V. ONZE KAMERPLANTEN DE WINTERPRINSES E ZATERDAG 4 JANUARI 1964 Erbij PAGINA DRIE Alles antiek Naar het museum De verzameling G. KromdijU 's Werelds best geklede vrouwen Alleen echt Jan Nelissen Eigen wifkiel voor de vrouw Mevrouw Burkij verzamelt antiek speelgoed „Ilc ben met dit speelgoed erg in mijn schik" zegt dr. J. Schouten, direc teur van de stedelijke musea in Gou da. „Ik zou het voor geen geld willen missen." Hij doelt daarmee niet op een nieuwe elektrische trein of een radio grafisch bestuurbaar autootje, maar op de verzameling antiek speelgoed die mevrouw A. Burkij-Bartelink uit Voorburg in vijftien jaar door ijverig zoeken en speuren opbouwde en die nu sinds een jaar onderdak heeft in het museum Catharina-Gasthuis aan de Oosthaven in Gouda. Vijftiendui zend bezoekers hebben in dat ene jaartje van haar uitgebreide collectie hartveroverend speelgoed genoten. „IK HAD VOOR de oorlog al een paar stukjes speelgoed" vertelt zij. „Ik heb me altijd voor antiek geïnte resseerd. Mijn hele huis staat er vol mee- Alleen de kanapé en de radio zijn niet antiek. In de oorlog is er veel ge stolen. Na de oorlog kon ik weer wat speelgoed op de kop tikken: een pop, een bedje en een linnenkastje. Toen op eens drong het tot me door dat het toch zonde is dat veel van dit soort speelgoed verloren gaat doordat het er gens ligt te vermolmen, doordat men het achteloos weg gooit of doordat het naar het buitenland wordt verkocht. In 1947 ging ik toen heel serieus verzame len. Ik kreeg veel van familie en ken nissen. Uit de gekste hoeken en gaten kwam wat te voorschijn. Ik liep ook de veilingen af en neusde in allerlei an tiekwinkeltjes. Op de vlooienmarkt van Pariis kwam ik ook weieens wat tegen. Op het laatst kreeg ik zoveel dat ik er thuis geen plaats meer voor had. Bo vendien vond ik het zonde dat ik alleen Mevrouw A. Burkij-Bartelink uit Voor burg die in vijftien jaar tijd een kost bare collectie antiek speelgoed bijeen bracht en deze nu in bruikleen heeft afgestaan aan het stedelijk museum van Gouda. er van genieten kon. Er zijn nog zoveel mensen die er met plezier naar zouden kijken." OP EEN DAG bedacht mevrouw Bur kij dat haar verzameling wel een hoek je van een museum waard zou zijn. En wat zij nooit vermoed had, ontdekte zij toen: zij moest leuren met haar kost bare verzameling. Het Gemeentemu seum in Den Haag deed haar voorstel af met een enkel telefoontje: geen in teresse. Het Haagse Kostuummuseum had ook niet de minste belangstelling. Toen zocht mevrouw Burkij contact met de voorzitter van Openbaar Kunst bezit. Dank zij diens tussenkomst kon de collectie in 1959 in het Dordtse mu seum Van Gijn een maand tentoonge steld worden. Er was zoveel belangstel ling, dat men besloot de expositie met twee weken te verlengen. Daarna wer den de vele tientallen stukken op de museumzolder opgeslagen. Soms koos men er iets uit om een andere expo sitie mee op te vrolijken. Maar de zol der was geen ideale opslagplaats. „Weer vroeg ik de voorzitter van Open baar Kunstbezit wat ik er mee zou kun nen doen. Na een poosje belde hij dat het Fries Museum in Leeuwarden het graag zou willen hebben. Maar ik vond het bezwaarlijk dat het zo ver weg zou zijn. Op een dag kwam de heer Schou ten uit Gouda de spullen eens bekijken. Hij liep twee keer langs alle stukken die ik op tafels had uitgestald. Hij zei niets en ik dacht: het wordt weer niets! Toen hij bij de deur stond, zei hij op eens: „Elk muséum dat deze collectie in bruikleen krijgt, mag zich gelukkig prijzen." Korte tijd