Twee beklemmende romans van Claus
een twintigste eeuwse Jeroen Bosch
Niet onder één hoedje te vangen
thrillerterminologie een probleem
Is er een speciaal dieet voor sportbeoefenaren?
Jubileumboek over vijfenzeventig jaar
Amsterdams Concertgebouworkest
Litteraire
Kanttekeningen
J
ZATERDAG 14 DECEMBER 1963
Erbij
PAGINA VIER
i gpy\-
i;-
- ,V,X v T-.
mJ-, -.
BETREKKELIJK KORT na elkaar zijn bij Uitgeverij
De Bezige Bij twee romans van Hugo Claus verschenen
„De verwondering" en Omtrent Deedee" die elke twij
fel - voor zover aanwezig aan de waarachtigheid en
belangrijkheid van zijn talent eens en vooral hebben, weg
genomen. Jarenlang heb ik tegenover zijn prozawerk
voor zijn poëzie heb ik in alle stadia, van liet avant-gardis-
tische begin in 1948 tot de „post-experimentele" dichtbun
dels van de latere jaren, steeds een zwak gehad met
nogal ambivalente gevoelens gestaan. Ik bewonderde de
plastiek van zijn taal, de ongemene suggestieve kracht van
zijn verteltrant, zijn durf in de compositie van de decompo
sitie, zijn voor niets terugdeinzende observatie. Maar ik
was er niet zeker van of er in deze genadeloze ontmaskering
van de schijnwereld, met haar bijna brutale close-ups en
schrille belichtingen, niet een -spelelement meewerkte, een
vrijblijvend minnekozen met de ontreddering, de. liberti-
nage, de frustratie, het verziekte erotisme, met de gehele
scala van onlustgevoelens die de moderne romans door
lopen. Ik ben daarvan teruggekomen, ik ben door Claus
overtuigd, ook wat dé authenticiteit Pan zijn vroegere werk
betreft. En daarmee hertoep ik wat ik naar aanleiding van
zijn „De Metsiers",:„De Hondsdagen'en „De koele min
naar heb geschreven over zijn-„koud vuur", zijn „trapeze-
kunst", zijn bedenkelijke „knapheid". Wat ik toen met het
nodige voorbehoud waardeerde, erken ik au voluit als werk
van een gedreven schrijverschap, dat zich in een voort
durend gevecht begeeft met een demonisch bezeten wereld,
een „hondse wereld" van ontketende driften.
v
ill
CLAUS HEEFT DEZE animaliteit niet verborgen gehouden achter loze
facades, hij heeft de Tarzan in zichzelf en om hem heen uitgedaagd en her
kend als een elementaire kracht, een fundamentele realiteit van de menselijke
habitus, een levenwekker en tegelijk een barbaars geweld zodra hij vrij spel
krijgt. En óok heeft hij de ziektesvmptomen van een aan zijn overbeschaving
bezwijkende cultuur onverbiddelijk gesignaleerd: de angst, de vertwijfeling,
de onmacht, de liefdeloosheid, de lauwheid, de vlucht in de roes of de leegte.
Naarmate zijn werk rijpte heeft Claus zijn greep op de chaos versterkt en er,
door de verwildering in zijn latere romans te temmen, zichzelf bovenuit getild,
zoals Münchhausen zich aan zijn haren uit het moeras trok.
Hugo Claus
VAN DIE TOENEMENDE beheer
sing, die zowel in de compositie als in
de taal tot uitdrukking komt, is èn „De
Verwondering" èn „Omtrent Deedee"
een volwaardig en ten dele zelfs mees
terlijk staal. Ik zou me kunnen inden
ken dat de eerstgenoemde roman een
lezer overrompelt en hem het beklem-
IN ZIJN ONLANGS op deze plaats
besproken „handleiding voor de
detectivelezer" Kaïn sloeg Abel, zegt
Ab Visser met betrekking tot de zo
moeilijk exact te kiezen terminologie
voor speurders- en aanverwante ver
halen onder meer dat de schijnbaar
ideale term „misdaadroman" ook aan
vechtbaar is, daar deze een veel bre
der gebied zou bestrijken (inclusief
bijvoorbeeld Dostojevski's Schuld en
Boete,,dat trouwens een sterk deduc
tie-element heeft). De juistheid van
zijn visie wordt eens temeer, bewezen
door de riiëuwste'rórnan van 'een
schrijfster'dos evenzeer óp' het gebied
s an de thriller aTs óp ander litterair
terrein is.werkzaam geweest: Willy
Consari. In haar „Door een noodlottig
ongeval.(H. R. Leopolds Uitg.
