Kneppelhout (Klikspaan) beoogde met zijn
„Studententypen" de redding
van de Nederlandse jongelingschap
Kneppelhout
een eeuw
geleden geboren
De plaats van de
Amerikaanse kunstenaar
<4
k
IJli -
De begaafde klikspaan heeft het al de
dagen zijns levens te goed gehad op
deze wereld. (Busken Huet)
De wilde ganzen
in het jaar 1962
iiitiii
Ai"
ZATERDAG 11 JANUARI 1964
Erbij
PAGINA ZEVEN
M ii
ww ,'h
„VIRI UNIUS LIBRI", mannen van
één boek, heeft Nicolaas Beets zich en
enige tijdgenoten eens genoemd. Hij
had gelijk. Zelf schittert hij in onze
letterkunde alleen door zijn Camera
Obscura; zijn vriend Hasebroek kent
men nog slechts door zijn Waarheid en
Droomen, Van Koetsveld door De
Pastorie van MastlandGewin door
Joachim Polsbroekerwoud en Kneppel
hout door zijn Studentenschetsen die hij
omstreeks 1840 in twee delen, Studen
tentypen en Studentenleven, onder het
pseudoniem Klikspaan publiceerde. Wie
de verzamelde werken van al deze
auteurs opslaat, verbaast zich zowel
over de omvang ervan als over de
onbelangrijkheid van wat zij na hun
eersteling in het licht gaven. Het com
plete oeuvre van Kneppelhout maakt
daarop geen uitzondering. Het beslaat
twaalf delen, maar is vrijwel in zijn
geheel ongenietbaar. Er is in de laatste
tijd een poging gedaan tot een soort
eerherstel van Kneppelhout als schrij
ver van ander werk dan de Studenten
schetsen. Naar mijn smaak is ze vol
komen mislukt. Kneppelhout is dood.
Alleen Klikspaan leeft nog. Niet zoals
hij het bedoeld had overigens.
plwPI
Dr. P. H. Schröder
'.■wswjwwto -
JOHANNES KNEPPELHOUT werd
op 8 januari 1814, dus nu 150 jaar ge
leden, te Leiden geboren. Zijn ouders
waren zeer gefortuneerd en aanzien
lijke burgers der stad. Johannes' vader
overleed echter toen zijn zoontje pas
vijf jaar oud was en zes jaar later zond
zijn moeder hem naar een toentertijd
befaamde kostschool, Noorthey, te
Voorschoten. Daar is de jonge Knep
pelhout onder de leiding van de di
recteur zedelijk, wetenschappelijk en
verstandelijk gevormd en dat op zulk
een wijze dat hij in latere jaren niet
dan met de grootste dankbaarheid aan
zijn leeftijd terugdacht. De beschrij
ving van Noorthey doet denken aan
die van een Engelse kostschool: de
leerlingen behoorden tot de ver
mogende klasse; sport en wande
lingen vormden een wezenlijk deel
van het programma; niet het bijbren
gen van veel kennis, maar karakter
vorming was het hoofddoel dat de
docenten zich stelden; de opleiding
was niet gericht op werk dat om den
brode moest worden verricht, maar
op de vorming van leidende figuren in
het maatschappelijk bestel. Merk
waardig is dat de ijverige en begaafde
leerling die Kneppelhout was, in dit
opzicht zijn leermeesters volkomen
heeft teleurgesteld: in geen enkele
functie heeft hij het vaderland ge-
diend; gedurende een achtjarige stu
dententijd heeft hij geen enkel aca
demisch examen afgelegd; nooit heeft
hij een ambt bekleed. Zijn fortuin ver
oorloofde hem reeds in zijn Leidse
jaren veelvuldig te reizen. Later kocht
hij het landgoed De Hemelsche Berg
onder Oosterbeek en lange jaren
brachten zijn vrouw en hij daar de
zomers door. 's Winters resideerde het
kinderloze echtpaar voorzover het niet
buitenslands vertoefde, in het ouder
lijke huis aan het Rapenburg.
VELEN WAREN NATUURLIJK zijn
vrienden, want hij was een goed en
royaal gastheer. Groter in aantal wa
ren zijn begunstigden en het is te be
grijpen dat hem van hun zijde meer
malen teleurstellingen deelachtig wer
den. Hij had het gevoel zonder eigen
verdiensten in anderen en dan in het
bijzonder verdiensten op kunstzinnig
terrein maar al te gaarne steunen. Zo
ontdekte hij een muzikaal wonderkind
en heeft zich oneindig veel moeite ge
geven dat genie tot ontwikkeling te
brengen. In het kleine geschrift dat hij
later aan de jong gestorven violist wijd
de, staat evenwel op iedere bladzijde
de teleurstelling te lezen dat de af
stand tussen de maecenas en de begun
stigde niet te overbruggen bleek. On
der zijn vrienden telde hij ook Ander
sen, voor wiens sprookjes hij de groot
ste bewondering koesterde en die hij
graag als gast in zijn huis te Leiden
ontving. Hij was het type van de Hol
landse aristocraat met democratische
neigingen, een ware Thorbeckiaan. En
zo is hij in november 1885 na een lang
durige ziekte overleden.
