e vro
w
d
VOOL
De soldaten
en het
kerstkind
Cécile Dreesmann: PERSOONLIJK GELUID
lf9Iri -
R
ZATERDAG 21 DECEMBER 1963
Erblf
PAGINA VIJF
- -
Kerstversieringen maken
Gedegen opleiding
Oorspronkelijk
Henny Schoute
Persoonlijke „touch"
niinniiiiiiiiiiniiii!iiniiHiii!uiiniiiHiiiiiiiiiiimijinMiiiiiiniiiiiiininnnT
„Betoverend steekspel"
u
Het was donker en het sneeuwue
zachtjes en Brutus en Malpus, de twee
soldaten van koning Herodes huiverden
terwijl ze toch dikke soldatenjassen aan
hadden. Hun voetstappen knerpten in de
dikke sneeuw die op de heide lag. Ze
moesten van hun hoofdman door de stra
ten van Bethlehem lopen en ook langs
de huizen die even buiten de stad la
gen. Ze moesten op inbrekers en dieven
letten, want het was erg druk in de
stad, omdat alle mensen van het rijk
zich moesten laten tellen. Dat wilde ko
ning Herodes zo. Dieven zijn er altijd
als het ergens druk is en daarom lie
pen daar nu die twee soldaten door de
donkere nacht. Ze hadden veel liever
binnen gezeten, bij het warme houtvuur
en de andere soldaten die spannende
verhalen vertelden.
„Brr", huiverde Brutus, ,,'t is koud
- en ik heb natte voeten, want mijn laar
zen lekken". Maar Malpus antwoordde
niet en daarom keek Brutus even naar
zijn vriend. „Ik zeg dat mijn laarzen
lek zijn" zei hij voor de tweede keer,
maar Malpus fluisterde: „Ssst, kom
vlug achter die boom hier. Ik weet het
niet zeker, maar ik dacht dat ik wat
zag daar voor ons. Ik wou dat de maan
even door kwam, dan kon ik een beetje
beter kijken. Zie je niets? Jij hebt toch
van die scherpe ogen dat je met je
lans een dun boompje kunt raken op
twintig meter afstand! Zie jij nou
niets?" Brutus spande zijn ogen in en
eindelijk fluisterde hij:
„Ja, je hebt gelijk. Er komt wat aan!
Wat raar hè, zo laat in de avond. De
reizigers zijn nu toch allemaal binnen
in de herbergen! Wat er nu nog buiten
loopt kan nooit goed volk zijn. Laten
we maar even wachten tot we beter
kunnen zien wat er aankomt. Ze ble
ven achter de boom staan en hoorden
nu duidelijk in de sneeuw dof geplof
van zware stappen.
„Er komt een beest aan", flüisterde
-Malpus, „een schaap of een muilezel
denk ik". Ze hoorden nu ook een zware
stem die even iets zei, maar de twee
soldaten konden niets verstaan en de
'stem zweeg weer.
Nu scheen de maan even heel bleek
tussen de grauwe wolken door en de
soldaten zagen een man lopen op een
stok geleund, naast een ezeltje dat
trouw voortsjokte, zonder dat de man
het dier bij een touw hoefde te houden.
Er zat een vrouw op de ezel, die hele
maal in een grote mantel schuilde.
De twee soldaten keken elkaar eens aan
en lieten de vreemde stoet ongehinderd
voorbij gaan.
„Arme luidjes hoor", zei Brutus zacht
zag je niet hoe arm die man er uit
zag? Wat raar hè?, ze komen uit
Bethlehem. Waarom zijn ze daar niet
gebleven om te slapen? Ze waren moe
genoeg daarvoor, dat kon ik wel zien!
Zullen we eens kijken waar ze blijven?"
Ze liepen in dezelfde richting als de
mensen die voorbij waren gegaan, maar
de weg maakte een eindje verder een
bocht en daarom zagen de soldaten ze
niet zo gauw. Ze liepen een stapje vlug
ger en.bleven toen ze de bocht om
kwamen tegelijk staan, want vlak voor
ze stond het vreemde groepje op de weg.
