Moord op Majorca
Tripoli's Castello,
mozaïek der historie
PANDA EN DE MEESTER^FLESSER
13
door Paul Tabori
Blanke en bruine
heersers kwamen
en gingen m
bonte rij
DONDERDAG 3 OKTOBER 1963
Ons vervolgverhaal
Alles mag
De Moslimtijd
Turks intermezzo
Hangende tuinen
Bob Tadema Sporry
Onrustige Zenuwen?
Mijnhardfs Zenuwtabletten
De wollige distel
is niet meer
i
i
I
27)
„Des te meer reden voor u om me
aan wal te brengen."
„Ik zei u al, dat ik dat niet kan
doen."
„U zei, dat ik een dokter nodig
had.
„U houdt het wel uit tot we in Por
to Cristo zijn als u tenminste naar
beneden gaat en op de bank blijft lig
gen
„Juffrouw Ramsay.Ik ben u
erg dankbaar dat u mijn leven hebt
gered. Maar dat geeft u nog niet het
recht me te ontvoeren."
Ze draaide zich om. Haar gezicht
was bleek in het maanlicht, haar lip
pen op elkaar geklemd.
„Ik heb u gezegd dat ik een be
langrijke zaak heb af te handelen. Ik
móét naar Porto Cristo."
„Nee. Dat heeft u me niet verteld.
Wat is dat voor een belangrijke zaak
die geen half uur kan worden uitge
steld?"
Ze beet op haar lip. Mogelijk had
ze niet zo veel willen loslaten.
Hij wachtte even af.
„Voor de laatste keer wilt u me
aan wal zetten?"
„Nee."
Hij kon geen worstelpartijtje met
haar beginnen; ze zou het trouwens
waarschijnlijk nog winnen ook. Zijn
onbruikbare linkerarm voelde zwaar
en levenloos aan. Hij keek naar de
kust. Die was ongeveer vijfhonderd
meter van hen vandaan. Hij zou het
er maar op wagen.
Hij draaide zich om en liep over
het smalle dek naar de boeg.
„Wat gaat u doen?" schreeuwde ze.
„Als u weigert, heb ik geen andere
keus. Ik moet dan wel naar de kust
zwemmen."
Ze gilde, maar hij stond al op de
rand. Voordat hij kans had te dui
ken, had ze haar armen om zijn
schouders geslagen. Hij voelde hun
soepele kracht en verzette zich er te
gen. Terwijl hij vocht, struikelde hij
over een opgerolde kabel en viel. Het
stuurrad, dat ze los had gelaten, draai
de wild in het rond, de boot zwenkte
landwaarts.
Stephen was uitgeput. Ze stond over
hem heen gebogen, tussen hem en de
boeg. Toen hij naar haar opkeek zag
hij tot zijn verbazing dat ze huilde.
Janet.
„Alsjeblieftfluisterde ze
snikkend. „Alsjeblieft.doe het
niet.
Hij probeerde op te staan maar kon
niet. Ze hielp hem op de been en
keerde toen terug naar het stuurrad'
en corrigeerde de koers van de boot.
Whisky, die de gebeurtenissen met
enige tekenen van opwinding had aan
gezien, begon zachtjes te janken. Ze
boog zich voorover en klopte hem op
zijn kop. Stephen leunde tegen een
stuk opgerold touw en keek naar haar.
Haar haar zat in de war en er zat
een veeg op haar gezicht. Ze veegde
haar neus af met de mouw van de
wollen jopper, die ze over haar jum
per had aangetrokken. Stephen Bar
rett moest zich inspannen om niet
naar haar toe te gaan en haar in z'n
armen te nemen. Hij kon deze im
puls net op tijd overwinnen. In plaats
daarvan vroeg hij haar:
„Heb je moeilijkheden, Janet?"
Ze keek recht vooruit, haar profiel
was teer en kwetsbaar in het maan
licht. Ze voeren nu evenwijdig met
de kust, die ongeveer op een kilome
ter afstand aan stuurboord lag. Het
was een rustige, stille nacht.
Hij wachtte; het duurde lang voor
ze sprak:
„Ja."
„Zou je 't me willen vertellen?"
Opnieuw was er een pauze.
„Daar is het te laat voor," zei ze.
Hij trok zich op aan de reling. Hij
moest staande met haar praten, voel
de hij. „Het kan nooit te laat zijn."
Ze draaide zich nu naar hem om
terwijl haar handen het stuurrad nog
vasthielden.
„Ik heb gefaald. Ik zal de prijs
daarvoor nu moeten betalen. Het zou
me niet kunnen schelen maar er
is iemand anders
„Wie?"
