Moord op Majorca m PANDA EN DE M EEST ER-F LESS ER U BADAGRY, EEN OUDE SLAVENMARKT 1 P*™ nieuw \RATTEN- MUIZÜl|É<N!STA VLOKKEN Ons vervolgverhaal door Paul Tabori Wm Befaamde kloosterstoeterij van Einsiedeln 1000 jaar MAANDAG 23 SEPTEMBER 1963 •n s ^imitmniiiiMiniriritttiiitnif/ifrMitfBifnrnn/ftirfrtmmimimimnttt 4* - W. S. ROEIT ZE GENADELOOS UIT I I I I I 19) Stephen belde aan en wachtte. Van beneden klonken gedempt de verwar de geluiden van de straat; een auto toeterde, een vrouw schreeuwde iets met schelle stem. Er klonk geen ge luid achter de deur. Hij belde nog eens en klopte toen hard op de deur. Tot zijn verbazing ging deze, zacht piepend, vanzelf open. Stephen kwam in een Klein halletje, eveneens met een betegelde vloer. Het was er donker maar er kwam een zwak schijnsel van buiten. Er stond een tafeltje, een parapluistandaard en er hingen een paar foto's in lijstjes aan de muur. Twee deuren kwamën er op uit één aan het eind van de hal en één tegenover de voordeur. Stephen duw de de dichtstbijzijnde open. Het was een prettige, gezellig ge meubileerde kamer, hoewel er niet veel in stond. In heti midden een eet tafel; een loper met vrolijke patro nen was schuin over het glimmende blad gelegd. Er had een vaas met ro zen op gestaan. De vaas was omge vallen en het water droop nog langs de franje van de loper; de rozen wa ren geknakt. Manuels handen lagen onbeweeglijk op de tafel in een hou ding alsof hij getracht had de vaas weer rechtop te zetten. Zijn lichaam lag half over de punt van de tafel. Zijn gezicht was niet te zien. Hij was in de rug geschoten tweemaal. Hij was dood. Het eerste wat Stephen voelde was woede; hij was woedend op zichzelf. Als hij zijn mond dicht had gehou den; als hij Manuel niet had tegen gesproken op het strand in San Tel- mo als hij gevolg had gegeven aan zijn eerste impuls en hem had opge zocht vóórdat hij naar het lijkenhuis je was gegaan daarom had hij voor het politiebureau even geaar zeld misschien zou dan deze kleine man nog geleefd hebben. Hij wist niet of Manuel getrouwd was of niet; hoewel dit huis er te netjes en te gezellig uitzag voor een vrijgezel. Stephen was kwaad, hij was ontzet tend kwaad! Hij had het lichaam niet aange raakt en stelde geen onderzoek in de kamer in. Dat kon wel wachten trouwens, hij betwijfelde of hij wel een spoor zou vinden. Hij had natuur lijk direkt de politie moeten waar schuwen. Maar dat deed hij niet. Nog geen minuut later verliet hij de ka mer en daalde de trappen af. Hij kwam niemand tegen. Hij keek op z'n horloge. Er was pas een half uur voor bij gegaan sinds hij afscheid had ge nomen van Calvo. De kapitein zou nog niet in de Lonja del Pescado zijn. Hij aarzelde en liep toen de straat uit totdat hij bij een steeg kwam, die rechtstreeks naar de Plaza Mayor leidde. Hij sloeg die steeg niet in, maar liep helemaal terug naar de Calle Jaime II, welke hel verlicht was en vol mensen. Op het plein zocht hij het grootste en best verlichte café uit en ging aan een tafeltje bij de muur zitten, in een hoek, vanwaar hij de ingang in de gaten kon hou den, want het werd hem langzaam maar zeker duidelijk dat hij het nood- lok getart had en dat het brok steen, was gevallen, voor hem bedoeld was geweest. Dat leek tenminste moge lijk. Maar wie en waarom? Hij bestelde cognac en leunde ach terover. Hij liet zijn gedachten de vrije loop. Het succes, dat hij in zijn beroep had geoogst, had hij te dan ken aan zijn bijzonder grote gevoel voor logica. Soms was dit gevoel geen foordeel, want het leven was vaak onlogisch en de meeste mensen; maar het leven en de mensen zorgen voor feiten, handelen en beïnvloeden elkaar en vroeger of later ontstaat er een bepaald patroon, hoe vreemd het er in het begin ook uitzag. Stephen benijdde dikwijls de schrij vers van detective-verhalen hij was een bewonderaar van de meeste roemruchte vrouwen, die aan beide zijden van b domineren de Oceaan die dit