De vrouw was van het ezeltje gekomen
en huilde zachtjes tegen de arm van
haar man. Een beetje verlegen gingen
de twee soldaten naar ze toe en Mal
pus vroeg: „Wat is er aan de hand?
Jullie horen nu niet meer buiten te zijn.
Dat is gevaarlijk ook, want er is alle
maal gespuis hier in de buurt. Kom
maar, dan brengen we u veilig naar
de stad, dan kunt u daar in de her
berg overnachten!"
Maar de man antwoordde bedroefd:
„Beste man, dat gaat niet, er is voor
ons geen plaatsje vrij omdat we geen
geld genoeg bij ons hebben. We zijn
maar arm moet u weten! Ik wou dat
tenminste mijn vrouw maar ergens
mocht slapen, want ze is zo moe.
„Ik hoef echt niet te slapen Jozef"
zei de vrouw en haar stem klonk zo
geweldig lief dat de grote soldaat er
verlegen van werd en hij dacht meteen:
„Ik zal deze arme mensen helpen, al
kom ik zelf de hele nacht niet in mijn
bed te liggen" en hetzelfde dacht zijn
vriend.
„Beste mensen", zei Brutus opeens,
„ik ben zelf maar een arme soldaat en
mijn vriend Malpus heeft ook geen cent
over. Maar toch zullen wij u helpen.
Ik weet een eind verder op de hei een
lege stal te staan. Er staat misschien
wat rommel in, en soms zet de oude
Isaac er zijn os als het dier ziek is,
maar meestal is de stal leeg. Vannacht
gaat u daar slapen en Malpus en ik
zullen wel waken zodat er geen rovers
komen. O, ik weet wel, dat het geen
deftige herberg is, maar we kunnen er
een vuur maken en de gaten in de wan
den een beetje dichtmaken en dan is
het er veel beter dan buiten en het
kost u geen geld, want niemand weet
van wie die stal eigenlijk is".
Hè, de soldaat had eigenlijk nog nooit
zo lang achter elkaar gesproken en hij
had het er warm van gekregen. En
nóg warmer kreeg hij het, toen de
Vrouw hem dankbar aanikèek en^acjrtr
jes zei: „Dank" li'Heer, a'anfÊ u!
Meer zei ze niet, maar de 'twee "sol*-"
daten hadden nog nooit zo'n lieve stem
gehoord en voelden zich opeens heel
gelukkig. De vrouw ging weer op het
ezeltje zitten en heel langzaam ging de
stoet weer verder. De soldaten namen
de lans wat steviger in de hand. want
er konden rovers in de buurt zijn en
ze hadden nu iemand bij zich die ze
graag wilden bewaken.
Ondertussen vertelde de man die naast
het ezeltje liep dat hij Jozef heette en
zijn vrouw Maria. Hij vertelde dat hij
timmerman was en helemaal uit Naza
reth kwam en de soldaten luisterden
naar zijn verhaal en hadden diep me
delijden met de arme, vriendelijke men
sen.
Al gauw waren ze bij de stal en Bru
tus schopte de scheve deur open. Van
onder zijn mantel pakte hij zijn ton
deldoos en sloeg daarmee een vuurtje
dat al spoedig brandde en de vlammen
ervan wierpen grote kronkelende scha
duwen op de wanden. Eigenlijk schaam
den de twee soldaten zich voor de vieze
stal die ze aangewezen hadden, maar
Maria was ze juist erg dankbaar en
omdat ze doodmoe was ging ze op een
berg stro in een hoek zitten. Jozef zocht
een plaatsje voor de ezel en achter in
de stal vond hij dat plaatsje al. Maar
in het kleine beetje licht van het vuur
kon hij niet zo goed zien en daarom
schrok hij toen er plotseling met een
hoop lawaai iets van de grond opstond
en klagelijk begon te loeien.
„O, de os van Isaac staat er ook
weer", lachte Brutus en nu zag Jozef
ook dat er een os stond en hij zette
er het ezeltje vlak naast. Ondertussen
maakten de twee soldaten de stal een
beetje schoon en toen dat klaar was en
het vuur lekker warm begon te wor
den, ja toen werd het echt gezellig in
de stal.
