1
Misdaad
in
Stockhoim
Is
reeds
Koekoek
pri
a
s
een
en
PANDA EN DE MEESTER*RIOLIST
een moordenaar
huistiran
Prehistorische nederzetting in
Leidschendam gevonden
De „Rotterdam" heeft
eigen televisiestudio
Robbenjacht
op de Hebriden
Ons vervolgverhaal
MAANDAG 16 DECEMBER 1963
immnmnm
door N. Edward Werner
(naar het Zweeds)
1
CO». MAITEN TOONDE»
jSf"Sg
i
28)
Marsh haalde even zijn schouders
op. Hij keek Dahl ernstig aan. „Moch
ten er zich in de komende dagen
dingen voordoen, die u vreemd toe
schijnen, zoudt u mij het genoegen
willen doen mij op te bellen? Ik ben
óf op de ambassade óf in mijn ho
tel te bereiken. Ben ik daar niet,
dan zal ik een boodschap achterlaten,
waar ik te bereiken ben. U kunt mij
dag en nacht opbellen. Dat maakt mij
niets uit. Wilt u 't doen? U wilt
toch ook graag dat de moordenaar
van Millech gegrepen wordt, niet
waar?"
Dahl dacht snel even na. Zou hij
thans de Deen Jensen noemen, die
zo plotseling op het toneel verschenen
en even plotseling weer was verdwe
nen?
Dat was toch wel een vreemde
zaak.
Terwijl Dahl hierover nadacht, had
Marsh de indruk dat hij zijn verzoek
aan het overwegen was. Hij klopte
Dahl op de arm en zei: „Goed, u
bent natuurlijk vrij te doen zoals u
zelf wilt. Ik vroeg 't u alleen als
een gunst."
Dahl gedachten waren intussen al
weer met iets anders bezig. „Waar
om vroeg u mij eigenlijk om hier te
komen," wilde hij weten. „Carver
had al bekend. Dat zei u zelf. Was
dat niet genoeg?"
Marsh glimlachte fijntjes. „Ik wil
de zien hoe kwiek u er uit zag na
zo weinig slaap."
Voordat Dahl gelegenheid had hier
op te reageren, knikte de Ameri
kaanse detective hem toe en liet
hem alleen.
Na zo weinig slaap.... mompelde
Dahl. Hij voelde zich opeens niet op
zijn gemak. Koesterde Marsh arg
waan tegen hem? Wat bedoelde hij
met die opmerking.
„Zoekt u iemand?" De bediende,
die hem ook bij zijn aankomst in
het ambassadegebouw te woord had
geestaan, keek hem onderzoekend
aan.
„Nee.eh.tot ziens." Met de
ze woorden verliet Dahl het ambas
sadegebouw.
Hij vond met enige moeite een vrij
tafeltje in het restaurant bij de
schouwburg en bestelde een eenvou
dige lunch. Terwijl hij hierop zat te
wachten, hoorde hij opeens iemand
zijn naam noemen.
„Hallo, meneer Dahl! Vindt u 't
goed als ik even aan uw tafeltje kom
jitten?.";
Dahl keek op in het lachende ge
zicht van de politieman Keiler. Hij
voelde zijn gezicht verstrakken.
„Natuurlijk, gaat u zitten," zei hij.
Dit was al de tweede keer, dat hij
Keiler zogenaamd toevallig tegen het
lijf liep. Keilers volgende opmerking
wees erop, dat de politieman iets der
gelijks had gedacht. „We schijnen el
kaar nogal eens tegen het lijf te moe
ten lopen hè? Maar nu is het niet zo
vreemd, want ik woon in deze buurt."
De kelnerin kwam Keilers be
stelling opnemen. Hij bestelde in ter
men die erop wezen, dat hij een vaste
klant was. Hij maakte ook allerlei
kleine grapjes. Dahl keek hem verrast
aan.
„U schijnt in een uitstekend humeur
te zijn", merkte hij op. „Vele moord-
problemen opgelost vandaag?".
