Alcohol cë verantwoordelijkheid
Exposities
in -
Amsterdam
Wanneer de straf als een boeten voor de
overtreding verdwijnt en meer een thera
peutische maatregel wordt ten aanzien van
een soort „zieke", dreigen er voor het ver
antwoordelijkheidsbesef van de alcoholist
zeer ernstige gevaren
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1963
Erbij
PAGINA TWEE
99
Dr. P. H. Esser
Bob Buys
IN 1949 VERSCHEEN van de hand van Raymond
G. McCarthy en Edgar M. Douglass een Yale boek, dat
niet alleen in Amerika, maar ook in Europa grote bekend
heid heeft gekregen door zijn opvoedkundige waarde:
„Alcohol and Social Responsibility. A new educational
Approach". Het betreft echter meer de vraag, hoe de ge
meenschap haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de
problemen, die samenhangen met alcoholmisbruik, kan
leren beseffen dan dat het ingaat op de ontstellende ver
mindering van verantwoord gedrag bij de drinkers zelf.
Dit is een verschijnsel, dat de aandacht verdient. Er is een
algemene neiging merkbaar, de gemeenschap ter verant
woording te roepen als het er op aan komt onverantwoorde
lijk gedrag van haar leden te voorkomen, te verklaren en
te corrigeren. Wij zijn niet langer tevreden met het op-
leggen van een straf, die onze gemeenschappelijke afkeur
uitdrukt van onverantwoordelijk en misdadig gedrag, maar
doen een appel op de staat en de verantwoordelijkheid
van de gemeenschap als het er om gaat een individuele
delinquent van misdrijf te weerhouden. Wij zijn ook in de
leer van de misdaad gewoon geraakt te spreken van be
handeling en therapie. Bij behandeling is daarbij gedacht
aan een mogelijke en meest gewenste inhoud van de straf.
Of zoals Max Grünhut uit Oxford zo typisch heeft gezegd:
„Punishment is, or ought to be, an opportunity for the
WIE ZO PRATEN HEBBEN goeddeels gelijk. Onze tijd is
wars van moraliseren. Het richt niets uit. Dat is in de loop
van de geschiedenis der therapie wel gebleken. Tóch moeten
we oppassen de morele problemen, die hier liggen, niet uit het
oog te verliezen. Is de alcoholist van huis uit een immoreel
mens, zoals men vroeger gemeend heeft, of wordt hij door zijn
drinken tot immoraliteit gebracht? Heeft de mens met alcohol
moeilijkheden een defect in zijn kritisch systeem of is het on
verantwoordelijk handelen een gevolg van het excessief ge
bruik aan de ene kant en aan het overschrijden van zekere in
het ingewikkeld vraagstuk van het alcohol-gebruik en mis
bruik aan deene kant en aan het overschrijden van zekere in
het maatschappelijk verkeer gestelde normen aan de andere
kant.
Het is gemakkelijk in te zien, waarom veel drankmisbruikers
tevens strafwetovertreders zijn. Dat komt doordat beide groe
pen onvoldoende in staat zijn, hun aandriften onder controle
te houden. Dit behoeft nog niet in te houden, dat er een direct
verband bestaat tussen alcohol en criminaliteit. Maar wèl
blijkt telkens weer dat noch de alcoholist noch de misdadige
mens voldoende rekening houdt met de belangen van zijn
medemens en naaste.