Mij) is er van deductie niet of nauwe
lijks sprake, een eigenlijke misdaad
komt er niet aan te pas slechts een
vermoeden van misdaad en een on
geluk en toch heeft het verhaal in
sfeer en intrige iets, het ondefinieer
bare „iets" dat de recensent beweegt
het in te delen in de „thriller'-catego-
rie, al zou men met niet minder recht
s an een „gewone" psychologische ro
man kunnen spreken. Van meer be
lang dan zo'n etikettering is trouwens
de" vraag of het boek tot litteratuur is
geworden (d.w.z. vaardig geschreven
is, overtuigend in karakters, sfeer en
conflict). Die vraag kan bevestigend
beantwoord worden, terwijl boven
dien een uitstekende pointe, die in
een short-story niet zou misstaan, zorgt
voor de synthese van „psychologisch"
en „deductief" aspect, voor zover dit
laatste aanwezig is.
DE GESCHIEDENIS heeft als hoofd
persoon een jongeman, die reden meent
te hebben zijn vader en diens tweede
vrouw van moord, op zijn moeder te
verdenken; de jongen, die een afschu
welijk herinneringsbeeld van zijn pril
ste jaren uit zijn geest heeft verdron
gen, wordt zich, al zoekend naar een
antwoord, een en ander weer gedeelte
lijk bewust en trekt daaruit verkeerde
Conclusies, tot hij tenslotte de afgrijse
lijke waarheid verneemt. Zowel het in
nerlijk conflict als vooral de nachtmer-
rie-achtige sfeer die de jongeman er
zich mee oproept, heeft Willy Corsari
voortreffelijk getekend en hoewel het
„thrill-element" in haar verhaal sterk
genoeg is om mij te dwingen haar ont
knoping hier in raadselen te hullen, be
wijst dit boek zeer duidelijk dat er
geen eigenlijke grens bestaat tussen
„thriller" en „gewone roman" (anders
dan tussen déze laatste en het analyti
sche detectiveverhaal). Om mij ondui
delijke redenen is deze vrij korte roman
in één band gebonden met het verhaal
De Schorpioen, dat er in alle opzichten
weinig meer gemeen heeft: een wat
laat-naturalistische nabloei, zou ik zeg
gen, met alle elementen van. het „da
mesverhaal." Het valt wat uit de toon
na het voortreffelijke „Door een nood
lottig ongeval", maar enfin: het is een
toegift...
ONDER HET PSEUDONIEM Dick
Pointer debuteert een Nederlands psy
chiater met maar liefst twee detective
romans tegelijk bij het Wereldvenster.
Hij is eindelijk weer eens een Neder
lander die tenminste stijl heeft, al zou
ik die stijl graag nog iets soepeler zien.
