1
Grand gala du Disque populaire
rijstebrijberg die niet overal gaar was
Een romantisch Haags weekeinde
t
TONEEL IN HAARLEM
„Freule Julie", gesol met Strindberg
bij de Nederlandse Comedie
Haarlems Operakoor
met solisten
I
Quadrilleen Reiziger zonder bagage
m
ANDAG 14 OKTOBER
1963
7
Géén verrassing
Expositie Hugo Landheer
A -x/).?V, ï-
Links Wim Sonneveld in Michel van
der Plas' creatie „De zingende frater
van Schin op Geul"; rechts de Ame- ghan,
rikaanse jazz-zangeres Sarah Vau-
die de show (van Mariene
Dietrich) stal.
(Van onze Haagse redacteur)
HET GRAND GALA DU DISQUE, dat zaterdagavond en -nacht elfhonderd
gasten en thuis miljoenen kijkers en luisteraars in zijn ban hield, zal in de her
innering blijven als dat van de grote tweestrijd tussen Mariene Dietrich en
Sarah Vaughan, de twee Amerikaansen die na dit feest beslist op minder ple
zierige voet met elkaar zullen staan. Als een komeet verscheen de jazz-zangeres,
zij stal op indrukwekkende wijze de monstershow met haar warme stem, inclusief
die van Mariene. Die maakte zich niet alleen bijster boos over het plotse ver
schijnen van Sarah, maar ook over het feit dat de jazz-zangeres „I can't give
you anything but love" vertolkte, een nummer dat ook voor haar genoteerd stond.
ACHTER DE SCHERMEN schijnt de
twist hoog te zijn opgelaaid. Maar Mar
iene verscheen toch op het toneel, niet on
redelijk voor het fabelachtige bedrag dat
zij voor haar komst ontving. Maar haar ge
zicht liet niet zien of zij het zonnetje in
huis was. Boven aan de trap op het to
neel ging een gordijn opzij. Mariene keek
met de (voorgewende) verbazing van
iemand die een onnet tafereel aanschouwt.
Vervolgens daalde zij koninklijk de trap
af in haar zwanendonzen sleep en met een
jurk van zilveren lovertjes waardoorheen
haar beroemde benen schemerden. Vijf
nummers bracht zij met te weinig adem
en te groot superieur air; op dramatische
en niet erg sympathieke wijze riep zij de
fotografen toe: „Go home", later negeer
de zij het verzoek van Edison-uitreiker
Godfried Bomans het gala met een song
af te ronden. Het feest zakte daardoor als
een lampion in elkaar. Een erg grote in
druk heeft men van de beroemde ex-Duitse
althans vanuit de zaal niet gekregen.
echt gestalte weet te geven, maar eigen
lijk nog méér de pose die haar reputatie
overeind moet houden. Het optreden van
Mariene Dietrich van zaterdag was duide
lijk dat van een vedette op haar retour.
Sarah Vaughan had weinig moeite haar
in warmte en zeggingskracht te slaan.
Dietrich nam de haar toegeworpen hand
schoen niet op, haar optreden had iets
mats.
EEN BIJKOMSTIGHEID waarvan alle
toeschouwers in de zaal hebben kunnen
genieten was de jongeman, die door Die
trich uit Amerika was meegebracht. Hij
stond voor het onverstoorbaar doorspelen
de Metropole Orkest heel vreemd te diri
geren als was hij een hond die zich nat
tigheid afschudde. Het leek een Danny
Kaye-parodie op een dirigent. Wild sloeg
de jongeman de muziek op de lessenaar
om. Lang voor het einde waren alle bal
ken met noten al op. De rest liep zonder
partituur ook nog heel mooi.
De sensualiteit die Sarah Vaughan in
haar zingen heeft, leverde een frenetiek
applaus op. Eén van de in de zaal opge
stelde t.v.-toestellen gaf heel symbolisch
de geest, als kon het zoveel emotie niet
meer aan. De manager van Dietrich in de
zaal, kijkend naar haar optreden, verbleek
te toen zij „I can't give you anything but
love" inzette. Kort daarna haastte hij zich
achter de schermen.
