1 Grand gala du Disque populaire rijstebrijberg die niet overal gaar was Een romantisch Haags weekeinde t TONEEL IN HAARLEM „Freule Julie", gesol met Strindberg bij de Nederlandse Comedie Haarlems Operakoor met solisten I Quadrilleen Reiziger zonder bagage m ANDAG 14 OKTOBER 1963 7 Géén verrassing Expositie Hugo Landheer A -x/).?V, ï- Links Wim Sonneveld in Michel van der Plas' creatie „De zingende frater van Schin op Geul"; rechts de Ame- ghan, rikaanse jazz-zangeres Sarah Vau- die de show (van Mariene Dietrich) stal. (Van onze Haagse redacteur) HET GRAND GALA DU DISQUE, dat zaterdagavond en -nacht elfhonderd gasten en thuis miljoenen kijkers en luisteraars in zijn ban hield, zal in de her innering blijven als dat van de grote tweestrijd tussen Mariene Dietrich en Sarah Vaughan, de twee Amerikaansen die na dit feest beslist op minder ple zierige voet met elkaar zullen staan. Als een komeet verscheen de jazz-zangeres, zij stal op indrukwekkende wijze de monstershow met haar warme stem, inclusief die van Mariene. Die maakte zich niet alleen bijster boos over het plotse ver schijnen van Sarah, maar ook over het feit dat de jazz-zangeres „I can't give you anything but love" vertolkte, een nummer dat ook voor haar genoteerd stond. ACHTER DE SCHERMEN schijnt de twist hoog te zijn opgelaaid. Maar Mar iene verscheen toch op het toneel, niet on redelijk voor het fabelachtige bedrag dat zij voor haar komst ontving. Maar haar ge zicht liet niet zien of zij het zonnetje in huis was. Boven aan de trap op het to neel ging een gordijn opzij. Mariene keek met de (voorgewende) verbazing van iemand die een onnet tafereel aanschouwt. Vervolgens daalde zij koninklijk de trap af in haar zwanendonzen sleep en met een jurk van zilveren lovertjes waardoorheen haar beroemde benen schemerden. Vijf nummers bracht zij met te weinig adem en te groot superieur air; op dramatische en niet erg sympathieke wijze riep zij de fotografen toe: „Go home", later negeer de zij het verzoek van Edison-uitreiker Godfried Bomans het gala met een song af te ronden. Het feest zakte daardoor als een lampion in elkaar. Een erg grote in druk heeft men van de beroemde ex-Duitse althans vanuit de zaal niet gekregen. echt gestalte weet te geven, maar eigen lijk nog méér de pose die haar reputatie overeind moet houden. Het optreden van Mariene Dietrich van zaterdag was duide lijk dat van een vedette op haar retour. Sarah Vaughan had weinig moeite haar in warmte en zeggingskracht te slaan. Dietrich nam de haar toegeworpen hand schoen niet op, haar optreden had iets mats. EEN BIJKOMSTIGHEID waarvan alle toeschouwers in de zaal hebben kunnen genieten was de jongeman, die door Die trich uit Amerika was meegebracht. Hij stond voor het onverstoorbaar doorspelen de Metropole Orkest heel vreemd te diri geren als was hij een hond die zich nat tigheid afschudde. Het leek een Danny Kaye-parodie op een dirigent. Wild sloeg de jongeman de muziek op de lessenaar om. Lang voor het einde waren alle bal ken met noten al op. De rest liep zonder partituur ook nog heel mooi. De sensualiteit die Sarah Vaughan in haar zingen heeft, leverde een frenetiek applaus op. Eén van de in de zaal opge stelde t.v.-toestellen gaf heel symbolisch de geest, als kon het zoveel emotie niet meer aan. De manager van Dietrich in de zaal, kijkend naar haar optreden, verbleek te toen zij „I can't give you anything but love" inzette. Kort daarna haastte hij zich achter de schermen. Het gala is niet alleen door deze twee bepaald. Met name Nederland is Zeer goed voor de dag gekomen. Wim Kan had de vrijwillig op zich genomen taak het ijs te breken. Dat lukte hem met twintig minu ten verrukkelijke conferences. Corrie Vonk zat achter een enorme tuil bloemen om haar echtgenoot bij te staan in moeilijke ogenblikken. Kan heette Duys welkom „pas hersteld van het laatste songfestival waar bij het Knokke-out was gegaan". Hij be loofde „Zwolsman