Circusfotograaf
M-
hoofd gegroeid is. Maar ook een man
die nuchter genoeg is om zichzelf te
kennen. „Ik zou misschien kunnen over
stappen naar de beroepsfotografie. Ik
doe het niet. Met 49 spring je niet zo
licht meer. Ik blijf liever amateur. Als
je met je hobby je brood moet gaan
verdienen is het gauw gedaan met de
vrijheid en met het plezier. Maar dan
ook geen betaalde schnabbeltjes: je
moet consequent blijven."
Consequent blijft hij ook in zijn foto
liefde voor het circus. Heel af en toe
een ander onderwerp: het werk aan de
IJmuider zuidpier bijvoorbeeld boeit
hem en dat fotografeert hij dus.
Maar voor de rest is het de piste.
„Moeilijk, contrastr ijk licht, spanning en
sensatie, razendsnelle actie: dat fasci
neert me. Het is een uitdaging aan je
paraatheid. Elk circusnummer heeft
een moment van topspanning. De
paardvoltigeur die zijn salto begint, de
trapezewerkster in zweefduik, de leeuw
die woedend naar de temmer klauwt.
Dat „beslissende moment" moet je
pakken, maar als het komt, ben je al
te laat. Je moet precies één vijfde se-
konde eerder afdrukken
Paraat zijn, anticiperen, dat is het
geheim van elke geslaagde candid-foto.
Het is ook het geheim van Ross van
Heysts welhaast unieke circusplaten
waarvan wij er hier enkele reprodu
ceren. Er zijn lieden die hem zijn snel
le roem benijden, die hem deswege
zelfs uit de weg gaan. Er zijn er ook
die hem zijn successen van harte gun
nen en op continuering hopen, bij wel
ke categorie wij ons gaarne aansluiten.
Herman Croesen
Voor de technisch-geïnteresseerden:
Van Heyst werkt, uitsluitend met het
bestaande licht, met twee Leica's,
waarvan een met reflexhuis en telelens
en een met groothoek of standaardob
jectief. Zijn films, Plus X en Tri X,
ontwikkelt hij in onverdunde verse
Promicrol, waardoor vergrotingen tot
1 x 1,5 meter mogelijk worden. Vergro
tingen met de Focomat op Agfa Brovi-
ra-papieren.
CARRIèRE MAKEN in de fotografie is
geen eenvoudige zaak. De concurrentie
wordt elk jaar scherper, de spoeling dunner.
Erger nog: hoe meer beoefenaars er komen,
hoe minder topprestaties er geleverd
worden. Blijkbaar gaan ook hier de massifi
catie en de nivellering-naar-onderen hand
in hand.
Iedereen die met foto's moet werken,
kent dit verschijnsel. Er gaan duizenden
foto's door zijn handen. Goede, scherpe en
mooi gedrukte foto's, waarop technisch
niets aan te merken valt. Maar qua inhoud
beginnen al die foto's hoe langer hoe meer
op elkaar te lijken: het lijkt alsof er haast
geen originaliteit, geen eigen visie meer is.
Nog slechts een enkele keer stuit men
op iemand amateur of professional die
iets meer te bieden heeft. Die de oude,
„doodgefotografeerde" onderwerpen en
motieven op een verrassend-nieuwe, oor
spronkelijke manier benadert. Dan roepen
de fotoredacteur, de salonjury en de tijd
schriftenbranche eureka" en dan is in het
algemeen de fotograaf in kwestie een
gearriveerd man, wiens kostje gekocht
schijnt. Zo'n witte raaf was enkele jaren
geleden het fenomeen Ed van der Elsken,
die zich in korte tijd van obscuur nozem-
kieker ontwikkelde tot een der meest-
gezochte reportagefotografen van Europa.
Een aanbod om vast medewerker te
worden aan Magnum, het tijdschrift van
Henri Cartier Bresson en andere repor
tagefotografen van wereldfaam. Een
opdracht nu onderhanden om in
Zuid-Frankrijk een oude vestingkerk te
fotograferen. Onderhandelingen met
Paris Match en andere internationale
magazines. En dat alles in nauwelijks
drie jaar tijds.
Zo'n zeldzame vogel is misschien ook
de heer Ross van Heyst, een solide (in
dubbel opzicht) negenenveertiger, hote
lier van het hotel Augusta in Oud-
IJmuiden, die drie jaar geleden nog
nooit serieus gefotografeerd had. Maar
met Kerstmis 1959 besloot hij zichzelf
een kleinbeeldcamera cadeau te doen
en omdat hij een perfectionist is,
werd het een topmerk. Daarmee heeft
hij toen een tijdlang rondgerommeld,
alles knippend wat los en vast zat, zon
der evenwel zijn draai te kunnen vin
den. Dat kwam pas toen een vriend
hem raadde: „Ga je eens op een spe
ciaal onderwerp toeleggen; ballet of
circus bijvoorbeeld."