Na een poosje gingen de twee solda
ten weer naar buiten en Jozef ging nog
even met ze mee. Ze bleven niet lang,
weg, maar toen ze terug kwamen riep
Mapus opeens:
„Het lijkt wel of ik een kindje hoor
huilen in de stal!"
„Je hebt gelijk!" riep Brutus die het
nu ook hoorde en vlug gingen ze de
stal weer in. Jozef was er al en.ja
hoor, daar lag in de kribbe van de os
een heel lief, klein kindje dat kleine
geluidjes maakte en af en toe een beet
je huilde.„Een, een kindje" stotter
de Brutus verbaasd en hij keek naar
Maria die heel gelukkig keek en met
haar vingers over het neusje en mond
je van het kindje streek en naar Jozef,
die zo gelukkig was dat er van blijd
schap een traan over zijn bruine wang
rolde.
Maar dan klonk er buiten de hut plot
seling het geluid van zingende stem
men en er straalde opeens een licht in
de eenvoudige stal dat overal vandaar
scheen te komen. Verschrikt renden de
twee soldaten naar buiten en daar ble
ven ze stokstijf staan, want ze zager
honderden schitterende engelen in de
lucht zweven vlak boven het stalletje.
En steeds maar meer kwamen er uit
de hemel gedaald en hun stemmen
klonken blij over de velden. Van
de heuvels rondom die vanuit de hemel
verlicht werden door schitterende stra
len kwamen herders gelopen uit alle
richtingen. Herders met hun mekkeren
de schapen die naar de stal kwamen.
Nu hoorden Malpus en Brutus ook waf;
de engelen zongen: „Vrede op Aarde
aan de mensen van goede Wil, heden
is de Zoon van God geboren". Dat zon
gen de engelen en de twee soldaten
stonden sprakeloos! De Zoon van God?
Jn deze stal? Maar, maar dan, maar
dan.Met diep gebogen hoofden lie
pen de soldaten terug naar de stal en
vielen op hun knieën voor het kribje
neer. Grote tranen liepen over hun ver
weerde gezichten en ze konden geen
Voor de fles boven
links snijdt u of u
laat uw kinderen het
doen, een stuk karton
aan de bovenkant in
franjes, de lengtezijde
perforeert u. Ook de
koning ontstaat uit
karton. Baard en ha
ren zijn van papier en
worden opgeplakt.
Dezelfde grondvorm
heeft ook de engel.
Gezicht en vleugels
zijn van karton en
worden met lijm be
vestigd. De kraag is
van papier, de han
den zijn er op gete
kend. De kat heeft
opgeplakte kartonnen
oren. De ogen en de
de poten zijn gete
kend. Gezicht en uni
form van de soldaat
zijn van gekleurd
papier gemaakt. Het
fovenstuk van de lan
taarn zoals op de
tekening staat aan
gegeven. Het is weer
eens wat anders en
vooral voor de kin
deren wel leuk.
woord zeggen. Ze stonden pas weer
op, toen er mensen in de stal kwamen
die er geschenken brachten die ze eer
biedig op de grond zetten bij Maria en
Jozef en de twee soldaten zagen dat
en schaamden zich diiep, wamt zij had
den niets te geven. Maar Maria zag
hun schaamte en knikte ze vriendelijk
toe, want ze wist dat het maar arme
soldaten waren.
Dan zag Brutus het Kindje even rillen
van de kou toen de deur weer open
ging om herders binnen te laten en met
een gelukkig gezicht deed hij zijn grote
soldatenmantel af en legde die over
het Kindje in de kribbe. Malpus zag
wat zijn vriend gedaan had en ook hij
deed zijn mantel af en legde die op het
stro voor Maria, want hij zag dat de
Moeder van God moe was en rusten
wilde.
