In het spoor van fossiele bodemvondsten Geestelijke invloeden Plaatjes kijken Stromingen WOENSDAG 18 DECEMBER 1963 IS HET HEIMWEE naar een vermeend paradijs? Is het leergierigheid of een modeverschijnsel? Mis- schipn is het van alles iets, de belangstelling van de leek voor een zo bij uitstek wetenschappelijk terrein als de paleontologie, de wetenschap die ons onder meer onthult wie de eerste mensen waren, óf het wel mensen waren en geen apen dan wel wezens die een tussenfase vertegenwoordigden. Had Darwin gelijk? Is de evolutie tóch anders verlopen? Vragen, vragen, vragen, waarvoor velen zich interesseren, ook al kunnen zij er zelf geen antwoord op vinden en zijn zij daarom gedwongen antwoorden, die de vakgeleer den geven, aan te nemen, al dan niet met stille tegen spraak op de achtergrond van hun denken. Die belangstelling wordt wél gevoed, de laatste jaren, decennia eigenlijk reeds. Gepubliceerd is er bijzonder veel, nooit téveel, want al die publicaties, de goede en minder goede hebben gelijkelijk bijgedragen tot het vormen van een geestelijke voedingsbodem, die het mogelijk maakt dat thans velen de werken van bijvoorbeeld Teilhard de Chardin lezen. Er worden schouders over opgehaald, dat lezen door leken van dergelijke lectuur, maar ontegen zeggelijk verruimt de kennisneming van de vraag stukken rond de evolutie de blik van de huidige lezer, die zich afvraagt hoe hij de mens (en zichzelf) moet plaatsen tegen het decor van de oudste historie, ook al moet hij het door gebrek aan kennis met vereen voudigde voorstellingsschema's doen. ment voor het gladmaken van andere stoffen (van voren en opzij gezien), 5. eenvoudige „commandostaf" (niet versierd), 6. dolk, gemaakt van het bot van een tvolf, 7. en 8. ges/)en. Een van de belangrijkste en reeds lang bekende legerplaatsen van de mammoetjagers van het Aurignacien is Predmosti bij Prerow in Moravië. Een zorgvuldig onderzoek van prof. Matiegka wees uitdat de mam moetjagers tot de soort Homo Sapiens behoorden en waarschijnlijk uit het Oosten waren gekomen. De banden met het Oosten kunnen wij het beste zien in hun kunstwer ken. Veel van hun benen werktuigen zijn namelijk met eenvoudige geome trische figuren versierd, waarvan wij de oorsprong slechts in het Oosten kunnen zoeken, waar dergelijke orna menten thuis horen. Deze invloed is ook te zien aan de Venus van Predmosti die enig in haar soort is. De vrouwenfiguur op het stuk mam moetbeen is hier op sublieme wijze in een geometrisch schema samen gevat. De mens uit de oertijd Waarom deze uitwijding? Om het boek „Mepsen uit de oertijd" góed te kunnen lezen? Eigenlijk niet, want het Aan het einde van het Oud-Palaeólithicum, dus ongeveer 70.000 tot 40.000 jaar geleden, verstomde het leven en doofden de vuren van dc Neanderthalers (Homo Neanderthalensis). Bij het aanbreken van het Jong-Palaeólithicum verschijnt in Europa en ook elders een nieuwe mens, van hetzelfde type als de huidige. Wij kennen hem van talrijke skeletresten. Ook kennen wij van hem vele van zijn legerplaatsen, sommige onder overhangende rotsen (Abri) of in holen. Uit vuursteen en hoornsteen maakten deze mensen (Homo Sapiens) uitstekend gevormde messen, graveerstiften, boren, schrappers, krabbers enz. De culturele vooruitgang van de jagers uit dit tijdperk blijkt niet alleen uit het vervaardigen van betere werktuigen en wapens van steen, maar ook uit het feit dat zij hiervoor vaak gebruik maakten van been, bijvoorbeeld om dolken en pijlpunten te maken. Ook voorwerpen voor huishoudelijk gebruik werden van been gemaakt, naalden, verschillende gespen enz. Zij waren de eersten die hutten bouwden, zij waren de eerste kunstenaars. Bovendien waren het koene jagers, de eersten die jachten op grote schaal organiseerden. binnen het kader