TOEN KNEPPELHOUT na een stu
dietijd beter gezegd: studententijd
van acht jaar de Leidse alma mater
verliet, begon hij in snel tempo de
schetsen te schrijven die onder de titel
Studententypen in afleveringen 't licht
zagen. Het pseudoniem Klikspaan dat
hij koos, is wel tekenend. Nog in onze
tijd hangt er voor de buitenstaander
om het leven onzer studiosi een sfeer
van geheimzinnigheid. Nu werd er uit
de (hoge) school geklapt door een in
sider. Even doorzichtig is de schuil
naam van de illustrator, waarachter
zich Kneppelhouts jongere medestudent
Alexander Verhuell verborg. De platen
waren gesigneerd O. Veralby, een niet
bijzonder geestige, maar wel passende
naam voor de student die zijn mede
studenten overal, op de sociëteit, op
hun „kast", in hun „nest", als „col
legehengst" of „een stuk in hebbend"
gadeslaat en vereeuwigt. Klikspaan
noemt deze woorden en vele andere als
voorbeelden dat studenten „eene zekere
spraak hebben, welke in hunne wereld
alleen gangbaar en verstaanbaar is".
KNEPPELHOUTS Studentenschetsen
hadden een opvoedende betekenisDe
auteur wilde de grondslag leggen voor
een krachtiger en beter geslacht van
jonge Nederlanders dan hij in zijn eigen
studentenjaren had leren kennen. Hij
hekelde daarom de misstanden die hij
had waargenomen, niet alleen bij zijn
Kneppelhout
mede-studenten, maar ook bij de hoog
leraren, ook bij de inrichting der Uni
versiteit, ook bij de Leidenaars. Zijn
Studententypen is één voortdurende
waarschuwing tegen de klaplopers on
der de studenten; tegen wat hij noemt
de diplomaten: zoons der Haagse aris
tocratie die zich ver boven anderen ver
heven voelden; tegen de afleggers, stu
denten die weldra zouden sjezen; tegen
de hovelingen, de laffe vleiers der pro
fessoren, tegen de Bivalva's, „t grond
sop, de drab, het zaksel der studenten
maatschappij" en tegen vele anderen.
Slechts één ideale student tekent hij in
de persoon van Flanor die wel jeugdig-
overmoedig is, maar begaafd... én dege
lijk.
Wie nu Klikspaans Studententypen
leest, moet zich hoeden voor één mis
vatting: hij krijgt weldra de neiging
het boek terzijde te leggen omdat hij al
gauw genoeg krijgt van zich herhalen
de beschrijvingen van baldadigheden
uithalende en zicli bezattende studen
ten. Dan is hij evenwel als degene die
zich van Jan Steens schilderijen af
wendt omdat hij de aanblik van dron
ken boeren niet aantrekkelijk vindt.
Klikspaan is namelijk een voortreffe
lijk schilder van meermalen weerzin
wekkende situaties. Hij gebruikt felle
kleuren, bezigt termen die men wel in
de mond van een student, maar niet in
een geschrift uit de 19de eeuw verwacht
en men voelt in zijn beschrijvingen de
werkelijkheid van het zelf-beleefde.
Daarbij bezigde hij een stijl die Neder
land nog niet kende, zelfs niet nadat
Hildebrand in zijn Camera Obscura
„het zondagspak had uitgetrokken".
Er is in de Studententypen een on
beschroomde, soms geestige, altijd
vrije en meermalen ruwe toon, welke
de enige is die bij het onderwerp past,
vooral als men bedenkt dat Klikspaan
het studentenleven vaak dramatiserend
verhaalt, dat dus de dialogen van de
grootste betekenis zijn. Het is waarlijk
de levende spreektaal dier dagen die
ook thans nog uit deze schetsen op
klinkt. Anders dan Hildebrand treedt
Klikspaan in zijn boek nauwelijks op.
Maar in verscheidene „typen" is iets
van hem aanwezig of, om het met zijn
eigen woorden te zeggen, „Klikspaan
zelf is het type dat zich door de andere
heenkronkelt" en dan met name zich
manifesteert in De Student-Leidenaar
en De Student-Auteur. Béiden was hij
immers volledig.
