Kijk, een jongetje dat rookt I Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsehe Courant en IJ mui der Courant DE REGERING HEEFT partij gekozen: zij zal strijd gaan voeren tegen het roken. Deze maand wordt op de lagere scholen een begin gemaakt met een door haar gestimuleerde en met tweehonderdduizend gulden gefinancierde actie. In vele duizenden vierde klassen zullen dan onderwijzers hun asbakken be hoedzaam ledigen, de laatste rook uit hun longen zuch ten en hun door teerstoffen en nicotine gebruinde vingers in hun broekzak verstoppen om vervolgens hun leerlingen ernstig te onderhouden over de nu allerwege wel erkende gevaren van het sigaretten roken. Door de jeugd van het roken af te houden, hoopt men het aantal potentiële gevallen van long kanker te beperken. Omdat bekend is dat de jeugd op tienjarige leeftijd de eerste avontuurtjes met sigaret ten beleeft, richt men zich in de eerste ronde van de anti-rookcampagne tot de vierdeklassers. „Dat wij het eerst aan de medewerking van onderwijzers hebben gedacht, ligt voor de hand", zegt dr. L. Meinsma, die als directeur van het in Amsterdam gevestigde Bureau Kankerregistratie en -voorlichting de actie leidt. „Niemand immers komt zo veelvuldig met de jeugd in aanraking en niemand heeft ook zoveel ervaring met de beïnvloeding van de jeugd als zij". Dick J. Dijs Het roken door de lagere schooljeugd DE ONDERWIJZERS die in januari de vierde klassen van de lagere scholen op de nadelen van het roken moeten wijzen, hebben geen gemakke lijke taak. Hoe is 4e heer J. R. de Groot, hoofd van de Parelschool in Am sterdam, in zijn opzet geslaagd? Hij begon de leerlingen te vertellen dat hijzelf ook als kleine jongen was gaan roken, waarbij hij de nadruk legde op het feit dat hij niet kon weten wat men nu weet, dat de wetenschap belangrijke ontdekkingen heeft gedaan, dat het verband tussen longkanker en roken nu vaststaat en dat hij, bang geworden voor zijn eigen gezondheid, geen sigaretten meer rookt. Hij kreeg de jongens en meisjes tot bekentenissen door hun nadrukkelijk te beloven hun rookervaringen geheim te houden en hun geen straf te geven. Tegen de rokers zei hij: .Jullie mogen er gerust mee doorgaan als je het werkelijk lekker vindt. Je krijgt er van mij geen straf voor. Maar als je het niet lekker vindt en je blijft toch roken, vind ik je enorm stom". Vervolgens vormde hij kleine groepjes die eens per week bij hun onder wijzer kwamen opbiechten of zij wel of niet hadden gerookt. De sociale controle tussen de kinderen onderling was daarbij van heel veel nut. Het argument om te gaan roken omdat het stoer zou zijn, sloeg de heer De Groot de bodem in met deze bewering: „Als jullie op straat lopen, zal er niemand zeggen: „Kijk eens, daar loopt een klein jongetje!" Maar als jullie daar gaan roken, zegt iedereen: „Kijk nou eensDaar loopt een klein jongetje dat rookt!" DAAROM STUURDE HET bureau in november al deze leerkrachten een dik (nu ook in de boekwinkels ver krijgbaar) boek waarin een uitvoerige documentatie over de rookgewoonten en de medische feiten bijeen is ge bracht. Zij zullen dus goed geïnfor meerd ten ijs komen. Maar niet alleen hun praatjes zullen de jeugd van de verderfelijke sigaret afhouden. Door het goede voorbeeld te geven zal veel meer bereikt worden. Dr. Meinsma zegt er dit over: „Via de actie op de scholen hopen wij de gehele rokende bevolkingsgroep te be reiken. De onderwijzers komen wat onder druk te staan en ook de ouders zullen hun houding moeten bepalen. Je kunt de jeugd nog zo vaak op de nadelen van het roken wijzen, als haar directe omgeving stug blijft doorgaan, zal die voorlichting niet veel effect hebben. Om de ouders in de actie te betrekken, krijgt de schooljeugd een vouwblad mee en een kaart waarop een brochure met wat meer feiten kan worden aangevraagd". Rookt de jeugd van omstreeks tien jaar dan al? Er zijn hier en daar onderzoekingen Op tienjarige leeftijd beleven de meeste jongens hun eerste avontuurtjes met sigaretten. Als zij veertien zijn, kunnen zij al aan het roken verslaafd zijn. de heer J. R. de Groot, hoofd van de openbare lagere Parelschool in Am sterdam, die op eigen initiatief de anti-rookcampagne een paar flinke stappen voor is geweest. „IN APRIL HEBBEN wij eens onderzocht hoeveel van de kinderen hier nu wel rookten. Wij verdeelden hen in drie groepen. De A-groep be stond uit stugge rokers. Dat waren zij die meer dan drie pakjes per week ge bruikten. In de B-groep kwamen de gematigde rokers, zij die een tot drie pakjes verdampten. De C-groep werd gevormd door de niet-rokers." Van de zesde klas verkreeg men deze cijfers: 43% rookte nooit, 25% rookte matig (dat was minder dan tien sigaretten per week), 22% rookte meer dan tien sigaretten per week maar minder dan drie pakjes, de rest rookte gemiddeld meer dan drie pak jes per week. In de vierde klas rookte een kwart van de leerlingen tien tot twintig sigaretten in een week tijd, in de eerste klas rookte 24% meer dan twee sigaretten