Het gala is niet alleen door deze twee
bepaald. Met name Nederland is Zeer
goed voor de dag gekomen. Wim Kan had
de vrijwillig op zich genomen taak het ijs
te breken. Dat lukte hem met twintig minu
ten verrukkelijke conferences. Corrie Vonk
zat achter een enorme tuil bloemen om
haar echtgenoot bij te staan in moeilijke
ogenblikken. Kan heette Duys welkom „pas
hersteld van het laatste songfestival waar
bij het Knokke-out was gegaan". Hij be
loofde „Zwolsman door zijn moeilijke bad
seizoen te helpen" met dit galafeest.
„Zwolsman is binnen. Dat vermoedde ik
Glunderend verscheen zaterdag
avond Willem Duys op het toneel van
de Kurzaal in Scheveningen. Hij had
bij verrassing kort te voren, zo vertelde
hij, de vermaarde Amerikaanse zan
geres Sarah Vaughan tussen het pu
bliek van het Grand Gala du Disque
zien zitten. Hij vroeg haar wat te wil
len zingen. Zij zei ja. Sarah Vaughan
verscheen als volkomen verrassing in
de muzikale marathon. Duys herhaalde
nogmaals dat het echt improvisatie was,
Karin Kraaykamp kwam het later zon
der blikken of blozen nog eens bevesti
gen. Beiden zijn zij in hun eerste jok
kentje gebleven. In het tevoren ge
stencilde werkprogramma stond name
lijk achter de naam Douglas Duke ver
meld dat Duys zou opkomen „voor aan
kondiging S.V.". Of had de platen-
propagandist oorspronkelijk het plan
Simon Vestdijk iets te laten voorlezen
uit „De toekomst der Religie"? De
kijkers, luisteraars en de genodigden in
de zaal konden vermoeden dat deze
verrassing doorgestoken kaart was; het
stencil laat daaraan geen twijfel. Een
gang van zaken, die van weinig res
pect voor het publiek getuigt. Het inge
laste optreden zal de organisatoren trou
wens toch heugen
al. Z'n brommer stond buiten". Van de
pier zag Kan Nederland liggen „kromge
trokken door de welvaart" en met een zeer
dichte bevolking. „Eén jongen en één
meisje per duinpan. Daardoor wordt het
achterland zo vol".
Over Mariene Dietrich zei de conferen
cier: „Ik bewonderde haar al toen ik zo
jong was als zij nu is". Anneke Grönlohs
„Brandend Zand" werd in de tang geno
men. „De tekst vind ik een beetje los
zand. Waarom dat koor van dreigende
woedende mannen? Omdat ze met blote
poten in gloeiend zand wachten tot Anne
ke uitgezongen is."
NA HEM KREEG de minister van O. K.
en W. mr. Bot, het woord. Hij richtte zich
onder meer tot prinses Margriet die het
galafeest bijwoonde. Nederlandse hoogte
punten brachten ook Wim Sonneveld met
een kostelijk zingende pater en Godfried
Bomans bij de prijsuitreiking, die hij op
zijn briljante wijze maar ook wel een
beetje „ten-koste-van" verrichtte. Peter
in de sector instrumentaal. Corrie Brok
ken blijkt als vedette in^de laatste jaren
aanmerkelijk te zijn gegroeid. Haar groot
ste kracht ligt in de charme-songs. Haar
eerste nummer was dan ook het beste. In
Bécauds „Et Maintenant" liet het voor
treffelijke Metropole Orkest van Dolf van
der Linden een fraaie orkestratie horen.
HET GALA 1963 WAS er ook één van
smartlappen. Gert Timmerman bekende
zijn eerbied voor grijze haren. Freddy
Quinn liet zich in verre havens door zijn
moeder op luchtpostpapier waarschuwen
tegen zijn ondergang zeven gouden pla
ten en nog meer gemeenplaatsen heeft de
Duitse zanger reeds als staat van dienst
en Willeke Alberti keek als twintigjarige
in de spiegel. Wat zij daar zag maakte
haar bedroefd. Veel plezieriger was haar
optreden samen met haar vader.
