te
groot voor een direct contact. Maar af en
toe zijn er aanwijzingen dat er ook nu
soms direct contact mogelijk is, namelijk
bij de telepathie. Het is daarom niet toe
vallig dat Heymans een sterke belang
stelling had voor telepathie en andere
paranormale verschijnselen.
De Nederlandse Studievereniging voor
parapsychologisch onderzoek werd in 1920
Persoonlijk wordt Heymans slechts als hij
de eerbied voor natuurwetenschappen die
de hbs in Leeuwarden bij hem heeft aan
gekweekt, in dank gedenkt. Er is een mon
delinge overlevering, die zegt dat de jonge
Gerard Heymans, onder de indruk van de
natuurkundelessen aldaar, aanvankelijk
fysica had willen studeren, maar dat de
leraar hem dit afried, „omdat alle grote
ontdekkingen in dit vak reeds waren ge
daan", weinig vermoedend dat op de eeuw
van de stoommachine en de elektrische
verlichting nog een atoomtijdperk zou
volgen. Inderdaad is Heymans de fysica
steeds blijven beschouwen als een afge
ronde wetenschap en heeft hij de door
breking van het klassieke mechanische
wereldbeeld in de twintigste eeuw nooit
anders kunnen zien dan als een dwaling
van tijdelijke aard.
De rechtenstudie heeft Heymans later
gezien als een interesse van voorbijgaande
aard. Misschien hing deze keuze samen
met het beroep van zijn vader als ge
meentesecretaris en notaris. De filosofie
en de psychologie zijn het gebied geworden
waarop het eigenlijke levenswerk van deze
bescheiden geleerde zich heeft bewogen.
TOEN HEYMANS benoemd werd was
er nog geen psychologiestudie. De psycho
logie werd beschouwd als onderdeel van de
wijsbegeerte. In Heymans' jeugd rezen
hiertegen de eerste protesten en werd er
gepleit voor de psychologie als een zelf
standige wetenschap. Deze gedachte schoot
wortel bij de jonge Heymans, maar hij kon
hierbij de methodische dwang van het na
tuurwetenschappelijke experiment, dat
hem in Leeuwarden zo had geïmponeerd,
niet vergeten. Zo vormde zich bij hem de
overtuiging dat het mogelijk moest zijn,
zelfs de schijnbaar meest filosofische vra
gen over het zieleleven van de mens, proef
ondervindelijk te benaderen. Dit is het
denkbeeld dat hem zijn gehele leven heeft
geleid en waaraan hij ook zijn unieke be
tekenis ontleent. In Engeland had men
reeds vroeg de betekenis van een proef
ondervindelijke analyse van het bewust
zijnsleven onderkend, maar men bleef
daarbij zitten met een psychologie zonder
ziel. De Duitsers hadden steeds belang
stelling gehad voor de.hogere verschijn
selen in het menselijke zieleleven, maar zij
zagen te weinig hoe ze deze methodisch
moesten benaderen. Heymans combineerde
beide.
In 1893 richtte hij in zijn woning in de
Stationsstraat te Groningen het eerste be
scheiden psychologische laboratorium in.
Zijn vrouw was voorlopig zijn enige proef
persoon. Later verhuisde het lab naar het
royale huis, dat Heymans naar het ont
werp van Berlage aan de Ubbo Emmius-
singel (thans no 108) had laten bouwen. Pas
in 1909 werd, bij de herbouw van het door
brand verwoeste academiegebouw, een
plaats gegeven aan het psychologisch on
derzoek direct onder de vleugel van de
Alma Mater. Thans heeft het psychologisch
instituut „Heymans" drie gebouwen in de
stad Groningen in gebruik, met een bezet
ting van hoog tot laag van rond
vijftig man personeel.
In de voorafgaande jaren waren ook in
andere landen psychologische instituten
ontstaan het eerste in 1879 in Leipzig.