door zijn moeilijke bad seizoen te helpen" met dit galafeest. „Zwolsman is binnen. Dat vermoedde ik Glunderend verscheen zaterdag avond Willem Duys op het toneel van de Kurzaal in Scheveningen. Hij had bij verrassing kort te voren, zo vertelde hij, de vermaarde Amerikaanse zan geres Sarah Vaughan tussen het pu bliek van het Grand Gala du Disque zien zitten. Hij vroeg haar wat te wil len zingen. Zij zei ja. Sarah Vaughan verscheen als volkomen verrassing in de muzikale marathon. Duys herhaalde nogmaals dat het echt improvisatie was, Karin Kraaykamp kwam het later zon der blikken of blozen nog eens bevesti gen. Beiden zijn zij in hun eerste jok kentje gebleven. In het tevoren ge stencilde werkprogramma stond name lijk achter de naam Douglas Duke ver meld dat Duys zou opkomen „voor aan kondiging S.V.". Of had de platen- propagandist oorspronkelijk het plan Simon Vestdijk iets te laten voorlezen uit „De toekomst der Religie"? De kijkers, luisteraars en de genodigden in de zaal konden vermoeden dat deze verrassing doorgestoken kaart was; het stencil laat daaraan geen twijfel. Een gang van zaken, die van weinig res pect voor het publiek getuigt. Het inge laste optreden zal de organisatoren trou wens toch heugen al. Z'n brommer stond buiten". Van de pier zag Kan Nederland liggen „kromge trokken door de welvaart" en met een zeer dichte bevolking. „Eén jongen en één meisje per duinpan. Daardoor wordt het achterland zo vol". Over Mariene Dietrich zei de conferen cier: „Ik bewonderde haar al toen ik zo jong was als zij nu is". Anneke Grönlohs „Brandend Zand" werd in de tang geno men. „De tekst vind ik een beetje los zand. Waarom dat koor van dreigende woedende mannen? Omdat ze met blote poten in gloeiend zand wachten tot Anne ke uitgezongen is." NA HEM KREEG de minister van O. K. en W. mr. Bot, het woord. Hij richtte zich onder meer tot prinses Margriet die het galafeest bijwoonde. Nederlandse hoogte punten brachten ook Wim Sonneveld met een kostelijk zingende pater en Godfried Bomans bij de prijsuitreiking, die hij op zijn briljante wijze maar ook wel een beetje „ten-koste-van" verrichtte. Peter in de sector instrumentaal. Corrie Brok ken blijkt als vedette in^de laatste jaren aanmerkelijk te zijn gegroeid. Haar groot ste kracht ligt in de charme-songs. Haar eerste nummer was dan ook het beste. In Bécauds „Et Maintenant" liet het voor treffelijke Metropole Orkest van Dolf van der Linden een fraaie orkestratie horen. HET GALA 1963 WAS er ook één van smartlappen. Gert Timmerman bekende zijn eerbied voor grijze haren. Freddy Quinn liet zich in verre havens door zijn moeder op luchtpostpapier waarschuwen tegen zijn ondergang zeven gouden pla ten en nog meer gemeenplaatsen heeft de Duitse zanger reeds als staat van dienst en Willeke Alberti keek als twintigjarige in de spiegel. Wat zij daar zag maakte haar bedroefd. Veel plezieriger was haar optreden samen met haar vader. Het langdurige programma gaf hier en daar de impressie van een rijstebrijberg. Dat kwam vanwege allerlei reputaties, die op het toneel allerminst waar werden ge maakt. Waaraan Petula Clark bijvoor beeld haar naam dankt, die met grote let ters in het programma stond gedrukt, is onduidelijk. Zij is 'n aardige verschijning. En wat dan nog? „The Spotnicks" brach ten, daartoe uit Zweden gekomen, een oor verdovend ronk- en gonswerk ten beste, waar Dolf van der Linden op het toneel een beetje verbijsterd tegenaan leunde. Onze „Jumping Jewels" waren zeker be ter in dit genre van nogal primitieve al lure. De wat bescheidener klanken van vo calisten en instrumentalisten als bijvoor beeld van Grapelly waren gedoemd wat weg te vallen tegenover het klankgeweld van anderen. Esther Ofarim zong met haar begeleider een erg leuk Engels lied je, het Dutch Swing College animeerde met een levendig nummer en Trini Lopez kon zijn plotselinge populariteit niet hele maal bewijzen. Francoise Hardy viel meer te waarderen