Het langdurige programma gaf hier en
daar de impressie van een rijstebrijberg.
Dat kwam vanwege allerlei reputaties, die
op het toneel allerminst waar werden ge
maakt. Waaraan Petula Clark bijvoor
beeld haar naam dankt, die met grote let
ters in het programma stond gedrukt, is
onduidelijk. Zij is 'n aardige verschijning.
En wat dan nog? „The Spotnicks" brach
ten, daartoe uit Zweden gekomen, een oor
verdovend ronk- en gonswerk ten beste,
waar Dolf van der Linden op het toneel
een beetje verbijsterd tegenaan leunde.
Onze „Jumping Jewels" waren zeker be
ter in dit genre van nogal primitieve al
lure. De wat bescheidener klanken van vo
calisten en instrumentalisten als bijvoor
beeld van Grapelly waren gedoemd wat
weg te vallen tegenover het klankgeweld
van anderen. Esther Ofarim zong met
haar begeleider een erg leuk Engels lied
je, het Dutch Swing College animeerde
met een levendig nummer en Trini Lopez
kon zijn plotselinge populariteit niet hele
maal bewijzen. Francoise Hardy viel meer
te waarderen als tekst- en muziekschrijf-
ster dan in haar wat toonloze voordracht.
Het officiële deel van het feest kwam
plotseling en zonder climax aan het slot
in de Kurzaal, die Willem Duys tot voor
vrij kort vergeten had te huren voor zijn
feest. Het kwam allemaal nog goed, zij
het met veel kunst- en vliegwerk. Na
kwart over één verspreidden de gasten
zich door het Kurhauscomplex, waar dans
muziek en peperdure spijzen en dranken
wachtten.
Zaterdagmiddag heeft de bekende his-
panoloog, oud-hoogleraar van de Groning
se tfWnlverBitieit. prof. d*> G.t bi Geers on
der zeer grote belangstelling, vooral van
de Aerdenhouters, in de partjfuliëre—wo^
ning van de schilder aan de Marius Bauer -
laan 7 in Aerdenhout (voorheen Tramweg)
de expogitie van schilderijen van Hugo
Landheer officieel geopend.
Een vijftigtal doeken van deze schilder
is in de diverse kamers thans als ex
positiezaaltjes ingericht van deze villa
ondergebracht, waarbij ir. P. van Meurs
en de adjunct-directeur van het Frans Hals
museum uit Haarlem, de heer D. Schwa-
germann, Hu'go Landheer van advies
hebben gediend.
June Allyson gehuwd. De Amerikaan
se 39-jarige filmactrice June Allyson, de
weduwe van de acteur Dick Powell, is
zaterdag in het huwelijk getreden met de
31-jarige dameskapper Glenn Maxwell.
Prinses Christina. Prinses Christina
heeft zaterdagavond met een groepje
vriendinnen het optreden van Toon Her
mans in het Westend-Theater in Den Haag
bijgewoond.
DE HAAGSE COMEDIE heeft dit weekeinde voor het eerst in het toch niet
meer zo heel nieuwe seizoen in de Haarlemse Stadsschouwburg gespeeld; en
beide malen voor een talrijk publiek dat duidelijk liet merken hoe zeer het op
de Hagenaars als ensemble en als vertolkers van een zeer speciale sector van de
dramatiek gesteld is. De keus van de twee stukken, waarmee Paul Steenbergens
gezelschap zijn seizoen heeft geopend, was wel vrij typerend voor die sector:
een charmant „romantisch" blijspel van Noel Coward en een ernstiger maar
eigenlijk toch óók wel romantisch toneelspel van Jean Anouilh. Dat zijn allebei
stukken van toneelschrijvers die tot de internationaal meest gespeelde van onze
tijd behoren en bovendien allebei stukken die het publiek voornamelijk boeien
door de briljante geest van de schrijvers en door de grote speelmogelijkheden
voor de acteurs, die zij bieden.