Toen zijn er die twee ruwe solda
ten zonder hun mantel naar buiten
gegaan en de hele nacht hebben ze in de
buurt van de stal gewaakt en de
sneeuwvlokken vielen bij duizenden op
ze, maar tóch waren ze warm
Jan Nelissen
Het materiaal voor 't maken van kerst
versieringen is dit jaar schaars. Maar
„In de beperking toont zich de mees
ter", leerden we vorige week op de
jaarlijkse kerstavond van de Koninklij
ke Nederlandse Maatschappij voor
Tuinbouw en Plantkunde, afdeling
Haarlem, waar de heer Dick Schuyt,
voor de pauze een demonstratie gaf
in het maken van kerststukjes met
wat dennetakjes en IJslands Mos.
Voor de kleur zorgden bij gebrek aan
hulst een paar glanzend opgepoetste
sterappeltjes, Als materiaal om de
spullen in vast te steken diende klei.
De klei kan men in een bakje leggen
maar wil men een fles of een vaas ge
bruiken, dan bindt men de klei om de
hals met een eindje ijzerdraad of heeft
men alleen plankje ter beschikking, dan
slaat men daar een spijker in, die als
houvast voor de klei fungeert.
Na de pauze brachten de aanwezigen
het geleerde in praktijk, (zie foto bo
ven). De makers van de mooiste ver
sieringen werden met een prijs beloond,
(foto rechts, een van de prijswinnaars).
waarvan zij anderen laat meegenieten.
De pailletjes en de steentjes of de
creatie van bloedkoraal, al dan niet in
combinatie met borduursel, zijn tot
een fraaie combinatie gemaakt. Ont
sproten aan haar omgeving. „Je moet
borduren zoals je zelf bent. Met over
leg, zoals je een japon koopt," zegt Cé
cile Dreesmann. „Je bent vertrouwd
met de dingen waarin je opgroeit."
Cécile Dreesmann is een charmante
vrouw, die naar de „middelbare leef
tijd" toegaat. Bijna haar hele leven
heeft ze geborduurd. Haar belangstel
ling voor de borduurkunst werd tech
nisch gevormd tijdens een driejarige
studie aan de Royal School of Needle
work in Londen. „Onnoemelijk verve
lend en saai. Maar gedegen. Het lijkt
er zelfs nu nog een wassenbeeldenmu
seum. Niets veranderd met vroeger."
Na de schooljaren gaf zij cursussen.
Daar is ze nu mee opgehouden. In ja
nuari begint ze een borduurrubriek in
een dames-weekblad.
Zij heeft het druk met opdrachten die
moeten worden ontworpen en uitge
voerd. Haar kennis van het vak moet
groot zijn, getuige de boekenkast in de
zitkamer van een tot luxe interieur ver
bouwde boerderij „Antoniushoeve" in
het Noordhollandse Laren. „De techni
sche mogelijkheden zijn talrijk. Je bent
er je hele leven mee bezig, ook al heb
je een eigen stijl." Alles wat Cécile
Dreesmann maakt is oorspronkelijk.
Zen kopieert niets en keek verontwaar
digd toen wij haar vroegen: „Als
iemand iets wil hebben wat hier
hangt?" In de kamer en het atelier han
gen haar werkstukken ingelijst aan of
staan tegen de muren. „Dat is onmo
gelijk. Dat begrijp je toch wel? Een
kunstenaar maakt nooit iets voor de
tweede keer. Dat kan gewoon niet."
Ondanks de commercialiteit, haar
werkstukken die zij verkoopt, zoals de
briefontwerpen, de hoezen en kerst
kaarten bestemd voor reproductie, zij
blijft oorspronkelijk in haar stijlvolle
eigen stijl. Niet alleen beroepshalve of
uit roeping borduurt Cécile Drees
mann. Zij vindt dat ze ook een maat
schappelijke taak heeft. „Door het bor
duren geef je de vrouw iets mee. Vol
doening door iets zinvols te doen. Niet
bijvoorbeeld uren verknoeien met het
borduren van initialen op je uitzet of
zoveel steekjes op een tafelkleed, maar
bijvoorbeeld het borduren van een fa
miliestuk. een doopjurk, een wand
kleed. Het andere is zonde van de
tijd."