Voor een deel deed Heymans werk dat
aansloot bij onderzoek dat elders was ver
richt. Maar de geheel eigen visie die hij
had op de aard van het bewustzijnsleven
leidde zijn onderzoek weldra in een eigen
richting. Geen van de proeven die hij heeft
gedaan stond op zichzelf, ze staan allemaal
in verband met zijn centrale denkbeeld: de
vérgaande overeenkomst tussen de samen
hang in het bewustzijn met de samenhang
tussen de stoffelijke verschijnselen. Wal
dit inhoudt zullen we zo dadelijk zien
EEN VAN DE MEEST indrukwekkende
bijzonderheden van Heymans' laboratorium
was de licht- en geluidloze kamer, waarin
de meeste proeven zich afspeelden. Vele
generaties van studenten werden hier in
gewijd in de geheimen van het psycholo
gische experiment. Hier stond de tijd stil
en heerste volmaakte rust. Ongehinderd
door het gedruis en door het schaduwspel
van zon en wolken buiten, werden hier
licht-, geluids- en tastprikkels toegediend
aan de proefpersonen en werden zwakke
prikkels vergeleken met nog zwakkere, tot
aan de grens van het waarneembare.
Kleurenschijven zoefden rond met va
riërende snelheid en kleurverdeling, maar
drongen door sterke, het bewustzijn vol
ledig vullende nieuwe prikkels. Wat hier
werd gemeten was het bewustzijn in rein
cultuur, losgemaakt uit de onrustige stroom
van het dagelijkse leven.
HEYMANS KENDE deze onrust van het
dagelijkse leven wel, hij was zeker geen
levensvreemde geleerde. Maar hij was van
mening dat men alleen onder de constante
condities van de laboratoriumsituatie de
wetten van het bewustzijn op het spoor
kon komen. Dezelfde wetten die ook in het
woelige leven daarbuiten heersen. De wet
ten die het voorstellingsleven van gezon
den en zieken, van volwassenen en
deren, van eerzame burgers en van
dadige*e."in -dezelfde mate regenen
1 gtL&U II-
en&y-
ian mis-
de onmiddellijke ervaringe ligt eenvoud
en ijzeren noodzaak. Eenvoud en eenheid,
ziedaar de verborgen formule van heel
Heymans' denken.
„Het bewustzijn is een eindeloze ruimte,
evenals het heelal. En evenals in het heel
al sterren en planeten zich concentreren in
melkweg- en zonnestelsels, bijeengehouden
door bewegings- en aantrekkingswetten, zo
ook de voorstellingen in het bewustzijn.
Elk mens vormt een dergelijke concentra
tie van bewustzijnsinhouden, met een
centrum dat helder belicht is, terwijl de
inhouden zich naar buiten toe geleidelijk
in hetjduistep van het onbewuste verliezen.
Evenals de materie kent ook het psychi
sche zijn energie. Elke voorstelling heeft
zijn wordt afstandsenergie omgezet in mede op zijn initiatief opgericht. Het on
helderheid. De inhouden wisselen elkaar derzoek dat Heymans op dit gebied heeft
af en verdringen elkaar volgens wetten verricht (hierover meer in een volgend ar-
analoog aan die van de mechanica", zo tikel) is waarschijnlijk de eerste exacte
leerde hij.
die in laatste instantie bij geest en bij een impuls tot bewustwording. Bij de na-
Heymans begon zijn leven in een tijd,
waarin het materialisme hoogtij vierde.
De enige realiteit waarin men geloofde was
de tastbare, stoffelijke werkelijkheid. Hey
mans' werk is een voortdurende poging
geweest om deze gedachte te bestrijden,
echter niet zoals de wijsgeren en theo
logen uit zijn dagen door polemiek en
abstracte redenering, maar langs de weg
van exacte experimentatie. Hij was van
mening dat de hardheid, de vorm, de kleur,
■de klank en dd'geur slechts de Uiterlijke
gedaante zijn, waarin de dingen zich aan
onze zintuigen openbaren, maar dat hun
eigenlijke aard psychisch is.
studie ter wereld geweest op dit gebied.
