Alcohol cë verantwoordelijkheid Exposities in - Amsterdam Wanneer de straf als een boeten voor de overtreding verdwijnt en meer een thera peutische maatregel wordt ten aanzien van een soort „zieke", dreigen er voor het ver antwoordelijkheidsbesef van de alcoholist zeer ernstige gevaren ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1963 Erbij PAGINA TWEE 99 Dr. P. H. Esser Bob Buys IN 1949 VERSCHEEN van de hand van Raymond G. McCarthy en Edgar M. Douglass een Yale boek, dat niet alleen in Amerika, maar ook in Europa grote bekend heid heeft gekregen door zijn opvoedkundige waarde: „Alcohol and Social Responsibility. A new educational Approach". Het betreft echter meer de vraag, hoe de ge meenschap haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de problemen, die samenhangen met alcoholmisbruik, kan leren beseffen dan dat het ingaat op de ontstellende ver mindering van verantwoord gedrag bij de drinkers zelf. Dit is een verschijnsel, dat de aandacht verdient. Er is een algemene neiging merkbaar, de gemeenschap ter verant woording te roepen als het er op aan komt onverantwoorde lijk gedrag van haar leden te voorkomen, te verklaren en te corrigeren. Wij zijn niet langer tevreden met het op- leggen van een straf, die onze gemeenschappelijke afkeur uitdrukt van onverantwoordelijk en misdadig gedrag, maar doen een appel op de staat en de verantwoordelijkheid van de gemeenschap als het er om gaat een individuele delinquent van misdrijf te weerhouden. Wij zijn ook in de leer van de misdaad gewoon geraakt te spreken van be handeling en therapie. Bij behandeling is daarbij gedacht aan een mogelijke en meest gewenste inhoud van de straf. Of zoals Max Grünhut uit Oxford zo typisch heeft gezegd: „Punishment is, or ought to be, an opportunity for the WIE ZO PRATEN HEBBEN goeddeels gelijk. Onze tijd is wars van moraliseren. Het richt niets uit. Dat is in de loop van de geschiedenis der therapie wel gebleken. Tóch moeten we oppassen de morele problemen, die hier liggen, niet uit het oog te verliezen. Is de alcoholist van huis uit een immoreel mens, zoals men vroeger gemeend heeft, of wordt hij door zijn drinken tot immoraliteit gebracht? Heeft de mens met alcohol moeilijkheden een defect in zijn kritisch systeem of is het on verantwoordelijk handelen een gevolg van het excessief ge bruik aan de ene kant en aan het overschrijden van zekere in het ingewikkeld vraagstuk van het alcohol-gebruik en mis bruik aan deene kant en aan het overschrijden van zekere in het maatschappelijk verkeer gestelde normen aan de andere kant. Het is gemakkelijk in te zien, waarom veel drankmisbruikers tevens strafwetovertreders zijn. Dat komt doordat beide groe pen onvoldoende in staat zijn, hun aandriften onder controle te houden. Dit behoeft nog niet in te houden, dat er een direct verband bestaat tussen alcohol en criminaliteit. Maar wèl blijkt telkens weer dat noch de alcoholist noch de misdadige mens voldoende rekening houdt met de belangen van zijn medemens en naaste. ALCOHOLMISBRUIK en criminaliteit zijn uiterst complexe verschijnselen, waarbij zowel in de erfelijke aanleg gegeven factoren als van buiten af inwerkende invloeden een rol spelen. Waarom zou de ontremmende en dempende uitwerking van aethylalcohol op het centrale zenuwstelsel tot misdadig heid leiden bij iemand, bij wie de neiging tot misdadig optre den niet uit de premorbide {morbide is ziekelijk) persoonlijk heid begrijpelijk kan worden gémaakt? Men mag met Nagel uit Leiden wel van een katalysator'van de misdadigheid spre ken, wanneer men het over de werking van alcohol op de menselijke geest heeft, maar dan toch slechts bij hem of haar, bij wie een latente neiging tot criminaliteit door de ont remmende werking van alcohol tot aperte werkelijkheid wordt gebracht Alcoholisten en