„M'n broer."
Hij voelde zich wat sterker, zijn
geest werd weer wat helderder, de
duizeligheid was verdwenen. Hij ver
trouwde zichzelf nu genoeg om zijn
handen ove de hare te leggen,
slanke vingers voelden koud en
„Je moet het me vertellen," zei
„Vanaf het begin."
Toen ze aarzelde, voegde hij
toe:
„Ik wil je helpen. Ik geloof
kan helpenWe zijn hier niet
de Can'Tonio bar. Kapitein Calvo
hier niet binnenlopen om je bang
maken
Ze staarde hem aan.
„Maar weet je dat dan niet?'
ze wat verbaasd en ongeduldig,
is m'n stiefbroer."
„José?" vroeg Stephen stupide.
„Ja. Kapitein José Calvo. Mijn
der is tweemaal getrouwd
eerste man was een Spaans
maat, Domingo Calvo. Hij stierf
1924 gedood bij een bomaanslag.
Zes jaar later is ze met m'n
getrouwd. Ik werd in 1937 geboren.
José is opgevoed in Engeland
z'n grootouders stonden erop, dat
naar Spanje zou terugkeren."
De wind werd sterker omstreeks
middernacht; Janet hees de zeilen,
zich vlug en zeker over het dek be
wegend, terwijl Barrett daar alleen
maar kon zitten en toekijken. Hij had
gedurende tien minuten het stuurrad
overgenomen terwijl zij naar beneden
ging en terugkeerde met twee kom
men hete koffie en broodjes van grof
bruin brood met roodachtig gekleur
de knoflook-worst. Maar behalve deze
onderbreking, was er niets dan het
zachte zingen van de wind in de tou
wen, het stampen van het motortje
en haar stem rijzend en dalend,
één met de wind en de nacht. Hij
luisterde, stelde zo nu en dan een
vraag en probeerde leemten aan te
vullen door gissingen en gevolgtrek
kingen; want ze vertelde niet steeds
even duidelijk. De woorden kwamen
in een onafgebroken stroom; blijk
baar dacht ze dat hij veel meer wist
dan werkelijk het geval was, maar
hij wilde haar niet onderbreken of
haar langzamer laten praten, want
het was niet gemakkelijk voor haar
hem alles te vertellen.
Ze passeerden de lichtjes van Es-
tallench en Banalbufar, Puerto Ca-
nonge lag achter hen en ver vooruit
rees Cap Gros op, met de toegang
tot Puerto de Soller, dat knus tussen
de bergen en de zee was gelegen.
En nog was haar verhaal niet ten
einde.
Er was vijftien jaar verschil tussen
José Calvo en Janet Ramsay en ze
was nog maar tien jaar oud toen
haar stiefbroer Engeland verliet om
naar het land van zijn vader te
gaan. Toch was het, vanaf het mo
ment dat ze zich van de wereld be
wust werd, José geweest die deze we
reld had gevuld. De band tussen hen
was zo innig, zo duurzaam, dat ze
nooit verbroken kon worden, zei ze.
In de jaren nadat José Oxford had
verlaten en op de militaire academie
in Madrid was, hadden ze elkaar
slechts gedurende enkele weken iede
re zomer ontmoet, als hij een bezoek
bracht aan zijn moeder of als me
vrouw Ramsay Janet meenam naar
Spanje voor vakantie. Het was een
bijna mystieke band, die was begon
nen als heldenverering van de kant
van het kleine meisje en die was ge
groeid tot de onverbrekelijke band.
die tweelingen bindt. Maar zij waren
geen tweelingen stiefbroer en stief
zuster, met vijftien jaar verschil, er
was geen logische of redelijke ver
klaring voor. Toen Janet roodvonk had
en in doodsgevaar verkeerde, nam
José verlof en vloog naar Schotland:
hoewel de brief, waarin hem verteld
werd van de ziekte van zijn zusje, pas
arriveerde toen hij al vertrokken was.
Toen José met zijn paard was ge
vallen bij de internationale kampioen
schappen in Brussel, weigerde Janet
te eten of te slapen totdat mevrouw
Ramsay haar beloofde dat ze naar
België zouden gaan en toch had
José er voor gezorgd, dat het onge
luk zijn familie niet ter ore kwam.
(Wordt vervolgd)
VAN ALLE ANTIEKE gebouwen is het Castello, de
oude Romeinse burcht, het fraaiste bezit van Tripoli,
de hoofdstad van het koninkrijk Libië. Het is een reus
achtig bouwwerk, gesloopt en herbouwd, telkens en
telkens weer. In de loop der eeuwen groeide dat eens
betrekkelijk kleine kasteel uit tot het schilderachtige
geheel dat het nu is. Aan één zijde rijzen de hoge,
botergele muren op uit het blauwe water van de haven.
