Wetenschap en overheid stilzwijgend paraat tegen sluipend gevaar Burcht van Leiden in restauratie Wekelijks toegevoegd aan alle edities van irlems Dagblad/Oprechte llaarlemscUe Courant en IJ muider Courant n m X \Mw^L V, r.t; TWEE JAAR GELEDEN, op 2 november 1961, nam Ne derland twee minuten stilte in acht als zwijgend pro test tegen de Russische kernproeven (waaronder de beruchte 50 megaton-bom). Het was een tijd van» grote publieke verontrusting over de gevolgen van de kernproeven. Vrijwel dagelijks verschenen in de kranten berichten over toeneming van radio-activi teit in lucht, water en voedsel. Het ministerie van So ciale Zaken en Volksgezondheid gaf bulletins uit over de stand van zaken. De B.B. kwam met haar bro chures over gezinsbescherming. Particuliere firma's brachten „geigertellers" op de markt. Dat was twee jaar geleden. Sindsdien is de manifeste verontrus ting van de bevolking geluwd. De kernproeven zijn gestaakt. Maar een latent onbehagen is gebleven. De radio-activiteit werkt „onzichtbaar" voor onze zintuigen. Haar meest onbehagelijke aspect is de mogelijkheid van schadelijke invloed op het nage slacht, waarover het publiek beurtelings alarmeren de en sussende uitspraken van wetenschapsmensen en overheidsdienaren onder ogen krijgt. Het latente onbehagen wordt gevoed door berichtjes die met de regelmaat van de klok in de kranten opduiken: „Kernproeven en misgeboorten", „Kernstop redde meikvoorziening", „Hoeveelheid strontium-90 in ge beente van kinderen toegenomen" - het is maar een willekeurige greep uit recente publikaties. w* 5 o,a - - b,é 0,8" o,5" K - •'L.fe :v *v - - v.- -. - 4' -t S Nederland meet dag en nacht radioactiviteit NAAR AANLEIDING van een paar van dergelijke berichten uit Engeland, kregen wij een brief van een lezer, die zich afvroeg: Worden dergelijke metingen van de radio activiteit in Nederland niet verricht?; hebben wij misschien niet de goede apparatuur hiervoor?; als de metingen wèl worden verricht, waarom worden deze gegevens dan niet gepubli ceerd?; wat is de rol van de pers hierin? De kwestie leek ons van ge noeg belang om er wat dieper op in te gaan. Daartoe hadden wij een ge sprek met dr. P. Spaander van het Rijksinstituut voor de Volksgezond heid in Rilthoven. Hij is daar hoofd van het Laboratorium water, bodem, lucht en van het Laboratorium voor stralingsonderzoek. Het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid (R.I.V.) is een knooppunt voor hetgeen in Nederland door allerhand* organisa ties wordt gedaan on het gebied van meting van radio-activiteit. De direc teur van het R.I.V. is voorzitter van een commissie van deskundigen, die de minister van Sociale Zaken en Vólksgezondheid onlangs heeft inge steld, om te adviseren over de coördi natie van de verschillende metingen en het opstellen van een meetpro gramma. ZOALS BEKEND WORDEN de hoge re luchtlagen door de kernproeven be smet met radio-actieve stofdeeltjes, die zien in de loop der jaren verspreiden door de dampkring. In onze gewesten daartoe nogal ongunstig gelegen in de westenwindgordel der gematigde gewesten komt deze „fallout" voor het overgrote deel met de regen naar beneden. De kunstmatige radioactiviteit van de lucht bedraagt overigens het zij ter zijde opgemerkt slechts een gering gedeelte van de natuurlijke radioactivi teit, namelijk ongeveer 5 percent, na een serie kernproeven soms oplopend tot 10 pet. (De bron van deze natuur lijke radio-activiteit is voornamelijk de aardbodem, van waaruit gasvormige vervalprodukten van radio-actieve ele menten wordt uitgeademd. De kosmi sche straling is van weinig betekenis voor de natuurlijke radioactiviteit op aaide). Kort na de Amerikaanse en Russische kernproeven van 1961 heeft men op het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid in Bilthoven de melk gemeten op het radio-actieve Jodium-131, dat zich in t lichaam in de schildklier nestelt. Dr. Spaander noemt de uitkomsten van de ze metingen niet verontrustend. Daarbij behoort Jodium-131 in zoverre tot de gunstige radioactieve isotopen, dat zijn halveringstijd