als tekst- en muziekschrijf- ster dan in haar wat toonloze voordracht. Het officiële deel van het feest kwam plotseling en zonder climax aan het slot in de Kurzaal, die Willem Duys tot voor vrij kort vergeten had te huren voor zijn feest. Het kwam allemaal nog goed, zij het met veel kunst- en vliegwerk. Na kwart over één verspreidden de gasten zich door het Kurhauscomplex, waar dans muziek en peperdure spijzen en dranken wachtten. Zaterdagmiddag heeft de bekende his- panoloog, oud-hoogleraar van de Groning se tfWnlverBitieit. prof. d*> G.t bi Geers on der zeer grote belangstelling, vooral van de Aerdenhouters, in de partjfuliëre—wo^ ning van de schilder aan de Marius Bauer - laan 7 in Aerdenhout (voorheen Tramweg) de expogitie van schilderijen van Hugo Landheer officieel geopend. Een vijftigtal doeken van deze schilder is in de diverse kamers thans als ex positiezaaltjes ingericht van deze villa ondergebracht, waarbij ir. P. van Meurs en de adjunct-directeur van het Frans Hals museum uit Haarlem, de heer D. Schwa- germann, Hu'go Landheer van advies hebben gediend. June Allyson gehuwd. De Amerikaan se 39-jarige filmactrice June Allyson, de weduwe van de acteur Dick Powell, is zaterdag in het huwelijk getreden met de 31-jarige dameskapper Glenn Maxwell. Prinses Christina. Prinses Christina heeft zaterdagavond met een groepje vriendinnen het optreden van Toon Her mans in het Westend-Theater in Den Haag bijgewoond. DE HAAGSE COMEDIE heeft dit weekeinde voor het eerst in het toch niet meer zo heel nieuwe seizoen in de Haarlemse Stadsschouwburg gespeeld; en beide malen voor een talrijk publiek dat duidelijk liet merken hoe zeer het op de Hagenaars als ensemble en als vertolkers van een zeer speciale sector van de dramatiek gesteld is. De keus van de twee stukken, waarmee Paul Steenbergens gezelschap zijn seizoen heeft geopend, was wel vrij typerend voor die sector: een charmant „romantisch" blijspel van Noel Coward en een ernstiger maar eigenlijk toch óók wel romantisch toneelspel van Jean Anouilh. Dat zijn allebei stukken van toneelschrijvers die tot de internationaal meest gespeelde van onze tijd behoren en bovendien allebei stukken die het publiek voornamelijk boeien door de briljante geest van de schrijvers en door de grote speelmogelijkheden voor de acteurs, die zij bieden. HET GROOTSTE DEEL van het reper toire der Haagse Comedie getuigt van de ze voorliefde voor werk van meesters on der de ambachtslieden der toneelschrijf kunst, werk dat daarbij het ensemble vol op gelegenheid geeft om te laten zien over welk een rijkdom aan talenten het be schikt. Het is duidelijk dat die voorliefde wordt gedeeld door zeer grote groepen van het schouwburgpubliek, die liever langs romantische weg ontroerd of geamuseerd willen worden dan zich intellectueel ge confronteerd te zien met eigentijdse pro blemen, hoe belangrijk ook. En volle za len zijn nu eenmaal van het hoogste belang in de toneelwereld, niet alleen voor. de kas maar evenzeer en misschien nog méér voor de dramatische kunst zelf. ZATERDAGAVOND ZAGEN wij dan „Quadrille" van Noel Coward, een blij spel waarin het onmiskenbare vakman schap van deze auteur, acteur, regisseur en componist meer tot uiting komt in de meesterlijke dialogen dan in de construc tie van het stuk (dat uit 1952 dateert). Coward weet ons het grootste deel van de avond bijzonder prettig bezig te houden met de vermakelijk opgediste strubbelin gen van een Engelse markiezin uit de vo rige eeuw, wier echtgenoot met de vrouw van een Amerikaanse spoorwegmagnaat naar de Rivièra vlucht en die dan, samen met de Amerikaan, het trouweloze tweetal achterna reist om het tot „bezinning" en naar huis te brengen. Maar in zijn opzet, ons te doen geloven dat de verfijnde mar kiezin en de onbehouwen spoorwegkoning tijdens deze missie in elkander de ideale huwelijkspartners ontdekken, is Coward veel minder geslaagd. Daardoor vertoont het derde