normoverschrijders, drinkers en strafwet overtreders zijn mensen, die de behoefte in zich voelen gren zen te overschrijden. Daarmee is een wezensverwantschap tussen de adcoholist en de misdadiger echter nog niet aange toond. Want het van tijd tot tijd overschrijden van grenzen is een algemeen menselijke behoefte. Ook hier moeten we de oplossing van het probleem niet zoeken. Het gaat immers bij een grensoverschrijding in de zin van een normoverschrijding altijd tevens om een zelftranscendentie. Wanneer iemand wet ten met voeten treedt maakt hij zich schuldig aan een grens overschrijding, die omlaag voert. Er is ook een zëlftranscen- dentie, die omhoog voert. In spel en fantasie, in kunst en we tenschappelijk onderzoek, in reizen en trekken ontdekt de mens nieuwe werelden, verruimt hij zijn horizon. De mens, die zich mede verantwoordelijk weet voor zijn naaste eerbie digt de grenzen, die hem door de gemeenschap gesteld zijn. Maar hij houdt zich aan de normen der gemeenschap om als sociaal wezen beter te kunnen functioneren. Maar van tijd tot tijd komt een verlangen op, ook bij de sociaal goed aange paste mens, om aan de werkelijkheid en de druk van het da gelijks leven te ontkomen. AL HEEL VROEG heeft de mens een kruid ontdekt en een gisting van suikerhoudende vloeistoffen gevonden, die dage lijkse werkelijkheid voor hem veranderen kan. Het gebruik ervan was oorspronkelijk nauw verbonden met een opwaarts voerende zelftranscentie, met religieuze gebruiken. Het typi sche en kenmerkende van dergelijke religieuze riten was, dat zij gericht waren op een opgaan van de individuele persoon lijkheid in een gevoel van verbondenheid met het geheel. De mens heeft van tijd tot tijd de behoefte zich vrij te maken van zichzelf en het dagelijks bestaan. Onze realiseerbare am bities en begeerten kunnen wij slechts bevredigen via onze sociale persoonlijkheid, maar het :s de dynamische persoon lijkheid, die puttend uit een bundel aandriften, ons daarbij aandrijft. De middelen, die we gebruiken om in een toestand van zelftranscendentie te komen zijn eigenlijk bij een opwaart se beweging geen ontsnappings- maar bevrijdingsmiddelen. Deze middelen brengen echter een gevaar met zich: het ge vaar van ontaarding van de behoefte. Veroorzaakt het mid del dusdanige veranderingen in het organisme, dat een nieu we behoefte ontstaat, dan kan een overdreven honger naar het middel in de plaats komen van het oorspronkelijk doel. Men spreekt dan van een pharmacogene verslaving. Een an dere moeilijkheid is, dat om het bevrijdingsmiddel een sociaal instituut in de vorm van reclame en dergelijke is ontstaan, dat het gebruik ervan stimuleert tot ver buiten de grenzen van het oorspronkelijk doel. Bovendien wordt door reclame aan het gebruik van het middel een zekere sociale waardering verbonden. IN ONZE WESTERSE cultuur is het bevrijdingsmiddel bij uitstek, de alcohol, reeds lang van het religieus naar het sociaal gebruik ervan verschoven. Doordat de eisen, die aan ons ge steld worden, dank zij de steeds ingewikkelder sociale struc tuur, steeds groter worden, is het verlangen naar ontsnapping en bevrijding ook veel groter dan bijvoorbeeld in de Middel eeuwen. Men had toen nog geen gedistilleerd. Het enige wat men had was dun bier en landwijn. Er werd alleen gemeen schappelijk, niet solitair, gedronken en alleen op hoogtijdagen. Overal waar de religieuze behoeften verminderen, zien we een profanering van de bevrijdingsmiddelen met als gevolg de kans op verslavingsziekten en kroeglopen. Het gezonde menselijke handelen is een handelen uit ontwerpen en een van tijd tot tijd doorbreken van het raam van de concrete leefwereld. De mens is op weg. Maar bij de verslaafde is het leven tot stilstand gekomen. Hij zakt steeds verder weg in de kroeg. Zodra hij uit de roes