later werden twee kamertjes op de eerste etage van zijn prachtige Catharina-Gasthuis tot een museumzaaltje verbouwd en van vitri nes voorzien. Eind verleden jaar kon den de eerste bezoekers worden ontvan gen. Nu hebben meer dan vijftiendui zend mensen de collectie bewonderd. ,Ik heb een contract getekend dat ik de verzameling voor tien jaar in bruik leen afsta", zegt mevrouw Burkij. „Als die termijn is afgelopen, hoef ik het niet terug te hebben. Want ik heb I besloten dan alles aan het museum te schenken." INTUSSEN TOONT zij mij alle stuk ken met veel plezier maar de vitri nes blijven dicht. „Het zijn mijn eigen spullen maar de heer Schouten staat doodsangsten uit als ik er aan zit, zegt zij. „Hij is er zo zuinig op!" Zij wijst mij op een groepje poppen van om streeks 1750 gekleed in volledige, authentieke kostuums, een toilettafel tje en een linnenpers, een Louis-Seize- stoeltje uit de tweede helft van de acht tiende eeuw, een vitrinekastje met een Wedgwood porseleinen serviesje („je snapt niet dat er nog iets van heel is"-) een Frans draagstoeltje uit midden 18e eeuw („het glanspunt van de verzame ling, door het spelen tot op de draad versleten"), een van de eerste Pfaff- naaimachine („de fabrikanten willen het zo graag van me kopen"), een he melbed met er naast een pot de cham- bre („een Amsterdamse antiquair ge bruikte die als asbak"), een Gelderse boerenwagen („ik had er al een, maar deze is mooier"), een pop met een sit sen jurk van zeker tweehonderd jaar („die is al tientallen keren gewassen, maar hij is nog als nieuw"), kinderboe ken („die vreselijk zedeprekerig of wreed waren"), een keukentje met een pomp, een blaasbalg, een blaker op ta fel, een koperen strijkijzer en een hand koffiemolen, een oude Engelse tol, een baker met een neepjesmuts op het hoofd en 'n babypop op schoot, een Hin- delooper linnenkast, een domino- en een schaakspel, een Engels ladenkastje, een hondewagen, een reiskoets een lap penwinkel, een enfin, te veel om hier volledig te kunnen zijn. Met een paar stukken is mevrouw Burkij bijzonder blij. „Ziet u daar die bonte lap aan de muur?" vraagt zij. ..Dat is een wiegespreitje uit Hinde- loopen. Ik kocht het van een heel oud vrouwtje. Het leuke ervan is dat.het is gemaakt van allerlei stukjes sits die in 't Hindelooper vrouwenkostuum een eigen betekenis hadden: het patroon daar was voor kinderjakjes, die witte ster werd gedragen door jonge meisjes, die rode ster door jonge vrouwen, dat LAK-ANTHURIUMS zijn bijzondere snijbloemen; ook als kamerplant kun nen ze gekweekt worden, doch ze wor den veel groter dan de gewone flamin- goplanten en men moet er dus de ruimte voor hebben. Deze uit de tropen afkomstige plant heeft de temperatuur van een normaal verwarmde kamer nodig en tamelijk veel water. Men kan hem regelmatig met lauw water be sproeien. Beter ts het de „diepe bord methode" toe te passen: een diep bord wordt met water gevuld. In het bord zet men een omgekeerd theeschoteltje zó dat de bodem boven het water uit komt. Op dat geïmproviseerde eilandje plaatst men de pot, die op die ma nier niet in het water staat, maar de plaatstelijke vochtige lucht profijt kan trekken. Er zijn vele soorten anthuriums en wel met rode, met roze en met groen- roze bloemen; de bloemen zijn zeer houdbaar. Als snijbloem kan men ze lang bewaren door wat snijbloemen- voedsel in het water op te lossen. DE LIDCACTUS die nu in bloei of in knop staat zal men zo veel moge lijk met rust moeten laten; als men hem verzet geeft hij zijn misnoegen wel te