van het denken van destijds. De materialistische denkers (en lang niet alleen te vinden binnen de kring van de aanhangers van Marx) zijn het gehele probleem min of meer op deze wijze blijven zien, zij het veel verfijn der, en zij zijn de verkondigers geble ven van een evolutieleer, waarin de geest eerder wordt gezien als een pro- dukt van een bio-chemisch proces, dan als een stuwende kracht binnen de evo lutie of zelfs daarboven, als een ver oorzaker. De historisch materialistische geleer dere aehter het ijzeren gordijnen kun- mufi TK& .w»g ajiiiisrs? Ife nen moeilijk anders dan in hun lijn blijven denken, willen zij niet tot ket ters worden verklaard. Het zal hen niet deren, omdat zij met hun theorie nog lang niet zijn uitgepraat. Voor hen ligt nog een ontwikkeling van hun theorie, die vooralsnog door weinig kan worden gestuit, omdat de feiten hen tot nu toe in het gelijk zijn blijven stellen, mits men in hun lijn meedenkt. Er zijn andere stromingen. In West- Europa heeft Jung een enorme invloed gekregen, Hans Driesch formuleerde zijn leer der entelechieën (teruggrijpend op Plato) en meer en meer wordt thans aangenomen dat de geest een veel grotere rol heeft gespeeld bij het veranderen der soorten en dus bij de ontwikkeling van „aap tot mens" (al te populair gezegd) dan door de materia listen als factor wordt gezien. De geest zou de stuwkracht hebben geleverd méér dan het veranderende milieu. Het kan een samenspel tussen beide facto ren zijn geweest. De enige, die er tot nu toe een ge fundeerd antwoord op heeft gegeven, ook al behoeft men het er niet mee eens te zijn, is Teilhard de Chardin, in zijn leven zelf een beroemd paleon toloog, maar ook priester, die for muleerde dat het zich steeds verder ontplooiend zelfbewustzijn een steeds sterker wordende motorische kracht wordt, totdat een geestelijk levende mens zal zijn ontstaan, zo geestelijk, dat de grens tussen menselijk en god delijk bewustzijn zal vervagen. Een mystieke eenwording van Schepper en geschapene zal dan niet meer het voor recht van enkele uitverkorenen zijn, doch een in het menselijk zijn ingecor- poreerde eigenschap. Nogmaals, het is hier te eenvoudig ge steld. Het is ook nog mogelijk om in te gaan op andere theorieën, zoals in zichten van para-psychologen of de theosofische en soortgelijke leringen, meestal aan Indiase godsdiensten ont leend, waarin de werking van de geest via astrale lichamen als „matrijs" voor het stoffelijke lichaam als nog veel be- palender wordt gezien. Xj is vooral een prachtig uitgevoerd plaat- werk. De tekst van professor Augusta is door elke enigszins ontwikkelde leek te lezen en de nadruk ligt vooral op de schat aan illustraties van Burian en op fotomateriaal. Burian heeft, onder lei- ding van in het boek genoemde pale- ontologen een grote serie schilderijen - en tekeningen vervaardigd, waarvan er J hier enige zijn gereproduceerd, die een uitstekend beeld geven van de ontwik keling vari de mensheid. We zien de oermens op jacjit, bij zijn rituelen, begrafenisplechtigheden, in zijn dagelijks leven. Aan de hand van deze illustraties krijgt men een goed in zicht in het dagelijks leven van de oer mens, ook al heeft elke geschilderde of getekende verbeelding zijn natuurlij ke beperkingen en blijft ze weinig zeg gen zonder tekst. Elke illustratie heeft dan ook haar tekst en de onderschriften bij de re producties op deze pagina zijn daaruit verkorte uittreksels, zodat de lezer zelf een idee kan vormen van de stijl, waar in het werk is geschreven. Het is natuurlijk geen bezwaar, dat men in dit boek andere vindplaatsen van fossiele schedels vindt genoemd, dan meestal in West-Europese literatuu voorkomen. De Oost-Europese en Rus sische geleerden hebben uiteraard hun eigen arbeidsveld, ook al wijden