bedrijf een ernstige inzinking, waaruit de schrijver het stuk zelfs met be hulp van de geestigste dialogen niet om hoog kan halen. Het slottafreel laboreert bovendien aan de terugkeer van een aan tal overbodige figuren die in het eerste taf reel ook al overbodig waren en de han deling alleen maar ophouden, en zo ein digt het stuk zonder de climax waarop men sedert de pauze heeft zitten wachten. DE ROL VAN de markiezin vrijwel een aaneenschakeling van vlijmscherpe geestigheden en bittere sarcasmen was, zoals dat heet, „eten en drinken" voor JMyxa„_Ward. Zij toonde hier opnieuw haar verbluffende veelzijdigheid, als 't ware goochelend met gevoelens die onophoude lijk varieerden van oppervlakkige geamu seerdheid tot weemoedige ernst, via een eindeloze reeks van tussenliggende scha keringen, altijd met handhaving van de lichte Coward-toets en toch altijd overtui gend. Paul Steenbergen liet zich, als de spoorwegmagnaat weer eens van een héél andere kant dan anders zien; en ook de ze kant, die van de rondborstige bulle bak in de porseleinkast van de Engelse society, toonde hij moeiteloos te beheer sen. Gijsbert Tersteeg was een geestige en zwierige (maar voor dit avontuur toch wel wat „belegen") aristocraat en Anne- Marie Heyligers een heel charmante Ame rikaanse met Bostonse allure. Van de an deren moet vooral Do van Stek genoemd worden voor haar raak geportretteerde vriendin van de markiezin. De kleinere rol len waren voor het merendeel nogal on nodig karikaturaal aangezet. Hep van Delft en Has Noordhoek Hegt hadden gezorgd voor een fraaie en stijlvolle aankleding van de in totaal toch wel zeer amusante voorstelling, waarvoor het publiek opgeto gen applaudisseerde. MET HET ZONDAGAVOND vertoonde „Reiziger zonder bagage" van Anouilh heeft het Nederlandse schouwburgpubliek al jaren geleden door opvoeringen bij an dere gezelschappen (kort voor de oorlog bij Het Masker en in 1947 bij Comedia) kennis kunnen maken. Dit in 1936 geschre ven toneelspel dat men half komedie, half tragedie zou kunnen noemen, was na enkele slechts gedeeltelijk geslaagde po gingen, zoals „L'Hermine" het eerste werk waarmee de toen 26-jarige Anouilh zich als een ernstig te nemen toneelschrij ver presenteerde. En zelfs als een toneel schrijver van buitengewoon formaat, want reeds in dit stuk komen verscheidene scè nes voor van een zo meeslepende drama tische kracht, met een zo genadeloze ont hulling van menselijke drijfveren en men selijke onmacht, als weinig andere auteurs konden schrijven. Het wil heel wat zeggen, voor het stuk maar vooral ook voor de belofte die Anouilh daarmee deed. dat die grote scènes zelfs na meer dan een kwart eeuw nog niets van hun drama tische glans hebben verloren, ook al voelt men nu wèl duidelijk dat de tussenscènes, met het kwaadsprekende en spionerende huispersoneel, dramaturgische ezelsbrug getjes van een nog onervaren schrijver zijn. IN „REIZIGESR ZONDER bagage" wordt een man, die door een oorlogs kwetsuur zijn geheugen heeft verloren, ge confronteerd met zijn verleden. Na acht tien jaar in een gesticht, een periode waar in Gaston dus van de maatschappij afge schermd is geweest en als tuinmanshulp zich op de natuur heeft kunnen instellen, ervaart hij dat verleden als een afschuwe lijke reeks van liefdeloze jaren, vol van door hemzelf begane grote en kleine ge meenheden, jaren waarin hij zijn moeder haatte, zijn broer bedroog en zijn beste vriend invalide maakte. Liever dan dit ver leden, dat hem nu weerzinwekkend voor komt, te aanvaarden klampt hij zich vast aan zijn .geheugenverlies. En tenslotte grijpt hij de mogelijkheid, zich te laten ..adapteren" door een k-tetne Engelse-jon gen, wiens bloedverwanten allen bij een scheepsramp zijn omgekomen, zodat er van die kant geen nare onthullingen uit het verleden te vrezen zijn... Over deze wonderlijke oplossing het Engelse jongetje da' als een „deus ex machina" ten tonele verschijnt als er voor Gaston