En circus is het geworden. Om de
eenvoudige reden dat je altijd naar
Carré kan stappen, directeur Wunnink
aan zijn jas trekken en vragen: „Mag
ik eens een voorstelling van Strassbur
ger fotograferen?"
Dat is precies wat Ross van Heyst
deed en het antwoord luidde: nee.
„Is u van de pers?, vroeg Wunnink.
Welnee, zei Ross.
Dan een Betere Amateur zeker?
Dat weet ik niet, meneer Wun
nink, ik heb het nog nooit gepro
beerd, antwoordde Ross.
Toen bracht Elly Strassburger uit
komst. „Van mij mag-ie het een keer
proberen," zei ze. Van Heyst schoot
een kleinbeeldpatroon vol: 36 geslaag
de opnamen. Toen mevrouw Strassbur
ger ze zag, zei ze: „Ik koop de hele
serie van u. En u mag altijd terug
komen, meneer Van Heyst."
Hij heeft haar de hele serie cadeau
gedaan („ik wil de beroepsfotografen
niet in de wielen rijden) en dat is hij
blijven doen, bij alle circussen die hij
sindsdien fotografeerde. „Je bent ama
teur, of je bent het niet er is geen
tussenweg. Slechts één keer heb ik me
laten betalen, voor de huur nog wel,
van een aantal circusplaten, die Jac
Kleiboer van mij wilde hebben ter ver
siering van zijn Driemaal A-expositie
in Enschede. Ik had er echt niet veel
zin in, de negatieven in kwestie op
nieuw te gaan vergroten en vroeg dus
een exhorbitant hoge „huursom". De
volgende morgen kreeg ik een tele
gram van Kleiboer: „Gaan akkoord
met uw condities. Chèque volgt."
Honoraria als dit toucheren in ons
land zelfs de professionele topfotogra-
fen slechts bij uitzondering en het
was dan ook geen wonder dat het
„geval-Van Heyst" via deze eerste
successen in brede kring de aandacht
trok. Ook bij de importeur en de Duit
se fabrikant van het merk-toestel
waarmee van Heyst werkt. En op een
goede dag was daar een uitnodiging
uit het hoofdkwartier van dit wereld
concern: „Kom eens praten en breng
wat werk mee." En zo zat Ross van
Heyst al heel gauw in de directie
kamer van het Leitzconcern in Wetz-
lar. „Ik had zo'n vijftig opnamen mee
gebracht die ik zelf vergroot had. In
de trein erheen zat ik almaar te den
ken: „Wat zullen ze wel zeggen van
die rotdrukken. Maar toen ze op de
plank stonden, met dr. Ernst Leitz, dr.
Freund, Walther Benser en alle andere
grote pieten eromheen, toen kwamen
ze me allemaal feliciteren. En Benser
zei tegen me: Dit is de mooiste collec
tie circusfoto's die ik ooit gezien heb
Je ruikt de sfeer van de piste, je hoort
de paarden snuiven en je proeft het
zaagsel". Ja, daar stond ik als klein
amateurtje. En bij mezelf dacht ik: je
kan me nog meer vertellen. Straks, als
ik weg ben, lachen jullie je rot
Maar ik mocht niet weg. Ik moest
de fabriek zien. Wilde ik mijn foto's
afstaan voor de stand van het concern
op de Photokina 1963? En zouden ze
dan meteen nog 's wat andere nega
tieven mogen zien voor hun werf tijd
schrift, voor een tentoonstelling, en
voor etalagemateriaal voor de foto
kleinhandel
Zo is Ross van Heyst's bliksemcar
rière begonnen. Zij wordt verder ge
markeerd door een lange reeks van
lauweren. Een eenmansshow op de grote
fotosalon 1962 in West-Berlijn. Erelid
lidmaatschappen van diverse selecte
fotokringen in binnen- en buitenland.
Het is duidelijk dat Ross van Heyst
een natuurtalent is. Dat ontkent hij
zelf niet. „Er is niets om mi] op te
beroemen," zegt hij, „want het is mij
allemaal als vanzelf komen aanwaaien.
De techniek van opname en vergroten
schijn ik, zoals men dat uitdrukt, „in
de vingertoppen" te hebben. „En wat
die eigen visie betreft, die men mij
toeschrijft, dat heb je of je hebt het
niet. Daar kan ik tenslotte óók niets
aan doen
Dit tekent hem. Een bescheiden man,
wie de plotselinge roem niet boven het