ontwaakt, ontstaat een gevoel van onlust, van angst. De moeilijkheden stapelen zich op, torenhoog. De negatieve gevoelstoon moet weggewerkt worden met een opknappertje, waaruit hoogstens een lege euforie resulteert. De problemen zijn niet werkelijk opgelost, al heeft de drinker zichzelf tijdelijk opgelost in de drank. Daarom De zenuwarts dr. P. H. Esser, hoofd van de Sociaal-psychia trische afdeling van de GGGD te Haarlem, heeft vorige week donderdag in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht een rede gehouden ter gelegenheid van de Nationale Reclasseringsdag, die vandaag, 28 september, wordt gehouden. Van deze rede, „Alcohol en verantwoordelijkheid", heeft hij voor ons blad een samenvatting geschreven, welke wij hierbij gaarne publiceren. treatment of those defects which have become visible by the commission of the criminal act, or in the course of the examination of the offender". Men zegt ons telkens weer, dat we tegenover alcoholisten geen moraliserende houding mogen aannemen, dat we ons uiteraard niet boven hem of haar mogen stellen maar naast hen moeten gaan staan om hen op te vangen of hoe dat moge heten. Immers zou de alcoholist zich toch al onbegrepen voelen en slechts in staat zijn met een andere alcoholist in A.A. verband te spreken. (A.A. is Anonymous Alcoholics). Bij de alcoholist is het delict in de regel een accidenteel verschijnsel. Het drinken gaat vooraf aan de overtreding. Bij de misdadige mens omgekeerd. Hier zijn de delicten in de regel ernstiger en is het drinken een bijkomstig verschijnsel dat ook in het beeld gemist kan worden. In dit verband is het nuttig nog een andere onderscheiding te maken: die tussen verantwoordelijkheidsgevoel en het weten verantwoordelijk te zijn (verantwoordelijkheidsbesef). Bij de opvoeding worden ons bepaalde normen bijgebracht. Wij leren wat goed is en wat kwaad. De een heeft het met leren moeilijker dan de ander. Terwijl de een haast zonder aanwijzingen weet wat hij doen mag en laten moet, moet de ander bij herhaling op verkeerd gedrag worden gewezen. Van de eerste zeggen wij dat hij veel verantwoordelijkheidsbesef heeft, van de tweede dat het hem aan verantwoordelijkheids besef ontbreekt. De laatste kunnen we wel kennis van de wet bijbrengen, maar zonder dat deze een innerlijke richting gevende kracht wordt. Deze onderscheiding is niet slechts van belang wanneer het er op aankomt de alcoholdelinquent van de misdadige alco holist te onderscheiden, maar kan ons ook helpen, wanneer we willen trachten bij een drinker door een behandeling of therapie tot een meer verantwoord gedragspatroon te komen. Was er bij hem van huis uit wel degelijk sprake van norm besef en is door het drinken het geestelijk leven slechts ge nivelleerd, dan mag verwacht worden dat bij ophouden met drinken het normbesef opnieuw een rol zal spelen bij het tot stand komen van het gedrag. Is echter wat goed en kwaad is voor de mens niet meer dan een van buiten geleerd lesje dan mag van heropvoedende maatregelen weinig effect worden verwacht. Kennis van deze premorbide persoonlijkheid is nodig om het later gedrag te kunnen waarderen. Maar zij is meestal moeilijk te verwerven. Zij steunt in hoifdzaak op: 99 IJ worden ze steeds groter tot ze onoplosbaar worden. Dan weet de alcoholist geen raad meer en komt hij misschien op een consultatiebureau. Dan spreekt hij over spanningen, die hij slecht kan verdragen. Zij zouden een te zware belasting voor hem zijn en een dagelijks terugkerend lijden. Dit lijden ont loopt hij in de kroeg. Hij ziet dat het eigenlijke menselijke probleem niet gelegen is in de onlust van het lijden, maar in de zingeving. DE MENS die in de roes al zijn wensen schijnbaar bevre digd ziet, staat bij het ontwaken nog met lege handen omdat het leven zinloos geworden is. Hij zegt dat