geen redelijke uitweg meer open is is in de loop der jaren al veel geschreven en gezegd; dit blije einde viel menige beoordelaar wat te zwaar op de maag. Joris Diels, die de opvoering door de Haagse Comedie ook voor het ove rige prachtig had geregisseerd, loste de moeilijkheid ingenieus op door het slotta fereel een sfeer van onwerkelijkheid te ge ven, alsof het Engelse jongetje alleen in een wensdroom van Gaston bestaat. Ook dit is natuurlijk een noodoplossing, want deze onverwachte droomsfeer wordt door de tekst zelf niet opgeroepen, maar men kan er toch wel vrede mee hebben om- IEDEREEN WEET DAT door de pachters van koffiekamers het de toneel- directies nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt om voorstellingen zonder pauze te organiseren. Derhalve ziet men zich wanneer men een éénakter wil opvoeren die niet een hele avond kan vullen, voor een probleem geplaatst. Soms verkiest men de ongelukkige oplossing om die ene akte toch te onderbreken, soms geeft men een tweede éénakter als lever de rideau. Deze laatste oplossing zou voor de Nederlandse Comedie de aangewezen weg zijn geweest, toen men „Freule Julie" van Strindberg wilde opvoeren, omdat er een menigte van magnifieke Strind- bergéénakters voorhanden is die ofwel in dezelfde toonaard hadden kunnen oreluderen op Strindbergs pessimisme ofwel een zinvolle contrastwerking zouden rebben opgeleverd. INPLAATS DAARVAN heeft men een onzinnige kunstgreep toegepast, die de minst bevredigende en minst artistieke aanvulling van de speeltijd gaf, die men had kunnen verzinnen. Bij de aanvang van de première dié zaterdagavond in de Amsterdamse Stads schouwburg plaats had, verscheen Allard van der Scheer op het toneel en begon een soort uitleg van het te spelen stuk te geven. Zijn tekst, waarvoor de met zijn taak kennelijk verlegen inleider uiteraard niet verantwoordelijk was en waarvan de auteur zich wijselijk niet in het program ma had laten vermelden, behelsde niet veel meer dan een wat kinderachtige pa rafrase van de inleiding die Strindberg voor zijn stuk schreef. Nu is dat voor woord op zich zelf een uiterst belangwek kende tekst voor wie Strindbergs revolu tionaire denkbeelden over de theaterprak tijk wil leren kennen maar overigens is het een praktische gebruiksaanwijzing voor de regisseur die ervan moet kennis nemen teneinde Strind ergs opvattingen in de vóórstelling te verwerken in plaats van ze expliciet van te voren te vermelden. Afgezien van de frappante overbodigheid van dit voorvoegsel, werd Strindbergs tekst bovendien nog gelardeerd met béte grapjes en explicaties die een afschuwe lijk wanbegrip onthulden. Zo kreeg Van der Scheer te verklaren dat Strindberg „als de echte naturalist die hij was" niet hield van deuren in zijn décor omdat die gewoonlijk van gespannen linnen zijn en dus trillen als ze worden dichtgesmeten. In feite heeft dat met het naturalisme in Freule Julie, (welk stuk nadrukkelijk door Strindberg wordt geïntroduceerd als Een Naturalistische Tragedie) niets te maken. STRINDBERG DOELT hier op de door Zola gepropageerde litteratuurstroming die de mens volkomen bepaald achtte door voorgeslacht en omstandigheden. De ze factoren vormden dan zijn karakter, zijn „natuur", waarvan men zich ondanks alle goede bedoelingen nooit zou kunnen bevrijden. Het is nogal merkwaardig dat regisseur Fons Rademakers zich kennelijk geen rekenschap heeft gegeven van de be tekenis die Strindbergs eigen omschrijving van zijn stuk in die tijd had. Dat bleek dan ook wel uit de voorstelling toen die eindelijk begon om ongeveer kwart over negen. Want nadat die ongelukkige intro ductie zich ruim twintig minuten had voortgesleept en het publiek net meende dafr het stuk eindelijk ging beginnen, werd men plotseling een langdurige pauze in gezonden. De enigen die zich door deze gang van zaken bevredigd kunnen hebben gevoeld waren de koffiebazen. De éénakter in kwestie is een meester stukje van