Twee beklemmende romans van Claus een twintigste eeuwse Jeroen Bosch Niet onder één hoedje te vangen thrillerterminologie een probleem Is er een speciaal dieet voor sportbeoefenaren? Jubileumboek over vijfenzeventig jaar Amsterdams Concertgebouworkest Litteraire Kanttekeningen J ZATERDAG 14 DECEMBER 1963 Erbij PAGINA VIER i gpy\- i;- - ,V,X v T-. mJ-, -. BETREKKELIJK KORT na elkaar zijn bij Uitgeverij De Bezige Bij twee romans van Hugo Claus verschenen „De verwondering" en Omtrent Deedee" die elke twij fel - voor zover aanwezig aan de waarachtigheid en belangrijkheid van zijn talent eens en vooral hebben, weg genomen. Jarenlang heb ik tegenover zijn prozawerk voor zijn poëzie heb ik in alle stadia, van liet avant-gardis- tische begin in 1948 tot de „post-experimentele" dichtbun dels van de latere jaren, steeds een zwak gehad met nogal ambivalente gevoelens gestaan. Ik bewonderde de plastiek van zijn taal, de ongemene suggestieve kracht van zijn verteltrant, zijn durf in de compositie van de decompo sitie, zijn voor niets terugdeinzende observatie. Maar ik was er niet zeker van of er in deze genadeloze ontmaskering van de schijnwereld, met haar bijna brutale close-ups en schrille belichtingen, niet een -spelelement meewerkte, een vrijblijvend minnekozen met de ontreddering, de. liberti- nage, de frustratie, het verziekte erotisme, met de gehele scala van onlustgevoelens die de moderne romans door lopen. Ik ben daarvan teruggekomen, ik ben door Claus overtuigd, ook wat dé authenticiteit Pan zijn vroegere werk betreft. En daarmee hertoep ik wat ik naar aanleiding van zijn „De Metsiers",:„De Hondsdagen'en „De koele min naar heb geschreven over zijn-„koud vuur", zijn „trapeze- kunst", zijn bedenkelijke „knapheid". Wat ik toen met het nodige voorbehoud waardeerde, erken ik au voluit als werk van een gedreven schrijverschap, dat zich in een voort durend gevecht begeeft met een demonisch bezeten wereld, een „hondse wereld" van ontketende driften. v ill CLAUS HEEFT DEZE animaliteit niet verborgen gehouden achter loze facades, hij heeft de Tarzan in zichzelf en om hem heen uitgedaagd en her kend als een elementaire kracht, een fundamentele realiteit van de menselijke habitus, een levenwekker en tegelijk een barbaars geweld zodra hij vrij spel krijgt. En óok heeft hij de ziektesvmptomen van een aan zijn overbeschaving bezwijkende cultuur onverbiddelijk gesignaleerd: de angst, de vertwijfeling, de onmacht, de liefdeloosheid, de lauwheid, de vlucht in de roes of de leegte. Naarmate zijn werk rijpte heeft Claus zijn greep op de chaos versterkt en er, door de verwildering in zijn latere romans te temmen, zichzelf bovenuit getild, zoals Münchhausen zich aan zijn haren uit het moeras trok. Hugo Claus VAN DIE TOENEMENDE beheer sing, die zowel in de compositie als in de taal tot uitdrukking komt, is èn „De Verwondering" èn „Omtrent Deedee" een volwaardig en ten dele zelfs mees terlijk staal. Ik zou me kunnen inden ken dat de eerstgenoemde roman een lezer overrompelt en hem het beklem- IN ZIJN ONLANGS op deze plaats besproken „handleiding voor de detectivelezer" Kaïn sloeg Abel, zegt Ab Visser met betrekking tot de zo moeilijk exact te kiezen terminologie voor speurders- en aanverwante ver halen onder meer dat de schijnbaar ideale term „misdaadroman" ook aan vechtbaar is, daar deze een veel bre der gebied zou bestrijken (inclusief bijvoorbeeld Dostojevski's Schuld en Boete,,dat trouwens een sterk deduc tie-element heeft). De juistheid van zijn visie wordt eens temeer, bewezen door de riiëuwste'rórnan van 'een schrijfster'dos evenzeer óp' het gebied s an de thriller aTs óp ander litterair terrein is.werkzaam geweest: Willy Consari. In haar „Door een noodlottig ongeval.