HEYMANS ALS IDEALIST EN ALS
PROFEET VAN EEN BETERE TIJD
De onmetelijke rijkdommen van Australië zijn
nog nauwelijks aangeboord
(II) De grote desillusie
ZATERDAG 7 SEPTEMBER
1963
Erbij
PAGINA TWEE
Heyman's typologie
Psychologie van de vrouw
Freud gemist
De ontgoocheling
Het dier in de mens
Drs. P. van Strien
misl
A UST RAL IF
Prof. Heymans en zijn opvolger Brugmans experimenteerden veel met
verschillende paranormaal begaafde personen. De bekendste waren mejuffrouw
A. Pekken en de student A. van Dam. Omdat Heymans wist dat de overgevoe
lige zintuigen van telepaten vaak onwillekeurige tekens van de proefleider op
vangen, wanneer ze in de buurt van de oplossing komen, plaatste hij zijn proef
personen in een afzonderlijk vertrek, dat zich onder de dikke vloer van zijn
laboratorium, in de kelders van het academiegebouw bevond. In de vloer liet
hij een luikje maken waardoor de proefpersoon gadegeslagen kon worden.
Overdracht van prikkels langs gewone zintuigelijke weg was 'aldus uitgesloten.
In deze situatie liet hij de geblinddoekte telepaat de hand bewegen boven een
soort schaakbord met 48 velden, aangeduid met letters en nummers, bijvoor-
eeld c3, g6 enzovoort. De proefleiders namen een veld in gedachten en gaven
- via een touwtje door het plafond! - een teken dat het zoeken kon beginnen.
DE TELEPAAT liet, van het bovenliggende vertrek uit, nauwkeurig gadegeslagen
door de proefleiders, zijn vinger langs de velden gaan totdat hij de impuls voelde
dat hij het goede te pakken had. Er waren wel vergissingen, maar statistisch kon
worden bewezen dat het veld waarop de proefleiders hun gedachten hadden ge
concentreerd, beslist vaker werd gekozen dan „bij toeval" mogelijk was. Sinds deze
proeven wordt de mogelijkheid van telepathie in brede kring als bewezen be
schouwd. Op het moment is men in Amerika bezig met hernieuwde proefnemingen
volgens deze opzet van Heymans. Deze heeft de parapsychologie uit de schemer
achtige aleoven van „mediamieke" dames in de objectieve sfeer van de weten
schap gebracht.
ZIJN GROOTSTE FAAM heeft prof.
Heymans echter gekregen door zijn
„speciale psychologie", de leer van de
menselijke verschillen. Hij zette, samen
met zijn psychiatrische collega E. D.
Wiersma, een grote enquête onder alle
Nederlandse artsen op touw. Het eerste
doel daarvan was een onderzoek naar
de erfelijkheid van psychische eigen
schappen. Hij liet daarom de ouders en
de kinderen uit gezinnen die de artsen
goed kenden, beoordelen aan de hand
van een zorgvuldig opgestelde vragen
lijst en berekende de samenhang tussen
de eigenschappen van beide generaties.
Heymans meende erfelijkheid inder
daad te kunnen aantonen. Evenals de
meesten van zijn dagen zag hij echter
te weinig dat zulk een overeenkomst
evengoed aan „het voorbeeld" der
ouders en aan het gemeenschappelijk
milieu te danken kan zijn. Belangrijker
is daarom de typologische analyse die
Heymans op het materiaal van de en
quête en op een aantal levensbe
schrijvingen van grote mannen ge
baseerd heeft. Hij vond dat de eigen
schappen samenhingen met drie cen
trale dimensies: de actiyiteit, de emo
tionaliteit en de z.g. secundaire func
tie.
DOOR DE combinatie van deze drie
dimensies ontstaan zijn bekende acht
mensentypen. Men kan ze voorstellen
als de hoekpunten van een kubus. Ge
leerden bleken volgens zijn onderzoek
>aak actiever dan het gemiddelde (re
gelmatig werkzaam), minder emotio
neel (gelijkmatig van stemmingen) en
sterker secundair te zijn (een lange na
werking van voorafgaande bewustzijns
inhouden).