economie van middelen. Er ko men eigenlijk maar twee personen in het stuk voor en het hele drama met zijn fa tale afloop voltrekt zich in enkele uren. Met dezelfde onafwendbaarheid waarmee het lot volgens Strindberg zich aan ons voltrekt, drijft de schrijver zijn Freule Ju lie in de armen van haar huisknecht en vervolgens als onontkoombare consequen tie in de dood. EEN VAN HAAR verre voorouders was namelijk van lage komaf en haar moeder is een brandstichtster en dus is zij door het leven veroordeeld om ook een man van mindere stand in vuur en vlam te zet ten. Maar Strindberg was als psycholoog subtiel genoeg om nog een hele serie an dere motieven aan te voeren die op die fatale avond haar handelingen beheersen. Zij is in de war door haar verbroken ver loving, er hangt een zwoele atmosfeer ten gevolge van het midzomerfeest, zij is ook fysiek in een moeilijke periode en zo is er meer. Maar bovenal is zij verkeerd op gevoed. Haar moeder heeft de gelijkheid van beide sexen willen bewijzen door haar in haar jeugd volkomen als een jongen te behandelen. De rijzweep is dan ook zel den uit haar handen en zij voelt, even als zoveel andere Strindbergvrouwen de dwingende behoefte om mannen aan zich te onderwerpen. Tenminste.zo zou het behoren te zijn. Maar in de voorstelling van de Nederlandse Comedie zagen we een frêle, bekoorlijke salonfreule met alle charme van Ellen Vogel, die van de breed geschouderde trotse vrouw die Strindberg uitdrukkelijk voorschrijft, letterlijk niets liet zien. Daarbij kwam dat van haar tekst door een adembenemend tempo en zenuwachtige dictie ongeveer de helft on verstaanbaar was, wat de hele rol tot een fatale mislukking maakte, vooral toen zij tegen het slot haar voornemen om zelf moord te plegen uit niets anders dan ge krenkte trots, op geen enkele manier in voelbaar wist te maken. Paul Cammermans stond voor de minder ondankbare taak om Jean te portretteren, waarbij hij tenmin ste niet van een averechtse uiterlijke ver schijning hoefde uit te gaan. Hij gaf de sluwheid van zijn personage heel goed weer en vooral ook zijn Strindbergiaanse afkeer van het wispelturige in de vrouw, maar V rV:-;.- •ix'-iv-s V.' »Vtt4 A Ellen Vogel in „Freule Julie" van Strindberg. maakte al te weinig voelbaar van de bran dende passie van deze vernederde om zich omhoog te werken tot elke prijs. ELISABETH HOYTINK zette met kracht en raak de figuur van de keuken meid neer die er alleen is om de open bare opinie uit te spreken en daarmee zo ongeveer de rol van het Griekse tragedie koor te vervullen heeft. Het behoeft geen nader betoog dat de spelleiding van Fons Rademaker ten enenmale te kort is geschoten ook in zijn onvergeeflijke poging om Strindberg te corrigeren door de volksdans van de boe ren te schrappen op het moment dat ach ter de coulissen de liefdesdaad plaatsvindt. Strindberg, zelf acteur geweest, wist heus wel welke theatereffecten hij voor moest schrijven en welke hij wegliet. Ook het verkeerd begrepen „naturalistische" de cor van Nicolaas Wijnberg blonk uit door misverstanden in de vorm van kneuterig realistische koperen kranen, handdoeken rekjes etc. Een tragisch misverstand deze voorstel ling die aan de grootheid van August Strindberg in ieder opzicht onrecht deed Hans van den Bergh Ida Wasserman en Frans van der hingen in „Reiziger zonder bagage" van Anouilh. dat Anouilh in de rest van het stuk im mers ook allerlei vreemde bokkespron- gen tussen ernst en groteske humor maakt. TEMIDDEN VAN EEN ensemble, dat door Diels tot een bijzonder gaaf geheel in stijl en toon was gemaakt, gaf Frans van der Lingen een onvergetelijke vertol king van de hoofdrol Deze kunstenaar, die de laatste jaren een steeds voornamere plaats op ons toneel voor zich heeft ver overd door zijn gespannen speellrant en zijn altijd tot in elk detail verzorgde crea ties, toonde in deze rol dat hij nu tot de besten van onze acteurs behoort. Met zijn zeer ingehouden, maar