HET GROOTSTE DEEL van het reper
toire der Haagse Comedie getuigt van de
ze voorliefde voor werk van meesters on
der de ambachtslieden der toneelschrijf
kunst, werk dat daarbij het ensemble vol
op gelegenheid geeft om te laten zien over
welk een rijkdom aan talenten het be
schikt. Het is duidelijk dat die voorliefde
wordt gedeeld door zeer grote groepen van
het schouwburgpubliek, die liever langs
romantische weg ontroerd of geamuseerd
willen worden dan zich intellectueel ge
confronteerd te zien met eigentijdse pro
blemen, hoe belangrijk ook. En volle za
len zijn nu eenmaal van het hoogste belang
in de toneelwereld, niet alleen voor. de kas
maar evenzeer en misschien nog méér
voor de dramatische kunst zelf.
ZATERDAGAVOND ZAGEN wij dan
„Quadrille" van Noel Coward, een blij
spel waarin het onmiskenbare vakman
schap van deze auteur, acteur, regisseur
en componist meer tot uiting komt in de
meesterlijke dialogen dan in de construc
tie van het stuk (dat uit 1952 dateert).
Coward weet ons het grootste deel van
de avond bijzonder prettig bezig te houden
met de vermakelijk opgediste strubbelin
gen van een Engelse markiezin uit de vo
rige eeuw, wier echtgenoot met de vrouw
van een Amerikaanse spoorwegmagnaat
naar de Rivièra vlucht en die dan, samen
met de Amerikaan, het trouweloze tweetal
achterna reist om het tot „bezinning" en
naar huis te brengen. Maar in zijn opzet,
ons te doen geloven dat de verfijnde mar
kiezin en de onbehouwen spoorwegkoning
tijdens deze missie in elkander de ideale
huwelijkspartners ontdekken, is Coward
veel minder geslaagd. Daardoor vertoont
het derde bedrijf een ernstige inzinking,
waaruit de schrijver het stuk zelfs met be
hulp van de geestigste dialogen niet om
hoog kan halen. Het slottafreel laboreert
bovendien aan de terugkeer van een aan
tal overbodige figuren die in het eerste
taf reel ook al overbodig waren en de han
deling alleen maar ophouden, en zo ein
digt het stuk zonder de climax waarop
men sedert de pauze heeft zitten wachten.
DE ROL VAN de markiezin vrijwel
een aaneenschakeling van vlijmscherpe
geestigheden en bittere sarcasmen was,
zoals dat heet, „eten en drinken" voor
JMyxa„_Ward. Zij toonde hier opnieuw haar
verbluffende veelzijdigheid, als 't ware
goochelend met gevoelens die onophoude
lijk varieerden van oppervlakkige geamu
seerdheid tot weemoedige ernst, via een
eindeloze reeks van tussenliggende scha
keringen, altijd met handhaving van de
lichte Coward-toets en toch altijd overtui
gend. Paul Steenbergen liet zich, als de
spoorwegmagnaat weer eens van een héél
andere kant dan anders zien; en ook de
ze kant, die van de rondborstige bulle
bak in de porseleinkast van de Engelse
society, toonde hij moeiteloos te beheer
sen. Gijsbert Tersteeg was een geestige
en zwierige (maar voor dit avontuur toch
wel wat „belegen") aristocraat en Anne-
Marie Heyligers een heel charmante Ame
rikaanse met Bostonse allure. Van de an
deren moet vooral Do van Stek genoemd
worden voor haar raak geportretteerde
vriendin van de markiezin. De kleinere rol
len waren voor het merendeel nogal on
nodig karikaturaal aangezet. Hep van Delft
en Has Noordhoek Hegt hadden gezorgd
voor een fraaie en stijlvolle aankleding
van de in totaal toch wel zeer amusante
voorstelling, waarvoor het publiek opgeto
gen applaudisseerde.