Nederlanders vertellen vaak zo stroef,
en waarom moet het altijd in die dilët-
tanterige „had-gehad-stijl" („Het was
nog vroeg in de morgén geweest toen
inspecteur Villar in Eze aankwam.",
„Toen hij naar zijn kamer terug
ging. had hij mevrouw Heezè ontmoet
Hij had haar welterusten gewenst
Haar haren hadden in de war ge
zeten...") op plaatsen waar we liever
een situatie zouden meebeleven dan die
te vernemen uit bespiegelingen achter
af van een der personen? Waarom ook
altijd die typisch Hollandse dilettanten-
gewoonte om ons, terwijl dus vitale si
tuaties vaak met de Franse slag wor
den afgedaan, bladzijdenlang op te za
delen met bespiegelingen over zaken die
voor het verhaal totaal niet ter zake
doen (zie in Pointers Een 'A jaar
schoenen b.v. op blz. 20 de overwegin
gen van zijn speurder over diens motie
ven om met een gezelschap te reizen
en wat z'n vrienden daarvan wel ge
zegd hadden, en hoe hij denkt over
werkstudenten en hoe dat in zijn stu
dietijd allemaal heel anders was!). Het
zijn, evenals het volgende: maar--een
paar goedbedoelde tips aan het adres
•van-een schrijver van wie ik"~ als hij
in zijn metier wil blijven groeien in
dè toekomst nog eens een boek met
100 percent instemming hoop te bespre
ken. Dat geldt ook voor de inhoud. De
plot van Een 'li paar schoenen is be
hoorlijk boeiend, zij het conventioneel.
Dank zij de situering in een reisgezel
schap weet de schrijver te komen tot
een aardige verwikkeling van motie
ven, die hij vrij handig ontwikkelt in
een niet geheel onverdienstelijk stuk
deductie-door-eliminering. Een zeer
zwakke stee in de compositie is echter
het feit dat de dader na even te zijn
mende gevoel geeft reddeloos ver
dwaald te zijn in een spookachtig laby
rint van gevoelens, intriges, taferelen,
die hem in een warnet van onzichtbare
draden verstrikken, zodat er geen ont
komen meer is. Het 1 s een labyrint en
juist als zodanig vertoont dit boek van
Hugo Claus een treffende overeen
komst met het zestiende-eeuwse manië
risme. met de barokke verbeelding van
het menstype dat zich in een verstoor
de en behekste wereld bedreigd voelt
en twee mogelijkheden heeft om te ont
snappen: óf in een panische angst een
uitweg te zoeken óf de werkelijkheid
koelbloedig in het oog te zien en dóór
deze onverschrokkenheid de demoni
sche betovering te bezweren. Claus
waagde zich met huid en haar aan zo'n
confrontatie en dat zal wel de reden
zijn dat hij vergeleken is met Jeroen
Bosch.
Tenslotte is Claus geboortig uit het
land van Bosch, is hij verwant aan de
schilder van helse taferelen, van grotes
ke verbeeldingen als het drieluik in het
Escorial met de Tuin der Lusten,
krioelend van gedrochtelijke deforma
ties, van dier-mensen, hallucinatieve
voorstellingen van het obscene, biw'es-
ke, schrikwekkende, gezien met een
„kcude humor" en gecomponeerd met
een koel-berekende aanschouwelijkheid.
Het „Zuiden" is zoals Vermeylen
schreef „dadelijker en spontaner in
zijn-, gevoelsuiting". - is onmidd.ellijftër
betrokken bij de levensimpylsem - Het
bloed kloot er -sneller, driftiger, war
mer en kent (zoals Vermeylen van
Rodenbach getuigde) nog „de sprong
van de hartstocht, de organische
kracht". Lees Teirlinck! En vergelijk
dan Claus, de „moderne" jongere, die
de taal geladen heeft met zijn beelden
en daarna is doorgedrongen tot in het
hart en de nieren van het woord, tot in
het binnenste van de driften en de ver-
bórgenste verstrengelingen van de
menselijke begeerten en ressentimenten
en ontgoochelingen, tot in de botten van
de vervreemding in de mens van zich
zelf, van de wereld waarin hij leeft,
van de wereld waarin hij zou willen
léven.
WAT ...DE VERWONDERING" aan
mat: wie Claus' toneelstuk „Het lied van
de moordenaar" kent, zal het kernmo
tief van deze gehanteerde, wilde, ver
wilderde, maar allerminst verwarde
roman niet ontgaan. In het drama-im
mers gaat Moerman, een geweldenaar
vSn het kwaad; voor de mis-daad ver
loren zodra hij zijn hart in dé liefde
voor een barones een kans heeft ge
geven. En de S.S.-man Crabbe, met wie
de Atheneum-leraar De Rijckel zich in
een onwezenlijk avontuur verregaand
identificeert, heeft als Nazi geen reden
van bestaan meer nadat hij door de
geweldadige dood van joodse kinderen
deernis heeft gevoeld. Beiden geven
zich aan de zelfvernietiging prijs, voor
beiden is het „verraad aan het kwaad"
een doodsnoodzaak ze sterven, para
doxaal gezegd, aan hun „tedere gevoe
lens" en al voltrekt zich de kathar-
sis niet, ze is toch latent aanwezig, ze
openbaart zich misschien door de dood.