rn_|- n-nrirnnn nrnnnnnrnrnnnnrj^nnj^-Tnrmnr^-nnrjv-TL^-vw
OP 25 JANUARI 1959 KONDIGDE paus Joannes XXIII in een besloten
kring van achttien kardinalen aan, dat hij voornemens was een „oecumenisch
Concilie" bijeen te roepen. Hij had tevoren een mis opgedragen in de „Basiliek
van Paulus buiten de muren". Symbolische daad! Paulus buiten de muren
zou dat betekenen dat de kerk zo vaak aangeduid als de „kerk van Petrus"
of „kerk van Rome" zich met Paulinische gedrevenheid buiten haar muren
zou willen wagen, zich tot de wereld daarbuiten zou willen wenden en daarin
tot een positiebepaling komen? Zou de kerk van Rome zich aan een critische
zelfanalyse willen onderwerpen, eerbiedwaardige tradities herzien, wantoe
standen in eigen huis verbeteren, vernieuwingen toelaten, opgeroepen door de
verwarrende vragen en smartelijke situaties, die de huidige mensheid kent?
Zou deze kerk een werkelijk contact met andere christelijke kerken aandurven
of dit aan een aantal oecumenischgezinden in haar midden overlaten, zonder
zelf als kerk een ontmoeting te zoeken?
DE VRAGEN, die het bijeenroepen
van het Concilie opwierp, zijn door het
verloop van het eerste deel van het
Concilie, niet beantwoord door opzien
barende beslissingen of uitspraken
Toch wordt het tweede gedeelte van
en op kardinaal Alfrink
deze vergadering der vaderen met on
verminderde belangstelling en verwach
ting door de Roomse en niet-Roomse
wereld tegemoet gezien. De redenen
daarvoor zijn talrijk, maar zij zijn wel
licht alle samen te vatten in het feit, dat
zij, die 'n pleidooi voerden voor 'n gaan
buiten-de muren, voor een „Concilie
dat veeleer wil aantrekken dan veroor
delen" (kard. Tardini) niet verslagen
zijn, eerder gesterkt uit de strijd te
voorschijn zijn gekomen. Ondanks alle
tegenstand, die de voorstanders van de
„open-kerk" gedachte ontmoetten
en die was niet gering zijn er zoveel
hoopgevende ontwikkelingen voorgeval
len en zoveel plannen van de weder
partij doorkruist, dat een optimisme
gerechtvaardigd is.
MICHEL Van DER PLAS heeft een
verslag gepubliceerd, waarin vanaf ju
ni 1961 tot aan het einde van het Con
cilie de voorbereiding en het verloop
ervan worden beschreven (1( zie pag. 4
ERBIJ). Het is een dagboek van een
journalist en met journalistieke flair
geschreven: helder, scherp, onderhou
dend, zo nu en dan humoristisch. Het
boek is verlucht met kostelijke illustra
ties van Bantzinger en zeer verzorgd
uitgegeven door Elsevier. Maar het
TTAV/AV
Bantzingers visie op kardinaal Ottaviani.
boek heeft grotere kwaliteiten dan de
genoemde. De grote verdienste acht ik
ervan, dat het van binnen-uit geschre
ven is: van binnen-uit de Rooms Ka
tholieke kerk door een Rooms Katho
liek, die daardoor vrijmoediger kon
schrijven dan een buitenstaander ge
daan zou hebben; van binnen-uit het
Concilie, waardoor hij beschikt over in
side i informatie en typerende voorval
len kan vermelden; van binnen-uit zijn
eigen geloofsovertuiging, die het boek
vaart en bezieling geeft.
Open of gesloten kerk
ALS EEN RODE DRAAD heeft v. d.