hij gezelligheid zoekt -in de kroeg, maar hij voelt zich niet verantwoordelijk voor de anderen, die daar komen. Hoogstens denkt hij, ik ben nog niet zover weggezonken als die of die. Hij ontmoet de ander niet. Hij leeft voor zichzelf. Hij drinkt en zijn drinken is een zich afwenden van een expansie van eigen persoonlijk heid als hij de grand signeur is die rondjes geeft en groot lijkt in de ogen van hen die lager op de sociale ladder staan. Maar de bevrediging, die alcohol geeft, is slechts een schijn-bevredi- ging, zoals het kroegcontact een schijncontact is. De drinker tracht zich op te trekken aan de misère van anderen. Maar hij voelt zich daarvoor niet verantwoordelijk en spoort hoogstens aan tot meer drinken. De alcoholist heeft geen levensdoel meer. Hij wil vergeten. Wij vinden bij hem geen centrale idee meer, die zijn leven draagt en richt. Hij is uitgeleverd aan de directe impulsen van het ogenblik. Hij moet steeds opnieuw drinken om de levensleegte op te vullen. Indrukwekkend kunnen alcoholisten over deze leegte spreken. Zodra ze nuch ter zijn dreigt de verveling, het weer aandacht moeten schen ken aan teveel dingen, die niet werkelijk vermogen te boeien. ALCOHOL nivelleert het leven. De hoogtepunten zijn er niet meer. De belangstelling ebt weg. Het bewustzijn wordt verlaagd en vernauwd tot op het drinken zelf. De nivellerende werking doet ook onverantwoord handelen. In de roes is het niet meer mogelijk beschouwend tegenover jezelf te staan. De alcohol voert mee naar de diepte. Wie ten koste van alles zorg en leed wil vergeten, wordt niet meer gevormd door liet lijden. Hij blijft in zijn gevoelsleven een kind. Vandaar dat infantiel sexuele neigingen bij alcoholisten veelvuldig worden aange troffen. Nuchter kan de drinker het leven niet meer aan. Onder in vloed schijnbaar nog wel. Toch begint hij zichzelf ook daar onzeker te voelen en het gezelschap te zoeken van mensen, die beneden zijn sociaal niveau staan. Slechts door dezen wordt hij nog voor vol aangezien. Het gedrag van de drinker gedurende de roes moet gezien worden als een symptoom dat uitdrukking geeft aan bepaalde evenwichtsverstoringen binnen het systeem der drijvende krachten. Nuchter worden deze in bedwang gehouden, maar onder invloed van alcohol komen ze ongeremd voor de dag. In dit verband is het belangrijk te weten, dat het een alge meen erkend ervaringsfeit is, dat alcoholisten later tot delic ten plegen te komen dan niet-alcoholisten. Pas wanneer het verantwoordelijkheidsgevoel onder invloed van jarenlang ex cessief alcoholgebruik vrijwel niet meer te wekken is, komt het tot overtredingen. Deze dragen over het algemeen een minder ernstig en minder ingewikkeld karakter. Bij de ver mogensdelicten zien we kleinere delicten, zoals de diefstal van een fiets, verduisteringen en oplichterijen, welke in de hand gewerkt worden door een sterk maatschappelijk verval, een voortdurend geldgebrek e.d. Minder duidelijk is dit verschijn sel bij de agressieve delicten, omdat agressief optreden bij de drinker minder weerstand pleegt te ontmoeten. HERHAALDE OPENBARE dronkenschappen en doelloos rondzwerven brengen drinkers ook in aanraking met de Justi tie. Deze verschijnselen zijn echter meer uitdrukking van het alcoholisme zelf dan dat ze gezien moeten worden als een ont- remming. Meestal zien we dit gedrag pas na jarenlang exces sief alcoholgebruik. De zwervers onder de drinkers zijn vaak afgezakte alcoholisten boven de 50 jaar. SPREKENDE OVER alcohol en verantwoordelijkheid moeten wij blijkbaar onderscheiden tussen criminele gedragingen, die pas in de loop van een lange drinkerscarrière bij alcoholisten kunnen worden waargenomen, en alcohol drinkende misdadi gers, bij wie het drinken pas later door de omgang met asociale mensen in kroegen tot Ontwikkeling wordt gebracht. -r3-9önait f V nt asfiw -noe n9rtnu?i 6ene ij #te^'*i - a:- fb;:r -teqi/q >-.afhW 1. De auto-anamnese (anamnese is de voorgeschiedenis van de ziekte). Deze is weinig betrouwbaar, omdat de deliquent zelf zich zo goed mogelijk tracht voor te doen, ten einde begrip voor zijn situatie, dat wil zeggen een milde be rechting te krijgen. 