1 Misdaad in Stockholm S PANDA EN DE MEESTER-RIOLIST mm Ons vervolgverhaal «s X7 DINSDAG 7 JANUARI 1964 wmmmnm door N. Edward Werner (naar het Zweeds) titmmttmmmnmmmtmmmmrtmmmmmtmmummmmrtmm mm I 44) „Deze kant uit, inspecteur," zei hij, „hij ligt daar ginds." Hij liep haastig voor hen uit, hield dan opeens stil en wees. De anderen voegden zich bij hen en zagen iets dat eruit zag als een hoop kleren. Er naast lagen enkele papieren. „Hoe kwam u achter zijn naam?" vroeg de inspecteur streng. „U door zocht zijn zakken hè?" Jansson scheen in elkaar te schrom pelen bij deze beschuldiging. „Helemaal niet, inspecteur, dat ver zeker ik u. Hij lag precies zo, in de ze houding, toen ik hem vond. Met die papieren om hem heen verspreid. Ik nam een dun boekje op, dat er ook bij lag, en het bleek een paspoort te zijn. Ik zag de naam en holde naar beneden om de politie te waarschu wen. Ik heb niets aangeraakt, inspec teur, helemaal niets." Inspecteur Berg scheen tevreden ge steld te zijn. „Goed zo, Jansson," zei hij vriende lijker en gaf de concierge even een klopje op de schouder. „Je hebt uit stekend gehandeld." Hij boog zich voorover en bekeek het paspoort, sloeg de bladzijden om en bekeek met belangstelling de ver schillende stempels. Daarna bekeek hij uitvoerig de foto en leunde nog verder voorover om een glimp van het gezicht van de vermoorde man op te vangen. Het slachtoffer lag echter met zijn gezicht naar de vloer gekeerd. De linkerzijde van zijn jasje was open en er waren daar bloedsporen; ook was er bloed op de vloer zichtbaar. In specteur Berg kwam langzaam weer overeind. Hij keek de concierge door dringend aan. „Hoe wist je dat hij doodgeschoten was, Jansson?" vroeg hij. Even was het doodstil. Jansson keek de inspecteur met verschrikte ogen aan en fluisterde tenslotte bijna on verstaanbaar; „Ik wist 't niet. Ik dacht 't. Meneer Millech werd ook doodgeschoten, nietwaar?" HOOFDSTUK XVII Inspecteur Berg had geen gelegen heid om Jansson een antwoord te ge ven, want op dat moment hoorden ze een geluid op de trap, die naar de zolder leidde. Met enkele vlugge passen was Berg naar de ijzeren deur gelopen, om de nieuw-aangeko- menen te waarschuwen deze deur vooral niet aan te raken. Twee man nen voegden zich bij het gezelschap, dat naar de bündël klerèri stond tè kijken; kleren, die eens een levend', mens hadden gekleed. Eén van hen, een man van mid delbare leeftijd met een scherp ge zicht, was in avondkleding. Hij zag eruit alsof hij zó van een goed diner kwam. Hij schudde zijn hoofd bij het zien van wat daar op de vloer lag. „Och, och, och.mompelde hij, terwijl hij knielde, na eerst zijn broekspijpen omhoog gerold te heb ben. Met fijne, lange vingers tastte hij de vloer af en hij bekeek de bloedsporen met veel belangstelling. Daarna boog hij zich over het lijk. „Wat zeg je ervan?" vroeg de in specteur. „Hij moet hier op z'n minst al een paar dagen liggen, maar misschien wisten jullie dat al?" De inspecteur schudde zijn hoofd. Hij wendde zich tot de andere poli tiemensen. „Gaan jullie je gang maar, jongens, met camera en de rest," zei hij. „Maar maak alsjeblieft een beetje voort." Hij wendde zich weer tot de man in avondkleding, die een sigaret had opgestoken. „Misschien wil je zo vriendelijk zijn hier even te blijven, Fraenkel," zei hij, „Ik ga beneden in de flat van deze jongeman telefoneren". Hij wenkte Dahl. „Mag ik je voorstellen: dit is Dahl, hij woont op de derde verdieping in dit gebouw. Ik zal de nodige maatregelen treffen." „Goed," zei de man in avondkle ding. Hij keek de inspecteur aan en voegde eraan toe: „Jij hebt ook wel wat slaap nodig, m'n jongen!" De inspecteur haalde ongeduldig zijn schouders op. Hij begaf zich naar beneden in gezelschap van Keiler. Dahl liet hen in zijn flat binnen en in zijn zitkamer gooide hij de ramen wijd open om de bedompte lucht te verdrijven. De twee politiemannen namen plaats en Berg richtte zich onmiddellijk met een vraag tot Dahl. „Wat weet u over die Volmer Jen sen?" Eén ogenblik," excuseerde Dahl zich en verdween in de keuken. Hij opende de ijskast en greep een bal gehakt, die hij haastig naar binnen werkte, terwijl hij een fles whisky te voorschijn haalde en een fles soda water met drie