EN, DEEDEE? In tegenstelling tot de
zich in de bochten van de verwikkeling
krommende roman „De Verwondering"
met zijn wentelende wendingen, is
Omtrent Deedee"geschreven in een
geserreerde taal, die haar kracht ge
put heeft uit een herworteling in de
Vlaamse bodem, en in een strakgespan
nen compositie, die de beproeving van
Deedee .verdeelt- over een zestal hoofd
stukken, waarvan elk zijn uitgangspunt
kiest in de „visie" van een lid der
familie Heylen (twee zusters, twee
broers, één echtgenote, een bastaard
zoon). Men is in de pastorie van „Dee
dee" (een dorpspriester, die door deze
intieme benaming de dienst-doende
is ingelijfd bij de familie) bijeen
gekomen om de sterfdag van moeder
Heylen te herdenken, voor de zevende
maal sinds haar overlijden, en het is
Deedee, die terwille van zijn huishoud
ster Nathalie Heylen en ter ere van de
gestorvene deze familiaire gasten ont
vangt. Hij, Deedee, wil zich niet boven
hen verheffen, hij wil voor een dag
lijkt'het een Heylen onder de Hey-
lens zijn, hij wil zijn waardigheid op de
proef stellen en de demonen uitdagen
om hen te kunnen trotseren, om
maar dat is het slot van dit liederlijke
tafereel mede grondig te kunnen zon
digen en des te grondiger boete te doen.
WANT DEZE HERDENKING wordt
een hels festijn, waarop uit de burger
lijke benepenheid de driften onder in
vloed van de drank losbreken. In zeke
re zin volgt Claus op een afstand de
verzoekingen, die Jeroen Bosch de Hei
ligen liet doorstaan, de vernederingen
die hij overeenkomstig het Evangelie
de verguisde Christus liet ondergaan:
het kwaad-, eenmaal ontketend door hit
sige toespelingen, acuut geworden res
sentimenten, wraakgevoelens, haat-lief
des, perversiteiten, slaat als een octo
pus zijn duivelse vangarmen uit, en als
de psychische en lichamelijk verziekte
Claude de door waanzinnige angsten
gekwelde, vereenzaamde bastaardzoon,
die de tragische figuur is temidden van
deze trieste „feestgangers" de temp
tatie van deze dag met de dood moet
bétalen, is de schuld van Deedee zwaar
genoeg voor de zwaarste boetedoening,
voor een katharsis.
DEZE OMSCHRIJVING van de „in
houd" betekent in verhouding tot dit
tot het uiterste gespannen verhaal, tot
de gevoelens die het wekt, niets. De
intrige is niet meer dan de buitenkant.
Wat er geschiedt, voltrekt zich diep-
binnen in de woorden, diep in hetgeen
Claus aanduidt en verzwijgt, diep ach
ter de „zichtbaarheid" van dit anima
le tafereel. Alleen Claus kan het zo
overrompelend, zo doordringend zeg
gen, kan het zó vertellen dat er iets
anders staat dan er letterlijk te lezen
staat. Zonde, schuld, beproeving, boe
te, er werkt in deze korte, schok
kende, ontstellende en ontroerende ro
man een eschatologisch ferment, dat
aan het proza van Claus een dimensie
heeft toegevoegd.