2. De hetero-anamnese. Deze is slechts van waarde, wanneer zij door intelligente goed willende ouders, geïnteresseerdee broers en zusters en dergelijke wordt gegeven. 3. Testmateriaal. Dit kan wel helpen tussen gepsychopati- seerd en psychopathisch gedrag te onderscheiden, maar geeft zelden meer dan waarschijnlijkheid. Tracht men aan de ene kant te verklaren, waarom misdadig heid en onverantwoordelijk gedrag ontstaan, en zoekt men daarbij naar defecten in de persoonlijkheid, aan de andere kant tracht men na te gaan, hóé misdadig gedrag wordt aan geleerd door dit van het milieu over te nemen. MAAR MET HET verklaren van afwijkend-gedrag Is het nog niet geëxcuseerd. Wanneer de straf als een boeten voor de overtreding verdwijnt, en meer een therapeutische maat regel wordt ten aanzien van een soort „zieke", dreigen er voor het verantwoordelijkheidsbesef van de drinker-delinquent ernstige gevaren. De houding van de gemeenschap ten aanzien van strafwetovertrederss is uitermate belangrijk. Het geeft te denken, wanneer men in een boek over alcohol en sociale verantwoordelijkheid de gemeenschap ter verantwoording roept, en het gedrag van alcohol-delinquenten geëxcuseerd acht, wanneer het causaal verklaard of genetisch begrepen is. Menig alcoholist vindt het zeif gevaarlijk, wanneer men jegens zijn drinkgewoonte als ziek kwalificeert.. Hij zal óf ressentiment krijgen jegens de maatschappij, die zo onver antwoordelijk is geen oog te hebben voor zijn morbiditeit, óf zich door zijn ziek-zijn, zijn verslaafd-zijn, reeds bij voor baat geëxcuseerd achten. Er wordt veel over schuldgevoel bij alcoholisten gesproken. Men ziet daarin een bewijs van aanwezig verantwoordelijk heidsgevoel. Analyseert men dit gevoel, dan blijkt dit meer malen meer een gevoel van spijt met betrekking tot de onaan gename gevolgen te zjjn dan berouw over de daad. De alcoholist, die bij ons komt om geholpen te worden wil slechts zelden met drinken ophouden. Vandaar de klacht van de A.A. dat er zoveel meelopers zijn, die denken enig per soonlijk voordeel bij de A.A. te kunnen behalen, justitie- gevallen, die hopen op een voorwaardelijke veroordeling. ER ZIJN ALLERLEI soorten drinkers, typen drinkers, waarop we hier niet nader kunnen ingaan. Ik heb ze destijds in drie grote groepen ingedeeld, die van de constitutionele, die der symptomatische en die der probleemdrinkers. Zij be zaten bij alle verschillen één gemeenschappelijk kenmerk: de neiging tot verbergen en liegen. Velen kwamen dicht te staan bij de psychische make-up van de oplichter.6) Een van de kenmerkende verschillen tussen een oplichter en iemand, die andere vermogensdelicten pleegt is, dat de oplichter zijn slachtoffer ontmoet. Hij slaagt erin, telkens op nieuw, zijn slachtoffers te imponeren en een vertrouwens positie bij hen in te nemen. Dit is mogelijk doordat hij fijntjes weet te speculeren op de ijdelheid van zijn gesprekspartner. Hij weet op kundige wijze de mildheid van zijn slachtoffer uit te laten komen tegen de krenterigheid en het egoïsme van de meeste mensen. Hij weet zijn slachtoffer juist tê taxeren en daarvan gebruik te maken om geld van hem los te krijgen. Hij beschikt over een snel invoelend vermogen, dat gebruik maakt van het juiste moment en van de zwakke plek in het karakter van zijn gesprekspartner. Hij zoekt zogenaamd gezelligheid in de kroeg, maar het samen-zijn met anderen is bedriegelijk en onecht, de omgang onwaardig. Hij heeft eindeloze uitvluchten