glazen. Hij zette een en ander op een blad. Pas toen zag hij Keller in de deuropening staan, die hem kennelijk gadesloeg. Dahl zei niets en bracht het blad met de flessen en glazen naar de zitkamer. Keiler volgde hem zwijgend: hij had zijn handen in zijn broekzakken ge stoken en deed alsof hij zich volko men thuis voelde. Dahl schonk whis ky in de glazen en nam zijn eigen glas mee naar de bank, waarop hij plaats nam. „Een drankje staat voor u klaar, heren," zei hij uitnodigend. Keiler overhandigde één van de gla zen aan Berg, voorzag hem van so dawater en vulde ook zijn eigen glas. De inspecteur dronk een paar slok ken. Dahl zag dat hij het lekker vond en dat 't hem goed deed. Maar de inspecteur scheen zich niet veel tijd te gunnen. „Waar is de telefoon?" vroeg hij. „In de hal," antwoordde Dahl. „Het knopje van het elektrische licht zit rechts bij de deur." De inspecteur knikte, ging de ka mer uit en sloot de deur achter zich. Dahl en Keiler namen nog een slok je. „Weet u," zei Keiler opeens, „ik ben van plan een poging te doen om Millechs flat te bemachtigen. Dat wil zeggen, als zijn dochter de flat niet aanhoudt. Ik zou er graag intrekken. Ik ben al enige tijd aan het uitkij ken naar meer ruimte. Hoe heet de eigenaar?" Dahl gaf hem naam en adres van de eigenaar op en zag hem een en ander opschrijven. „Vindt u het niet onaangenaam in een flat te trekken, waar zo kort ge leden iemand vermoord werd terwijl in dit flatgebouw, naar zo juist is ge bleken, nog een tweede moord is gepleegd?" „Helemaal niet," antwoordde Kei ler onbewogen, „Als de mensen wei geren in huizen te trekken, waar moo.rd en doodslag, overspel of ver krachting, of wel misdrijf dan ook w.as begaan, wel.... eh.., hoeveel huizen in deze stad zouden er dan leeg staan, denkt u? Of beter gezegd: hoeveel huizen zouden dan bewoond zijn?" Dahl huiverde even. Hij wist niet, of het kwam door de drank of door de wind, die door het open raam naar binnen woei, of misschien door iets heel anders. „In dit geval," vervolgde Keiler on verstoorbaar, „wéét ik dat er een moord heeft plaats gevonden in de flat, waar ik mijn zinnen op gezet heb. Maar misschien zijn er voordien wel veel ergere dingen gebeurd. En denk niet dat de mensen tegenwoor dig zo overgevoelig zijn. Als ze ho ren of lezen dat iemand, die alleen woont, zelfmoord heeft gepleegd of door een ongeval om het leven is ge komen, zijn ze er als de kippen bij om de huiseigenaar op te bellen om de vrijkomende flat te bemachtigen. Ik acht mijn kansen dan ook niet groot. Misschien ben ik al te laat." Hij haalde even zijn schouders op. Dahl glimlachte, hief zijn glas op en knikte Keiler toe. „Ik hoop dat u geluk hebt", zei hij. „Misschien zullen we ons veiliger voe len met een politieman in het gebouw. U zult echter niet veel thuis zijn, is 't wel?" Hij kreeg geen antwoord op deze vraag, want de inspecteur kwam de kamer weer binnen. Hij nam haastig een slok whisky en richtte zich dan tot Dahl. „Wat weet u over onze vriend Vol mer Jensen?" vroeg hij voor de twee de maal. (Wordt vervolgd) Gibraltar blijft liever Brits ;v- m De Rots gezien van de veerboot T angerGibraltar. m m N %m %4 De heer Franco heeft (weer eens) z(jn dictatoriale stem ver heven en de wereld doen weten dat naar zijn mening Gibraltar Spaans is. Althans dat zo gauw mogelijk moet worden. Maar in het stukje Engeland aan de zuidpunt van het Iberisch schier eiland denkt men daar heel anders over. De voor het overgrote deel Spaans sprekende rotsbewoners voelen zich maar wat behaaglijk onder de bescherming van de Union Jack. Voor spellen is een hachelijke bezigheid, maar niemand verwacht dat Sir Alec Douglas-Home naast zijn titel ook nog Gibraltar zal prijsgeven. De zon staat weer aardig zijn best te doen boven Gibraltar. Het schiereiland be schikt eigenlijk over een dubbele warm tebron: de rotswand slaat de stralen van de zon die het stadje hebben gemist mee dogenloos in de straten terug. Onder die omstandigheden laat ik de beklimming van de steile wegen graag aan roekelo zer toeristen over en gooi er een pond te genaan, waarmee ik me een stuk gemak en een onuitputtelijke informatiebron ver schaf. De taxichauffeur luistert naar de puur-Britse naam van Fernando Gomez, hij