ALCOHOLMISBRUIK en criminaliteit zijn uiterst complexe
verschijnselen, waarbij zowel in de erfelijke aanleg gegeven
factoren als van buiten af inwerkende invloeden een rol
spelen. Waarom zou de ontremmende en dempende uitwerking
van aethylalcohol op het centrale zenuwstelsel tot misdadig
heid leiden bij iemand, bij wie de neiging tot misdadig optre
den niet uit de premorbide {morbide is ziekelijk) persoonlijk
heid begrijpelijk kan worden gémaakt? Men mag met Nagel
uit Leiden wel van een katalysator'van de misdadigheid spre
ken, wanneer men het over de werking van alcohol op de
menselijke geest heeft, maar dan toch slechts bij hem of
haar, bij wie een latente neiging tot criminaliteit door de ont
remmende werking van alcohol tot aperte werkelijkheid wordt
gebracht
Alcoholisten en normoverschrijders, drinkers en strafwet
overtreders zijn mensen, die de behoefte in zich voelen gren
zen te overschrijden. Daarmee is een wezensverwantschap
tussen de adcoholist en de misdadiger echter nog niet aange
toond. Want het van tijd tot tijd overschrijden van grenzen
is een algemeen menselijke behoefte. Ook hier moeten we de
oplossing van het probleem niet zoeken. Het gaat immers bij
een grensoverschrijding in de zin van een normoverschrijding
altijd tevens om een zelftranscendentie. Wanneer iemand wet
ten met voeten treedt maakt hij zich schuldig aan een grens
overschrijding, die omlaag voert. Er is ook een zëlftranscen-
dentie, die omhoog voert. In spel en fantasie, in kunst en we
tenschappelijk onderzoek, in reizen en trekken ontdekt de
mens nieuwe werelden, verruimt hij zijn horizon. De mens,
die zich mede verantwoordelijk weet voor zijn naaste eerbie
digt de grenzen, die hem door de gemeenschap gesteld zijn.
Maar hij houdt zich aan de normen der gemeenschap om als
sociaal wezen beter te kunnen functioneren. Maar van tijd tot
tijd komt een verlangen op, ook bij de sociaal goed aange
paste mens, om aan de werkelijkheid en de druk van het da
gelijks leven te ontkomen.
AL HEEL VROEG heeft de mens een kruid ontdekt en een
gisting van suikerhoudende vloeistoffen gevonden, die dage
lijkse werkelijkheid voor hem veranderen kan. Het gebruik
ervan was oorspronkelijk nauw verbonden met een opwaarts
voerende zelftranscentie, met religieuze gebruiken. Het typi
sche en kenmerkende van dergelijke religieuze riten was, dat
zij gericht waren op een opgaan van de individuele persoon
lijkheid in een gevoel van verbondenheid met het geheel. De
mens heeft van tijd tot tijd de behoefte zich vrij te maken
van zichzelf en het dagelijks bestaan. Onze realiseerbare am
bities en begeerten kunnen wij slechts bevredigen via onze
sociale persoonlijkheid, maar het :s de dynamische persoon
lijkheid, die puttend uit een bundel aandriften, ons daarbij
aandrijft. De middelen, die we gebruiken om in een toestand
van zelftranscendentie te komen zijn eigenlijk bij een opwaart
se beweging geen ontsnappings- maar bevrijdingsmiddelen.
Deze middelen brengen echter een gevaar met zich: het ge
vaar van ontaarding van de behoefte. Veroorzaakt het mid
del dusdanige veranderingen in het organisme, dat een nieu
we behoefte ontstaat, dan kan een overdreven honger naar
het middel in de plaats komen van het oorspronkelijk doel.
Men spreekt dan van een pharmacogene verslaving. Een an
dere moeilijkheid is, dat om het bevrijdingsmiddel een sociaal
instituut in de vorm van reclame en dergelijke is ontstaan,
dat het gebruik ervan stimuleert tot ver buiten de grenzen
van het oorspronkelijk doel. Bovendien wordt door reclame
aan het gebruik van het middel een zekere sociale waardering
verbonden.