Zij behoren vaak tot het flegmati
sche temperament, of, wanneer er meer
emotie achter hun werk zit, tot het ge
passioneerde. Kunstenaars zijn in alle
opzichten hun tegendeel, vooral musici.
Hun activiteit wisselt (werken met vla
gen), ze zijn sterk emotioneel (heftig,
prikkelbaar, gauw in extremen verval
lend) en ze hebben een geringe secun
daire functie (sterk bepaald door het
ogenblik). Ze behoren daarom vaak tot
de nerveuzen of, bij een grotere acti
viteit, tot de cholerici. Weer andere ty
pen zijn de sentimentelen, de sangui-
nici, de amorfen en de apathen. De
„typen van Heymans" zijn vooral in
Nederland vaak gebruikt voor psycho
logische karakteranalyses en ze leven
in vele leerboeken nog voort. In Frank
rijk vinden ze thans opnieuw verbrei
ding via het systeem van de wijsgeer-
karakteroloog Le Senne.
EEN ANDERE KANT van de specia
le psychologie van Heymans is de psy
chologie van de vrouw, wier geestes
structuur (men leefde in de nadeining
van de strijd voor de rechten van de
vrouw) zich volgens Heymans van die
van de man onderscheidt, met als ge
volg een geringere „omvang van het
bewustzijn". Heymans schrijft de
vrouw dezelfde capaciteiten toe, maar
is van mening dat deze niet in weten
schappelijke studie, maar meer in de
opvoeding, de kunst, de conversatie en
het practische leven tot hun recht ko
men. Ook hier vergeet Heymans teveel
het tijd- en milieugebondene van zijn
resultaten. Menselijke eigenschappen
zijn minder tijdloos en erfelijk bepaald
dan hij dacht.
WANNEER MEN in een stil vertrek
een horloge neerlegt juist op gehooraf
stand, dan zal men merken dat men
Sigmund Freud
men, want het was hun stellige mening
dat het bewustzijn van de gestoorde en
van de normale mens door dezelfde
wetten wordt beheerst, een voor die
tijd baanbrekende gedachte. Het typi
sche van de ziekte is slechts, dat een
of meer van de normale functies zo
extreem zijn geworden, dat het even
wicht daardoor verstoord raakt. Even
als de normale gedaante van een in
sectenvleugel door het microscoop on
eindig vergroot wordt, worden de nor
male verhoudingen van het bewustzijn
oneindig, tot het karikaturale toe, ver
groot in de ziekte. De psychiatrie is
de „microscopiek" van de psychologie.
Het beeld van de maniak en van de
melancholicus kunnen volgens dit prin
cipe worden gezien als extreme vor
men van primair, respectievelijk secun
dair reageren. De maniak die in zijn
ideeën van de hak op de tak springt,
heeft vrijwel geen secundaire functie,
zijn gedachten hangen als los zand aan
elkaar. De melancholicus, die zwaar
moedig maar steeds „op hetzelfde zit
te broeden", heeft een extreemsterke
secundaire functie, zijn gedachten blij
ven als vliegen steeds in dezelfde
stroop kleven. Wiersma vond een kun
stige methode uit om het secundair rea
geren te meten met een draaiende
lichtspleet of een kleurenschijf.
MAAR HOE STAAT het met het
driftleven, met complexen en verdrin
ging? Is niet d i t veeleer het domein
van de psychiatrie dan bewustzijns-
schommelingen? Waar blijft het onbe
wuste? Bestond Freud toen nog niet?
Freud was er wel: hij was een tijdge
noot van Heymans en Wiersma. Maar
men wilde in die dagen nog weinig van
zijn leer weten.