IN ZEKERE ZIN een tegenhanger
van Studententypen is het daarop wel
dra gevolgde Studentenleven Ten Brink
zegt het niet onaardig: het tweede kop
thee is te slap en te zoet. Was in elke
schets der Typen een persoon het mid
delpunt, een student die zich in ver
schillende academische situaties be
woog, in het Leven is een academische
toestand het onderwerp en de auteur
groepeert daar zijn studenten omheen.
Men ziet dit al dadelijk aan de titels
der hoofdstukken: Promotie, Minerva,
Schouwburg, Omgang en andere. In de
Studententypen hield de acteur zijn
plaats en verschoof het decor; thans is
het toneel blijvend en wisseler de ver
toners. Maar dat niet alleen: in Studen
tenleven overheerst meer en meer de
tendens. Men kan niet ontkennen dat
Kneppelhout wellicht 'n goed werk ge
daan heeft door bijvoorbeeld met
kracht te waarschuwen tegen de om
gang der studenten met de talrijke
prostituees die toen Leiden bevolkten,
door „de geilheid der bedorven stad,
de losgebrokene vrouwenschaar, de
bandeloze openbaringen ener onver-
zaadbare krolsheid van weeldedronken
bacchanten, de brooddronkenheden des
bordeels, de morsige peluw der bedste
de" aan de kaak te stellen. Maar meer
en meer treedt in deze en andere be
schouwingen de zedepreker op de voor-,
de litterator op de achtergrond. In de
tekening van studenten is Klikspaan
een meester, in zijn beeld van het
maatschappelijk en academisch leven
zijner dagen boezemt hij nog slechts
historici en sociologen belang in.
IN DE tekening van portretten, zoals
de Studententypen zijn, volgde Knep
pelhout een mode dier dagen, die voor
al in Engeland en Frankrijk zeer in
trek was en die ook naar Nederland
overwoei. Men sprak van physiologieën.
Balzac schreef een Physiologxe du Ma
nage, Huart een Physiologie de l'Etu-
Een student verhuist
diant, in Engeland waren het o.a.
Dickens, Lamb en Washington Irving
die het genre beoefenden en wier na
volgers in de kring van Kneppelhout
gemakkelijk zijn aan te wijzen. Hilde
brand en Jonathan zijn de bekendste.
In de Camera en in Waarheid en Droo
men vindt men tal van die korte ka
rakteristieken van personen en maat
schappelijke groepen. „Een vuurwerk
van physiologieën barstte over Parijs
los", schrijft Verhuell, „wakkerde bij
ons het schrijfvuur aan en deed hier
een banquet van min of meer vonke
lende typen en physiologieën ontvlam
men." Maar in één opzicht wijken
Kneppelhouts typen van de andere af.
Zij wilden meer zijn dan een onper
soonlijke, soms wat koele of scherpe
weergave der werkelijkheid. In de ty
pen die Klikspaan geeft, trilt de geest
drift, vonkt de verontwaardiging, gloeit
de liefde voor zijn onderwerp. De schrij
ver heeft, zegt hij: „naar niets met
meer ijver gestreefd dan naar de
meest nauwgezette waarheid in stijl, in
voorstelling, in onderwerp". Hij zag er
een levenswerk in: de redding van de
Nederlandse jongelingschap! Niet meer,
maar ook niet minder! Vandaar ook de
opdracht van het boek „Aan allen die
het wél meenen met de Leidsche Hoo-
geschool; aan ouders en voogden."
VÓÓR ZIJN Studentenschetsen had
Kneppelhout voornamelijk in het Frans
geschreven, een taal die hij dank zij
zijn opvoeding in Noorthey voortreffe
lijk kende. Toch noemde Jules Janin in
Parijs zijn werk „toujours l'ouvrage
d'un étranger, écrit dans un style trop
étranger". Wij mogen de Fransman
voor deze strenge beoordeling dankbaar
zijn: zij bracht er de jonkman toe zich
op zijn eigen taal te gaan toeleggen.
De Studentenschetsen zijn daar het ge
lukkige gevolg van. Na die Schetsen
heeft Kneppelhout nog allerlei beproefd,
maar van importantie is dat werk niet.
Het is verleidelijk de oorzaak daarvan
met Busken Huet te zoeken in de wel
stand van de schrijver. „De zegen van
het heilige moeten, van de gedwongen
arbeid is hem niet ten deel gevallen.
Zijn zomer heeft niet opgeleverd wat
■i
Studenten vieren feest
zijn lente had beloofd. De jongelings-
arbeid heeft vergeefs op een rijpe
vrucht uit des schrijvers mannelijke
dag gewacht." „Kortom," aldus de
scherpzinnige criticus die Busken Huet
was en is gebleven, „kortom, de be
gaafde Klikspaan heeft het al de dagen
zijns levens te goed gehad op deze
wereld."
Zo zal het wel zijn.