slechts acht dagen be draagt. Dat wil dus zeggen, dat de uit straling ervan, in acht dagen met de helft vermindert. Jodium-131 leidt dus geen lang leven en is bijgevolg niet langdurig van gevaar. MET ANDERE radio-actieve splij- tingsprodukten is dat wel anders ge steld. Zo bij voorbeeld het Strontium- 90, dat een halveringstijd heeft van 23 jaar, en dat, in het lichaam opgenomen ongeveer de rol van Calcium speelt (het zet zich vast in de botten). Of het Koolstof-14.dat vroeger ongevaarlijk ge acht werd, maar dat een steeds gro tere rol gaat spelen in de gedachten der wetenschappelijke onderzoekers, omdat het een halfwaardetijd heeft van meer dan 1200 jaar en dus werkzaam zal zijn op de zeer lange duur. BIJ HET DENKEN ovér het ge vaar van de kunstmatige radio-activi teit is het van belang een onderscheid te maken tussen a) de uitwerking van de straling op het individu hier en nu, en b) het effect van de radio activiteit op de geslachtscellen van de mens, die voor straling bijzonder gevoelig zijn en er door beschadigd kunnen worden. Dus het directe effect tegenover het genetische effect. Voor de directe inwerking van de straling op het individu kan worden aangenomen (dat doet bijvoorbeeld ook de UNO-commissie die regel matig, zeer gewetensvol, over de radio-activiteit rapporteert), dat er een bepaalde drempelwaarde bestaat, waar beneden van de ioniserende straling geen gevaar valt te duchten. WAAR DIE DREMPEL precies ligt, is moeilijk te zeggen, maar over het algemeen baart de onmiddellijk werk zame radio-activiteit weinig zorgen, al dus dr. Spaander. De wetenschappelij ke kennis heeft hier wel vat op. Zo zijn er bij voorbeeld op zorgvuldige wij ze internationaal erkende grenzen vast gesteld voor radiologische werkers. De enige critiek die onze zegsman zich te binnen kan brengen aangaande het directe effect der radioactiviteit, is de manier waarop de Engelsen een nog al grote hoeveelheid radioactief afval lozen in de Ierse Zee; van Nederland se kant is hiertegen wel eens bezwaar gemaakt. Dat de direct-werkzame radioactivi teit op het ogenblik weinig zorgen baart, is regelrecht te danken aan het staken van de kernproeven. De radio activiteit van de lucht is op het ogen blik zeer laag vergeleken met voor gaande periodes. Een verhoging met enkele honderden percenten zou in het geheel niet schaden, want de hoeveelheid radioactieve deeltjes die op het ogen blik nog uit de atmosfeer uitregent en op de aarde in de voedselketen wordt opgenomen, is zeer gering. Maar. zegt dr. Spaander en hij dóet geen enkele moeite om iets te ver bloemen als men de kernproeven op grote schaal zou hervatten, dan zou ik wel ongerust worden. „Het is na tuurlijk moeilijk om te zeggen wan neer je nu precies ongerust wordt, maar mijn reactie zou zijn: „Jongens, in he melsnaam niet zo stoeien, dadelijk ga je door de ruiten". ALS HET LICHAAM namelijk grote hoeveelheden radioactiviteit krijgt toe gevoerd zoals dat b.v. het geval moet zijn geweest bij de Lappenbevol- king in het uiterste noorden van de V.S., waar het rendiermos enkele ja ren geleden sterk radioactief was, en daardoor ook het rendiervlees dat het belangrijkste voedsel is voor de lap pen dan kan de radioactiviteit een directe schadelijke werking uitoefenen op het organisme. De straling heeft na melijk een schadelijk effect op de heel fijne celstructuren. Nemen wij als voorbeeld nogmaals het Strontium-90, dat ieder van ons, ook de baby's thans in zijn botten heeft (doordat het zo'n langlevende ra dioactieve stof is). Als er sprake is van grote doses kan het Strontium-90 botkanker veroorzaken en kan het een funeste invloed hebben op het been merg, dat onze rode bloedlichaampjes aanmaakt. Dan wordt er dus een drem pelwaarde overschreden en wordt er schade aangericht in de onmiddellijke omgeving (de zwakke bêta-stralen van het Strontium-90 dringen slechts enke le centimeters in het weefsel door). Boven omschreven ziekteverschijnselen hebben zich bijvoorbeeld voorgedaan bij het personeel dat in een kernreac tor door een ongeluk werd blootge steld aan