Keiler keek Dahl verwijtend aan.
„Zijn dat nu tafelmanieren, meneer
Dahl? We zitten samen aan één ta
fel, denkt u daaraan. Ik had echt be
ter van u verwacht. Vandaag kan ik
echter op niemand boos zijn."
Dahls verwondering nam toe, even
als zijn belangstelling.
„Hebt u promotie gemaakt?" vroeg
hij.
Kelle» glimlachte. „Nee, 't is iets
veel beters."
„U hebt een eerste prijs in een lo
terij gewonnen."
„Nee, nog beter".
„U hebt iemand ten huwelijk ge
vraagd en het jawoord gekregen." Kei
ler schudde zijn hoofd en lachte twee
rijen gave witte tanden bloot.
„Het ligt op een ander vlak," zei
hij. „U was er heel dicht bij met uw
eerste vraag, meneer Dahl. U mag
nog eenmaal raden."
Dahl fronste.
U hebt zo juist vernomen dat uw
ontslag is aanvaard, zodat u nu een
eerlijke betrekking kunt aanvaarden."
Keller was niet beledigd, integen
deel hij schaterlachte.
„Ik besef, dat u het nooit zult raden,
zei hij en om het effect te verhogen,
zweeg hij even, voordat hij vervolgde:
„Ik heb drie dagen extra-verlof gekre
gen! Drie hele dagen in het hartje
van de zomer."
„O". Dahl voelde zich diep teleur
gesteld. Hij had iets veel dramati-
schers verwacht. „Wel, dat is zeker
niet gek," zei hij om iets te zeggen.
„Niet gek? 't Is fantastisch, als je
denkt dat zo iets haast nooit gebeurt".
Er kwam iets dromerigs in Keilers
ogen. „Ik ga naar de eilanden."
Dahl stikte bijna in de sandwich,
die hij in zijn mond had gestoken.
„De eilanden?" bracht hij met
moeite uit
„Ja, ik ga naar Uto," vervolgde
Keiler, Dahls verwarring niet opmer
kend. „Een vriend van mij heeft daar
een huisje gehuurd voor de hele zo
mer."
Dahl zuchtte enigzins opgelucht.
Borgstens zomerhuis lag in het noor
delijk deel van de eilandengroep, ter
wijl Uto in het zuiden was. Hij dronk
de rest var zijn melk op en zag op
de klok dat het over enen was.
„Ik moet naar mijn tredmolen te
rug" zei hij, „ik hoop dat u van uw
vakantie zult genieten". Hij stond op.
Hij had zijn vertering al betaald en
kon dus zonder meer vertrekken.
„Ik zal er zeker enorm van genie
ten", zei Keiler, terwijl hij zijn hand
uitstak, „ik zal aan u denken, meneer
Dahl".
Dahl schudde de hem toegestoken
hand en mompelde iets onverstaan
baars. Bij terugkomst op kantoor trof
hij Borgsten aanin zijn kamer.
„Fijn dat je er bent", zei Borgsten.
„Ik wilde je even vertellen dat ik
er nu vandoor ga om mijn vrouw te
helpen pakken en nog enkele bood
schappen te doen. Om drie uur on
geveer zijn we klaar en we komen
dan niet veel later langs jouw flat
rijden om je op te pikken. Goed?"
Dahl antwoordde dat het uitstekend
was. Toen Borgsten bij de deur was,
draaide hij zich om en zei: „Het is
niet nodig, dat je iemand van kantoor
vertelt, dat je bij mij gaat logeren
Ga er zonder meer vandoor en zeg,
dat je een paar dagen weg bent. Ik
bedoel.dit is een volkomen privé-
aan gelegenheid".
Dahl voelde zich verbaasd. Hij liet
echter niets merken. „Goed zoals u
wilt", zei hij enkel.