IN ONZE WESTERSE cultuur is het bevrijdingsmiddel bij
uitstek, de alcohol, reeds lang van het religieus naar het sociaal
gebruik ervan verschoven. Doordat de eisen, die aan ons ge
steld worden, dank zij de steeds ingewikkelder sociale struc
tuur, steeds groter worden, is het verlangen naar ontsnapping
en bevrijding ook veel groter dan bijvoorbeeld in de Middel
eeuwen. Men had toen nog geen gedistilleerd. Het enige wat
men had was dun bier en landwijn. Er werd alleen gemeen
schappelijk, niet solitair, gedronken en alleen op hoogtijdagen.
Overal waar de religieuze behoeften verminderen, zien we
een profanering van de bevrijdingsmiddelen met als gevolg
de kans op verslavingsziekten en kroeglopen. Het gezonde
menselijke handelen is een handelen uit ontwerpen en een
van tijd tot tijd doorbreken van het raam van de concrete
leefwereld. De mens is op weg. Maar bij de verslaafde is het
leven tot stilstand gekomen. Hij zakt steeds verder weg in
de kroeg. Zodra hij uit de roes ontwaakt, ontstaat een gevoel
van onlust, van angst. De moeilijkheden stapelen zich op,
torenhoog. De negatieve gevoelstoon moet weggewerkt worden
met een opknappertje, waaruit hoogstens een lege euforie
resulteert. De problemen zijn niet werkelijk opgelost, al heeft
de drinker zichzelf tijdelijk opgelost in de drank. Daarom
De zenuwarts dr. P. H. Esser,
hoofd van de Sociaal-psychia
trische afdeling van de GGGD
te Haarlem, heeft vorige week
donderdag in het Gebouw voor
Kunsten en Wetenschappen te
Utrecht een rede gehouden ter
gelegenheid van de Nationale
Reclasseringsdag, die vandaag,
28 september, wordt gehouden.
Van deze rede, „Alcohol en
verantwoordelijkheid", heeft hij
voor ons blad een samenvatting
geschreven, welke wij hierbij
gaarne publiceren.
treatment of those defects which have become visible by
the commission of the criminal act, or in the course of the
examination of the offender". Men zegt ons telkens weer,
dat we tegenover alcoholisten geen moraliserende houding
mogen aannemen, dat we ons uiteraard niet boven hem
of haar mogen stellen maar naast hen moeten gaan staan
om hen op te vangen of hoe dat moge heten. Immers zou
de alcoholist zich toch al onbegrepen voelen en slechts in
staat zijn met een andere alcoholist in A.A. verband te
spreken. (A.A. is Anonymous Alcoholics).
Bij de alcoholist is het delict in de regel een accidenteel
verschijnsel. Het drinken gaat vooraf aan de overtreding. Bij
de misdadige mens omgekeerd. Hier zijn de delicten in de
regel ernstiger en is het drinken een bijkomstig verschijnsel
dat ook in het beeld gemist kan worden.
In dit verband is het nuttig nog een andere onderscheiding
te maken: die tussen verantwoordelijkheidsgevoel en het weten
verantwoordelijk te zijn (verantwoordelijkheidsbesef).
Bij de opvoeding worden ons bepaalde normen bijgebracht.
Wij leren wat goed is en wat kwaad. De een heeft het met
leren moeilijker dan de ander. Terwijl de een haast zonder
aanwijzingen weet wat hij doen mag en laten moet, moet de
ander bij herhaling op verkeerd gedrag worden gewezen. Van
de eerste zeggen wij dat hij veel verantwoordelijkheidsbesef
heeft, van de tweede dat het hem aan verantwoordelijkheids
besef ontbreekt. De laatste kunnen we wel kennis van de wet
bijbrengen, maar zonder dat deze een innerlijke richting
gevende kracht wordt.
Deze onderscheiding is niet slechts van belang wanneer het
er op aankomt de alcoholdelinquent van de misdadige alco
holist te onderscheiden, maar kan ons ook helpen, wanneer
we willen trachten bij een drinker door een behandeling of
therapie tot een meer verantwoord gedragspatroon te komen.