sterke radioactieve straling, BIJ DE KWETSBAARHEID van de menselijke voortplantingscellen is het een principieel andere zaak. Deze cel len hebben namelijk geen weerstands drempel voor radio-actieve straling, waar beneden geen schade wordt aan gericht. Wanneer een radioactieve iso toop die zich ergens in het lichaam heeft genesteld, met een bloedgolfje de seslachtsklieren passeert, is er een kans dat één van de genen van een kiemcel wordt bestraald en wordt be schadigd. Als uit die cel een vrucht groeit, en als daarbij juist het ver minkte gen het gen van het andere geslacht mocht ontmoeten (hetgeen maar een kleine kans is, want van de enkele honderden menselijke genen wordt er bij de bevruchting maar een beperkt aantal geactiveerd), in dat ge val is een afwijking bij het kind dat geboren wordt mogelijk. Maar de kans dat zo'n afwijking tot stand wordt ge bracht (of recéssief aan de nakome ling wordt meegegeven) is uiterst klein. Zij kan slechts voorkomen door een parige samenwerking van een grote reeks toevalligheden. MAAR EEN DREMPELWAARDE voor beschadigende invloed is er niet. Het is te vergelijken met de kans dat een voorbijganger op de Grote Markt in Haarlem zou worden getroffen door een kogel uit een geweer, waarmee van de toren van de Grote Kerk dag en nacht af en toe in het wilde weg een schot zou worden gelost: de kans om geraakt te worden is gering, maar wordt men geraakt dan treedt ook een verwonding op. HET IS GOED DEZE basis-inzichten voor ogen te houden wanneer men praat over het meten van de radioacti viteit ten dienste van de volksgezond heid Het gaat daarbij in de eerste plaats om de voedselketen, want dat is de weg waarlangs de radioactieve stof fen die met de regen omlaag komen zich kunnen ophopen in voor de mens gevaarlijke hoeveelheden (via de re gen in land- en tuinbouwproduk-ten en in gras en daardoor b.v. in koemelk). In mindere mate verdient ook het (drink)water te worden gemeten in tij den dat er veel radioactiviteit in de lucht zit. De metingen van de lucht (luchtstofmeting) dienen vooral, zo zegt dr. Spaander, om een vinger op de pols te houden, en zijn op het ogen blik uit oogpunt van gezondheidszorg eigenlijk niet meer nodig, al worden zij voortgezet ten dienste van het ge heel van het wetenschappelijk onder zoek op dit gebied. WAT WORDT ER nu aan metingen in Nederland verricht? Het antwoord is: een heleboel door een veelheid van organisaties. Maar het ontbreekt nog aan coördinatie op dit gebied. Metingen van voedsel worden ver richt door het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid, dat in de omgeving van het laboratorium monsters verza melt. Het Rijkszuivelstation in Leiden meet voortdurend de radioactiviteit van de melk in het hele land, maar het R.I.V. heeft ook een eigen melkpro- gramma. De keuringsdiensten voor Wa ren in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zijn uitgerust met meetappara tuur en houden eveneens een vinger op de pols. Ook het Instituut voor Atoom energie in de Landbouw (ITAL) in Wa- geningen houdt zich bezig met voedsel- metingen. Luchtstofmetingen worden verricht door een aantal K.N.M.I.-stations, door het R.I.V. en door de Rijksverdedigings- ganisatie TN.O. (toegepast natuurwe tenschappelijk onderzoek), die daartoe op grote hoogte luchtmonsters laat ne men door vliegtuigen van de lucht macht, waarin apparatuur is aange bracht die de lucht door een filter zuigt waarin het stof achterblijft teneinde te worden gemeten op radioactiviteit. DE RIJKSVERDEDIGINGSORGA NISATIE T.N.O. (met verschillende la boratoria gevestigd in Rijswijk) meet op de weerstations van de luchtmacht ook het regenwater (dat doet ook het R.I.V.) en werkt samen met het Ra diobiologisch instituut van de Gezond heidsorganisatie T.N.O. dat monsters van bodemmateriaal en voedsel onder zoekt op hun radioactiviteit. Het water van de Rijn en de Maas wordt wekelijks tot maandelijks op ra dioactiviteit gemeten door het Rijksin stituut voor de Zuivering van Afvalwa ter (RISA, een instituut dat resorteert onder het ministerie van waterstaat) en door het R.I.V., dat zich bovendien af en toe watermonsters van kleinere wa terwegen laat toesturen. Het leidingwater wordt regelmatig gecontroleerd door de laboratoria van Urvwjwwfnwwrwwrwwrww/rwvwwrrwftFMrwMwmw» In de gewetensvolle en open- XII Uv gw WCIC113 VUllv Wil tlE J hartige sfeer van het Rijks- J instituut voor de Volksgezond- J heid in Bilthoven is geen plaats 5 voor paniekberichten - maar ook 5 niet voor een gemaakt optimisme dat de burger misleidt. 