MET HET ZONDAGAVOND vertoonde
„Reiziger zonder bagage" van Anouilh
heeft het Nederlandse schouwburgpubliek
al jaren geleden door opvoeringen bij an
dere gezelschappen (kort voor de oorlog
bij Het Masker en in 1947 bij Comedia)
kennis kunnen maken. Dit in 1936 geschre
ven toneelspel dat men half komedie, half
tragedie zou kunnen noemen, was na
enkele slechts gedeeltelijk geslaagde po
gingen, zoals „L'Hermine" het eerste
werk waarmee de toen 26-jarige Anouilh
zich als een ernstig te nemen toneelschrij
ver presenteerde. En zelfs als een toneel
schrijver van buitengewoon formaat, want
reeds in dit stuk komen verscheidene scè
nes voor van een zo meeslepende drama
tische kracht, met een zo genadeloze ont
hulling van menselijke drijfveren en men
selijke onmacht, als weinig andere
auteurs konden schrijven. Het wil heel wat
zeggen, voor het stuk maar vooral ook
voor de belofte die Anouilh daarmee deed.
dat die grote scènes zelfs na meer dan
een kwart eeuw nog niets van hun drama
tische glans hebben verloren, ook al voelt
men nu wèl duidelijk dat de tussenscènes,
met het kwaadsprekende en spionerende
huispersoneel, dramaturgische ezelsbrug
getjes van een nog onervaren schrijver
zijn.
IN „REIZIGESR ZONDER bagage"
wordt een man, die door een oorlogs
kwetsuur zijn geheugen heeft verloren, ge
confronteerd met zijn verleden. Na acht
tien jaar in een gesticht, een periode waar
in Gaston dus van de maatschappij afge
schermd is geweest en als tuinmanshulp
zich op de natuur heeft kunnen instellen,
ervaart hij dat verleden als een afschuwe
lijke reeks van liefdeloze jaren, vol van
door hemzelf begane grote en kleine ge
meenheden, jaren waarin hij zijn moeder
haatte, zijn broer bedroog en zijn beste
vriend invalide maakte. Liever dan dit ver
leden, dat hem nu weerzinwekkend voor
komt, te aanvaarden klampt hij zich vast
aan zijn .geheugenverlies. En tenslotte
grijpt hij de mogelijkheid, zich te laten
..adapteren" door een k-tetne Engelse-jon
gen, wiens bloedverwanten allen bij een
scheepsramp zijn omgekomen, zodat er
van die kant geen nare onthullingen uit het
verleden te vrezen zijn...
Over deze wonderlijke oplossing het
Engelse jongetje da' als een „deus ex
machina" ten tonele verschijnt als er
voor Gaston geen redelijke uitweg meer
open is is in de loop der jaren al
veel geschreven en gezegd; dit blije einde
viel menige beoordelaar wat te zwaar op
de maag. Joris Diels, die de opvoering
door de Haagse Comedie ook voor het ove
rige prachtig had geregisseerd, loste de
moeilijkheid ingenieus op door het slotta
fereel een sfeer van onwerkelijkheid te ge
ven, alsof het Engelse jongetje alleen in
een wensdroom van Gaston bestaat. Ook
dit is natuurlijk een noodoplossing, want
deze onverwachte droomsfeer wordt door
de tekst zelf niet opgeroepen, maar men
kan er toch wel vrede mee hebben om-
IEDEREEN WEET DAT door de pachters van koffiekamers het de toneel-
directies nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt om voorstellingen zonder pauze
te organiseren. Derhalve ziet men zich wanneer men een éénakter wil opvoeren
die niet een hele avond kan vullen, voor een probleem geplaatst. Soms verkiest
men de ongelukkige oplossing om die ene akte toch te onderbreken, soms geeft
men een tweede éénakter als lever de rideau. Deze laatste oplossing zou voor de
Nederlandse Comedie de aangewezen weg zijn geweest, toen men „Freule Julie"
van Strindberg wilde opvoeren, omdat er een menigte van magnifieke Strind-
bergéénakters voorhanden is die ofwel in dezelfde toonaard hadden kunnen
oreluderen op Strindbergs pessimisme ofwel een zinvolle contrastwerking zouden
rebben opgeleverd.