(H. R. Leopolds Uitg. Mij) is er van deductie niet of nauwe lijks sprake, een eigenlijke misdaad komt er niet aan te pas slechts een vermoeden van misdaad en een on geluk en toch heeft het verhaal in sfeer en intrige iets, het ondefinieer bare „iets" dat de recensent beweegt het in te delen in de „thriller'-catego- rie, al zou men met niet minder recht s an een „gewone" psychologische ro man kunnen spreken. Van meer be lang dan zo'n etikettering is trouwens de" vraag of het boek tot litteratuur is geworden (d.w.z. vaardig geschreven is, overtuigend in karakters, sfeer en conflict). Die vraag kan bevestigend beantwoord worden, terwijl boven dien een uitstekende pointe, die in een short-story niet zou misstaan, zorgt voor de synthese van „psychologisch" en „deductief" aspect, voor zover dit laatste aanwezig is. DE GESCHIEDENIS heeft als hoofd persoon een jongeman, die reden meent te hebben zijn vader en diens tweede vrouw van moord, op zijn moeder te verdenken; de jongen, die een afschu welijk herinneringsbeeld van zijn pril ste jaren uit zijn geest heeft verdron gen, wordt zich, al zoekend naar een antwoord, een en ander weer gedeelte lijk bewust en trekt daaruit verkeerde Conclusies, tot hij tenslotte de afgrijse lijke waarheid verneemt. Zowel het in nerlijk conflict als vooral de nachtmer- rie-achtige sfeer die de jongeman er zich mee oproept, heeft Willy Corsari voortreffelijk getekend en hoewel het „thrill-element" in haar verhaal sterk genoeg is om mij te dwingen haar ont knoping hier in raadselen te hullen, be wijst dit boek zeer duidelijk dat er geen eigenlijke grens bestaat tussen „thriller" en „gewone roman" (anders dan tussen déze laatste en het analyti sche detectiveverhaal). Om mij ondui delijke redenen is deze vrij korte roman in één band gebonden met het verhaal De Schorpioen, dat er in alle opzichten weinig meer gemeen heeft: een wat laat-naturalistische nabloei, zou ik zeg gen, met alle elementen van. het „da mesverhaal." Het valt wat uit de toon na het voortreffelijke „Door een nood lottig ongeval", maar enfin: het is een toegift... ONDER HET PSEUDONIEM Dick Pointer debuteert een Nederlands psy chiater met maar liefst twee detective romans tegelijk bij het Wereldvenster. Hij is eindelijk weer eens een Neder lander die tenminste stijl heeft, al zou ik die stijl graag nog iets soepeler zien. Nederlanders vertellen vaak zo stroef, en waarom moet het altijd in die dilët- tanterige „had-gehad-stijl" („Het was nog vroeg in de morgén geweest toen inspecteur Villar in Eze aankwam.", „Toen hij naar zijn kamer terug ging. had hij mevrouw Heezè ontmoet Hij had haar welterusten gewenst Haar haren hadden in de war ge zeten...") op plaatsen waar we liever een situatie zouden meebeleven dan die te vernemen uit bespiegelingen achter af van een der personen? Waarom ook altijd die typisch Hollandse dilettanten- gewoonte om ons, terwijl dus vitale si tuaties vaak met de Franse slag wor den afgedaan, bladzijdenlang op te za delen met bespiegelingen over zaken die voor het verhaal totaal niet ter zake doen (zie in Pointers Een 'A jaar schoenen b.v. op blz. 20 de overwegin gen van zijn speurder over diens motie ven om met een gezelschap te reizen en wat z'n vrienden daarvan wel ge zegd hadden, en hoe hij denkt over werkstudenten en hoe dat in zijn stu dietijd allemaal heel anders was!). Het zijn, evenals het volgende: maar--een paar goedbedoelde tips aan het adres •van-een schrijver van wie ik"~ als hij in zijn metier wil blijven groeien in dè toekomst nog eens een boek met 100 percent instemming hoop te bespre ken. Dat geldt ook voor de inhoud. De plot van Een 'li paar schoenen is be hoorlijk boeiend, zij het conventioneel. Dank zij de situering in een reisgezel schap weet de schrijver te komen tot een aardige verwikkeling van motie ven, die hij vrij handig ontwikkelt in een niet geheel onverdienstelijk stuk deductie-door-eliminering. Een zeer zwakke stee in de compositie is echter het feit dat de dader na even te zijn mende gevoel geeft reddeloos ver dwaald te zijn in een spookachtig laby rint van gevoelens, intriges, taferelen, die hem in een warnet van onzichtbare draden verstrikken, zodat er geen ont komen meer is. Het 1 s een labyrint en juist