Was er bij hem van huis uit wel degelijk sprake van norm
besef en is door het drinken het geestelijk leven slechts ge
nivelleerd, dan mag verwacht worden dat bij ophouden met
drinken het normbesef opnieuw een rol zal spelen bij het
tot stand komen van het gedrag. Is echter wat goed en kwaad
is voor de mens niet meer dan een van buiten geleerd lesje
dan mag van heropvoedende maatregelen weinig effect worden
verwacht. Kennis van deze premorbide persoonlijkheid is
nodig om het later gedrag te kunnen waarderen. Maar zij is
meestal moeilijk te verwerven. Zij steunt in hoifdzaak op:
99
IJ
worden ze steeds groter tot ze onoplosbaar worden. Dan weet
de alcoholist geen raad meer en komt hij misschien op een
consultatiebureau. Dan spreekt hij over spanningen, die hij
slecht kan verdragen. Zij zouden een te zware belasting voor
hem zijn en een dagelijks terugkerend lijden. Dit lijden ont
loopt hij in de kroeg. Hij ziet dat het eigenlijke menselijke
probleem niet gelegen is in de onlust van het lijden, maar
in de zingeving.
DE MENS die in de roes al zijn wensen schijnbaar bevre
digd ziet, staat bij het ontwaken nog met lege handen omdat
het leven zinloos geworden is. Hij zegt dat hij gezelligheid
zoekt -in de kroeg, maar hij voelt zich niet verantwoordelijk
voor de anderen, die daar komen. Hoogstens denkt hij, ik ben
nog niet zover weggezonken als die of die. Hij ontmoet de
ander niet. Hij leeft voor zichzelf. Hij drinkt en zijn drinken
is een zich afwenden van een expansie van eigen persoonlijk
heid als hij de grand signeur is die rondjes geeft en groot lijkt
in de ogen van hen die lager op de sociale ladder staan. Maar
de bevrediging, die alcohol geeft, is slechts een schijn-bevredi-
ging, zoals het kroegcontact een schijncontact is. De drinker
tracht zich op te trekken aan de misère van anderen. Maar hij
voelt zich daarvoor niet verantwoordelijk en spoort hoogstens
aan tot meer drinken. De alcoholist heeft geen levensdoel
meer. Hij wil vergeten. Wij vinden bij hem geen centrale idee
meer, die zijn leven draagt en richt. Hij is uitgeleverd aan de
directe impulsen van het ogenblik. Hij moet steeds opnieuw
drinken om de levensleegte op te vullen. Indrukwekkend
kunnen alcoholisten over deze leegte spreken. Zodra ze nuch
ter zijn dreigt de verveling, het weer aandacht moeten schen
ken aan teveel dingen, die niet werkelijk vermogen te
boeien.
ALCOHOL nivelleert het leven. De hoogtepunten zijn er
niet meer. De belangstelling ebt weg. Het bewustzijn wordt
verlaagd en vernauwd tot op het drinken zelf. De nivellerende
werking doet ook onverantwoord handelen. In de roes is het
niet meer mogelijk beschouwend tegenover jezelf te staan. De
alcohol voert mee naar de diepte. Wie ten koste van alles zorg
en leed wil vergeten, wordt niet meer gevormd door liet lijden.
Hij blijft in zijn gevoelsleven een kind. Vandaar dat infantiel
sexuele neigingen bij alcoholisten veelvuldig worden aange
troffen.
Nuchter kan de drinker het leven niet meer aan. Onder in
vloed schijnbaar nog wel. Toch begint hij zichzelf ook daar
onzeker te voelen en het gezelschap te zoeken van mensen,
die beneden zijn sociaal niveau staan. Slechts door dezen
wordt hij nog voor vol aangezien.
Het gedrag van de drinker gedurende de roes moet gezien
worden als een symptoom dat uitdrukking geeft aan bepaalde
evenwichtsverstoringen binnen het systeem der drijvende
krachten. Nuchter worden deze in bedwang gehouden, maar
onder invloed van alcohol komen ze ongeremd voor de dag.