in dit genre patroon zelf zorgen en voor valse sporen, al naar believen. Hij wist tot zijn spijt dat de losse eindjes alleen in boeken en films aan elkaar werden geknoopt; dat, voor zover het hem aanging, hij slechts een toeschouwer was bij een toneelstuk waarvan slechts op goed geluk gekozen scè's werden gespeeld, zonder begin of einde. Hij kon echter wel zijn logisch den ken aan het werk zetten. Hij had geen pen of papier nodig om een lijst van verdachten en slachtoffers op te stellen, maar waar moest hij hen van verdenken. Hij stak een si garet op, dronk zijn glas leeg en leun de weer achterover. Die nacht, op de Camino del Muerte, hadden hij en Manuel Serra een lijk gevonden. Het lichaam was uit de lucht komen val len; waarschijnlijk uit het ongeïden tificeerde vliegtuig, waarover Calvo had gesproken en dat hij, Stephen, boven zijn hoofd had gehoord, zowel voor als nadat de voet in de lak schoen hem een trap tegen zijn kaak had gegeven. Het lichaam was vre selijk verminkt in zijn val; het had geen handen, een been was afgerukt en het gezicht was een vormeloze massa waarin de gouden tand had ge glinsterd. ongerijmd en weerzinwek kend. Toen hij met Calvo naar de plaats was terug gekeerd, was het verdwenen. Drie dagen later was een lijk op het strand van Pantaleu aangespoeld. (Hij was van plan daar beslist niet later dan de volgende dag een be zoek aan te brengen). Het werd ge ïdentificeerd als dat van Ulysses Carpath de „Uranium Koning", een van de vijftig of zestig rijkste man nen ter wereld Het was geïdentifi ceerd door Manuel Serra, de heren Morgan en Lerchenfeld en maar hier was een kleine leemte, want hij wist nog steeds niet wat kolonel De- marest met de hele zaak te maken had. De man die had „gevochten in drie oorlogen" kon een nieuwsgierige bemoeial zijn, een leegloper die zijn neus stak in alles wat er op zijn weg kwam; of hij kon iets totaal anders zijn, maar dat kon echter nog wel even wachten. De heren Morgan en Co. hadden dolgraag gewild dat hij, Stephen Bar- rett, met de identificatie had inge- S stemd. Dat was nogal vreemd, want S hij had Ulysses Carpath niet gekend. Maar wat ze hem hadden willen la- ten verklaren was dat het lichaam van de Camina del Muerte en dat van San Telmo een en hetzelfde wa- ren. Dat was wel het geval, maar er gens op de weg naar Andraitx en Panteleu had het lijk z'n gouden tand verloren en Stephen voelde even aan de jacket-kroon in zijn zak had het een witte kunsttand gekregen. Waarom? Trouwens, wat zouden de advoca ten ermee gewonnen hebben als hij met hun had ingestemd? Het ver klaarde nog steeds niet hoe het li chaam, dat op de weg was gevon den, dertig kilometer over land ver plaatst was en was aangespoeld op een rotsig strand. Dan was er nog de vervelende zaak van de lijkschou wing. Er was vastgesteld dat de man vast en zeker niet was gestorven aan zijn afgrijzelijke verwondingen; hij was al dood geweest voor hij de be nen verloor en zijn gezicht werd verminkt. Hij was overleden aan een dubbele longontsteking, zoals de po- litie-dokter had vastgesteld. Hij was al dood geweest vóór hij uit het vlieg tuig viel. Hier kwam de logica om de hoek kijken en kon de eerste conclusie ge trokken worden. Of het nu hetzelfde lichaam was of niet, dat wat hij en Manuel op de Camino del Muerte had den aangetroffen, kon niet dat van Ulysses Carpath zijn. Want Carpath was nog in leven geweest op de avond dat hij, Stephen, op Marjorca was aangekomen. Het was volkomen on mogelijk dat hij een dubbele long ontsteking had opgelopen èn eraan was gestorven in de zestig miftu- ten of zo welke zijn privé-vliegtuig nodig had gehad om van de Spaanse kunst naar Majorca te vliegen. auumicicii wit konden weven, voor sporen konden (wordt vervolgd) g ..x ..v v, y, Monniken fokken paarden voor oorlog en vrede TWEE KLOOSTERS in Zwitserland zijn beroemd ge worden om de dieren die men daar fokt. Het bekendst is het klooster