als zodanig vertoont dit boek van Hugo Claus een treffende overeen komst met het zestiende-eeuwse manië risme. met de barokke verbeelding van het menstype dat zich in een verstoor de en behekste wereld bedreigd voelt en twee mogelijkheden heeft om te ont snappen: óf in een panische angst een uitweg te zoeken óf de werkelijkheid koelbloedig in het oog te zien en dóór deze onverschrokkenheid de demoni sche betovering te bezweren. Claus waagde zich met huid en haar aan zo'n confrontatie en dat zal wel de reden zijn dat hij vergeleken is met Jeroen Bosch. Tenslotte is Claus geboortig uit het land van Bosch, is hij verwant aan de schilder van helse taferelen, van grotes ke verbeeldingen als het drieluik in het Escorial met de Tuin der Lusten, krioelend van gedrochtelijke deforma ties, van dier-mensen, hallucinatieve voorstellingen van het obscene, biw'es- ke, schrikwekkende, gezien met een „kcude humor" en gecomponeerd met een koel-berekende aanschouwelijkheid. Het „Zuiden" is zoals Vermeylen schreef „dadelijker en spontaner in zijn-, gevoelsuiting". - is onmidd.ellijftër betrokken bij de levensimpylsem - Het bloed kloot er -sneller, driftiger, war mer en kent (zoals Vermeylen van Rodenbach getuigde) nog „de sprong van de hartstocht, de organische kracht". Lees Teirlinck! En vergelijk dan Claus, de „moderne" jongere, die de taal geladen heeft met zijn beelden en daarna is doorgedrongen tot in het hart en de nieren van het woord, tot in het binnenste van de driften en de ver- bórgenste verstrengelingen van de menselijke begeerten en ressentimenten en ontgoochelingen, tot in de botten van de vervreemding in de mens van zich zelf, van de wereld waarin hij leeft, van de wereld waarin hij zou willen léven. WAT ...DE VERWONDERING" aan mat: wie Claus' toneelstuk „Het lied van de moordenaar" kent, zal het kernmo tief van deze gehanteerde, wilde, ver wilderde, maar allerminst verwarde roman niet ontgaan. In het drama-im mers gaat Moerman, een geweldenaar vSn het kwaad; voor de mis-daad ver loren zodra hij zijn hart in dé liefde voor een barones een kans heeft ge geven. En de S.S.-man Crabbe, met wie de Atheneum-leraar De Rijckel zich in een onwezenlijk avontuur verregaand identificeert, heeft als Nazi geen reden van bestaan meer nadat hij door de geweldadige dood van joodse kinderen deernis heeft gevoeld. Beiden geven zich aan de zelfvernietiging prijs, voor beiden is het „verraad aan het kwaad" een doodsnoodzaak ze sterven, para doxaal gezegd, aan hun „tedere gevoe lens" en al voltrekt zich de kathar- sis niet, ze is toch latent aanwezig, ze openbaart zich misschien door de dood. EN, DEEDEE? In tegenstelling tot de zich in de bochten van de verwikkeling krommende roman „De Verwondering" met zijn wentelende wendingen, is Omtrent Deedee"geschreven in een geserreerde taal, die haar kracht ge put heeft uit een herworteling in de Vlaamse bodem, en in een strakgespan nen compositie, die de beproeving van Deedee .verdeelt- over een zestal hoofd stukken, waarvan elk zijn uitgangspunt kiest in de „visie" van een lid der familie Heylen (twee zusters, twee broers, één echtgenote, een bastaard zoon). Men is in de pastorie van „Dee dee" (een dorpspriester, die door deze intieme benaming de dienst-doende is ingelijfd bij de familie) bijeen gekomen om de sterfdag van moeder Heylen te herdenken, voor de zevende maal sinds haar overlijden, en het is Deedee, die terwille van zijn huishoud ster Nathalie Heylen en ter ere van de gestorvene deze familiaire gasten ont vangt. Hij, Deedee, wil zich niet boven hen verheffen, hij wil voor een dag lijkt'het een Heylen onder de Hey- lens zijn, hij wil zijn waardigheid op de proef stellen en de demonen uitdagen om hen te kunnen trotseren, om maar dat is het slot van dit liederlijke tafereel mede grondig te kunnen zon digen en des te grondiger boete te doen. WANT DEZE HERDENKING wordt een hels festijn, waarop uit de burger lijke benepenheid de driften onder in vloed van de drank losbreken. In