In dit verband is het belangrijk te weten, dat het een alge
meen erkend ervaringsfeit is, dat alcoholisten later tot delic
ten plegen te komen dan niet-alcoholisten. Pas wanneer het
verantwoordelijkheidsgevoel onder invloed van jarenlang ex
cessief alcoholgebruik vrijwel niet meer te wekken is, komt
het tot overtredingen. Deze dragen over het algemeen een
minder ernstig en minder ingewikkeld karakter. Bij de ver
mogensdelicten zien we kleinere delicten, zoals de diefstal van
een fiets, verduisteringen en oplichterijen, welke in de hand
gewerkt worden door een sterk maatschappelijk verval, een
voortdurend geldgebrek e.d. Minder duidelijk is dit verschijn
sel bij de agressieve delicten, omdat agressief optreden bij de
drinker minder weerstand pleegt te ontmoeten.
HERHAALDE OPENBARE dronkenschappen en doelloos
rondzwerven brengen drinkers ook in aanraking met de Justi
tie. Deze verschijnselen zijn echter meer uitdrukking van het
alcoholisme zelf dan dat ze gezien moeten worden als een ont-
remming. Meestal zien we dit gedrag pas na jarenlang exces
sief alcoholgebruik. De zwervers onder de drinkers zijn vaak
afgezakte alcoholisten boven de 50 jaar.
SPREKENDE OVER alcohol en verantwoordelijkheid moeten
wij blijkbaar onderscheiden tussen criminele gedragingen, die
pas in de loop van een lange drinkerscarrière bij alcoholisten
kunnen worden waargenomen, en alcohol drinkende misdadi
gers, bij wie het drinken pas later door de omgang met asociale
mensen in kroegen tot Ontwikkeling wordt gebracht.
-r3-9önait
f V
nt asfiw
-noe n9rtnu?i 6ene
ij #te^'*i - a:-
fb;:r -teqi/q >-.afhW
1. De auto-anamnese (anamnese is de voorgeschiedenis van
de ziekte). Deze is weinig betrouwbaar, omdat de deliquent
zelf zich zo goed mogelijk tracht voor te doen, ten einde
begrip voor zijn situatie, dat wil zeggen een milde be
rechting te krijgen.
2. De hetero-anamnese. Deze is slechts van waarde, wanneer
zij door intelligente goed willende ouders, geïnteresseerdee
broers en zusters en dergelijke wordt gegeven.
3. Testmateriaal. Dit kan wel helpen tussen gepsychopati-
seerd en psychopathisch gedrag te onderscheiden, maar
geeft zelden meer dan waarschijnlijkheid.
Tracht men aan de ene kant te verklaren, waarom misdadig
heid en onverantwoordelijk gedrag ontstaan, en zoekt men
daarbij naar defecten in de persoonlijkheid, aan de andere
kant tracht men na te gaan, hóé misdadig gedrag wordt aan
geleerd door dit van het milieu over te nemen.
MAAR MET HET verklaren van afwijkend-gedrag Is het
nog niet geëxcuseerd. Wanneer de straf als een boeten voor
de overtreding verdwijnt, en meer een therapeutische maat
regel wordt ten aanzien van een soort „zieke", dreigen er
voor het verantwoordelijkheidsbesef van de drinker-delinquent
ernstige gevaren. De houding van de gemeenschap ten aanzien
van strafwetovertrederss is uitermate belangrijk. Het geeft
te denken, wanneer men in een boek over alcohol en sociale
verantwoordelijkheid de gemeenschap ter verantwoording
roept, en het gedrag van alcohol-delinquenten geëxcuseerd
acht, wanneer het causaal verklaard of genetisch begrepen is.