C. E. Dinaux
HET CONCERTGEBOUWORKEST is precies half zo oud als ons eigen Noord
hollands Philharmonisch Orkest. Het bestond in 1963 „maar" vijfenzeventig jaar
en ter gelegenheid daarvan is een jubileumboek verschenen (uitgave J. M. Meulen-
hoff, Amsterdam) onder redactie van de artistiek directeur Marius Flothuis. In
19-18, bij het zestigjarig bestaan, werd de geschiedenis van het orkest in drie delen
besenreven door mr. S. A. M. Bottenheim, en men- heeft zich daarom ditmaal
beperkt .t.ot een aantal .kortere beschouwingen Van dé hand Van diverse mede-
..werisgrs. die .ieder een. .bepaald, aspect: histórisch, artistiek, of organisatorisch
onder de loep nemen. Een van de aardigste bijdragen is de eerste, waarin prof. dr.
HUène Nolthenius een geconcentreerde beschrijving geeft -van het wisselend decor
van sociale en politieke gebeurtenissen waartegen het Amsterdamse muziekleven
zich afgespeeld heeft,
DROGERE STOF vindt men in de ar
tikelen van mr. J. W. de Jong Schou
wenburg en van de Amsterdamse wet
houder van kunstzaken mr". A. de Roos:
Het Concertgebouworkest en z'n baker
mat en Het Orkestgebouworkest en de
overheid. Laatstgenoemde behandelt
onder meer de in 1952 gelegaliseerde
splitsing tussen het Concertgebouw N.V.
(die het gebouw beheert) en de Neder
landse Orkeststichting tot beheer van
het Concertgebouworkest Over de ont
wikkeling van het repertoire geeft Ma
rius Flothuis interessante bijzonderhe
den. Wist u dat het Concertebouworkest
in de aanvang van zijn bestaan (op de
zogenaamde „t'uinconcerten" achter het
gebouw) amusementsmuziek speelde,
zoals „Lóin du bal" en „Babillage"
van Gillet, „Aubade printanièrè" van
Lacombe en „Flirtation" van Steek?
Verder komt hierin Mengelberg's beken
de voorkeur voor de Duitse romanti
ci, ook de toenmaals „modernen" on
der hen, R. Strauss en Mahler, tot ui
ting; .daartegenover een merkwaardige
schroom ten opzichte van Bruckner.
Diens Zesde Symfonie bijvoorbeeld, uit
1881. kwam pas in 1930, dus bijna een
halve eeuw later, voor het eerst op de
programma's voor (onder Van Bei-
num).
DE VEELGENOEMDE „achterstand"
met betrekking tot de Franse muziek
van die dagen, blijkt niet met de feiten
overeen te komen. Merkwaardig is bij-
Voorbeeld dat een conservatieve figuur
als Cornelis Dopper de Nederlandse
premières dirigeerde van twee mees-
Willy Corsari
opgetreden in verband met een inder
daad origineel gevonden en handig ver
borgen „clue" (die echter weinig wordt
uitgebuit) niet meer op de voorgrond
treedt totdat de lezer bij het wel
zeer cliché-matig nakaarten achteraf
verneemt dat hij de dader is en waar
om. Een gezicht krijgt zo'n man niet
voor de lezer; met een fair-play kan
men de schrijver niet complimenteren.
BIJZONDER LELIJK en onoorspron
kelijk is bovendien het feit dat we met
die ontknoping overrompeld worden na
dat de speurder een paar onverwachte
inlichtingen heeft geput uit een tele
gram waarvan de lezer de inhoud niet
onthuld wordt een goedkoop trucje!