Heymans^en Wiersma kenden ook
wel het onbewuste. Wiersma paste zelfs
veelvuldig hypnose toe. Maar zij wa
ren stellig van mening dat het onbe
wuste door dezelfde wetten werd be
heerst als het bewuste en dat beide
geleidelijk in elkaar overlopen. Ver
dringing, censuur, droomsymboliek en
de verdere psychoanalytische begrip
pen komen in hun woordenboek niet
voor.
STOND HEYMANS dan buiten het
leven van zijn tijd? De Groninger van
een halve eeuw geleden zal wel eens
van hem gedacht hebben: de verstrooi
de professor! Inderdaad is hij wel een
van degenen geweest die het „type"
van de ouderwetse professor hebben
bepaald: fijngebouwd. mager, gekleed
in een zwart pak met lange jaspan-
het het ene ogenblik wel, het andere
niet meer hoort tikken, en dit in rit
misch opeenvolgende perioden. Het be
wustzijn kent schommelingen. De ene
mens kent deze schommelingen in ster
kere mate dan de andere. Bij sommi
ge mensen valt het op dat ze enkele
ogenblikken geheel afwezig zijn: onze
stem bereikt hen niet een ogenblik
later zijn ze weer „bij". Een nóg ster
kere daling«van het bewustzijnsniveau
en men heeft de toevallen van de lij
der aan vallende ziekte.
Aldus de theorie van Wiersma, die
in dezelfde periode als Heymans hoog
leraar in de psychiatrie was te Gro
ningen. Beiden werkten ze nauw sa-
den, het professorale puntbaardje, de
sterke bril. Op mooie dagen kon men
hem langs de Hereweg in de richting
van Haren zien lopen, arm in arm met
zijn collega Kapteyn, de beroemde
sterrenkundige, die wat kreupelde mei
zijn voet. De lamme die de blinde
leidde! Inderdaad een man die bekend
was in brede lagen van het volk.
Ook voor de student was Heymans
het proto-type van de hoogleraar:
steeds hoffelijk en belangstellend, maar
niet gauw warmlopend voor iets of
iemand; zorgvuldig zijn woorden kie
zend, meeslepend niet door gloed van
woorden, maar door de rustige conse
quentie van zijn betoog, tegenoverge
stelde meningen eerlijk hun kans ge
vend, maar toch met dwingende logica
leidend in de richting van zijn eigen
conclusies. Zijn colleges genoten be
langstelling van studenten uit alle fa
culteiten in een mate als dat geen hoog
leraar voor of na hem te beurt is ge
vallen. Vele oudere artsen, leraren en
onderwijzers, maar ook juristen en
theologen overal in den lande, ontste
ken nu nog in geestdrift wanneer ze
de naam van Heymans horen uitspre
ken!
Maar overigens, toch een geleerde
die eigenlijk meer in de 19de dan in
de 20ste eeuw thuishoorde? Een dier
baar museumstuk uit een voorbije tijd?
Integendeel: een modern wetenschap
pelijk pionier en een bezield, idealis
tisch profeet van een nieuwe en „be
tere" tijd! Hij droomde van een „toe
komstige eeuw van de psychologie".
Zijn tragiek is echter geweest dat hij
als wetenschappelijk pionier velen van
zijn tijd vooruit was en dat de tijd hem
als protest, reeds tijdens zijn leven in
het ongelijk stelde.
De grote tragiek kwam enkele jaren
later. Vijf jaar nadat Heymans zijn re
de uitsprak, was de eerste wereldoor
log in volle gang. De schending van
de Belgische neutraliteit, de bloedige
Heymans (links) en prof. Van der A.
strijd tussen beschaafde volkeren was
een enorme klap voor het idealisme
van Heymans. Toch bleef hij op.timist.