Enige maanden voor zijn dood
schreef president John F. Kennedy
een inleiding voor een boek waarin
hij het leven van de creatieve kunste
naars als „moeilijk en eenzaam" be
schreef. „Te dikwijls hebben wij in
het verleden de artiest gezien als een
leegloper en dilettant en de kunst
minnaar als iemand die toch wel wat
verwijfd is", zo schreef de president
afgelopen zomer in Creative Ameri
ca", dat de volgende maand zal uit
komen en waarvan de baten ten
goede zullen komen aan het op te
richten Nationale Culturele Centrum
in Washington. Het boek is opgedra
gen aan de gedachtenis van de presi
dent. „Wij hebben beiden onrecht ge
daan. Het leven van de artiest is wat
betreft zijn werk moeilijk en een
zaam. Hij heeft hard gezwoegd, dik
wijls temidden van ontberingen, om
zijn bekwaamheid te vervolmaken".
ZIJN BOEK „Profiles in Courage",
waarmee hij de Pulitzerprijs won,
schreef Kennedy voor een groot ge
deelte terwijl hij herstellende was van
een operatie om een rugkwaal weg te
nemen. Het boek staat thans weer op
de lijst van „best sellers".
Over het leven van de artiest
schreef Kennedy: „Hij heeft zich af
gewend van snel succes teneinde zijn
visie vrij te houden van alles wat
secundair of goedkoop is. Zijn werk
zaam leven wordt gekenmerkt door
intensief werken en intense discipline.
De kunstenaar is hij die door zichzelf
te onderwerpen aan de soms veront
rustende ervaring van kunst, slechts
naar de beloning streeft dat zijn leven
dientengevolge voller wordt".
- -:U
IN ZIJN INLEIDING schreef Ken
nedy dat het voorgestelde Nationale
Culturele Centrum „bedoelt een
onderdeel te zijn van een breed stre
ven om de creatieve kunst te stimu
leren. Ik hoop dat het centrum iri de
breedste zin van het woord een op
voedende en ook een culturele instel
ling zal worden, welke de oprichting
van soortgelijke groepen in andere
steden zal stimuleren. Werken voor
de vooruitgang van de kunst in Ame
rika is opwindend en vruchtbaar, om
dat datgene waarmee wij ons hier
bezighouden, op vitale wijze alle in
woners raakt".
IN HET WERK zijn bijdragen van
de oud-president Eisenhower, en Tru
man opgenomen, evenals van Robert
Frost, Mark van Doren, James Bald
win, Louis Kronenberger, John Ciar-
di en Joseph Krutch.
Truman schrijft dat „de artiesten
onder ons de mannen en vrouwen zijn
die werken, denken en dromen bij
hun streven om ons te doen weten
waar wij staan op onze weg naar
onze idealen".
Eisenhower schrijft dat de artiest
een nieuwe plaats in de Amerikaanse
gemeenschap heeft welke „de inspi
ratie zal geven tot nieuwe en mooiere
prestaties in alle kunsten". Het
boek, dat uitgegeven wordt door
Ridge Press, komt 3 februari uit.
Het I.K.O.R. heeft met betrekking
tot het jaar 1962 de gegevens verstrekt
over het werk der Wilde Ganzen, de in
zamelingen voor allerlei hulpprojecten
in binnen- en buitenland. De opbreng
sten voor de elke zondag vermelde no
den zijn opnieuw gstegen in vergelij
king met het voorafgaande jaar en be
dragen nu in totaal 504.514.42. De be
trokken commissie wees de verschillen
de projecten aan in overleg met of op
grond van rapporten van de afdeling
Interchurch Aid of van andere instan
ties of particuliere hulpcomité'. Vooral
bij grote rampen waren de Wilde Gan
zen er direct bij om bijzondere bijdra
gen te vragen om de nood te lenigen.
Om enkele voorbeelden te noemen:
in 1962 kwam er binnen voor de slacht
offers van de overstromingen in Span
je 16.000,-; voor die van de aardbe
vingen in Perzië 40.000.-; voor hulp
aan iibetaanse vluchtelingenkinderen
8.600.-; voor diaconaal werk van de
Koptische kerk in Egypte f4.500.-; voor
het oecumenische werk op Sicilië
5.000.-en voor een jongensinternaat
in Burundi (Afrika) 10.000.-. Andere
objecten waren verder nog: het nieuwe
gebouw van de Wereldraad van Ker
ken 11.000.-, het werk van de oecu
menische raad van Kerken in Neder
land f 12.000.-, terwijl de opbrengst van
een tweetal uizendingen ten behoeve
van het werk van het Radiopastoraat
f 38.000.- bedroeg.
Er was veel afwisseling in de doel
einden waarvoor hulp gevraagd werd.
De luisteraars werden door de Wilde
Ganzen steeds geconfronteerd met bij
zondere noden. De reacties waion vaak
zeer spontaan.