om de deur uit te komen en de kroeg in te stappen. Hij bedriegt onophoude lijk, maar vindt in wantrouwen van anderen een welkome aanleiding om opnieuw de kroeg in te gaan. Hij speelt de verontwaardigde njan, die je vertrouwen kunt, en bagatelliseert daarom, wat hij verkeerd gedaan heeft. Hij heeft geen geduld voor lange herstelprogramma's. Daarom houdt de A.A. zich vast aan de 24-uursgedachte: vandaag drink ik niet! Hij heeft geen tijd het vertrouwen terug te winnen. Hij kan er niet op wachten. Dus begrijpt zijn vrouw hem niet. Hij dwingt vertrouwen af met een dreigement op de achtergrond. In een gesprek laat hij de ander bijna niet aan het woord komen, zó'n haast heeft hij tot overeenstemming te komen. Er is trouwens nauwelijks sprake van een gesprek. Want een gesprek is mededeling van een in beginsel gemeenschappelijke wereld. DE DRINKER participeert niet wezenlijk aan de wereld van de ander. Hij weet zich niet verantwoordelijk voor de man met wie hij samen drinkt en tegen wie hij praat, evenmin voor vrouw en kinderen. Ik heb bij herhaling alcoholisten ontmoet, die niet eens wisten op welke school hun kinderen gingen. Zijn voorstellingsleven wordt beheerst door drinken en de roes. Hij wil het verantwoordelijke leven wegduwen, er niet aan beginnen, het uitstellen. Zakenopdrachten blijven onbeantwoord liggen, noodzakelijk werk onafgedaan. In schijn bestaat er een goed contact met vele mensen. In werkelijkheid gaat het altijd om wat anders, en. is het affectieve contaèt onecht. We horen wel een niet te stuiten woordenvloed, en zijn getuige van een welhaast dwangmatig praten, maar geen luisteren naar wat de ander zegt. De alcoholist zoekt niet de ander, maar zichzelf. Hij heeft geen eerbied voor de ander en geen eerbied voor het leven. Hij is nooit werkelijk bewogen en heeft slechts zelden schuldgevoel. Want schuldgevoel houdt in de mogelijkheid van distantie-nemen, een mogelijkheid van jezelf critisch bezien in doen en laten. En dat wordt in het drinken juist ontlopen tot er bijna geen appèl aan het geweten meer mogelijk is. Daarom spreken de 12 stappen tot herstel van een kracht, die groter is dan de drinker persoonlijk kan opbrengen, en van het opmaken van een morele balans. Pas wanneer het weer gelukt het drinken te doorbreken en, zoals de 10e stap zegt, tot zelfonderzoek te komen, kan er sprake zijn van geestelijk, d.w.z. van zinvol leven, van een ver antwoordelijk bestaan. De gemeenschap die dit tracht uit te dragen is de A.A. Zij is het die in groter verband zeer veel slachtoffers van de alcohol kan helpen de weg terug te vinden tot alles wat het leven goed en verantwoord kan maken. lnd^f' M.' DouSls«s: Alcohol and social Responsibility A new educational approach, New York, 1949 Oftenri£« r- ?nö 56Jreetive Treatment of sexual a> 4 t 4. Suxual Crime Today, 's-Gravenhage, 1960 y Jens: En?8e opmerkingen over de verhouding van diankmisbruik en criminaliteit, Mndbl. G.V 7 1952 4) P. H. Esser: Alcoholisme, Kok, 1960. De Psychopatologie van de oplichter onder anthropelogisch aspect, diss. Amsterdam. 1958. IN HET STEDELIJK MUSEUM te Am sterdam zijn nu ook de tentoonstellingen weer begonnen. Er wordt al gefluisterd dat de nieuwe directie meer aandacht aan de Noordamerikaanse kunstenaars zal gaan wijden. Voor de expositie van wer ken van Franz Kline (1910-1962) ontvingen wij een in het Engels gesteld persbericht. Wij leren daaruit dat Kline als schilder academische wijze geschoold werd, dat vroege werk geschilderd is in een verschei denheid van traditionele stijlen. Mogelijk ook door de vertaling werkt zo'n korte mededeling verdachtmakend. Dat vroege werk wordt niet vertoond. Deze tot 20 ok tober te bezichtigen expositie bevat al leen werken in de van de kunstenaar wel bekende abstracte stijl, las ik verder. Kline's schilderijen, voor