zij in dit boek veel aandacht aan het werk van Von Koenigsfeld in het vroegere Indonesië en aan anderen. Hoewel het boek tot 1959 „bij" is, wordt Teilhard de Chardin en zijn werk in China niet ge noemd. Dit laatste is dan ook een van de bedenkingen tegen het boek, het is wat eenzijdig-materialistisch in zijn opvat tingen, hoewel men ook kan stellen dat een boek als dit, dat voor alles een plaatwerk is. nog niet het intellectuele niveau heeft gehaald waarop de vragen over de relaties tussen schepper en evo lutie of geest en lichaam, aan de leek moeten worden voorgelegd. Wij zouden denken van wel, maar moeten toegeven, dat zich dan onmiddellijk grote moei lijkheden gaan voordoen wil een schrij ver zijn doel niet voorbijschieten en daarmee de lezers (en plaatjeskijkers) voor wie dit boek bestemd is niet berei ken. Hein Steehouwer Vele werkstukken van been, herts hoorn of ivoor zijn meesterlijk ge maakt en soms ook zeer smaakvol met ornamenten of diergraveringen ver sierd. Bij de plaat: 1. vorkachtig voorwerp, 2. soort schop, versierd met ornament, 3. naalden met oog, 4a en b. instm- VOOR ONS ligt „Mensen uit de oer tijd" van Josef Augusta, geïllustreerd door Z. Burian. Het zijn hier onbeken de namen. Prof. Augusta doceert in Fraag en in het boek dat eigenlijk een plaatwerk is worden meer na men van Oost-Europese geleerden ge noemd. Het is dan ook een uitgave, in ons land althans, van Pegasus in Amsterdam, nauw gelieerd aan „De Waarheid". -gM 1,1 H De evolutieleer, zoals ze in dit boek tot uitdrukking komt is natuurlijk ge baseerd op het historisch materialis- me. Ze wijkt, naar het onderkennen De Neanderthalers die eens het hol Tesjïk-Tasj in Oesbekistan bewoon den waren zonder twijfel ook met jaclitlisten bekend. Zij specialiseerden zich in de jacht op de Siberische steenbok, een buitengewoon schuw en waakzaam dier. Het schijnt dat zij de steenbokken op bepaalde rotsen dreven, die van de andere rotsen door een diepe nauwe kloof waren gescheiden. Slechts de sterkste en krachtigste dieren slaag den er in hier overheen te springen. De andere vielen op de bodem van de kloof, waar zij door de jagers gemakkelijk konden worden gedood. van de feiten, weinig of niet af van andere stromingen in de paleontologie, ze werkt met dezelfde onderzoekings- en dateringsmethoden, doch vanuit een andere achtergrond, die bovendien zeer wel te verdedigen valt, ook al zullen velen het er niet mee eens zijn. De oorzaak ervan is gemakkelijker op te sporen in de literatuur dan weer te geven in het kader van een cou rantenartikel. Té populair gezegd (en daardoor te vereenvoudigd en wellicht onwetenschappelijk) kunnen we stellen dat de weg van het historisch mate rialistische denken over de evolutie voert van Darwin en Haeckel rïBar bij voorbeeld Pavlov (van de befaamde i^proeven met honden) ?n ;I+jjpsgnkov (van het „arctische graan"). De leer van Karl Marx heeft de ont wikkeling in het denken over de evo lutieleer ongeveer halfweg gekruist. Marx onderstelde, in een al te prak tische toepassing van de ontdekkingen van Darwin en Haeckel, dat „de nieu we mens" vanzelf zou ontstaan door verbetering van zijn milieu, door be wuste beïnvloeding dus van de „strug gle for life". Deze strijd om het leven immers zou de voornaamste voorwaar de zijn geweest voor het beïnvloeden en veranderen van de soorten, waarin wij planten en dieren onderscheiden. Bij het veranderen van milieu-factoren, zoals klimaat e.d. zouden telkens de overlevenden zich hebben aangepast, totdat de lange weg van ééncellig or ganisme tot aan de mens toe zou zijn afgelegd, via de stamboom der soor ten. Engels, in één adem met Marx meestal genoemd, heeft deze theorie wel genuanceerder gezien, maar tocH

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 9