Menig alcoholist vindt het zeif gevaarlijk, wanneer men
jegens zijn drinkgewoonte als ziek kwalificeert.. Hij zal óf
ressentiment krijgen jegens de maatschappij, die zo onver
antwoordelijk is geen oog te hebben voor zijn morbiditeit,
óf zich door zijn ziek-zijn, zijn verslaafd-zijn, reeds bij voor
baat geëxcuseerd achten.
Er wordt veel over schuldgevoel bij alcoholisten gesproken.
Men ziet daarin een bewijs van aanwezig verantwoordelijk
heidsgevoel. Analyseert men dit gevoel, dan blijkt dit meer
malen meer een gevoel van spijt met betrekking tot de onaan
gename gevolgen te zjjn dan berouw over de daad.
De alcoholist, die bij ons komt om geholpen te worden wil
slechts zelden met drinken ophouden. Vandaar de klacht van
de A.A. dat er zoveel meelopers zijn, die denken enig per
soonlijk voordeel bij de A.A. te kunnen behalen, justitie-
gevallen, die hopen op een voorwaardelijke veroordeling.
ER ZIJN ALLERLEI soorten drinkers, typen drinkers,
waarop we hier niet nader kunnen ingaan. Ik heb ze destijds
in drie grote groepen ingedeeld, die van de constitutionele, die
der symptomatische en die der probleemdrinkers. Zij be
zaten bij alle verschillen één gemeenschappelijk kenmerk: de
neiging tot verbergen en liegen. Velen kwamen dicht te staan
bij de psychische make-up van de oplichter.6)
Een van de kenmerkende verschillen tussen een oplichter
en iemand, die andere vermogensdelicten pleegt is, dat de
oplichter zijn slachtoffer ontmoet. Hij slaagt erin, telkens op
nieuw, zijn slachtoffers te imponeren en een vertrouwens
positie bij hen in te nemen. Dit is mogelijk doordat hij fijntjes
weet te speculeren op de ijdelheid van zijn gesprekspartner.
Hij weet op kundige wijze de mildheid van zijn slachtoffer
uit te laten komen tegen de krenterigheid en het egoïsme
van de meeste mensen. Hij weet zijn slachtoffer juist tê
taxeren en daarvan gebruik te maken om geld van hem los
te krijgen. Hij beschikt over een snel invoelend vermogen,
dat gebruik maakt van het juiste moment en van de zwakke
plek in het karakter van zijn gesprekspartner.
Hij zoekt zogenaamd gezelligheid in de kroeg, maar het
samen-zijn met anderen is bedriegelijk en onecht, de omgang
onwaardig. Hij heeft eindeloze uitvluchten om de deur uit
te komen en de kroeg in te stappen. Hij bedriegt onophoude
lijk, maar vindt in wantrouwen van anderen een welkome
aanleiding om opnieuw de kroeg in te gaan. Hij speelt de
verontwaardigde njan, die je vertrouwen kunt, en bagatelliseert
daarom, wat hij verkeerd gedaan heeft. Hij heeft geen geduld
voor lange herstelprogramma's. Daarom houdt de A.A. zich
vast aan de 24-uursgedachte: vandaag drink ik niet! Hij
heeft geen tijd het vertrouwen terug te winnen. Hij kan er
niet op wachten. Dus begrijpt zijn vrouw hem niet. Hij dwingt
vertrouwen af met een dreigement op de achtergrond. In een
gesprek laat hij de ander bijna niet aan het woord komen,
zó'n haast heeft hij tot overeenstemming te komen. Er is
trouwens nauwelijks sprake van een gesprek. Want een gesprek
is mededeling van een in beginsel gemeenschappelijke wereld.