Aan de andere zijden is het omgeven door oude dadel
palmen die paarse, vederachtige schaduwen op het
trottoir werpen. Die hoge muren met hun enkele
zware poorten omsluiten een schijnbaar onontwarbaar
labyrint van binnenplaatsen en trappen, van gangen,
kamers, zalen, tuinen en kerkers. Er zijn intieme
kleine cours met witmarmeren zuiltjes en ragfijne
kapiteeltjes. Er tinkelen marmeren fonteinen vol wijze
spreuken langs de bekkens en paarlgrijze duifjes roe
koeren langs de randen. Er zijn tuinen waarin bananen
rijpen en bougainvilles gudsen in purperen watervallen
van de muren. Rozen geuren in de zon en bonte bloe
men dansen in de wind. Witmarmeren trappen komen
met duizend bochten nergens vandaan en eindigen in
een dood hoekje. In overdekte arkaden blikken mar
meren Romeinse keizers met blinde ogen naar de wei
nige voorbijgangers en bij een kleine moskee is een
binnenplaatsje, waar een eeuwenoude wijnstok een
groen dakje vormt.
§f
.jr
Er zijn massa's kantoren waarin veel
ambtenaren zitten te regeren en in dikke
boeken schrijven. Andere dromen met de
ogen naar de strakblauwe hemel. Maar er
is ook een heerlijk stille bibliotheek, waar
in een wat dromerige bibliothecaris pro
beert een weg te vinden in een door de
oorlog zo lang geleden hopeloos
in de war geraakte massa folianten en
manuscripten. Daar staan de Italiaanse
boeken met de grootse plannen voor de
komende rijkdom van Libië en al die
foto's van wat werd bereikt, en door de
oorlog weer teniet gedaan. Het is een
prachtige, maar heel lege bibliotheek
want publiek komt er eigenlijk nooit.
Maar wie wil lezen en leren over Libiës
groots verleden kan geen beter plekje vin
den, noch zachtere stoelen, noch grotere
tafels om alles op uit. te spreiden. M"'
IN HET CASTELLO zijn twee musea
ondergebracht, één voor volkenkunde, één
voor prehistorie. In deze musea doet een
handvol slaperige suppoosten traag zijn
plicht, in mijn ogen de meest ideale sup
poosten van de wereld. Niet museaal ge
zien natuurlijk, maar wel uit het oogpunt
van het publiek. Want deze brave lieden
laten de bezoeker volkomen vrij, mits hij
niet gapt. Ze tikken niemand op de vin
gers, volgen hem niet op fulpen voeten
van kast tot kast, van zaal tot zaal. Ze
staan toe een voorwerp te betasten, wat
tenslotte de enige zinnige manier is om
het aan te voelen en te begrijpen. Ze
staan toe dat men achter een kast kruipt
om beter te kunnen kijken. Sterker, ze
doen die kasten zelfs open als men foto
graferen wil! Ze dragen de spullen aan
die men beter buiten kan bekijken, en ze
vinden het volkomen normaal als men
Foto links: St. Joris en de draak
een modern reliëf uit de „Balbo-
periode" ziet neer op een antieke
Italiaanse heerser van het Cfhbtellö:
het standbeeld van de in Tripolitanië
geboren Romeinse keizer Septimus
Severus. Rechts een vrijwel onge
schonden Romeins reliëf in een der
muren van het kasteel.
moslemhanden was, werd er heel wat aan
verfraaid en verbouwd. De marmeren be
kledingen en prachtige tegels uit die tijd
maakten het Castello wijd en zijd be
roemd. In de 15de eeuw meenden de Span
jaarden, dat de christelijke wereld ook
een steunpunt nodig had in Noord-Afrika
en een grote vloot voer uit en veroverde
het fort op de bijzonder vrome Abdoella
de Maraboet.