Plas zijn overtuiging door het boek
heengeweven: het gaat om een „open"
of een „gesloten" kerk. Een gesloten
kerk noemt hij een kerkbegrip zoals
dat bijv. kard. Ottaviani voor ogen
zweeft, schrijver van het boek „Het
Bolwerk." Het gaat in zulk een kerk
om de nauwkeurige definities van de
leer, om precieze observantie van de
kerkelijke wetten, om het beschermen
van de heilige schat der kerk en dat
brengt weer met zich mee een sterk
gecentraliseerd gezag van Paus en Cu
rie, met bisschoppen als (oneerbiedig
gezegd) „boodschappenjongens van Ro
me", nadruk op de passieve gehoor
zaamheid van de gelovigen, grote
angstvalligheid in contacten met de
moderne wetenschap, andere christelij
ke kerken en het communisme. In zijn
pleidooi voor een ander kerkbegrip, het
„opene", waar Van der Plas voor op
komt, is de tekening van de conserva
tieve richting van Ottaviani misschien
wel eens wat donker uitgevallen en zijn
de positieve kanten hiervan te weinig
in het licht gesteld. Maar als men leest
aan welke verdachtmakingen en lagen
de progressieven blootgesteld waren,
dan begrijpt men Van der Plas' felheid
beter een felheid overigens, die ner
gens de liefde voor zijn kerk verloo
chent. Hij komt op voor de „open"
kerk, een visie otjtleend aan het werk
en inzicht van voóra'ahstaènde theolo
gen a^ls Küng en Rahper en met kracht
op het Concilie haar voren gebracht
door het Nederlandse Episcopaat, kar
dinaal Alfrink aan het hoofd (van hem
bevat het boek een interessant geschre
ven portret), en door kardinalen en
bisschoppen in de halve maan boven
de Alpen, die zich ook gesteund weten
hierin door de overgrote meerderheid
hunner gelovigen. Een open kerk: een
kerk, die bereid is tot de „agonising
reappraisal" van zichzelf in het licht
van het Evangelie, oog in oog met de
wereld, waarin zij staat. Een kerk, die
bereid is zich te vernieuwen (en kan
dat zonder zich te herzien, te verande
ren?). Een kerk, waarin er een door
stroming van boven-af, maar evenzeer
van beneden naar boven is; een kerk,
waarin de vondsten en vraagstukken
van de moderne wetenschap, inclusief
de bijbelwetenschap, niet al bij voor
baat verdacht zijn, maar critisch on
derzocht worden, zo nodig gehono
reerd worden. Een kerk, die als ge
meenschap der Liefde aantrekkings
kracht uitoefent op buitenstaanders.
Achter zulk een visie rijst de gestalte
op van de Paus, die het Concilie bijeen
riep, en het met wijze voorzichtigheid,
maar niet onduidelijk de weg wees
de Paus, „die alle deuren heeft ge
opend en er geen heeft gesloten." Van
hem zijn de woorden: „Wij zullen de
kerk in haar vo^lle luister aan de we
reld voorhouden en wij zullen zeggen
tot alle anderen, die van ons geschei
den zijn: orthodoxen, protestanten,
enz. Ziet, broeders, dit is de Kerk van
Christus. Wij hebben getracht haar
trouw te zijn, aan de Heer de genade
te vragen, dat zij altijd blijven zal, zo
als Hij haar gewild heeft."
Het is de grootste verdienste van Van
der Plas, dat hij op boeiende wijze nu
zijn ervaringen vóór en gedurende het
Concilie onder de spanning zet van de
twee genoemde zienswijzen op de kerk.
Zo schikken zich personen en groepen,
kleine en grote gebeurtenissen, takti-
sche manouvres en agendapunten, zor
gen en verwachtingen tot een levendig
en bewogen geheel. De kerk in staat
van Concilie is tegelijkertijd een kerk
in staat tot beweging.
Het perspectief
IS EEN DAGBOEK over een gebeur
tenis, die alweer achter ons ligt, nu
nog van belang? Degene, die zo aar
zelend het boek ter hand neemt, wordt
snel overtuigd. Dit is een excellente in
leiding op het tweede gedeelte van het
Concilie, dat gaat beginnen. De niet-
Rooms Katholiek is er al evenzeer mee
gebaat als de Roomse gelovige. Er zijn
ontegenzeglijk op dit Concilie bres
sen in de eeuwenoude muur geschoten,
waardoor heel veel in 't zicht komt.
Men kan niet verwachten, dat nu in
looppas de vaderen naar buiten zullen
stormen. Maar wel kan men naar bui
ten zien, elkaar ontdekken, ontwikke
lingen remmen of bevorderen; er kun
nen vragen gesteld worden, al kan het
antwoord nog met gegeven. Een niet
onbelangrijk gedeelte van het boek
houdt zich met verwachtingen, moge
lijkheden, bezorgdheden van leidende
Katholieken en Protestanten (zoals van
(Slot zie pagina 4)