DE DRINKER participeert niet wezenlijk aan de wereld
van de ander. Hij weet zich niet verantwoordelijk voor de
man met wie hij samen drinkt en tegen wie hij praat, evenmin
voor vrouw en kinderen. Ik heb bij herhaling alcoholisten
ontmoet, die niet eens wisten op welke school hun kinderen
gingen. Zijn voorstellingsleven wordt beheerst door drinken
en de roes. Hij wil het verantwoordelijke leven wegduwen, er
niet aan beginnen, het uitstellen. Zakenopdrachten blijven
onbeantwoord liggen, noodzakelijk werk onafgedaan. In schijn
bestaat er een goed contact met vele mensen. In werkelijkheid
gaat het altijd om wat anders, en. is het affectieve contaèt
onecht. We horen wel een niet te stuiten woordenvloed, en
zijn getuige van een welhaast dwangmatig praten, maar geen
luisteren naar wat de ander zegt. De alcoholist zoekt niet de
ander, maar zichzelf. Hij heeft geen eerbied voor de ander en
geen eerbied voor het leven. Hij is nooit werkelijk bewogen en
heeft slechts zelden schuldgevoel. Want schuldgevoel houdt in
de mogelijkheid van distantie-nemen, een mogelijkheid van
jezelf critisch bezien in doen en laten. En dat wordt in het
drinken juist ontlopen tot er bijna geen appèl aan het geweten
meer mogelijk is. Daarom spreken de 12 stappen tot herstel
van een kracht, die groter is dan de drinker persoonlijk kan
opbrengen, en van het opmaken van een morele balans. Pas
wanneer het weer gelukt het drinken te doorbreken en, zoals
de 10e stap zegt, tot zelfonderzoek te komen, kan er sprake
zijn van geestelijk, d.w.z. van zinvol leven, van een ver
antwoordelijk bestaan.
De gemeenschap die dit tracht uit te dragen is de A.A.
Zij is het die in groter verband zeer veel slachtoffers van de
alcohol kan helpen de weg terug te vinden tot alles wat het
leven goed en verantwoord kan maken.
lnd^f' M.' DouSls«s: Alcohol and social
Responsibility A new educational approach, New York, 1949
Oftenri£« r- ?nö 56Jreetive Treatment of sexual
a> 4 t 4. Suxual Crime Today, 's-Gravenhage, 1960
y Jens: En?8e opmerkingen over de verhouding van
diankmisbruik en criminaliteit, Mndbl. G.V 7 1952
4) P. H. Esser: Alcoholisme, Kok, 1960.
De Psychopatologie van de oplichter onder
anthropelogisch aspect, diss. Amsterdam. 1958.
IN HET STEDELIJK MUSEUM te Am
sterdam zijn nu ook de tentoonstellingen
weer begonnen. Er wordt al gefluisterd
dat de nieuwe directie meer aandacht aan
de Noordamerikaanse kunstenaars zal
gaan wijden. Voor de expositie van wer
ken van Franz Kline (1910-1962) ontvingen
wij een in het Engels gesteld persbericht.
Wij leren daaruit dat Kline als schilder
academische wijze geschoold werd, dat
vroege werk geschilderd is in een verschei
denheid van traditionele stijlen. Mogelijk
ook door de vertaling werkt zo'n korte
mededeling verdachtmakend. Dat vroege
werk wordt niet vertoond. Deze tot 20 ok
tober te bezichtigen expositie bevat al
leen werken in de van de kunstenaar wel
bekende abstracte stijl, las ik verder.
Kline's schilderijen, voor het belangrijkste
deel in zwart en wit, kunnen gezien wor
den als tekens gebouwd uit strak getrok
ken brede stroken merf. Moge zijn kleinere
formaten boeiender zijn door ook wel een
speelser neerzetten soms, zijn grote for
maten maken een „geweldige" indruk, die
me echter niet noodde tot een wat langer
verblijven op deze tentoonstelling.