„Zalig werk," zei Cécile Dreesmann
meer dan een keer. In haar atelier met
met veel wit meubilair werkt ze iede
re ochtend aan een lange muurtafel-
kast waarin veel kleine laden met een
schat aan kraaltjes, pailletten, zilver
en goudkleurige diertjes, korenaartjes,
bloemetjes, bloedkoralen en zoveel
meer. De materialen duikt ze op in
oude winkeltjes, op veilingen of op de
vlooienmarkt, sommige laat ze door
iemand maken. Ze past ze toe in haar
eigen stijl waaraan zij nog dagelijks
werkt om tot perfectie te komen.
Cécile Dreesmann privé
i ven, door haar werk, de opdrachten en
de afspraken.
Haar ontwerp voor een kerst
kaart 1963....
CÉCILE DREESMANN. Er is al vaak
over haar geschreven. Heel vaak. Toen
we startklaar zaten voor een interview
zei ze dan ook: „Wat wilt u weten.
Meestal worden dezelfde dingen ge
vraagd." Je wilt dan niet in de her
halingen van je collega's vallen en het
gesprek werd, met niet-traditionele
vragen begonnen. Het verliep des
te makkelijker. Het eindigde nog
makkelijker. Na drie kwartier zei
ze: „U heeft nu zeker wel genoeg. Ge
noeg om tien velletjes te vullen." Di
plomatiek. Want ze had waarschijnlijk
nog meer te doen in haar drukke le-
Ruim honderd uitgelezen stukken zul
len de rijke verscheidenheid tonen van
het Engels borduurwerk voor huiselijk
gebruik uit deze bloeitijd van de Engel
se kunst. Zoals zeer grote tafel
kleden, kussenovertrekken, gordijnen,
boekbanden en costuumonderdelen. Veel
van deze stukken zijn van de hand van
borduursters, die tot de hofkringen of
de adel behoorden. Daarnaast zijn er
stukken die vervaardigd zijn door Ma
ry, „Queen of Scots" en haar vrouwe
lijke cipier „Bess of Hardwick".
De werken zijn in bruikleen afge
staan door o.m. het Victoria and Al-
bert Museum in Londen, het Royal
Scottish Museum in Edinburgh, het Ci
ty Museum and Art Gallery in Bir
mingham. het Guildhall Museum in
Londen, het Metropolitan Museum in
New York en tal van Britse particulie
re verzamelaars.
Cécile Dreesmann borduurt. Ze heeft
deze huisvlijt, vroeger wel door man
nen beoefend, tot een individualistische
kunst gemaakt. Ieder materiaal leent
zich tot dat fijne priegelwerk. Met prie-
gelwerk bedoelen we niets laatdun
kends. Integendeel: punt één zouden we
dan ruzie krijgen met Cécile Dreesmann
(„Ik ben anti-gepriegel"), en punt twee
menen we het niet letterlijk. We willen
ermee karakteriseren hoe fijn of ver
fijnd de zelf ontworpen illustraties in
de duizenden steekjes zijn vastgelegd.
Artistieke rangschikkingen, het ont
werp voor een platenhoes, een kerst
kaart of briefpapier. Overal vinden we
er die persoonlijke Cécile Dreesmann-
touch in terug. In haar werk is haar
hele omgeving te vinden. Beïnvloed
door de sfeer waarin zij woont, leeft en
werkt: mooi, persoonlijk, smaakvol,
elegant en rijk. Haar omgeving, boei
end mooi, is het uitgangspunt van wat
zij creëert en uitwerkt. Die poppetjes
voor de hoezen van de zes operettepla
ten die zij ontwierp, bestaan niet zo
maar uit borduursels met wat roosjes
en andere blommetjes, diertjes in goud,
kraaltjes en glinsterdingetjes. Nee, het
is een met zorg gekozen verzameling.
Een melange uit haar eigen omgeving
In het museum Boymans-Van Beun-
ningen in Rotterdam wordt tot 19 ja
nuari onder de titel „Betoverend steek
spel" een tentoonstelling gehouden van
Engels borduurwerk uit de tijd van ko
ningin Elizabeth I en Shakespeare.
De tentoonstelling is een van de eer
ste manifestaties, die volgend jaar over
de gehele wereld zullen worden gehou
den ter herdenking van Shakespeare,
die vierhonderd jaar geleden in Strat-
ford-on-Avon werd geboren.