INPLAATS DAARVAN heeft men een
onzinnige kunstgreep toegepast, die de
minst bevredigende en minst artistieke
aanvulling van de speeltijd gaf, die men
had kunnen verzinnen.
Bij de aanvang van de première dié
zaterdagavond in de Amsterdamse Stads
schouwburg plaats had, verscheen Allard
van der Scheer op het toneel en begon
een soort uitleg van het te spelen stuk te
geven. Zijn tekst, waarvoor de met zijn
taak kennelijk verlegen inleider uiteraard
niet verantwoordelijk was en waarvan de
auteur zich wijselijk niet in het program
ma had laten vermelden, behelsde niet
veel meer dan een wat kinderachtige pa
rafrase van de inleiding die Strindberg
voor zijn stuk schreef. Nu is dat voor
woord op zich zelf een uiterst belangwek
kende tekst voor wie Strindbergs revolu
tionaire denkbeelden over de theaterprak
tijk wil leren kennen maar overigens is
het een praktische gebruiksaanwijzing
voor de regisseur die ervan moet kennis
nemen teneinde Strind ergs opvattingen in
de vóórstelling te verwerken in plaats van
ze expliciet van te voren te vermelden.
Afgezien van de frappante overbodigheid
van dit voorvoegsel, werd Strindbergs
tekst bovendien nog gelardeerd met béte
grapjes en explicaties die een afschuwe
lijk wanbegrip onthulden. Zo kreeg Van
der Scheer te verklaren dat Strindberg
„als de echte naturalist die hij was" niet
hield van deuren in zijn décor omdat die
gewoonlijk van gespannen linnen zijn en
dus trillen als ze worden dichtgesmeten.
In feite heeft dat met het naturalisme in
Freule Julie, (welk stuk nadrukkelijk door
Strindberg wordt geïntroduceerd als Een
Naturalistische Tragedie) niets te maken.
STRINDBERG DOELT hier op de door
Zola gepropageerde litteratuurstroming
die de mens volkomen bepaald achtte
door voorgeslacht en omstandigheden. De
ze factoren vormden dan zijn karakter,
zijn „natuur", waarvan men zich ondanks
alle goede bedoelingen nooit zou kunnen
bevrijden. Het is nogal merkwaardig dat
regisseur Fons Rademakers zich kennelijk
geen rekenschap heeft gegeven van de be
tekenis die Strindbergs eigen omschrijving
van zijn stuk in die tijd had. Dat bleek
dan ook wel uit de voorstelling toen die
eindelijk begon om ongeveer kwart over
negen. Want nadat die ongelukkige intro
ductie zich ruim twintig minuten had
voortgesleept en het publiek net meende
dafr het stuk eindelijk ging beginnen, werd
men plotseling een langdurige pauze in
gezonden. De enigen die zich door deze
gang van zaken bevredigd kunnen hebben
gevoeld waren de koffiebazen.
De éénakter in kwestie is een meester
stukje van economie van middelen. Er ko
men eigenlijk maar twee personen in het
stuk voor en het hele drama met zijn fa
tale afloop voltrekt zich in enkele uren.
Met dezelfde onafwendbaarheid waarmee
het lot volgens Strindberg zich aan ons
voltrekt, drijft de schrijver zijn Freule Ju
lie in de armen van haar huisknecht en
vervolgens als onontkoombare consequen
tie in de dood.
EEN VAN HAAR verre voorouders was
namelijk van lage komaf en haar moeder
is een brandstichtster en dus is zij door
het leven veroordeeld om ook een man
van mindere stand in vuur en vlam te zet
ten. Maar Strindberg was als psycholoog
subtiel genoeg om nog een hele serie an
dere motieven aan te voeren die op die
fatale avond haar handelingen beheersen.