Toen Borgsten vertrokken was, ging
Dahl verder met zijn werk. Zijn ge
dachten dwaalden echter af van het
rapport, waarmee hij bezig was. en
toen hij zich op het maken van fou
ten betrapte, bestelde hij in de can-
tine een kopje koffie en begon weer
na te denken over de problemen, die
hem bezig hielden. Was die ontmoe
ting met Keiler wel zo toevallig ge
weest als deze brave politieman hem
had willen doen geloven? Ook dacht
hij na over de heren Reisman en Mc
Kay. Waren dit misschien de figuren
die hij in Millechs gezelschap had ge
zien aan de bar van het Grand Hotel'?
Hij wist het niet. Hij had die avond
riiet veel aandacht aan hen geschon
ken en ze hadden met hun r.ug naar
hem toe gezeten. Borgsten had gelijk'
het zou hem goed doen een paar da
gen de stad uit te gaan. Hij ontdek
te tot zijn schrik dat bet inmiddels
al half drie was geworden. Haastig
schoof hii zijn panieren in een lade.
draaide deze op slot en belde een
taxi.
„Ik kom vandaag niet meer terug"
zei hij tot juffrouw Nilsson aan de
receptie-balie Het meisje was aan het
telefoneren, maar knikte hem toe ten
teken, dat ze hem begrepen had.
Dahl verkleedde zich en pakte haas
tig enige dingen in. welke hij meen
de nodig te hebben gedurende zijn
verblijf in Borgstens buitenhuis. In
de keuken zette hij enkele levensmid
delen in de ijskast, opdat ze fris zou
den blijven. Zijn blik viel op een bij
na volle whiskyfles en even overwoog
hij, of hij de fles zou meenemen
(Wordt vervolgd
IJ**
Poppen en kinder
wagentjes zijn maar
surrogaat-speelgoed,
vinden de vijf kinde
ren Selbv uit Enge
land, allen meisjes,
iie hun vader, motor
handelaar Bill Selbv,
net zo lana aan het
hoofd zeurden tot hij
uit onderdelen van
zware motoren en
scooters, drie motor
fietsjes voor hen
maakte. Het vijftal
„scheurt" nu naar
hartelust rond, waar
onderlinge races
met een topsnelheid
van 45 km ver uur
aan de orde van de
dag zijn. Hier wint
het kovvel Sandra
(13 jaarj-Barbara (4)
met de zevenjarige
solorijdster Pat als
goede tweede, terwijl
Susan (11) met de
tweejarige Mandy als
hekkesluiters funge
ren. Vader Bill, die
hier de aeblokte fi-
nishvlag zwaait, heeft
het spelletje wijselijk
tot zijn achtertuin en
boomgaard beperkt;
bij ons in Holland
wordt dergelijk
„jeugdvermaak" ook
wel clandestien op de
openbare weg bedre
ven door onder
maatse brommers.
In Leidschendam, waar in het noorde
lijk gemeentegebied bij de spoorlijn Den
Haag-Amsterdam een nieuw uitbrei
dingsplan „Prinsenhof" bouwrijp wordt
gemaakt, is een pre-historische neder
zetting ontdekt. Leden van het instituut
voor proto- en pre-historie van de rijks
universiteit te Amsterdam hebben on
geveer een maand in stilte op de vind
plaats onderzoekingen gedaan en thans
staat vast dat men. er te doen heeft met
de sinds 1962 als Vlaardingencultuur
bekendstaande beschaving uit de late
steentijd, het Neolithicum.
HET VLAGGESCHIP van de Holland-
Amerika Lijn, de „Rotterdam", heeft na
een grote beurt voor vijf maanden de
thuishaven verlaten voor enkele grote rei
zen waaronder één rond de wereld. Het
schip heeft nu een aantal televisietoestel
len aan boord, waarmee de passagiers en
bemanning alle stations van de wereld kun
nen halen als ze binnen een bereik van
100 kilometer van zulk een station komen.