zeke re zin volgt Claus op een afstand de verzoekingen, die Jeroen Bosch de Hei ligen liet doorstaan, de vernederingen die hij overeenkomstig het Evangelie de verguisde Christus liet ondergaan: het kwaad-, eenmaal ontketend door hit sige toespelingen, acuut geworden res sentimenten, wraakgevoelens, haat-lief des, perversiteiten, slaat als een octo pus zijn duivelse vangarmen uit, en als de psychische en lichamelijk verziekte Claude de door waanzinnige angsten gekwelde, vereenzaamde bastaardzoon, die de tragische figuur is temidden van deze trieste „feestgangers" de temp tatie van deze dag met de dood moet bétalen, is de schuld van Deedee zwaar genoeg voor de zwaarste boetedoening, voor een katharsis. DEZE OMSCHRIJVING van de „in houd" betekent in verhouding tot dit tot het uiterste gespannen verhaal, tot de gevoelens die het wekt, niets. De intrige is niet meer dan de buitenkant. Wat er geschiedt, voltrekt zich diep- binnen in de woorden, diep in hetgeen Claus aanduidt en verzwijgt, diep ach ter de „zichtbaarheid" van dit anima le tafereel. Alleen Claus kan het zo overrompelend, zo doordringend zeg gen, kan het zó vertellen dat er iets anders staat dan er letterlijk te lezen staat. Zonde, schuld, beproeving, boe te, er werkt in deze korte, schok kende, ontstellende en ontroerende ro man een eschatologisch ferment, dat aan het proza van Claus een dimensie heeft toegevoegd. C. E. Dinaux HET CONCERTGEBOUWORKEST is precies half zo oud als ons eigen Noord hollands Philharmonisch Orkest. Het bestond in 1963 „maar" vijfenzeventig jaar en ter gelegenheid daarvan is een jubileumboek verschenen (uitgave J. M. Meulen- hoff, Amsterdam) onder redactie van de artistiek directeur Marius Flothuis. In 19-18, bij het zestigjarig bestaan, werd de geschiedenis van het orkest in drie delen besenreven door mr. S. A. M. Bottenheim, en men- heeft zich daarom ditmaal beperkt .t.ot een aantal .kortere beschouwingen Van dé hand Van diverse mede- ..werisgrs. die .ieder een. .bepaald, aspect: histórisch, artistiek, of organisatorisch onder de loep nemen. Een van de aardigste bijdragen is de eerste, waarin prof. dr. HUène Nolthenius een geconcentreerde beschrijving geeft -van het wisselend decor van sociale en politieke gebeurtenissen waartegen het Amsterdamse muziekleven zich afgespeeld heeft, DROGERE STOF vindt men in de ar tikelen van mr. J. W. de Jong Schou wenburg en van de Amsterdamse wet houder van kunstzaken mr". A. de Roos: Het Concertgebouworkest en z'n baker mat en Het Orkestgebouworkest en de overheid. Laatstgenoemde behandelt onder meer de in 1952 gelegaliseerde splitsing tussen het Concertgebouw N.V. (die het gebouw beheert) en de Neder landse Orkeststichting tot beheer van het Concertgebouworkest Over de ont wikkeling van het repertoire geeft Ma rius Flothuis interessante bijzonderhe den. Wist u dat het Concertebouworkest in de aanvang van zijn bestaan (op de zogenaamde „t'uinconcerten" achter het gebouw) amusementsmuziek speelde, zoals „Lóin du bal" en „Babillage" van Gillet, „Aubade printanièrè" van Lacombe en „Flirtation" van Steek? Verder komt hierin Mengelberg's beken de voorkeur voor de Duitse romanti ci, ook de toenmaals „modernen" on der hen, R. Strauss en Mahler, tot ui ting; .daartegenover een merkwaardige schroom ten opzichte van Bruckner. Diens Zesde Symfonie bijvoorbeeld, uit 1881. kwam pas in 1930, dus bijna een halve eeuw later, voor het eerst op de programma's voor (onder Van Bei- num). DE VEELGENOEMDE „achterstand" met betrekking tot de Franse muziek van die dagen, blijkt niet met de feiten overeen te komen. Merkwaardig is bij- Voorbeeld dat een conservatieve figuur als Cornelis Dopper de Nederlandse premières dirigeerde van twee mees- Willy Corsari opgetreden in verband met een inder daad origineel gevonden en handig ver borgen „clue" (die echter weinig wordt uitgebuit) niet meer op de voorgrond treedt totdat de lezer bij het wel zeer cliché-matig nakaarten achteraf verneemt dat hij de