Zij is in de war door haar verbroken ver
loving, er hangt een zwoele atmosfeer ten
gevolge van het midzomerfeest, zij is ook
fysiek in een moeilijke periode en zo is
er meer. Maar bovenal is zij verkeerd op
gevoed. Haar moeder heeft de gelijkheid
van beide sexen willen bewijzen door haar
in haar jeugd volkomen als een jongen
te behandelen. De rijzweep is dan ook zel
den uit haar handen en zij voelt, even
als zoveel andere Strindbergvrouwen de
dwingende behoefte om mannen aan zich
te onderwerpen. Tenminste.zo zou het
behoren te zijn. Maar in de voorstelling
van de Nederlandse Comedie zagen we
een frêle, bekoorlijke salonfreule met alle
charme van Ellen Vogel, die van de breed
geschouderde trotse vrouw die Strindberg
uitdrukkelijk voorschrijft, letterlijk niets
liet zien. Daarbij kwam dat van haar
tekst door een adembenemend tempo en
zenuwachtige dictie ongeveer de helft on
verstaanbaar was, wat de hele rol tot een
fatale mislukking maakte, vooral toen zij
tegen het slot haar voornemen om zelf
moord te plegen uit niets anders dan ge
krenkte trots, op geen enkele manier in
voelbaar wist te maken. Paul Cammermans
stond voor de minder ondankbare taak om
Jean te portretteren, waarbij hij tenmin
ste niet van een averechtse uiterlijke ver
schijning hoefde uit te gaan. Hij gaf de
sluwheid van zijn personage heel goed weer
en vooral ook zijn Strindbergiaanse afkeer
van het wispelturige in de vrouw, maar
V
rV:-;.- •ix'-iv-s
V.'
»Vtt4 A
Ellen Vogel in „Freule Julie" van
Strindberg.
maakte al te weinig voelbaar van de bran
dende passie van deze vernederde om zich
omhoog te werken tot elke prijs.
ELISABETH HOYTINK zette met
kracht en raak de figuur van de keuken
meid neer die er alleen is om de open
bare opinie uit te spreken en daarmee zo
ongeveer de rol van het Griekse tragedie
koor te vervullen heeft.
Het behoeft geen nader betoog dat de
spelleiding van Fons Rademaker ten
enenmale te kort is geschoten ook in zijn
onvergeeflijke poging om Strindberg te
corrigeren door de volksdans van de boe
ren te schrappen op het moment dat ach
ter de coulissen de liefdesdaad plaatsvindt.
Strindberg, zelf acteur geweest, wist heus
wel welke theatereffecten hij voor moest
schrijven en welke hij wegliet. Ook het
verkeerd begrepen „naturalistische" de
cor van Nicolaas Wijnberg blonk uit door
misverstanden in de vorm van kneuterig
realistische koperen kranen, handdoeken
rekjes etc.
Een tragisch misverstand deze voorstel
ling die aan de grootheid van August
Strindberg in ieder opzicht onrecht deed
Hans van den Bergh
Ida Wasserman en Frans van der
hingen in „Reiziger zonder bagage"
van Anouilh.
dat Anouilh in de rest van het stuk im
mers ook allerlei vreemde bokkespron-
gen tussen ernst en groteske humor maakt.
TEMIDDEN VAN EEN ensemble, dat
door Diels tot een bijzonder gaaf geheel
in stijl en toon was gemaakt, gaf Frans
van der Lingen een onvergetelijke vertol
king van de hoofdrol Deze kunstenaar, die
de laatste jaren een steeds voornamere
plaats op ons toneel voor zich heeft ver
overd door zijn gespannen speellrant en
zijn altijd tot in elk detail verzorgde crea
ties, toonde in deze rol dat hij nu tot de
besten van onze acteurs behoort. Met zijn
zeer ingehouden, maar volkomen door
leefd spel beheerste hij de opvoering van
begin tot eind. Tegenover hem stonden
twee prachtige actrices: Ida Wasserman
als de moeder strak, verbeten maar
toch menselijk, als 't ware met een in ijs
verpakt moederhart en Anny de Lange
als de overspelige schoonzuster, vurig en
ontroerend in haar strijd om het terugwin
nen van haar verloren geliefde. Daarnaast
Pim Dikkers, zeer overtuigend (vooral in
zijn prachtige „biecht van liefde" tegen
over Gaston aan het slot) als de bedro
gen oudere broer.