In zijn eerste college in de nieuwe cur
sus na het uitbreken van de vijandig
heden wees hij zijn studenten op de
onvermijdelijkheid van crises in de
opwaartse beweging van de mensheid:
„Tijden van nerveuze verslapping ko
men voor in het leven van de volken,
evenals in dat van elk afzonderlijk
mensenkind". Hij bleef zijn werk voort
zetten en geloofde nog steeds aan de
komende eeuw en in de evolutie van
het goede in de mens: op de lange
duur of op de heel lange
Na het staken van de vijandigheden
zag hij voor het neutrale Nederland
een taak voor het bijeenbrengen van
de uiteengegroeide naties. Toen de ko
ninklijke academie van wetenschappen
een te partijdig standpunt uitsprak, be
dankte hij rigoureus voor het toch zo
eervolle lidmaatschap.
In 1909 was Heymans rector magni
ficus geweest en sloot hij zijn ambts
periode af met: „de toekomstige eeuw
der psychologie". De voorzichtige vor
ser ontpopte zich hier als de profeet
van een betere tijd, een aards para
dijs! De vorige eeuw, die van de op
komende techniek, heeft ons verrast
met tal van vindingen die het leven
rijker maken. Maar fciet lijkt alsof de
mensen niet gelukkiger zijn geworden.
Met de zege van de techniek ging een
toenemend pessimisme hand in hand.
De mens raakte vervreemd van zich
zelf, van zijn medemensen, van de
grond der dingen.
De fout ligt hierin, dat de mens alles
heeft leren beheersen behalve zichzelf!
Hij zal pas gelukkig worden wanneer
hij naast de wetten van de stof ook
die van de geest leert kennen. „De
psychologie kan hem hierbij helpen.
Door onszelf als vertegenwoordigers
van een bepaald type te zien, worden
we van ons natuurlijk egocentrisme ge
nezen, kunnen we onze fouten en be
grenzingen beter leren kennen en be
heersen en worden we tot bescheiden
heid gemaand.
MAAR HOE staat het dan met het
kwade in de mens, de zelfzucht, het
gemene? Heymans ontkent het niet.
Ieder mens krijgt erfelijk een dosis
van de lagere en van de hogere nei
gingen toebedeeld. Het dier in ons is
hoogstens te temmen, niet uit te roeien.
Maar de mens kan wel veel doen om
het lagere onschadelijk te maken. Hij
kan dit in zijn eigen leven door het
vormen van goede gewoonten van den
ken en handelen. Hij kan dit in het
leven van de mensheid door een ver
standige huwelijkskeuze. Wanneer de
beteren elkaar door psychologisch in
zicht geleid opzoeken en de erfelijk
minder bedeelden vrijwillig van nako
melingen afzien, zal het menselijke ras
zichzelf steeds verder veredelen.
„ZEKER, de heilstaat ligt nog ver,
en vele geslachten zullen nog moeten
voorbijgaan eer onze kortzichtige ogen
zijne nadering bespeuren. Maar wat
doet het er toe? De mensheid heeft
tijd genoeg, en de korte duur van het
individuele leven is zelfs voor dien
vooruitgang de onmisbare voorwaarde.
Ik ken geen gedachte zo geschikt als
deze om ons te verzoenen met, zelfs te
doen juichen in onze sterfelijkheid. Wij
sterven, om plaats te maken voor onze
beteren".
De tragiek van dit betoog van Hey
mans was, dat zijn eigen huwelijk
kinderloos is gebleven. En wij zijn
geestelijke nakomelingen zijn wij
zijn beteren? Het dier in de mens is
helaas sterker en de macht van de
rede kleiner dan Heymans meende.
Op dit punt heeft Freud scherper ge
zien dan hij.