Het Castello werd naar de modernste
opvattingen versterkt en verbouwd en dat
was waarlijk wel nodig, want de Span
jaarden hadden een genadeloze oorlog te'
voeren tegen de „Arabische barbarossa",
Khair-d-Din, die zijn hoofdzetel in Algiers
had. Het Castello kreeg een geweldig gar
nizoen en heette voortaan Sint Joris. In
die tijd was Tripoli een geheel christelijke
stad, want de Spanjaarden hadden alle
moskeeën, winkels, huizen en paleizen ge
plunderd en de bewoners vermoord of
/tfcïbannen. 4
BE MALTEZER' ridders, uitgezonden
door Karei V, kwamen in het geweer toen
de toestand kritiek werd onder de opnieuw
oprukkende moslems, maar in Tripoli
neerste de pest en ze volstonden ermee
50. „Gelukkig, die griezels zijn weg," zei Panda, uit
zijn schuilplaats tevoorschijn kruipend, „nu ga ik kij
ken, waar Joris uithangt." „Je moet het zelf weten,
jongeheer," antwoordde de waard beverig, „maar ik
houd me voorlopig nog wat schuil. Ik ben pas gerust als
ik zeker weet, dat die spooksels niet meer terugkomen."
Nu, over dit laatste hoefde de waard zich geen zor
gen te maken, want de leden van de Broederschap had
den nu zoveel inzicht verstoven, dat alle verdichtsels
in de fles waren teruggedwarreld. „Eigenlijk jammer,
dat we ze zo gauw weer hebben verdreven," merkte
de Meergraaf op. „Het was juist zo amusant, dat ge
gil en geroep van de lieden hier. Ik had hun gezichten
wel eens willen zien." En hij lachte uit volle borst.
„Toom u wat in, m'n waarde," sprak de Lord der Neve
len. „Er valt niets te lachen. Ook onschuldigen hebben
wij de straf der schrik gegeven en dat is fout. We had
den moeten bedenken dat verdichtsels schuld en on
schuld niet uit elkaar kunnen houden. Laten we snel de
fles kurken en heengaan, voor.Zijn. stem stokte, want
nu klonk plots de verschrikte stem van de Moerheer door
het vertrek. „De fles!" riep deze. „De fles is gebroken!"
een marmeren beeld streelt om de vorm
beter te kunnen voelen.
Maar héél strenge mannen staan bij de
hekken die weer dwars over een andere
binnenplaats lopen; daar achter het hek
staan blinkende monsters van auto's met
slapende chauffeurs achter het stuur, want
achter de hemelhoge muren werken de
hogen van het land en zeggen wat er
gebeuren moet. Geen onheilige voeten mo
gen dit heilig oord bezoedelen!
Het Castello is heel oud. In Romeinse
tijd stond er een „versterkte plaats".
Daarvan vond men de resten toen men
dwars door het Castello een moderne auto
weg aanlegde. In de negende eeuw kwamen
er een moskee en een fort, waarin Abdoel-
la-bin-Brahim, heerser en stichter van een
dynastie, zich verschanste toen het volk
in opstand kwam tegen zijn harde hand
van regeren.
WANNEER de Arabieren er kwamen,
is onbekend. Vóór hun komst was het ge
bouw in handen der Byzantijnen, dus van
christenen, maar pas in de twaalfde eeuw
konden ze het fort hier veroveren tijdens
de tweede kruistocht, De man die zich
van het Castello meester maakte, was
Georgis van Antiochië. Hij schonk zijn
eigen naam aan de vesting en hield het
fort in handen tot 1158, toen de moslems
weer het. beleg voor de zware muren sloe
gen en de christenen het onderspit moes
ten delven
In de drieënhalve eeuw, dat het fort in
het gebouw te beschrijven: vijftien meter
hoge muren, een met zeewater gevulde
gracht, drie putten met brak en één put
met goed, zoet water op een binnenplaats.
Er stonden ook nog twee windmolens bin
nen de wallen! Uiteindelijk betrokken de
Maltezer ridders toch het Castello, want
Karei V, die gee"n gemakkelijk man was,
wilde hen alleen het door hen begeerde
eiland Malta schenken als ze Tripoli erbij
namen om te verdedigen. Onder het be
heer der Maltezer ridders kreeg het Cas
tello de huidige vorm. Vele staten schon
ken geld of wapenen om het fort te ver
sterken. Zo zond Hendrik VIII van Enge
land negentien bronzen kanonnen van het
nieuwste model, die op de muren werden
gemonteerd.
Ondanks die negentien kanonnen viel in
1551 de stad in handen der Korsaren, de
beruchte Barbarijse zeerovers. Daarmee
brak voor die schavuiten een gouden tijd
aan. want geen schip ontkwam aan hun
altijd waakzame ogen. Overigens waren
die Korsaren zakelijk genoeg. Ze hielden
rekening met wie in hun handen viel. Wie
een goed losgeld kon betalen werd keurig
behandeld. De rest natuurlijk niet
Het duurde tot 1805 eer de Korsaren
beteugeld werden, al was daar natuurlijk
altijd moeite genoeg voor gedaan met
wisselend succes. Maar in dat jaar moes
ten de Amerikanen(i) 50.000 betalen
voor die tijd een ongehoord bedrag voor
een aantal totaal onbelangrijke landgeno
ten die in het Castello gevangen zaten!