Positieve punten naast zeer zwakke
dat is de balans van Een 'it paar schoe
nen (en van Revolver met monogram,
het andere boek van Pointer, valt in
grote trekken hetzelfde te zeggen). Wil
Dick Pointer een overtuigend verteller
van speurdersverhalen worden en
journalistieke scholing „als vast mede
werker aan een der opinievormende
Nederlandse dagbladen" is daarvoor op
zichzelf zeker niet voldoende! dan
zal hij, behalve aan een verdere ont
wikkeling van zijn stijl, aandacht die
nen te besteden aan die van zijn com-
postietechniek. Lezen over de theorie
van het detectiveverhaal én zich ver
diepen in het werk van de groten in
het genre (vooral ook in de techniek
van de short-story, die ons als geen an
dere economisch schrijven leert) kan
een uitstekende therapie blijken, dók-
tert
(Van onze medische
medewerker)
VELEN MENEN, dat de
sportsman en sportvrouw
een speciaal dieet dienen te
gebruiken, willen zij er in
slagen grote prestaties bij
wedstrijden te behalen. In
het algemeen is deze opvat
ting echter onjuist. Als zij
gewend zijn een voeding te
gebruiken die bestaat uit
koolhydraten (meel- en sui-
kerprodukten) vetten (vet,
boter of margarine) en ei
witten (vlees of vis), in een
onderling juiste verhouding,
zonder dat men te dik of te
mager wordt, welnu, dan be
staat er in het algemeen
weinig aanleiding voor sport
beoefenaren om bijzondere
maatregelen inzake de voe
ding te nemen. De sportwe
reld heeft vele fanatici op
uiteenlopend gebied, ook op
het gebied van de voeding.
De een wijst erop, dat
vegetariërs grote prestaties
behalen en komt daar met
voorbeelden van aandragen,
weer een ander wijst er op,
dat vlees het belangrijkste
bestanddeel is van de spie
ren en beveelt dus veel vlees
aan en zo kan men wel door
gaan. Het geheim van de
juiste voeding voor de sport
beoefenaar, zo schrijft het
voorlichtingsbureau voor de
voeding, is gelegen in de
regelmaat van de normale
goede voeding gedurende de
Bert Japin trainingsperiode teneinde een
goede conditie te bereiken en
te houden.
DE ENERGIE NODIG op
de trainingsdagen eist extra
toevoer van calorieën. Meest
al zal men door 'een energie
ke training wel wat honger
krijgen en dus tóch wel extra
gaan eten. Maar in ieder ge
val kan men tijdens de trai
ning de benodigde extra
calorieën verkrijgen door het
gebruik van b.v. bruin brood.-
Bruin brood levert kool
hydraten en dus ook calo
rieën maar bevat tegelijker
tijd vitamine B. Er zijn on
derzoekers en ook trainers
die menen dat vooral vita
mine B en ook vitamine C
van groote belang zijn voor
een goede sportprestatie. In
sommige Oosteuropese lan
den krijgen de sportslieden
tijdens de training extra
vitamine B en C, in Enge
land geeft men dan soms
orovitetablettendie vita
mine B en C bevatten. De
grote betekenis die men wel
aan vlees in de sport toe
kent berust o.a. op het grote
gehalte aan vitamine B van
vlees. Daarnaast moet men
natuurlijk bedenken dat de
eiwitten, die vlees ons levert,
van grote betekenis zijn voor
de opbouw van onze spieren,
die ook voornamelijk uit ei
witten bestaan. Een ruime
eiwitopneming, b.v. -2 gram
per kilogram lichaamsge
wicht gedurende 2 tot 2'lt
maand- in het bngin 'van de
training zal de opbouw van
de spieren ten goede komen.
Vlees, maar ook (de goed
kopere), vis, eieren, melk en
kaas zijn devoornaamste
eiwitleveranciers van ons
lichaam.
HET VERDIENT aanbeve
ling, als men lange tijd ach
tereen traint, om 5 in plaats
van 3 maaltijden te gebrui
ken. Door de meeste trainers
wordt aanbevolen geen
maaltijd te gebruiken langer
dan 2 uur voor de sport
beoefening. De vertering van
het voedsel zou extra ener
gie van het lichaam vergen
en bovendien een extra be
lasting vormen. Sinds korte
tijd heeft men in Amerika
sportbeoefenaren vloeibare
maaltijden laten gebruiken
voor wedstrijden, b.v. yog
hurt met suiker of bouillon.
De vloeibare maaltijden zou
den lichter verteerbaar zijn
dan vaste voedingen en bo
vendien geen extra belasting
voor maag en darm beteke
nen.
Als men weet dat men
enkele uren achtereen aan
een wedstrijd moet deelne
men, is het zaak er voor te
zorgen dat de glycogeen-
reserve (een vorm van kool
hydraten in het bijzonder in
de spieren) zo groot moge
lijk is. Daarom wordt wel
aanbevolen koolhydraatrijke
maaltijden te gebruiken, en
kele dagen niet, te trainen en
zelfs 24 uur voor de wed
strijd te rusten.