dader is en waar om. Een gezicht krijgt zo'n man niet voor de lezer; met een fair-play kan men de schrijver niet complimenteren. BIJZONDER LELIJK en onoorspron kelijk is bovendien het feit dat we met die ontknoping overrompeld worden na dat de speurder een paar onverwachte inlichtingen heeft geput uit een tele gram waarvan de lezer de inhoud niet onthuld wordt een goedkoop trucje! Positieve punten naast zeer zwakke dat is de balans van Een 'it paar schoe nen (en van Revolver met monogram, het andere boek van Pointer, valt in grote trekken hetzelfde te zeggen). Wil Dick Pointer een overtuigend verteller van speurdersverhalen worden en journalistieke scholing „als vast mede werker aan een der opinievormende Nederlandse dagbladen" is daarvoor op zichzelf zeker niet voldoende! dan zal hij, behalve aan een verdere ont wikkeling van zijn stijl, aandacht die nen te besteden aan die van zijn com- postietechniek. Lezen over de theorie van het detectiveverhaal én zich ver diepen in het werk van de groten in het genre (vooral ook in de techniek van de short-story, die ons als geen an dere economisch schrijven leert) kan een uitstekende therapie blijken, dók- tert (Van onze medische medewerker) VELEN MENEN, dat de sportsman en sportvrouw een speciaal dieet dienen te gebruiken, willen zij er in slagen grote prestaties bij wedstrijden te behalen. In het algemeen is deze opvat ting echter onjuist. Als zij gewend zijn een voeding te gebruiken die bestaat uit koolhydraten (meel- en sui- kerprodukten) vetten (vet, boter of margarine) en ei witten (vlees of vis), in een onderling juiste verhouding, zonder dat men te dik of te mager wordt, welnu, dan be staat er in het algemeen weinig aanleiding voor sport beoefenaren om bijzondere maatregelen inzake de voe ding te nemen. De sportwe reld heeft vele fanatici op uiteenlopend gebied, ook op het gebied van de voeding. De een wijst erop, dat vegetariërs grote prestaties behalen en komt daar met voorbeelden van aandragen, weer een ander wijst er op, dat vlees het belangrijkste bestanddeel is van de spie ren en beveelt dus veel vlees aan en zo kan men wel door gaan. Het geheim van de juiste voeding voor de sport beoefenaar, zo schrijft het voorlichtingsbureau voor de voeding, is gelegen in de regelmaat van de normale goede voeding gedurende de Bert Japin trainingsperiode teneinde een goede conditie te bereiken en te houden. DE ENERGIE NODIG op de trainingsdagen eist extra toevoer van calorieën. Meest al zal men door 'een energie ke training wel wat honger krijgen en dus tóch wel extra gaan eten. Maar in ieder ge val kan men tijdens de trai ning de benodigde extra calorieën verkrijgen door het gebruik van b.v. bruin brood.- Bruin brood levert kool hydraten en dus ook calo rieën maar bevat tegelijker tijd vitamine B. Er zijn on derzoekers en ook trainers die menen dat vooral vita mine B en ook vitamine C van groote belang zijn voor een goede sportprestatie. In sommige Oosteuropese lan den krijgen de sportslieden tijdens de training extra vitamine B en C, in Enge land geeft men dan soms orovitetablettendie vita mine B en C bevatten. De grote betekenis die men wel aan vlees in de sport toe kent berust o.a. op het grote gehalte aan vitamine B van vlees. Daarnaast moet men natuurlijk bedenken dat de eiwitten, die vlees ons levert, van grote betekenis zijn voor de opbouw van onze spieren, die ook voornamelijk uit ei witten bestaan. Een ruime eiwitopneming, b.v. -2 gram per kilogram lichaamsge wicht gedurende 2 tot 2'lt maand- in het bngin 'van de training zal de opbouw van de spieren ten goede komen. Vlees, maar ook (de goed kopere), vis, eieren, melk en kaas zijn devoornaamste eiwitleveranciers van ons lichaam. HET VERDIENT aanbeve ling, als men lange tijd ach tereen traint, om 5 in plaats van 3 maaltijden te gebrui ken. Door de meeste trainers wordt aanbevolen geen maaltijd te gebruiken langer dan 2 uur voor de sport beoefening. De vertering van het voedsel zou extra ener gie van