per week. „Ik heb een tijdlang meer dan een pakje per dag nodig gehad" vertelde mij een veertienjarige leerling van deze school. „Lekker vond ik het niet. Ik deed het om me uit te sloven. Ik begon er mee toen ik elf was. De eerste sigaret kreeg ik in een speel tuin van vriendjes. Na de actie op school heb ik geprobeerd met roken op te houden. Ik hield het drie weken vol. Nu rook ik gemiddeld een pakje per week." De heer De Groot en zijn personeel hebben het niet bij het onderzoek ge laten. Zij voerden een actie met als resultaat dat nu bijna geen van hun kinderen meer een sigaret aanraakt. De cijfers van deze Amsterdamse lagere school zijn uiteraard niet re presentatief voor het gehele land. Tal- lóze invloeden spelen hierin mee. Zo blijkt het milieu thuis heel belangrijk te zijn. Verleden jaar publiceerde de Stichting Friesland voor Maatschap pelijk Werk een rapport nadat zij op 23 scholen ruim 1900 leerlingen uit de vierde tot en met de zesde klas naar hun rookgewoonten had gevraagd. Daarbij bleek dat kinderen van land arbeiders het meeste roken. Zij wor den gevolgd door kinderen uit gezin nen van boeren, middenstanders en ambachtslieden. Kinderen uit gezin nen van fabrieksarbeiders, employees en intellectuelen rookten veel minder. Ook de samenstelling van het gezin bleek van invloed: in kinderrijke ge zinnen was het gebruik van tabak aan zienlijk hoger. Op deze manier ont dekte men zelfs een onderscheid tus sen confessionele en openbare scholen. „HET ROKEN DOOR schoolgaande kinderen blijkt geen onrustbarende vor men te hebben aangenomen," deelden de raporteurs mee. „Wel is er op de lagere-schoolleeftijd reeds een basis voor latere rookgewoonten gelegd. Deze laatste mededeling is van groot belang. Zij bewijst dat het heel belang rijk is als het roken van de eerste si garetten zo lang mogelijk kan worden uitgesteld. „Het is vastgesteld dat, naarmate op jeugdiger leeftijd met ro ken een begin wordt gemaakt, later meer wordt gerookt. Onder hen die laat begonnen, komen minder onmatige ro kers voor" zo leert het rapport. „Als bereikt kan worden dat het roken wordt uitgesteld tot het achttiende, negentien de of twintigste jaar, is er al veel ge wonnen. In dit licht moet de betekenis worden gezien van het uitloven van bijvoorbeeld honderd gulden als voor een bepaald jaar niet wordt gerookt." Er zijn hier en daar stemmen opge gaan het roken door de jeugd kortweg te verbieden. In veel politieverordenin gen is al een artikel opgenomen waar bij het „aan kinderen beneden de leef tijd van veertien jaar verboden is op een weg of andere voor het publiek toe gankelijke plaatsen tabak, sigaren of sigaretten te roken of deze artikelen anders dan in gesloten kisten, dozen of zakken bij zich te hebben." Maar pro ces-verbaal opmaken met dit artikel in de hand doen de politiemensen hoogst zelden. „Als er hier en daar eens een land. Iedereen moet zijn eigen verant woordelijkheid kennen. Wij zoeken het liever langs wegen van geleidelijk heid. Misschien dat in de toekomst de politieverordeningen weieens kunnen worden gereactiveerd." Wat dat verbieden betreft: de ge schiedenis geeft de heer Meinsma ge lijk. Want toen Columbus na zijn ont dekking van Amerika tabak meenam naar Europa, zagen sommigen er een geneesmiddel in. Anderen waren fel tê- Dr. L. Meinsma: „Geen rookverbod, alstublieft". verricht die tot een aantal ontstellen de ontdekkingen hebben geleid. Ge bleken is dat er veertienjarigen zijn die al kompleet aan het roken ver slaafd zijn. „Ik heb leerlingen gehad die per week drie pakjes aan konden" vertelt paar van die kwaaie apen nozemachtig lopen te roken, pakken wij ze weieens in de kraag" vertelde mij een Rotter damse politieman. „Maar ik zie hier eerder een taak voor de ouders. Zij moeten beter opletten, want in veel ge vallen hebben zij er geen notie van hoe veel hun eigen kinderen wel roken." gen het gebruik ervan gekant. Er wer den zelfs uitgebreide verboden uitge vaardigd. Overtreders werden streng gestraft. Maar het tabaksverbruik bleef stijgen, tot nu toe zelfs, want de si garettenindustrie boekt nog steeds groeiende omzetten." In sommige winkels wil men de jeugd geen sigaretten verkopen. Automaten zijn dan voor hen gewilliger verkopers. DAARIN HEEFT HIJ volkomen ge lijk. De heer De Groot van de Parel school in Amsterdam heeft die erva ring ook opgedaan. „De meeste ouders wisten niet dat hun kinderen rookten, zelfs de ouders niet van jongens die drie pakjes per week aan konden. Zij waren mij dankbaar voor het onder zoek. Aan hen was een waarschuwing niet verspild." Bijna niemand vond het lekker. Maar de een wilde niet onder doen voor de ander. Zij willen stoer zijn, mannelijk doen, avontuurtjes beleven. Zij onder gaan stuk voor stuk de rookdwang, de vrij sterke sociale controle tussen de kinderen onderling. Dr. Meinsma wil van een verbod niet weten. „Dat werkt uitdagend" zegt hij. „En wij leven in een democratisch ifflllgSW

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 11