kennen door de bloemknoppen te laten vallen en dat zou jammer zijn. Hij doet dat trouwens ook als dag- en nachttemperatuur te ver uiteenlopen. Hij kan het best voor een venster op het oosten staan. Voortkweken door middel van stekken gaat heel goed, doch dat mag men in geen geval vlak voor de bloei doen, doch steeds na die tijd. VROEGE TULPEN die al flinke neu zen hebben kunnen nu in de warme kamer gezet worden; de neuslengte moet dan minstens zeven centimeter zijn. De potgrond dient men flink voch tig te houden; de bollen moeten het nu alleen van het water hebben. ALS KAMERPLANTEN onder de lui! zitten zal men er iets tegen moeter doen; in de zaadhandel heeft men velt goede middelen. Voor de eerste keer is Keizerin Ta- rah Pahlavi, de gemalin van de Sjah van Iran, op de jaarlijkse Amerikaan se lijst van de best geklede vrouwen verschenen. Deze lijst is opgesteld door een com missie aan de hand van 2000 stembil jetten. Mevrouw Kennedy is in verband met de dood van haar man dit jaar buiten beschouwing gelaten Bovenaan op de lijst staat mevrouw Noel Guinness, de vrouw van een in ternationale bankier. Deze patricische schopnheid, die zich bijna altijd in zwa en wit kleedt, werd hgt vorig jaar tot de elegantste vrouw van het jaar ge kozen. Anderen op de lijst zijn: Prinses Alexandra van Kent, prinses Lee Radzi- will, zuster van mevrouw Kennedy, de actrice Gloria Vanderbilt. De filmsterren Romy Schneider en Elizabeth Taylor, ontvingen een specia le onderscheiding omdat zij de groot ste invloed hebben gehad op de mode van 1963, mejuffrouw Schneider voor haar Coco-Chanel-mantelpakjes, kort geknipt haar en open schoenen, en Liz Taylor voor haar verleidelijke costuums in Cleopatra. Zij die vele malen bekroond zijn ko men reeds bij hun leven in het „Pan theon" van de" best geklede vrouwen. Dit jaar is deze eer aan drie vrouwen toegekend: Signora Gianni Agnelli uit Turijn, de vrouw van een der directeu ren van Fiat, mevrouw Herve Alphand, vrouw van de Franse ambassadeur in Washington, en mevrouw John Barry Ryan, een vroegere moderedactrice. Tot de anderen in het pantheon be horen Claudette Colbert, Irene Dunne, koningin Elizabeth, prinses Grace van Monaco, Audrey Hepburn, de hertogin van Kent en de hertogin van JJTindsdo* Een kijkje in een van de vitrines: authentiek geklede poppen uit de zeven tiende eeuw bij een vitrinekastje en een met Keltische motieven versierd poppe- bedje. blauwe patroon was voor de jonge moe ders, dat grijze daar is het weduwe sits, dat daar werd gedragen door de jonge weduwe die hertrouwde en dat zwart was voor de oude vrouwen. Al deze patronen zijn in dit beddespreitje bijeengebracht. U begrijpt dat het uit folkloristisch oogpunt een belangrijk stuk is." MEVROUW BURKIJ verzamelt al leen het echte, het gebruikte speelgoed. „Ik streef er naar alles in de oude staat te laten. Ik knap weieens wat op natuurlijk, maar ik ga niet verven of drastisch vernieuwen. Deze pop bijvoor beeld was keurig opgeschilderd toen ik hem kreeg. Maar ik heb al de verf er voorzichtig afgekrabd, zodat ik het oude, lelijke gezicht weer terug vond, want daar ben ik veel blijer mee". Van tijd tot tijd houdt mevrouw Bur kij lezingen over antiek speelgoed. Zij schreef er ook een boekje over dat bin nen korte tijd in de handel zal komen. Zij schreef trouwens nog een drietal boeken: AanTibeths grenzen, Zandstrom en India, gekwelde grond. „Ik heb met mijn eerste man zes jaar in de binnen landen van India gewoond" zegt zij. „Wat ik daar gezien en meegemaakt heb, heb ik