het lichaam vergen en bovendien een extra be lasting vormen. Sinds korte tijd heeft men in Amerika sportbeoefenaren vloeibare maaltijden laten gebruiken voor wedstrijden, b.v. yog hurt met suiker of bouillon. De vloeibare maaltijden zou den lichter verteerbaar zijn dan vaste voedingen en bo vendien geen extra belasting voor maag en darm beteke nen. Als men weet dat men enkele uren achtereen aan een wedstrijd moet deelne men, is het zaak er voor te zorgen dat de glycogeen- reserve (een vorm van kool hydraten in het bijzonder in de spieren) zo groot moge lijk is. Daarom wordt wel aanbevolen koolhydraatrijke maaltijden te gebruiken, en kele dagen niet, te trainen en zelfs 24 uur voor de wed strijd te rusten. MOET MEN TIJDENS een wedstrijd van lange duur eten, dan komen, zo meent het Voorlichtingsbureau voor de Voeding, vooral kool hydratenin aanmerking. Sui kerhoudende dranken, b.v. thee met suiker en citroen, verdienen dan de voorkeur boven het gebruik van sui kerklontjes of honing, omdat suiker en honing bij hun ver tering water aan de weefsels kunnen onttrekken en dus een gevoel van dorst kunnen veroorzaken. Wil men tijdens een langer durende wedstrijd de stoel gang trachten te beperken, dan moet men geen of wei nig celluloserijk voedsel ge bruiken, dus geen fruit of groenten, terwijl het dan ook aanbeveling verdient de hoe veelheid eiwitten laag te houden. Het gebruik van alcohol dient ontraden te worden, het remt en belemmert de sport prestaties eerder dan dat het ze bevordert. Koffie wekt wel enigszins op, maar een overmatig gebruik van koffie maakt vele mensen nerveus en deze nervositeit belem mert ze dan in het vormen van een juist oordeel in een bepaalde situatie, over dat wat ze moeten doen of laten tijdens een wedstrijd. Bedenk echter dat een juiste voeding maar één uit vele factoren is, die van in vloed is op succes in de sport. Mengelberg terwerken van Debussy, „La Mèr" en „Ibéria", slechts enkele jaren na hun ontstaan. Het aandeel van de Neder landse muziek op de programma's wordt behandeld door André Jurres, di recteur van de stichting Donemus (Do- cumentatie-centrum van Nederlandse muziek te Amsterdam) en hieruit, leert men o.a. dat er vóór 1940 vèel meer muziek van eigen bodem gespeeld werd dan thans. Waarbij wel moet wor den aangetekend dat men met dit soort statistieken doen kan wat men wil. Het gaat namelijk niet alleen om het aantal premières, maar ook (en vooral) om de herhaling van, het vertrouwd maken met eens gespeelde werken. Mr. Guil- laume Landré schrijft over de landelijke betekenis van het orkest, dus het op treden in de „buitenplaatsen", en prof. dr. K. Ph. Bernet Kempers over Het orkest op reis. Over de (veel omstreden) noodzaak van het „culturele ambasadeursschap" van het orkest zoals dat onlangs nog tot uitdrukking kwam in reizen naar Amerika en Japan, schrijft hij in iets te hooggestemde bewoordingen Hieruit citeer ik de volgende, ietwat dubieuze opmerking: „Zolang wij overtuigd zijn te getui gen van ons verlangen naar het vol maakte en van het bij tijden bereik bare daarvan, moeten wij daarvan ge tuigen, ook al kost het ons een frac tie van de honderden miljoenen, die wij „achtergebleven gebieden" en de- zelver heersers jaarlijks toestoppen, en al moeten wij onszelf daarvoor enigê weken het genot van ons orkest ont zeggen". DIT PATERNALISTISCHE betoog met teveel van het „goede", het „scho ne" en het „volmaakte" er in, wórdt gevolgd door een zakelijker beschou wing van Dr. Jos Wouters over het Concertgebouworkest en de mechani sche reproduktie (i.e. radio en gram mofoon) en door een historische kro niek van 1888 tot 1963. Het boek is verlucht met vele foto's, waaronder enkele curieuze, zoals de reproduktie van het programma van het eerste abonnementsconcert op 3 november 1888 (prijs 10 cents), typo grafisch omlijst met een reclame voor Dr. Jaeger's Origineel Normaal Wol artikelen. Sas Bungs h 1 K - BK UÊSt^m

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 16