het belangrijkste deel in zwart en wit, kunnen gezien wor den als tekens gebouwd uit strak getrok ken brede stroken merf. Moge zijn kleinere formaten boeiender zijn door ook wel een speelser neerzetten soms, zijn grote for maten maken een „geweldige" indruk, die me echter niet noodde tot een wat langer verblijven op deze tentoonstelling. HEEL ANDERS verging met het bezoek aan een expositie van aquarellen van Paul Klee (1879-1940), tot 4 november in hetzelf de museum te zien. Klee moet meer dan 3000 van deze kleurige bladen gemaakt hebben. Hoewel veel voor een groot pu bliek wel moeilijk zal blijven geloof ik toch dat velen langzamerhand genoeg ge zien hebben in de hedendaagse kunst of wat zich daarvoor voordoet, om bij een rustig aandachtig beschouwen iets mee te beleven van Klee's wonderlijke, intens- geïnteresseerde experimenten. Het gemak kelijkst heeft men wellicht contact met zijn vroege werk, waaraan zijn vaak spitse en spirituele handschrift het duide lijkst ten grondslag ligt. De inrichters hebben hier weer heerlijk hun etaleerlus- ten kunnen botvieren. Enige toegevoegde commentaren zijn soms wei verhelderend voor Klee's bedoelingen. Als echter mee gedeeld wordt dat Klee's lijnvoering op een gegeven moment symbolischer werd, dan begint het mij te schemeren. Bij de reeks „Geharmoniseerde storingen" noteerde de commentator enthousiast „welk een tegenspraak in de titel alleen al", en ik vroeg me weer af voor wie deze „verhelderingen" bedoeld zijn. Des ondanks bleef Klee op wonderlijke wijze boeien en dat lijkt me genoeg. EEN TENTOONSTELLING van lithogra fieën van Henri de Toulouse-Lautrec (1864-1901) lijkt geen aanbeveling te be hoeven. Reproducties naar zijn affiches blijken zeer gewild. Regelmatig verschij nen er boeken, waaronder veel pockets, over hem op de markt, terwijl in de be kende opruimingszaken altijd veel te vin den is dat normaal niet meer te bestellen valt. P"! recensent zal over 't algemeen opini- eel weinig toe te voegen hebben aan die reeksen. Toch kan de kunstbeschouwing zich met het veranderen van de tijd wel lichtelijk wijzigen. Met het veranderendé leven wisselt ook de beleving van wat vóór ons kwam. Zo ziet het er op het mo ment naar uit dat Lautrecs invloed van daag weer sterker is gaan gelden, al is dit soms langs de omweg via het werk van bijvoorbeeld een Bonnard. Ik denk nu aan een Otto B. de Kat, die zich weer aan het verdiepen is in de tijd van de Nabi's (Bonnard, Vuillard, enz.). Hoewel vaak regelrecht geïnspireerd door Goya kan men de schilderijen van Arie Kater ook Lautrecs vormgeven terugvinden. Het werk van bepaalde jongere tekenaars en grafici is niet geheel te denken vaak zonder door Lautrecs eens gegeven aanwijzigingen. Ik geloof danook niet dat de leiding van het Rijksprentenkabinet zo zonder meer Op hét idee kwam een tentoonstelling te ma ken in de expositiezaal in het Rijksmu seum van Lautrecs lithografieën. Hier wordt bewust antwoord gegeven op een vraag. HET BELANG VAN deze tentoonstelling bleek voor mij persoonlijk óók niet de ont dekking dat, met reproducties van veelal kleinere formaten het beeld aan Lautrecs werk bij mij had vertekend. Mijn genié ten hier werd bevorderd vooral weer door de confrontatie met de zo ruime forma ten en in vele gevallen ook het papier, waarop de steentekening past. Ook zal wel gegolden hebben, dat ik deze expositie bezocht na de hiervoor genoemde tentoon stellingen in het Stedelijk Museum Be ducht voor Kline's geweld, onrustig toch ook weer door Klee's intense experimente ren, vóelde ik me in het Rijksmuseum plotseling bevrijd. En dat toch tegenover Lautrec's waarlijk niet altijd innemende onderwerpen. Maar is dat „bevrijdende" niet het kenmerk van het ware grote?! (Tot 1 december).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 14