in deze boeken beschre ven. Ik heb een erg bewogen leven ge had, maar ik word nu langzamerhand te oud voor dit soort grappen". Hoog in de bergen stond het sier lijke kasteeltje van Glacinea de winter - prinses. Bij haar in het kasteel woon den sneeuwelfjes en ijsvogeltjes en in de parken rondom speelden sneeuw vlokken dag in dag uit. Iedereen was gelukkig en iedereen vond het heerlijk om de lieve prinses te mogen dienen. De hele dag werd er in het kasteel gezongen en klonken er vrolijke stem men. Maar over de bergen daar stond het sombere kasteel van koning Winter. Een zwart kasteel met grote donkere torens waarop altijd kraaien zaten. In het kasteel was het ijzig koud en er klonk alleen het huiveren van de wind door de holle gangen. Boven in de koningszaal zat Heer Winter met zijn dienaren Graaf Naerig- heydt de raaf, hertog Isegrim Storm en hertog Barre Vorst en de koning was verschrikkelijk kwaad: „U," hertog Storm heb ik naar de mensen ge stuurd en U heeft daar het koren op de velden verwoest, bomen uit de grond gerukt en schepen doen vergaan. U, hertog Vorst heb ik naar de mensen gestuurd en U bracht armoede en schrik. Graaf Naerigheydt is naar de mensen gegaan en is er op de daken van de huizen gaan zitten met zijn fa milieleden en heeft de kinderen aan het schrikken gemaakt met zijn vreselijke stem. Ikzelf ben door de straten van de steden gegaan en de mensen vlucht ten voor mij in hun huizen en porden de kachel zo hard op dat ze rood gloeiend stonden en haast sprongen van het harde werken. Van alles hebben we geprobeerd om de mensen te plagen. Uit de kelders van dit kasteel hebben we schrik, angst, kou, ellende, armoe de en honger naar de mensen gebracht en steeds als we dachten dat we ge wonnen hadden dan kwam die verve lende nicht van me, Glacinea de Win- terprinses, uit haar kasteel met haar vervelende vrienden en dan bracht ze kleine zonnestraaltjes mee en ze liet schitterende ijsvogeltjes door de stra ten vliegen en sneeuwvlokken langs de vensters dwarrelen. Als zij komt lachen de mensen en de kinderen komen naar buiten- en beginnen te spelen. Ik wil niet dat de mensen ook maar een ogen blik gelukkig zijn. Ik wil dat ze hui veren en huilen, dat ze klagen en kleu men, dan pas ben ik gelukkig." De her togen en de graaf luisterden aandach tig en knikten af en toe, want ze von den dat koning Winter groot gelijk had. Die nare prinses Glacinea moest straf krijgen. In welke open rondjes moet mijnheer Schietmans de pijlen met de letters er aan, schieten, om er een spreekwoord van te maken? De eerste letter van dat spreekwoord staat in het midden van de schietschijf. Het is een spreekwoord waar fruit in voorkomt. mooq ap una ma japi 1JBA jadrt" >q iSujssopio „Heer Raaf", beval de koning, „ga daarom aan de prinses de boodschap brengen dat haar oom koning Winter haar onmiddellijk wil zien in zijn pa leis." Die boodschap bracht Graaf Raaf maar al te graag en hij haastte zich nog meer dan anders. De. prinses schrok toen ze hoorde wat de koning verlangde, maar zij moest en daarom vertrok Ze dezelfde dag nog. Al gauw had ze spijt dat ze gegaan was, want de strenge koning liet de lieve prinses door zijn ruwe helpers in een kille kerker werpen. Daar zat nu Glacinea achter een heel klein venster raampje waarin sterke ijzeren tralies zaten en omdat ze zeer verdrietig was. huilde ze bittere tranen die onmiddel lijk bevroren in de bijtende kou Nu pas voelde de strenge koning Win ter zich gelukkig en hij plaagde de mensen zoveel hij maar kon. Iedereen