DE BLIJSPELKANT van het stuk werd
voornamelijk vertegenwoordigd door Geor-
.gette Hagedoorn, die de dwaze barones,
door wier toedoen Gastons familie wordt
ontdekt, geen gram dwaasheid te kort liet
komen. Verder was er een goed gespeeld
dienstmeisje-met-'n-verleden van Camille
de Vries, een statige notaris van Jan van
Ees (die weer eens een vrijwel onspeel
bare rol te spelen had) en een voor zijn
tien jaar wel wat erg uit de kluiten ge
wassen jongetje van Jules Royaards. Het
huispersoneel werd aardig getypeerd door
Wim de_ Haas, Annie Lêenders, Gerard de
Groot en Kees Coolen.
Dat het publiek ook met deze voorstel
ling zeer ingenomen was spreekt eigen
lijk vanzelf.
Simon Koster
MET HET OPERA-CONCERT, dat het
Haarlems Operakoor zondagavond in de
gemeentelijke concertzaal onder leiding
van zijn dirigente Bep Ogterop heeft ge
geven, hebben de zangeressen en de zan
gers van dit ensemble hun liefde voor de
operamuziek weer overtuigend kunnen de
monstreren. Die liefde sprak uit de toe-
éwijding, de geestdrift en de spontaniteit,
waarmede een uitgebreid programma van
fragmenten uit opera's van Mozart, Gior
dano, Leoncavallo, Bizet, Verdi, Lortzing
en Wagner ten gehore werd gebracht. Op
dit concert en uiteraard ook bij de voor
bereidende repetities hebben de koorleden
zich kunnen laven aan muziek, die hun
dierbaar geworden is en waarbij nu ook
gedeelten uit de opera „Porgy and Bess"
van George Gershwin gevoegd waren ge
worden.
ALS BIJ ALLE opera-concerten bleef
ook op deze avond de toneelhandeling ach
terwege. De aandacht van de toehoor
ders werd geconcentreerd op het muzikale
element en, voor zover zij door het ont
breken van dë actie nog de kans kreeg
om zich te laten gelden, op de expressie.
Ik heb mij bij het luisteren naar de zang
van het koor wel eens afgevraagd of men
steeds voldoende besef gehad heeft voor
deze bijzondere uitvoeringsomstandigheid
en van de daaruit voortvloeiende artistie
ke vertolkingseisen. Deze eisen vroegen
zeker niet om de stroeve, plotselinge, ver-
grovende nadrukkelijkheid der dynamiek
of om de open, zelfs rauwe en niet steeds
zuivere koorklank, (mars uit „Carmen"!)
die de uitvoeringen ontsierden. En even
min kon met het oog daarop de ongelijk
heid van dictie en de objectiviteit van
de woordzegging aanvaard worden, te
meer, omdat er ook vertolkingen te horen
waren, welke geheel of ten dele wel ge
tuigden van de goede uitvoeringsprincipes
(„O, pastorelle addio" van Giordano), die
voorgaande concerten van het koor zoveel
waardering konden bezorgen.
VAN DE medewerkende vocale, solisten
hebben zich vooral de bas Cornelis Schell
en de bariton Karei van der Velden kun
nen onderscheiden door uitstekende stern-
kwaliteiten en door voordracht. De tech
niek van de Amerikaanse, sympathieke
sopraan Dolores Ravich bleek nog niet be
trouwbaar genoeg om de gaafheid der
toonvorming voortdurend te handhaven,
hetgeen in zekere zin ook gold voor de te
vaak nasaal en te veel met portamenti
zingende tenor Johan van Haagen.
Koor en solisten konden rekenen op de
slagvaardige begeleiding van de pianisten
Lou Tervoort, Johan Kat en Anton van
Dalen, welke laatste daarvoor ook het or
gel van de concertzaal bespeelde. Van Da-
lens keuze van het orgelarrangement van
Borodins „Polowetzer dansen" uit „Prins
Igor", voor een solo-voordracht kon ik ech
ter niet bijzonder waarderen.
P. Zwaanswifk