Ook is er nog ;en intern systeem waar
door het mogelijk is de films, die in de
bioscoopzaal gedraaid worden, op de
beeldbuizen te brengen: een eigen camera
zal gebeurtenissen binnenboord zichtbaar
kunnen maken op plaatsen die daar ver
vandaan liggen.
EEN HISTORISCH MOMENT noemde
in haar eerste uitzending de omroepster,
mejuffr. H. C. Albers die tot de staf i
van de purser behoort en als secretaresse
van de commodore optreedt deze eerste
Nederlandse televisiestudio buiten Het
Gooi. De apparatuur bestaat uit een ont
vanger met een beeldgrootte van 54 centi
meter in de eerste klas rookkamer; een
ontvanger van hetzelfde type staat in de
toeristenklasse bibliotheek of in de club-
room. Voorts zijn er vier ontvangers met
een beeldgrootte van 43 centimeter be
schikbaar voor de luxe hutten. De toestel
len zijn speciaal voor de Holland-Amerika
Lijn gebouwd door de firma J. Mulder te
Rotterdam. Zij zijn zodanig geconstrueerd
dat zij geschikt zijn voor alle acht tele
visiesystemen van de wereld.
VOOR DIRECTE UITZENDING in het
schip zelf beschikt men over een „closed
circuit"-p.v.-systeem van het fabrikaat
Pye, met een mobiele camera die op een
dolly is gemonteerd. Hierdoor evenals
door het feit dat hij op verschillende pun
ten van het schip aangesloten kan worden
is deze vrijwel in het gehele schip te
gebruiken. Twee andere camera's zijn per
manent aan de filmprojectors gemonteerd.
Gedurende het komende cruise-seizoen
hoopt men met de nieuwe apparatuur er
varing op te doen. Het is iets geheel
nieuws waarop men ingespeeld moet ra
ken.
De ontdekking is te danken aan twee
enthousiaste amateur-archeologen, de he
ren Eggink uit Voorschoten en ir. J. van
der Kley uit Leiderdorp, die, zwervend
over het door draglines omwoelde gebied
(op zoek naar een Romeinse heirweg)
zwarte scherven in een hoop grond von
den. Dat was het begin. Kort daarna ge
analyseerde vondsten, zoals met kwarts-
gruis verschraald aardewerk en verbrande
beenderresten van schedels, wezen uit dat
men met de „Vlaardingencultuur" te doen
heeft.
Hoewel de vindplaats en de vondsten
niet geheel gelijk zijn aan de resultaten
van de geruchtmakende opgravingen te
Vlaardingen verwachten prof. Glasbergen
en de leidster van de dagelijkse onderzoe
kingen, mevrouw drs. W Groenman-van
Waateringe, hier belangrijke wetenschap
pelijke ontdekkingen te doen, die weer een
tipje kunnen oplichten van het hoe en wat
van de „Vlaardingencultuur".
Onder meer weet men nog steeds niet
wat de hiertoe behorende bevolking met
zijn doden deed. Intussen is op een kleine
oppervlakte een deel blootgelegd van een
woningplattegrond en Leidschendam heeft
toegezegd dat men de werkzaamheden zal
ophouden zolang het wetenschappelijk
onderzoek dat vergt. Andere vindplaatsen
van de „Vlaardingencultuur" in ons land
zijn Zandwerve, Hekelingen, Haamstede,
Vlaardingen, Halve Mijl (Eindhoven) en
Wijchen. In Den Haag en omgeving zijn
vuurstenen bijlen gevonden, die eveneens
op aanwezigheid van de „Vlaardingen
cultuur" zouden duiden.
In Leidschendam zijn tot nu toe ge
borgen: scherven van het voor deze cul
tuur karakteristieke, met steengruis ge-
magerde aardewerk (waarbij een opmerke
lijke scherf met ingestoken versiering, tot
nu toe nauwelijks bekend in ons land),
vuurstenen met schrabbers voor bewerking
van hout en huiden, fragmenten van stuk
geslagen vuurstenen bijlen, klopstenen en
een compleet restant van een maaltijd, in
de vorm van stukgeslagen dierbeenderen.