spreekt zijn Engels met een charmant Spaans accent. „U brengt me toch ook naar de apen?" Hij is 100°/o Spanjaard als hij zijn schou ders optrekt, zijn handen uitspreidt en met ten hemel geslagen ogen prevelt: „Als het geluk met ons is." Dat wordt dus duimen. Zigzaggend trekt de wagen ons naar boven en na elke bocht opent het vergezicht zich wijder. Een en kele maal mag ik er even uit; dan kijk ik bijna recht omlaag naar de haven: een steeds kleiner wordende kom, omsloten door de twee de zee in priemende armen die elkaar nooit zullen ontmoeten. Fornan- do babbelt enthousiast over het bezoék van koningin Elizabeth met gemaal en kin deren, enkele jaren geleden. Ik beef van ontroering als ik de tekst lees van een bord, hier geplaatst om deze gebeurtenis voor altijd vast te leggen: op deze zelfde plaats hebben de hoge gasten ook eens gestaan om zich te verlustigen in het fraaie panorama. Ik denk: stel je voor dat Fran co ooit zijn zin krijgt. Zou hij dan zo'n bord niet met paal en al en met hoogst eigen handen uit de gewijde Spaanse grond trekken? „Daar vind je de apen nog al eens," zegt Fernando, wijzend naar een hoger gelegen stukje wildernis. „Maar" hij kijkt om en ik sluit mijn ogen, want we naderen een bocht „ik kan niet garan deren dat we ze vandaag zien". Ik wuif geruststellend dat pond is ver diend; ik zal er echt een paar shilling af trekken, als hij me de apen niet bij deze rit levert. We passeren een ander bord met een dui delijke waarschuwing: Verboden de rond zwervende apen te voederen. Met daar onder de mededeling, dat apen soms on aangenaam heftig reageren op onverwach- te,bewegingen-en'geluiden en vaak voor werpen als handtasjes en oamara's gap pen. En alsof dit alles nog- niet voldoen de is, heeft men er een (kleiner) bord op geplaatst met een even afschrikwekkende tekst: Wie toch de apen voedert, doet dat op eigen risico. En van aaien of aanpak ken moeten ze helemaal niets hebben, ze reageren heftig op onverwachte.Wa rempel, het staat er nóg een keer. Ik ben dus wel en deugdelijk gewaarschuwd en verboden en het hart klopt me dan ook in de keel als Fernando zich achterover- buigt, mijn arm pakt en me half over de voorbank sleurt: „Daar zijn er een paar!" Hij parkeert de taxi in de schaduw van een overhangende rots en ik beweeg me voorzichtig in de richting van de apen. Het is een allerliefst familietafereeltje. Een stuk of zes volwassenen proberen met roe rende zorg een jonkie in toom te houden. De baby springt dwaas heen en weer, rijdt dan paardje op de rug van een der ouderen, knabbelt wat aan een nootje, loopt weg en wordt door een lange, ha rige arm teruggehaald. Ik maak mijn plaatje en blijf een ogen blik staan kijken. Achter mij, iets van de weg af, heeft de rost een klein plateau ge vormd. Daar staat alweer een bord om een De Haven "en haveninstallaties. feit van belang te registeren: Koningin Elizabeth, prins Philip en de kinderen heb ben eens op deze plek gestaan en zij „ma de friends with the Rock apes". Het zal altijd een historisch belangrijk feit in de geschiedenis van Gibraltar blijven. Ik verneem dat er nog slechts een der tigtal apen op de hellingen rondzwerft. Vermoedelijk genoeg om het voortbestaan van de stam te waarborgen, want mis schien weet u het: de legende wil dat het met Engeland gedaan zal zijn als deze be woners verdwijnen. U gelooft het maar nauwelijks, maar Churchill zweert erbij gedurende de oorlog heeft hij de apen- bevolking met enkele families laten uit breiden, daar het getal de laatste jaren kleiner en kleiner was geworden en je nooit kunt weten of er niet een grond van waarheid in zo'n overlevering steekt. Met dit onderdeel van het programma achter de rug staat Fernando erop mij ook de andere bezienswaardigheden te to nen. Hij besteedt er de hele morgen aan je komt in (op?) Gibraltar een heel eind voor een tientje. Ik ontdek dat dit stukje Engeland in hoofdzaak uit twee pa rallelstraten bestaat, Main Street en Irish Town, verbonden door een netwerk van korte Straatjes. In de wijk Rosia bekijk ik plichtsgetrouw de anderhalve eeuw oude Alameda Gardens, een park met sub-tropische bomen, bloemen en planten. De Duivelstoren, gebouwd door de Genue- zen op dezelfde plaats waar eens een Moor