MOET MEN TIJDENS een
wedstrijd van lange duur
eten, dan komen, zo meent
het Voorlichtingsbureau voor
de Voeding, vooral kool
hydratenin aanmerking. Sui
kerhoudende dranken, b.v.
thee met suiker en citroen,
verdienen dan de voorkeur
boven het gebruik van sui
kerklontjes of honing, omdat
suiker en honing bij hun ver
tering water aan de weefsels
kunnen onttrekken en dus
een gevoel van dorst kunnen
veroorzaken.
Wil men tijdens een langer
durende wedstrijd de stoel
gang trachten te beperken,
dan moet men geen of wei
nig celluloserijk voedsel ge
bruiken, dus geen fruit of
groenten, terwijl het dan ook
aanbeveling verdient de hoe
veelheid eiwitten laag te
houden.
Het gebruik van alcohol
dient ontraden te worden, het
remt en belemmert de sport
prestaties eerder dan dat het
ze bevordert. Koffie wekt
wel enigszins op, maar een
overmatig gebruik van koffie
maakt vele mensen nerveus
en deze nervositeit belem
mert ze dan in het vormen
van een juist oordeel in een
bepaalde situatie, over dat
wat ze moeten doen of laten
tijdens een wedstrijd.
Bedenk echter dat een
juiste voeding maar één uit
vele factoren is, die van in
vloed is op succes in de sport.
Mengelberg
terwerken van Debussy, „La Mèr" en
„Ibéria", slechts enkele jaren na hun
ontstaan. Het aandeel van de Neder
landse muziek op de programma's
wordt behandeld door André Jurres, di
recteur van de stichting Donemus (Do-
cumentatie-centrum van Nederlandse
muziek te Amsterdam) en hieruit, leert
men o.a. dat er vóór 1940 vèel
meer muziek van eigen bodem gespeeld
werd dan thans. Waarbij wel moet wor
den aangetekend dat men met dit soort
statistieken doen kan wat men wil. Het
gaat namelijk niet alleen om het aantal
premières, maar ook (en vooral) om de
herhaling van, het vertrouwd maken
met eens gespeelde werken. Mr. Guil-
laume Landré schrijft over de landelijke
betekenis van het orkest, dus het op
treden in de „buitenplaatsen", en prof.
dr. K. Ph. Bernet Kempers over Het
orkest op reis.
Over de (veel omstreden) noodzaak
van het „culturele ambasadeursschap"
van het orkest zoals dat onlangs
nog tot uitdrukking kwam in reizen
naar Amerika en Japan, schrijft hij
in iets te hooggestemde bewoordingen
Hieruit citeer ik de volgende, ietwat
dubieuze opmerking:
„Zolang wij overtuigd zijn te getui
gen van ons verlangen naar het vol
maakte en van het bij tijden bereik
bare daarvan, moeten wij daarvan ge
tuigen, ook al kost het ons een frac
tie van de honderden miljoenen, die
wij „achtergebleven gebieden" en de-
zelver heersers jaarlijks toestoppen, en
al moeten wij onszelf daarvoor enigê
weken het genot van ons orkest ont
zeggen".
DIT PATERNALISTISCHE betoog
met teveel van het „goede", het „scho
ne" en het „volmaakte" er in, wórdt
gevolgd door een zakelijker beschou
wing van Dr. Jos Wouters over het
Concertgebouworkest en de mechani
sche reproduktie (i.e. radio en gram
mofoon) en door een historische kro
niek van 1888 tot 1963.
Het boek is verlucht met vele foto's,
waaronder enkele curieuze, zoals de
reproduktie van het programma van
het eerste abonnementsconcert op 3
november 1888 (prijs 10 cents), typo
grafisch omlijst met een reclame voor
Dr. Jaeger's Origineel Normaal Wol
artikelen.
Sas Bungs
h
1
K - BK UÊSt^m