3tn s
•j, 'V, X. •- VUt5 -■ ,1'. «1,-
(Van onze correspondent Jan D. Rempt)
SYDNEY, Australië omvat nog onont
gonnen wildernissen, waar een handjevol
mensen op een miljoen vierkante mijl (een
derde deel van dit continent, zo groot als
Europa tot de Oeral) de pioniers vormen
voor een nieuwe, gigantische ontwikkeling,
die thans de eerste contouren begint te ver
tonen in de eenzaamheid van het hete noor
den. De zeven miljoen mensen, die in het
oosten van het continent wonen (Nieuw
Zuid Wales en Victoria) hebben het te druk
met zichzelf en de ontwikkeling van hun
eigen staten om zich met hart en ziel te
storten in het eenzaam avontuur, dat bezig is
zich te voltrekken in een streek, die de mees
te Australiërs slechts bij naam kennen. Het
is nog maar dertig jaar geleden, dat bijvoor
beeld West-Australië zich zo vereenzaamd
en verwaarloosd voelde door de rest van het
land, dat zich er een sterke politieke stro
ming ontwikkelde met het doel West-
Australië van de rest van het Gemenebest
van Australië te scheiden. Zover is het niet
gekomen en sinds de huidige minister-presi
dent, Sir Robert Menzies, in woord en daad
heeft getoond, dat het de federale regering
ernst is met de ontwikkeling van het een
zame noorden van West-Australië en de
daarop aansluitende delen van het Noorde
lijk Territorium en Queensland, begint zich
een hechter band te vormen tussen de delen
van dit continent.
1000 km
t" Borneo
elebes
Djakarta |N DON FSIF
Sumba^
imor
Timorièt
Darwin
Broom
INDISCHE
Townsvi
OCEAAN
OP ZAND-
W0ESTJN
i'M.
ftll'I'jK
•V||,C--
Brisbane
Ferih
Canberra
.lil.,
Melbourne
Nederl,
Deze nieuwe politiek moet men niet
louter verklaren uit ideëele overwegin
gen, maar voornamelijk uit de barre
noodzaak voor Australië om het lege
Westen en Noorden te „vullen", opdat
de witte plek op de landkaart zo vlug
mogelijk verdwijnt. Gebeurt dit niet,
dan zullen andere volken hun blik er
op werpen. Darwin, de hoofdstad van
het Noordelijk Territorium, ligt slechts
driehonderd mijl van Indonesië ver
wijderd, maar dit gebied wordt gere
geerd vanuit het tweeduizend mijl van
Darwin gelegen Canberra. Dit is al on
telbare keren gezegd, zonder dat er een
krachtige politiek op volgde om het
Noorden tot ontwikkeling te brengen.
Nu is dit gemakkelijker gezegd dan ge
daan. Waar het incidenteel tot daden
kwam, bleven bevredigende resultaten
uit als gevolg van klimatologische om
standigheden, zoals grote hitte en ge
ringe neerslag of grote overstromingen.
Zo is o.a. het enkele jaren geleden be
rucht geworden, regeringsproject van
rijstverbouw bij Humpty Doo, buiten
de schuld der overheid jammerlijk
mislukt.
De ontwikkeling van het Noorden
van West naar Oost en van Oost
naar West tussen de beide oceanen
(Indische Oceaan en de Stille Oceaan)
eist niet alleen ontzaglijke kapitaals
investeringen, die Australië alleen niet
kan opbrengen, maar ook arbeidskrach
ten. Als we het grootste deel van
Noord-Queensland uitschakelen waar
overigens slechts een paar honderd
duizend mensen wonen dan telt het
noordelijk deel van Australië boven de
26ste breedtegraad zo'n vijftigduizend
mensen op een oppervlak, dat groter is
dan het landoppervlak van Europa
zonder Rusland.
Wie de savannes en prairiërs van het
Noorden heeft gezien, de onafzienbare
woestenijen bedekt met stenen, kan
zich voorstellen welk een inspanning
het moet kosten, dit land in cultuur te
brengen. Ontelbaar zijn de commissies
geweest, die een studie van het Noor
den en z'n mogelijkheden tot ont
plooiing hebben gemaakt. Meestal was
het een somber geluid, dat zij lieten
horen. Twee jaar geleden kwam de
commissie-Forster, ingesteld door de
regering, tot de conclusie, dat
vestiging van landbouwondernemingen
in het Noorden „voornamelijk afhangt
van wat er in de toekomst op het ge
bied van de landbouwwetenschap zou
worden ontdekt."