5 rmrmmmmmrrmmmrrmmrwrt de waterleidingbedrijven in de grote steden. Het R.I.V. heeft zijn onderzoek van leidingwater gestaakt omdat het op het gebied van radioactiviteit in geen enkel opzicht verontrustend was. ER IS DLTS EEN VEELHEID van ac tiviteit. Voor een deel is die gericht óp de directe bescherming van het publiek voor het geval de toestand gevaarlijk mocht worden. Voor een ander deel die nen de metingen in de eerste plaats het geheel van het wetenschappelijk onder zoek. Een betere coördinatie van beide aspecten mag voor de toekomst wor den verwacht. Maar wetenschap en overheid zitten in Nederland bepaald niet stil op dit gebied. En de voorlichting aan pers en publiek kenmerkt zich door een open hartige sfeer, waarin niets valt te be speuren van pogingen om eventuele ge varen te verheimelijken. IJ <S INSTITUUT VOOS DE VOLKSGEZONDHEID Ten tijde van de publieke verontrus ting over de kemproeven in 1961. ver langde de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van het R.I.V. da gelijks een bulletin te ontvangen over de metingen van de radioactiviteit in lucht en water. Het R.I.V. deed deze bulletins vergezeld gaan van een voor de pers bestemd overzicht van de toe stand. De dagelijkse bulletins zijn intus sen vervangen door een staatje van meetuitkomst'en dat nog iedere week naar Den Haag wordt gestuurd. De metingen die overal in den lande worden verricht, worden boven dien veelal doorgegeven aan de Hoofdinspecteur voor de hygiene van het milieu, terwijl ook met Euratom (waarmee juist een onderzoek is be gonnen naar de zich ophopende ra dio-activiteit in rivier- en zeeslib) een uitwisseling van gegevens tot stand is gekomen. Op het R.I.V. heeft men desgewenst een soepel contact met de wetenschappelijke onderzoekers in Engeland, waar door klimatologi sche vergelijkbaarheid met Nederland ongeveer even veel radio-actieve neerslag naar beneden komt. Dit alles overziend, geloven wij dat wij onze briefschrijver kunnen gerust stellen wat betreft de Nederlandse paraatheid inzake het radio-actieve gevaar. Aangaande voorlichting aan het publiek zou men misschien de veronderstelling kunnen wagen, dat de Nederlandse wetenschapsman min der dan bijvoorbeeld zijn Britse col lega de neiging heeft om met opzien barende verklaringen in het daglicht te treden maar dat is niet meer dan een terloopse veronderstelling. C. Sorgdrager Bilthoven, 7 november 963 **an ijne Excellentie de MiAister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Zeestraat 75, 's-GRAVBNHAG- .-.s verzicht var, .de r.etmgsn ^an de at-] Bericht nr. 165 A. Lucht 1Totale bèta-activiteit gemeten in pc/r, vier dagen na monsterneming. De gegevens zijn afkomstig van het K.N.K.I. te De Bilt. oktober - november 1963 station 28 29 50 31 1 2 -m P De Bilt .1,1 1,2 0,8 0,8 0,9 0,8 1,0 Belde 1,2 0,8 0,4 1,0 0,3 0,3 0,6 Eindhoven 0,6 0,8 0.7 '0,9 0,9 0,9 Den Helder 1,3 1,1 1.1 1,0 0,9 0,3 0,7 Rijswijk 0,5 1,1 1,2 0,9 0,8 gémiddelde 0,9 '1,0 0,9 6.9 2. Totale bèta-activiteit gemeten circa 6 uur na monsterneming (geschatte waarden). De gegevens-zijn afkomstig van het R.I.V. te Bilthoven. pz/m3 SO gemiddelde waarde v.d. act. in de voorafgaande week 25 2o 27 28 29 30 51 1 2 5 B. Neerslag oktober- november 1983 Tonale fceta-activiteit gemeten vier dagen na de monsterneming en jodium-131- activiteit, -e rug geëxtrapoleerd r.aar het midden van de periode var. monster- per neming. De gegevens zijn afkomstig van het R.I.V. te Bilthoven. periode neerslag spec.totalt aan de boden toe spec. 1-131 -} bèta-act. gevoerde totale activiteit 1953 pc/l bèta-activiteit mn pc/l O 