volkomen door leefd spel beheerste hij de opvoering van begin tot eind. Tegenover hem stonden twee prachtige actrices: Ida Wasserman als de moeder strak, verbeten maar toch menselijk, als 't ware met een in ijs verpakt moederhart en Anny de Lange als de overspelige schoonzuster, vurig en ontroerend in haar strijd om het terugwin nen van haar verloren geliefde. Daarnaast Pim Dikkers, zeer overtuigend (vooral in zijn prachtige „biecht van liefde" tegen over Gaston aan het slot) als de bedro gen oudere broer. DE BLIJSPELKANT van het stuk werd voornamelijk vertegenwoordigd door Geor- .gette Hagedoorn, die de dwaze barones, door wier toedoen Gastons familie wordt ontdekt, geen gram dwaasheid te kort liet komen. Verder was er een goed gespeeld dienstmeisje-met-'n-verleden van Camille de Vries, een statige notaris van Jan van Ees (die weer eens een vrijwel onspeel bare rol te spelen had) en een voor zijn tien jaar wel wat erg uit de kluiten ge wassen jongetje van Jules Royaards. Het huispersoneel werd aardig getypeerd door Wim de_ Haas, Annie Lêenders, Gerard de Groot en Kees Coolen. Dat het publiek ook met deze voorstel ling zeer ingenomen was spreekt eigen lijk vanzelf. Simon Koster MET HET OPERA-CONCERT, dat het Haarlems Operakoor zondagavond in de gemeentelijke concertzaal onder leiding van zijn dirigente Bep Ogterop heeft ge geven, hebben de zangeressen en de zan gers van dit ensemble hun liefde voor de operamuziek weer overtuigend kunnen de monstreren. Die liefde sprak uit de toe- éwijding, de geestdrift en de spontaniteit, waarmede een uitgebreid programma van fragmenten uit opera's van Mozart, Gior dano, Leoncavallo, Bizet, Verdi, Lortzing en Wagner ten gehore werd gebracht. Op dit concert en uiteraard ook bij de voor bereidende repetities hebben de koorleden zich kunnen laven aan muziek, die hun dierbaar geworden is en waarbij nu ook gedeelten uit de opera „Porgy and Bess" van George Gershwin gevoegd waren ge worden. ALS BIJ ALLE opera-concerten bleef ook op deze avond de toneelhandeling ach terwege. De aandacht van de toehoor ders werd geconcentreerd op het muzikale element en, voor zover zij door het ont breken van dë actie nog de kans kreeg om zich te laten gelden, op de expressie. Ik heb mij bij het luisteren naar de zang van het koor wel eens afgevraagd of men steeds voldoende besef gehad heeft voor deze bijzondere uitvoeringsomstandigheid en van de daaruit voortvloeiende artistie ke vertolkingseisen. Deze eisen vroegen zeker niet om de stroeve, plotselinge, ver- grovende nadrukkelijkheid der dynamiek of om de open, zelfs rauwe en niet steeds zuivere koorklank, (mars uit „Carmen"!) die de uitvoeringen ontsierden. En even min kon met het oog daarop de ongelijk heid van dictie en de objectiviteit van de woordzegging aanvaard worden, te meer, omdat er ook vertolkingen te horen waren, welke geheel of ten dele wel ge tuigden van de goede uitvoeringsprincipes („O, pastorelle addio" van Giordano), die voorgaande concerten van het koor zoveel waardering konden bezorgen. VAN DE medewerkende vocale, solisten hebben zich vooral de bas Cornelis Schell en de bariton Karei van der Velden kun nen onderscheiden door uitstekende stern- kwaliteiten en door voordracht. De tech niek van de Amerikaanse, sympathieke sopraan Dolores Ravich bleek nog niet be trouwbaar genoeg om de gaafheid der toonvorming voortdurend te handhaven, hetgeen in zekere zin ook gold voor de te vaak nasaal en te veel met portamenti zingende tenor Johan van Haagen. Koor en solisten konden rekenen op de slagvaardige begeleiding van de pianisten Lou Tervoort, Johan Kat en Anton van Dalen, welke laatste daarvoor ook het or gel van de concertzaal bespeelde. Van Da- lens keuze van het orgelarrangement van Borodins „Polowetzer dansen" uit „Prins Igor", voor een solo-voordracht kon ik ech ter niet bijzonder waarderen. P. Zwaanswifk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 7