verlangde naar de lieve winterprinses, maar niemand wist dat zij in de ge vangenis van haar oom zat. In het kasteeltje van Glacinea wacht ten de ijsvogels en de zonnestraaltjes en toen ze begrepen dat de lelijke ko ning de lieve Glacinea vasthield waren ze allemaal erg treurig. Er durfde nie mand meer te lachen of te zingen en zelfs de sneeuwvolkjes in de parken dwarrelden niet meer zo vrolijk als anders. Totdater op een goede dag op de poort geklopt werd en toen een van de zonnestraaltjes ging kijken zag ze de lieve zon staan en de vriendelijke dame scheen zo warm, dat het zonne straaltje zich opeens weer vrolijk voel de worden. Ze vertelde gauw aan haar tante wat er met de winterprin ses gebeurd was. De zon luisterde ge duldig en ze luisterde ook naar de an dere zonnestraaltjes en naar de ijsvo geltjes die naar haar toe kwamen. Toen ze precies wist wat er gebeurd was riep ze vrolijk: „Maar kinderen, was me dat toch meteen komen vertellen. Ik zal wel eens gaan helpen en ik beloof je dat die stoute koning Winter zijn straf wel zal krijgen!" Nu vertrok de zon meteen naar het sombere paleis van koning Winter en ook daar klopte ze op de poort. Graaf Naerigheydt deed open en schrok toen hij de dame zag staan. Hij probeerde vlug de poort weer dicht te gooien, maar daarmee was hij te laat, want de zon was al binnen Ze zweefde luchtig over de trappen en door de gangen en ging zomaar de troonzaal binnen. Daar zaten de koning en zijn nare hertogen en die schrokken hevig toen de zon binnen kwam. „Gooi haar naar buiten," jammerde de koning, „vooruit, weg met haar. Ze brengt ons ongeluk!" Maar de hertogen luisterden niet, nee, ze gingen er zo vlug mogelijk van door!" Isegrim Storm glipte door het open raam en brak bijna zijn nek en Barre Vorst gleed langs de zon, maar hij brandde zich zo hevig dat hij jam merend naar buiten rende en nooit meer terug kwam. Koning Winter bibberde en jammer de en hij huilde tranen met tuiten, maar het hielp hem niets. De koning werd bleek van angst en hij voelde zich eens klaps erg zwak worden. „Geef me de sleutels van de gevan genis Heer Koning," sprak de zon en de lelijkerd had nog juist genoeg kracht om de sleutels te kunnen geven. Op eens gaf hij een gil en hij viel languit op de grondNu kon hij geen kwaad meer doen en de zon ging gauw de winterprinses uit haar gevangenis halen. Iedereen was weer gelukkig; de ijs vogeltjes en de zonnestraaltjes vlogen blij naar de mensen en die lachten vro lijk om de leuke zonnestraaltjes die door hun ramen naar binnen gluurden. En in de parken dwarrelden heel klei ne sneeuwvlokjes en ze hadden veel plezier. Het winterseizoen is weer begonnen. Reisplezier wordt vaak bedorven door gesjouw met koffers, want het beroep van witkiel dreigt uit te sterven. Ook hier is tegenwoordig het devies „doe het zelf". De kofferdrager-op-wielen brengt hier uitkomst. Er bestaan al verschillende modellen. Zo zijn er licht metalen, verstelbare banden, waarin de koffer geplaatst wordt met bovenaan een handvat en onderaan wieltjes. Die wieltjes zijn inklapbaar, zodat deze geen ruimte in 't bagagenet vragen. Deze ge ven echter maar een oplossing voor één koffer. De opklapbare koffer-roller kan verscheidene koffers dragen, maar is op zichzelf weer een extra stuk ba gage. Deze bestaat uit twee stalen fra mes, waartussen nylondoek gespannen is en waarvan het onderste wieltjes heeft, het bovenste een handvat. Hier kunnen gemakkelijk drie, vier koffers op vervoerd worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 13