4 K} 920 3,3 Een overzicht als dit krijgt de minister wekelijks op zijn bureau. Het bevat ge gevens over de radio-activiteit van de lucht en van de regen, verzameld door het Rijksinstituut voor de Volksgezond heid in Bilthoven. Twee jaar geleden Ket Hoofd van het Laboratorium voor Stralingsohderzoek, voor deze: werd een dagelijks bulletin gemaakt, voorzien van een toelichting; maar dat wordt nu niet meer nodig geacht, want na het staken van de kernproeven komt er boven ons land nog maar heel weinig radioactief stof naar beneden. Op de zolder van het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid in Bilthoven staat dit apparaat. Het meet de radioac tiviteit van de lucht. De rubber slang rechts-boven hangt uit het zolderraam pje en zuigt met het geluid van een ster ke stofzuiger de buitenlucht aan. De lucht wordt met kracht door een smal le strook filtreerpapier geblazen, die onzichtbaar- langzaam over een serie spoelen van de meetkast loopt. Het fij ne stof uit de lucht slaat als een grijze streep neer op het filtreerpapier en het is dit geconcentreerde stof dat wordt gemeten. Na een aantal uren passeert het filtreerpapier namelijk het eigen lijke meetkastje en vier uur later een tweede meetkastje. Zo ontstaan twee me tingen, die door een schrijfpen automa tisch worden geregistreerd op een strook traag voortdraaiend ruitjespapier (de twee witte vlakken boven in de kast). Het apparaat is continu in bedrijf. Op de foto is duidelijk het spoelensysteem te zien waarover het filtreerpapier loopt; de twee meetdoosjes, die even eens aan de voorzijde van het toestel in het systeem zijn opgenomen, zijn op de foto moeilijk te onderscheiden. De meettechniek van radioactief ma teriaal levert over het algemeen weinig problemen op. Slechts als het gaat om minieme hoeveelheden die voor de ge zondheid geen gevaar opleveren, wordt het een zaak voor meetspecialisten, die in het R.I.V. over een eigen laborato rium beschikken DE RESTEN van de burcht van Lei den, èen van het oudste type dat ons land kent, worden thans door Monumen tenzorg aan een grondige restauratie onderworpen. De burcht van Leiden is een van de merkwaardigste kastelen van ons land. Dé sterkte bestaat uit een ronde schildmuur, ópgetrokken op een kunstmatige heuvel. Binnen de mu ren zijn thans geen gebouwen meer aanwezig en opgravingen hebben slechts spaarzame resten van vroegere gebou wen aangetoond. Het belangrijkste deel van de versterking is de ronde muur, die nog aanwezig is, hoewel hij achter de in de lóóp der eeuwen steeds hoger geworden stadshuizen een ver borgen bestaan leidt. DÉ OORSPRONKELIJKE twaalfde- eeuwse muur is opgetrokken uit tuf steen. Reeds zeer vroeg waren repara ties nodig, die niet meer in het oor spronkelijk materiaal werden uitge voerd, doch in baksteen. Thans is aan de muur nog maar weinig tufsteen te ontdekken; het overgrote deel bestaat uit baksteen van uiteenlopend formaat, die in verschillende tijden is aange bracht. Deze staalkaart van bakstenen toont aan dat vrijwel in iedere eeuw reparaties aan de burcht zijn uitge voerd. Daarbij heeft men de oude vorm van de muur nauwkeurig gekopieerd en slechts het gebruikte materiaal laat zien, dat de herstellingen uit later tijd zijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat ook in latere eeuwen (de zeventien de en de achttiende), toen het gebouw geen enkele militaire betekenis meer had. toch zeer uitgebreide herstellingen hebben plaats gevonden. Hieruit wordt het duidelijk dat ook in die tijd reeds respect voor het oudste gebouw van de stad bestond en dat het stadsbestuur aan monumentenzorg deed. BIJ DE HUIDIGE restauratie is het onmogelijk gebleken, de muur geheel in tufsteen te herstellen. In de eerste plaats zouden de kosten te hoog worden en in de tweede plaats zou het niet juist zijn het zorgvuldige werk van de restaurateurs uit vroeger eeuwen zon der meer te niet te doen. De herstel lingen. die thans geschieden, hebben tot doel dat het gebouw in een goede con ditie gebracht wordt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 13