der Augustijnen op de St. Bemardpas, waar de grote St. Bernardhonden gefokt worden die men vroeger gebruikte om verdoolde reizigers en lawineslachtoffers op te sporen. Minder bekend althans in Nederland is het grote Benediktijnerklooster te Einsiedeln. Deze plaats ligt in Centraal-Zwitserland, dat in de wintermaanden een ideaal wintersportgebied is. Het ligt 900 meter boven de zeespiegel en de omringende bergen bereiken een hoogte van 2200 me ter (tussen het Züricher- en het Vierwoudstedenmeer). Het is zowel uit Zürich als uit Luzern per trein en per auto te bereiken. In de herfst behoeft men op de bergwegen geen Linksboven: De stoeterüchef pater Huber (rechts) en een gast op een wandelrit in de bergen. Daarnaast: Zo lang de sneeuw niet te hoog ligt krygen de paarden ook des winters dagelijks hun portie buitenlucht. Hiernaast: Interieur van de klooster kerk met doorgang naar de stallen, die eveneens in fraaie barokstijl zijn opgetrokken. angst te hebben voor mist. 's Zomers is de bijzonder liefelijke Sihlsee, waar veel geroeid, gehengeld en gezwommen wordt, een trekpleister voor toeristen en dagjesmensen. HET LANDSCHAP is bijzonder aan trekkelijk door zijn grote verscheidenheid van bossen en bergweiden en niet het minst door het fraaie klooster, dat daar al meer dan 1000 jaar een trouwe wachter van het christendom is. Einsiedeln is in r.-k.-kringen bekend als het grootste Ma- riaheiligdom van Zwitserland en behoort tot de belangrijkste bedevaartplaatsen ten noorden der Alpen. Doel en middelpunt van deze bedevaarten is de zogènoemde „Genadekapel van onze Lieve. Vrquwe", die midden iff dé kloosterkerk staat, op de plaats waar in 861 de heilige Meinrad ver moord werd. Deze bedevaarten werden reeds in de 12de eeuw gehouden. De kloos terkerk, al in 948 bekend als „Marien- kirche", werd in de 18de eeuw verfraaid en geldt sindsdien als een der mooiste en markantste barokkerken van Europa. DE BENEDIKTER-abdij heeft de zorg over dit religieuze middelpunt. De mon niken hebben de leiding van een bloeiende middelbare school, maar ook over de be faamde paardenfokkerij. Pater Albert Huber, chef van deze „stoe terij", heeft zojuist een boek het licht doen zien met als titel „1000 Jaar paarden fokkerij in het klooster van Einsiedeln"*), een geschiedkundige studie vanaf de op richting van het klooster tot op heden. Het is een boek geworden, dat weinig tekst bevat. Het volstaat met in grote lijnen alles wat tot dusver bekend is, op te som men in een bijzonder vlotte schrijftrant. Zelfs een leek op paardengebied zal het met plezier lezen. Het grootste deel van de inhoud wordt echter ingenomen door uitstekende foto's, waarvan verscheidene in kleur. Het boek toont aan dat het paard vroeger een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van het klooster, maar dat ook nu nóg doet. Er worden nog steeds paarden gefokt en de monniken willen daarmede doorgaan zolang er nog vraag naar hun „produkten" is en ze zelf paarden op hun uitgestrekte landerijen kunnen gebruiken. Zwitserland heeft nog een kleine cavale rie, door paarden getrokken militaire voer tuigen en vuurmonden. En voor dat leger fokt ook het klooster paarden. De „monnikenpaarden" worden echter ook in de ruitersport gebruikt, want ze zijn CÓ>. WA8TÜJ IOONOM 41. Met gezwinde spoed liepen Panda en Joris door de maanbeschenen Vinniker Vennen in de richting van de stad.