Het Britse ministerie van Visserij heeft
duizend robben ter dood veroordeeld
naar aanleiding van klachten van Schotse
vissers, dat zij hoe langer hoe minder
zalmen vangen. De robben leggen een
speciale voorkeur van deze vissen aan
de dag. De schuldigen aan de malaise
in de zalmvangst bevinden zich, enkele
duizenden in getal, op een klein eilandje
van de Hebriden.
Donderdag is de slachting onder de
dieren begonnen onder toezicht van
twee ambtenaren van het ministerie van
Visserij en een vertegenwoordiger van
de dierenbescherming.
KaarslichtKerstlicht 1
GOUDA KAARSEN
43. Toen vroeg in de ochtend het prille licht door het
raampje van de keet op de vuilnisbelt drong, werd Pan
da wakker, verfrist door diepe slaap. Hij keek de hut
rond en zag tot zijn genoegen, dat Blub nog vredig in
zijn teil lag te sluimeren maar Joris Goedbloed was
nergens te bekennen en dat beviel hem niet. Zou hij
hen in de steek gelaten hebben? Of was hij soms zo
vroeg al op schurkenstreken uit? In werkelijkheid had
Joris de hele nacht wakend doorgebracht bij de poort
van het Ministerie van Nationale Geheimen; en nu, bij
het ochtendkrieken, werd zijn geduld beloond. De zware
deur ging open en Nachtwaker Geertgen van de Biel trad
naar buiten. „Dat nachtje zit er weer op", mompelde
de vlijtige functionaris, dodelijk vermoeid van zijn zwa
re dienst maar nog altijd scherpzinnig. „Het was weer
knap vervelend; er gebeurt nou ook nooit eens wat.
Wat een baan.Hier werd zijn geprevel onderbroken
door een welluidende stem, die sprak; „Wel kijk eens
aan! Heb ik het genoegen met de heer Nachtwaker?
De nachtwaker van het Ministerie van Nationale Ge
heimen? Hoe aangenaam! Ge moet weten dat ik Doc
torandus Dorst ben, letterkundig redacteur van de Nieu
we Schóklander; en ik maak momenteel een reeks in
terviews met Beoefenaren van Merkivaardige Beroepen.
Wel, wel, en uw beroep is toch wel heel merkwaardig,
nietwaar? Daar wilde ik u dus graag eens even over
spreken, dan komt ge in de krant, met een plaatje er
bij". Nu, daar had Geertgen van de Biel wel oren naar,
dat begrijpt men.
Onze goede vriend de
jachtopziener vond onder
een beukenhaag de slacht
offers van een brutale in
dringer: drie kale dode vo
geltjes. Zijn geoefende ogen
ontdekten al spoedig het
nestje van een heggemus.
Dit algemene broedvogeltje
van heggen, struiken en
bosjes heeft een dunne
spitse snavel, de rugzijde is
bruin gestreept, de buik
overwegend grijs. Het nest
je van dit kleine actieve
vogeltje was nu bevolkt
door „the killer", een jonge
koekoek; een van de merk
waardigste verschijnselen
in de vogelwereld.
Het is bekend dat de wijf
jes-koekoek per broedseizoen
ongeveer 18 eieren legt, al
lemaal: in nesten van an
dere vogels. Vast staat, dat
zij alleen door het zien van
een nieuwe nest „geprik
keld" wordt tot het leggen
van een ei. Toch legt zij
meestal haar ei niet in een
nest dat reeds een volledig
legsel bevat. Want als de
jonge koekoek uit zou komen
wanneer de „echte" jongen
al op krachten zijn, zou hij
deze niet meer de baas kun
nen. Het zou hem te veel
moeite kosten om de ande
ren overboord te werpen.