In 1668 was het een ongelukkige arts
uit de Provence, die aan boord van een
schip gevangen werd en in het Castello
opgesloten. Hij bleef er tot 1676 en zijn
naam zou waarschijnlijk nooit bekend zijn
geworden indien hij niet een uitstekend
geschiedenisboek had geschreven, waarin
hij met veel kennis van zaken een be
schrijving gaf van het Castello tijdens zijn
verblijf. Men had hem dus kennelijk uit
de kerkers tevoorschijn gehaald om als
slaaf zijn doktersdiensten te bewijzen,
want de Korsaren vatten hun taak zeer
zakelijk en ernstig op en een kundig arts
chirurgijn kwam voor zeerovers best
te pas!
IN DE ACHTTIENDE EEUW kwam er
een dynastie op waaraan Tripoli veel te
danken heeft gehad: de Karamanli's. Van
Turkse afkomst, regeerde deze familie
ruim honderd jaar over .gfad ,en omgevjpg
en in die tijd ontstonden tallóze prachtige
huizen en moskees. De laatste Karamanli
stierf in 1873, maar toen was het verval
reeds begonnen. Tripolitanië was een pro
vincie van Turkije geworden en werd van
uit Istanboel geregeerd. Dat betekende,
dat de bevolking er meer dan ellendig
aan toe was, want zelden hebben er slech
tere kolonisatoren bestaan dan de Turken.
In die tijd verviel het Castello tot een
ware puin- en vuilnishoop.
Dat bleef ruim een eeuw zo tot de
Italianen die Libië bezet hadden met
het oog er een modelkolonie van te ma
ken er zich mee bemoeiden. Vooral
generaal Balbo maakte het gebouw tot
wat het nu is: een prachtig bouwwerk, in
de puntjes onderhouden en gerestaureerd,
afgezien van de beschadigingen van de
tweede wereldoorlog. Het Castello werd
hoofdkwartier van de Italiaanse regering
en als zodanig was het een van de mooi
ste regeringsgebouwen, die er op de we
reld te vinden zijn. Mozaïek en beeld
houwwerk uit Sabratha en Leptis Magna
zijn op in het oog vallende plaatsen aan
gebracht en een groot en buitengewoon ef
fectief reliëf, Sint Joris die de draak ver
slaat. werd op het bastion van Sint Joris
aangebracht en zit er nu nóg in een mos-
lemland, bewijs van de zeer verdraagza
me aard der Libiërs.
ONDER BALBO'S bewind kwamen ook
de hangende tuinen tot stand, die met hun
groene weelde een kroon boven het grim
mige bouwwerk vormen; hoog boven de
steile gele muren zwaaien de kruinen der
dadelpalmen in de zeewind. De oude ka
nonnen worden bijna bedolven door gor
dijnen van groene slingerplanten. Wie nu
door die hangende tuinen dwaalt, waar
de Italiaanse gymnasiasten nog altijd tus
sen de middag hun broodje eten, hoog bo
ven de stad en de blauwe zee, die kan
zich niet voorstellen dat in 1922, toen
graaf Volpi de reconstructies begon, het
hele Castello zo smerig en verwaarloosd
was, dat men niet één stenen trap durfde
te beklimmen uit angst dat men met trap
en al naar beneden zou komen.
Advertentie
Niet alleen dieren sterven uit, ook plan
ten. Sinds de vorige eeuw kwam de Wol
lige Distel (Cirsium Eriophorum) een bij
na manshoge, voor akkers en weilanden
onschadelijke plant, nog slechts op één
dijk in Zeeland voor. In 1958 werd deze
tot staatsreservaat verklaard, waardoor
deze uiterst zeldzame plant bekendheid
kreeg. Sindsdien zijn telkens weer plan
ten door „natuurliefhebbers" geroofd. In
augustus bloeiden er nog zeven planten.
Half september waren ze alle verdwe
nen, zo is door een deskundige van het
Natuur-Noodfonds-Nederland vastgesteld.
Helaas heeft Staatsbosbeheer dit reser
vaat nu voor niets gekocht. De laatste
hoop van echte natuurliefhebbers is, dat
zal blijken dat er nog enkele eenjarige
planten in het gras verborgen zijn ge
bleven en dat deze het volgend jaar zul
len bloeien. Waarschijnlijk is het niet.