se en vermoedelijk voor die tijd een Phoe- nicische uitkijkpost stond, wordt gevolgd door de grotten. Een fantastische serie meer dan een kwart miljoen jaar gele den gevormd toen de Rots door vulkani sche werking uit de zee verrees en een gigantische Sfinx werd. Als bewaker van de doorgang tussen Europa en Afrika. Met het Moorse Kasteel, gebouwd door de veroveraar Tarik lbn Zayed (het Ara bische „berg van Tarik" is verbasterd to* Gibraltar), groot strijder in dienst van de Sultan van Mauretanië, maakt Fernando een einde aan de rondgang. Hij zet me af voor het vliegveld, een in zee uitsteker de landingsstrip, en belooft over precie twee uur hier weer op me te wachten, da gaan we samen lunchen. Ik offer een penny en rijd in een gam mele autobus dwars over het vliegvek naar La Linea de la ConcepciOn, de Spaar se grensplaats. Een beetje geamuseerd zi' ik in het niemandsland verscheidene ka zematten vreest Franco een invasie var Gibraltar uit? Dan komt de Spaanse doua ne en ik constateer dat Fernando niets t' veel heeft gezegd van de gestrengheic waarmee de ambtenaren tegen grensgan gers optreden. Ik kom er gemakkelijk af maar vlak voor mij rommelt de gezags drager in deltas van 'n oud vrouwtje, haal' er een blikje uit en werpt het onverschil lig achter zich in een mand. Geen var beiden spreekt een woord: zij kennen d~ régels van het spel; je kunt pech en ge luk' hebben. La Linea doet me niet veel, maar het r leuk even in Spanje rond te wandelen „cerveza" te bestellen in plaats va „beer" en voor een krats een grote wa termeloen te kopen. Die schenk ik Fer nando, die trouw aan zijn woord, op dc afgesproken plaats staat. Onder de lunch vertelt hij. „Thuis spreken we Spaans, maar dat is dan ook het enige dat we met Spanje ge meen hebben. We hebben het goed onder de Engelse vlag, profiteren trouwens van goedkope prijzen (een pakje sigarette kost er vergeleken met Londen minder dar de helft. En er is volop werk, elke dag komen er elfduizend Spanjaarden over do grens en zij verdienen een goed stuk brood in de haven en bij marine-installa ties. Als we ooit Spaans zouden worden ging de levensstandaard met één klap vijfenzeventig procent omlaag. En dan is er nog zo iets als de persoonlijke vrij heid, u snapt me wel." Ik snap het, hij heeft familie in Span je en kan niet te veel zeggen (vandaar ook dat ik zo vrij ben geweest zijn oer- Spaanse naam door een gefingeerde te vervangen). De zesentwintigduizend Gi- braltarianen willen het liever laten zoals het is. En bij officiële gelegenheden, zoals het bezoek van de koningin, getui gen zij trots van de wil Brits te zijn er Brits te blijven met de spreuk op hon derden aanplakbiljetten: British we are British we stay. Garcia dc Lér Karakteristiek-Engelse Bobby in zomertenue. -v-v-•-.•••> .o ys'-w- 59. Nadat de beroepsgluurders Sklinkovitch en Binko- vitch smadelijk verdreven waren, wendde Joris Goed- bloed zich voldaan tot de Riolist Blub. „Sic fiat tabula rasa 0f> om dit woord der Klassieken ook voor on- ontwikkelden duidelijk te maken, dat stelletje zijn we kwijt," verklaarde hij. „Gij, waarde Blub, hebt u zo voortreffelijk gedragen dat ik u onverwijld bevorder tot het Voortgezet Onderwijs. Wij beginnen met Opga ve Eén. Deze deur wordt aan de buitenzijde gesloten. Bekend is, dat zich aan de binnenzijde een portie dode pis bevindt. Gevraagd wordt: hoe komt A binnen? Op merking- door kieren glibberen is voor de oplossing van dit vraagstuk niet toegestaan." Het klonk ingewik keld, maar de schrandere modderfiguur had er weinig moeite mee. Hij kon, zoals we weten, ledematen en vingers naar willekeur vervormen, en loste nu hét vraagstuk eenvoudig op door een vinger als sleutel te gebruiken. Hij maakte hem dun, stak hem in het slot, voelde de inkepingen en uitsteeksels, waar de sleutel- baard in zou moeten passen, nam die vorm aan, en draaide. Het slot klikte de deur ging open. „Voor treffelijk, mijn vriend! O, wat. zijt gij begaafd!" prees Joris. „Dit zou ik u zélf niet weten te verbeteren; dit mooie talent van u is de sleutel tot een schitterende toekomst, waarin alle deuren zich voor u zullen openen en waarin veel pret en jool ons samen wachten."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 9