^Panda keek van tijd tot tijd onrustig om zich heen, maar Joris floot een luchtig deuntje en dacht tevreden aan de fles die hij in zijn jas verborgen hield. „De Goedgeefse Gedachten van mijn makkertje Panda zullen mij uitstekend van pas komen," mijmerde hij, „ze zijn een welkome troost voor de ruwe wijze waarop de Moerheer ons verjaagd heeft en Op dat mo ment werd hij aan de mouw getrokken, zodat hij zijn gedachtengang moest onderbreken. „Wat schort er aan, manneke?" vroeg hij, op Panda neerziend, „waarom stoort ge mijn gepeins?" „Omdat ik in de verte een raar geluid hoor," antwoordde Panda met bleke lippen, „een soort gebeier. Hoor jij niks?" „Weljazeker," zei Joris, „ik hoor een vredig klokgelui. Stemt dat u zo bevreesd? Tut, tut, ik wist niet dat u zo bangelijk was!" „Nou, maar ik vind het helemaal niet vredig klinken," merkte Panda op, „het lijkt wel een noodklok!" Nu, dit had Panda heel goed aangevoeld, het was inderdaad de nood.klok, die de Moerheer luidde. „De droesem zal ze halen," mompelde hij, aan het klokketouw rukkend, „ze zullen merken, dat er met de Broederschap niet te spotten valt!" van edel ras. gefokt als ze (de laatste jaren) worden op Franse grondslag. IN DE WINTER, wanneer Einsiedeln en omgeving onder een dikke sneeuwwade bedekt ligt, trekken de kloosterpaarden de sleden en in de zomer werken ze op ak kers en hooiland, hetgeen op de berghel lingen geen gemakkelijk karwei is. Natuurlijk is de fokkerij niet meer wat zij jvas togn,het paard nog het, enige, vlugge vervoermiddel vormde, en het ook voor oorlogvoering onmisbaar was. Zo stonden er in de-vorige eeuw altijd tussen de 100 en 150 paarden in de kloosterstallen. Het grootste aantal (154) werd bereikt in het jaar 1841. De eerste (schriftelijke) bron stamt uit 1064. Het is een document waarin Hen drik IV de kloosterleiding „dezelfde rech ten gaf als een „maarschalk" heeft". Met „maarschalk" werd bedoeld de hoofd ambtenaar, die speciaal belast was met het toezicht op de paarden; wij zouden tegen woordig zeggengenopperstalmeester. Vermoedelijk is er nog een klooster ge weest, dat soortgelijke rechten had: dat van St. Gallen. IN DE LOOP der eeuwen is er van het oorspronkelijke Einsiedeler paard niet veel meer overgebleven. In de Franse tijd ging alles verloren en de wederopbouw ge beurde ten dele met vreemd bloed; wat niet wegneemt, dat de tegenwoordige Ein siedeler paarden toch wel een „eigen" ka rakter hebben. Van 1840 af is een stamboek bijgehouden en men kan rustig zeggen, dat dit tezamen met die van enkele vorste lijke stoeterijen ouder is dan alle an dere paardenstamboeken, uitgezonderd dan het „General Studbook" der Engelse ren paarden. Vorig jaar bezat het klooster nog 19 merries, 21 veulens en 2 hengsten. IEDERE TOERIST is in het klooster welkom. Hij kan de paarden zien op de weiden, bij het werk en in de stallen. Voor al die stal „Marstall" genoemd is enig in haar soort. Het is een vorstelijk paarden- logies, gebouwd tussen 1764 en 1766 met een architectuur van kruisgewelven en boogvensters. Uitg Etzel-Druk AG. fr. 19.50. Einsiedeln. Prijs: Zw. Advertentie Fusie op Marken. De twee christelijke scholen op Marken zullen in elkaar opgaan. In aparte vergaderingen hebebn de leden vergaderingen van de vrije christelijke school en van de vereniging van een school met den bijbel op gereformeerde grondslag zaterdagavond met grote meerderheid van stemmen tot de fusie besloten. 9 Badagry heeft tegenwoordig televisie en er wonen een paar mensen van het Amerikaanse vredeskorps, maar eens hebben in deze aloude Westafrikaanse havenstad de noodkreten van een miljoen slaven weerklonken. Het Badagry van tegenwoordig is een slaperige marktplaats met ongeveer 5.000 inwoners, doch 200 jaar geleden was het een bloeiend centrum van de slavenhandel en woonden er viermaal zoveel mensen. Zeelieden uit een half dozijn landen verdrongen zich aan de drukke haven. Maar de haven van Badagry raakte in onbruik, toen de slavenhandel werd verboden. Er liggen nu geen schepen meer voor anker achter de verraderlijke branding, die uiteenspat tegen de kust van Badagry het laatste, dat ontelbare slaven zagen van hun vaderland. HOUTEN HAVENHOOFDEN in de lagune zijn sinds lang weggerot. Vissers en hun ge- zinen hebben zich gevestigd in de grim mige „barracoons" van Badagry de bedompte gevangenissen, waar tot 1.000 sla ven konden worden opgeborgen. In de moe rassen achter de stad zijn nog de paden te zien, die door de