HEEL ANDERS verging met het bezoek
aan een expositie van aquarellen van Paul
Klee (1879-1940), tot 4 november in hetzelf
de museum te zien. Klee moet meer dan
3000 van deze kleurige bladen gemaakt
hebben. Hoewel veel voor een groot pu
bliek wel moeilijk zal blijven geloof ik
toch dat velen langzamerhand genoeg ge
zien hebben in de hedendaagse kunst of
wat zich daarvoor voordoet, om bij een
rustig aandachtig beschouwen iets mee te
beleven van Klee's wonderlijke, intens-
geïnteresseerde experimenten. Het gemak
kelijkst heeft men wellicht contact met
zijn vroege werk, waaraan zijn vaak
spitse en spirituele handschrift het duide
lijkst ten grondslag ligt. De inrichters
hebben hier weer heerlijk hun etaleerlus-
ten kunnen botvieren. Enige toegevoegde
commentaren zijn soms wei verhelderend
voor Klee's bedoelingen. Als echter mee
gedeeld wordt dat Klee's lijnvoering op
een gegeven moment symbolischer
werd, dan begint het mij te schemeren.
Bij de reeks „Geharmoniseerde storingen"
noteerde de commentator enthousiast
„welk een tegenspraak in de titel alleen
al", en ik vroeg me weer af voor wie
deze „verhelderingen" bedoeld zijn. Des
ondanks bleef Klee op wonderlijke wijze
boeien en dat lijkt me genoeg.
EEN TENTOONSTELLING van lithogra
fieën van Henri de Toulouse-Lautrec
(1864-1901) lijkt geen aanbeveling te be
hoeven. Reproducties naar zijn affiches
blijken zeer gewild. Regelmatig verschij
nen er boeken, waaronder veel pockets,
over hem op de markt, terwijl in de be
kende opruimingszaken altijd veel te vin
den is dat normaal niet meer te bestellen
valt.
P"! recensent zal over 't algemeen opini-
eel weinig toe te voegen hebben aan die
reeksen. Toch kan de kunstbeschouwing
zich met het veranderen van de tijd wel
lichtelijk wijzigen. Met het veranderendé
leven wisselt ook de beleving van wat
vóór ons kwam. Zo ziet het er op het mo
ment naar uit dat Lautrecs invloed van
daag weer sterker is gaan gelden, al is dit
soms langs de omweg via het werk van
bijvoorbeeld een Bonnard. Ik denk nu aan
een Otto B. de Kat, die zich weer aan
het verdiepen is in de tijd van de Nabi's
(Bonnard, Vuillard, enz.). Hoewel vaak
regelrecht geïnspireerd door Goya kan
men de schilderijen van Arie Kater ook
Lautrecs vormgeven terugvinden. Het werk
van bepaalde jongere tekenaars en grafici
is niet geheel te denken vaak zonder door
Lautrecs eens gegeven aanwijzigingen. Ik
geloof danook niet dat de leiding van het
Rijksprentenkabinet zo zonder meer Op
hét idee kwam een tentoonstelling te ma
ken in de expositiezaal in het Rijksmu
seum van Lautrecs lithografieën. Hier
wordt bewust antwoord gegeven op een
vraag.
HET BELANG VAN deze tentoonstelling
bleek voor mij persoonlijk óók niet de ont
dekking dat, met reproducties van veelal
kleinere formaten het beeld aan Lautrecs
werk bij mij had vertekend. Mijn genié
ten hier werd bevorderd vooral weer door
de confrontatie met de zo ruime forma
ten en in vele gevallen ook het papier,
waarop de steentekening past. Ook zal
wel gegolden hebben, dat ik deze expositie
bezocht na de hiervoor genoemde tentoon
stellingen in het Stedelijk Museum Be
ducht voor Kline's geweld, onrustig toch
ook weer door Klee's intense experimente
ren, vóelde ik me in het Rijksmuseum
plotseling bevrijd. En dat toch tegenover
Lautrec's waarlijk niet altijd innemende
onderwerpen. Maar is dat „bevrijdende"
niet het kenmerk van het ware grote?!
(Tot 1 december).