Ondanks dit rapport, heeft de rege
ring de handen uit de mouwen gesto
ken en veertig miljoen gulden gefour
neerd voor de financiering van de
eerste etappe in de bouw van een wa
terkering in de Ordrivier om bevloeiing
van landerijen tot een oppervlak van
tachtigduizend hectaren (Noord-Oost-
polders) mogelijk te maken. De water
kering en bevloeiingswerken zullen in
totaal 160 miljoen gulden gaan kosten
wanneer uiteindelijk een gebied zo
groot als Groot-Brittannië geschikt zal
worden gemaakt voor landbouwdoelein
den. Thans telt dit gebied slechts 4500
mensen, waarvan minder dan duizend
blanken. Een deel van het werk, waar
mee in 1960 een aanvang is gemaakt,
kwam enkele weken geleden gereed
De eerste achtduizend hectaren kunnen
nu worden bevloeid. Tegelijkertijd werd
de laatste hand gelegd aan de bouw van
een nieuw dorp, Kunumurra, dat be
stemd is om als centrum te dienen voor
toekomstige boeren, die hier katoen,
rijst, lijnzaad en suiker zullen gaan.
verbouwen. Binnen vier jaar zullen er,
naar verwachting, veertig boerderijen
van elk 240 hectaren gevestigd zijn. In
1965 zal met de bouw van een tweede
waterkering worden begonnen. De uit
voering van het hele plan zal twintig
jaar in beslag nemen.
ER ZIJN nog tientallen andere pro
jecten onder handen, waarin of de
regering of particuliere ondernemingen
geld hebben gestoken, ofwel van ge
zamenlijke onderneming sprake is. Af
gezien van de radiobasis, die de Ame
rikanen met Australische arbeidskrach
ten aan de kust van West-Australië
gaan bouwen (230 miljoen gulden),
wordt gewerkt aan uitbreiding van de
ijzerertsproduktie op Koolan-eiland (56
miljoen gulden) en Mount Goldsworthy
(36 miljoen gulden), verdere boring naar
olie (reeds 160 miljoen gulden geïnves
teerd), en aan de bouw van nieuwe
wegen (van Dunmarra in het binnen
land naar het Westen, 6 miljoen gulden).
De exploitatie van koper-, lood- en
zilvermijnen in het Noorden wordt uit
gebreid door een extra investering van
vierhonderd miljoen gulden.
Al kan niet al het land gebruikt wor
den voor landbouwdoeleinden, de grond
bevat mineralen (om zo te zeggen in
duizenvoud), van goud en tin tot koper
en lood, van steenkool tot olie en van
zilver en zink tot asbest en bauxiet,
tungsten en uranium, die met o.a. opa
len, waarvan onlangs één enkele steen
voor achthonderdduizend gulden naar
Amerika werd verkocht, de verborgen
rijkdommen van het onontgonnen
Australië vormen. Maar deze rijkdom
men kunnen slechts door kapitaal en
arbeid aan de oppervlakte worden ge
bracht, en van deze beide zal het bui
tenland nog meer moeten leveren dan
thans reeds is geschied. Hoe men de
ontwikkeling van Australië ook be
kijkt, er is geen sprake meer van een
miljoenendans, maar van een „corro-
boree" van miljarden, waarvoor hier
ongekende mogelijkheden liggen.
Amerikaanse financiële deskun
digen hebben die mogelijkheden als
„ongeëvenaard" beschreven. Het komt
ons voor, dat ook Nederland er op
grotere schaal gebruik van zal kunnen
maken dan tot nog toe het geval is
geweest. Maar dan is het wel zaak,
er snel bij te zijn want er komen
steeds meer kapers op de kust van het
verre Zuidland!