Toen we het nestje von
den was het koekoeksjong
twee dagen oud. Eén van de
merkwaardigste verschijnse
len, n.l. het uitwerpen van
de jongen, hadden we ge
mist. Dit gaat als volgt in
z'n werk. Het koekoeksjong
wringt zich ruggelings of
zijwaarts onder de pasgebo
renen of eitjes. Hij manoeu
vreert daarbij net zolang
tot hij een slachtoffer tus
sen zijn vleugelstompjes
heeft. Zijn kop gebruikt hij
als steunpunt en drukt zich
daarna, met een der echte
jongen op zijn rug, langs de
rand van het nestje omhoog.
Zo werkt hij, gedreven door
een wonderlijk instinct, zijn
concurrenten het nest uit.
Het komt wel voor, dat zo'n
jong op de rand van het nest
blijft liggen, maar ook hier
sterft het een smartelijke
dood, want de ouders voeden
het dan niet meer.
Heggemus, kleine kare-
kiet en graspieper zijn de
meest voorkomende vogels
die de koekoek noodgedwon
gen moeten „adopteren". Het
merkwaardige feit doet zich
voor dat eén koekoekwijfje
aan bepaalde pleegouders de
voorkeur geeft. Misschien
het soort dat hem heeft
grootgebracht? Op enkele
uitzonderingen na is het ei
nooit veel anders gekleurd
dan dat der pleegouders. Bij
de winterkoning, de fitis en
de heggemus is het verschil
echter heel duidelijk te zien.
Onze waarnemingen ver
liepen vlot. Het jong werd
heel druk gevoerd, 10 tot 15
keer per half uur was ge
woon! Zodra een der heg-
gemussen in de buurt was,
werd dit door hem heel luid-
keels aangegeven. Zijn eer
ste levensdagen bracht de
indringer door in het zwart
dat een scherpe tegenstelling
vormt tot de binnenkant van
de bek die fel oranje ge
kleurd is. Na een week be
gonnen de veren te komen.
Zijn borst werd mooi „ge-
sperwerd" en zijn agressi
viteit nam met de dag toe.
Naderden wij het nest, dan
nam hij de bekende afweer
houding aan. Hij sperde zijn
bek wijd open en stak de
vleugels omhoog. Met de
voorste helft van zijn
lichaam bewoog hij snel heen
en weer. Hij puilde toen
reeds aan alle kanten over
het nestje. Het was een gek
gezicht zo'n dwingeland,
brutaal en schrokkerig, op
zijn wenken bediend te zien
worden door vogeltjes die
wel in hem konden wonen.
Maar hun ijver was enorm.
Snel af en aan vliegend
stopten zij van alles in de
gapende koekoeksmuil, van
nachtvlinders tot harige
rupsen. De schrok-pp was
niet te verzadigen. 'In hun
ijver stopten de heggemus-
sen hun kopje bijna in de
geopende snavel.
Na een dag of tien was de
koekoek radicaal uit zijn
woning gegroeid en begon
hij aan het grote avontuur.
Eerst scharrelde hij nog een
beetje onhandig op de grond
maar al spoedig zat hij op
het puntdraad. We wacht
ten met spanning af. Nu
moest immers het moment
komen dat de ouders het
jong gingen voeren vanaf
diens rug. Het duurde een
hele tijd, maar geduld is een
schone zaak in de vogelfoto
grafie. Na diverse „proef-
landingen", fladderend in
de buurt van de koekoek en
proberend hun angst te over
winnen, kwamen zij steeds
dichterbij.
Eindelijk kwam de op
name tot stand, meerdere
zelfs. De arme heggemusjes
wrongen zich in de onmoge
lijkste bochten om, wiebe
lend op zijn rug, de veel
vraat de vetste hapjes in de
muil te stoppen. En ook nu
brulde deze zonder ophou
den om meer. Dat alles ging
razend snel in zijn werk.
We genoten nog vele malen
van dit merkwaardige tafe
reeltje. Maar een paar dagen
later was de koekoek, wel
doorvoed, de wijde wereld
ngetrokken, ongetwijfeld tot
opluchting van zijn uitge
putte pleegouders.
E. HAULO