slavenkaravanen werden gevolgd. De meeste slaven wer den gevangen genomen gedurende woeste stammenoorlogen. Machtige Afrikaanse op perhoofden brachten hen naar de kust om hen te verkopen aan Nederlandse, Portu gese, Deense en Britse slavenhandelaars. Naar schatting kwamen van elk duizend slaven in Amerika en West-Indië er na een jaar J00 om het leven. Ongeveer 500 stierven tijdens de tocht naar de zee, 125 gedurende de reis en nog 75 vlak na de landing. Gebukt onder zware ketenen om hals, armen, middel en voeten werden mannen, vrouwen en kinderen als een kud de naar de slavenmarkt van Badagry ge dreven. EEN BONTE VOEDOETEMPEL ziet uit op de stoffige open plek, waar eens de slavenmarkt is geweest. Op de muren van de tempel zijn enorme dierengestalten en andere afbeeldingen geschilderd. Plaatse lijke gidsen zeggen, dat er nog steeds hei denen bijeenkomen om onder leiding van Voedoe-priesters hun eredienst te bedrij ven. Op de markt werden de naakte sla ven nauwkeurig onderzocht op lichamelijk gebreken. Vervolgens werden ze geruild te gen jenever, tabak en wollen stof. In 1786 kon men voor 22 pond sterling een slaaf kopen, die men in West-Indië weer kwijt kon voor 65. In de nabijheid van de oude slavenmarkt bevinden zich de woning en 't erf van een plaatselijke stamhoofd. Een Afrikaanse vrouw daar heeft een hele kist vol slaven ketenen. De ijzeren halsbanden waren in tyvee scharnierende stukken gemaakt, die uitliepen in ogen, waar doorheen 'n zware ketting werd gehaald. Er waren ook hand boeien, o.a. voor kleine kinderen, waar doorheen een stang was vastgemaakt. EEN VAN DE OUDE Portugese „barra coons" aan de haven zit nog vol. Tien of meer Portugese gezinnen wonen in de voch tige, donkere cellen. Zij hebben gaten in de muren gemaakt voor ventilatie; zware houten deuren geven toegang tot een bin nenplaats, omringd door open schuurtjes, in sommige waarvan ringen, waaraan sla ven konden worden vastgemaakt, zijn ge metseld. Ook het graf van een plaatselijke stam hoofd bevindt zich op deze binnenplaats, waar eens de slaven werden gebrandmerkt alvorens aan boord van enorme kano's te worden geladen voor een reis over het kilometers brede strandmeer. Hetzelfde soort kano's wordt thans door de vissers van Badagry gebruikt. EENMAAL OVER DE lagune werd de colonne slaven over een smalle zandbank gedreven en nogmaals in kano's geladen. Deze brachten hen naar de wachtende sla ventra nspurtschepen. Zij hadden hun vaderland, Afrika, voor het laatst gezien. Voor hen lag de reis naar Amerika, de vreselijke reis, gedurende welke in de loop der jaren miljoenen zijn gestorven. Behal ve slavenhandelaars kwamen ook zende lingen naar Badagry. Britse Wesleyanen preekten hier in 1842 voor het eerst het christendom. Op de plaats, waar dat ge beurd is. staat een monument. Op het plaatselijke kerkhof vindt men de keurig onderhouden graven van zendelingen, die hier zijn overleden. ER WONEN THANS slechts twee blan ken in de stad, de 24-jarige Mary Reed uit Memphis in Tennessee en de 25-jarige Cynthia Berry uit Philadelphia in Penn sylvania, beiden vrijwilligers van 't Ame rikaanse vredeskorps. Zij geven les aan de plaatselijke middelbare school. Aanvankelijk was Mary de enige en kort na haar aankomst dacht zij, dat zij een slachtoffer van Voedoepraktijken zou wor den. Zij kwam op een avond in haar bun galow terug en ontdekte, dat er op ver scheidene plaatsen gaten in haar kookpan waren. „Ik schrok me dood vertelde ze ik dacht, dat iemand van plan was spelden te steken in een poppetje dat Ma ry moest voorstellen." Het bleek echter het werk te zijn van een ontevreden huisjon gen, die door vorige bewoners van het huis ontslagen was. Thans staan er t.v.-anten- nes op de daken van de hutten en huizen van Badagry. Afrikanen, wier grootvaders een prooi waren voor slavenjagers, kijken nu vol aandacht naar t.v.-programma's. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 7