Be Poolwinter pan
IÊÈÊÊÊÊÈÈÈÊË
HÊÊHÊÊÊKÈÈÊSÈÈÊÊË
siMl
10
m
J'
W'--
r* L* -S.i - - ■>-
Ui
Meters hoog lag de sneeuw, opge
waaid tegen de heggen en schuren.
Het Drentse gehucht Siberië deed
onder dit winterse geweld zijn naam
meer dan eer aan.
DE HERFST van 1962 was niet
anders dan anders: een wisselend sei
zoen van klare blauwe luchten met
voortzeilende witte wolkenbergen,
van storm en regen, van verkleurend
en daarna afvallend blad en tenslotte
van de ijle stilte die de winter vooraf
gaat, In die stilte sloeg de natuur een
bladzijde om.en de niets vermoe
dende Nederlander wandelde in de
sneeuw de winter binnen. Niemand
dacht eraan dat de winter bar en boos
zou worden. Alles was stil en vredig.
Een witte Kerst.
MET DIE boetserende zinnen leidt
Huizinga de fotodocumentaire in. Weet
u nog wel, hoe leuk we het vonden dat
we eindelijk weer eens een witte KersJ
hadden? Daardoor werd die Kerst een
gezellig, huiselijk feest.
De kachel brandde lekker. De kaar
sen glansden aan de boom, bij de stal
en op de welvoorziene dis. Nou, er gaat
toch maar niets boven zo'n Kerst in een
witte wereld. Als er wat sneeuw liigt
en een fikse laag ijs bedekte de vaarten
en plassen, dan pas is het echt Kerstmis.
En zo iets duurt in ons land met zijn
doorgaans mild klimaat nooit zo lang.
Dat moet ook niet. In januari immers
gaat het leven weer zijn gewone gang.
Dan moet iedereen weer aan het werk.
Neen, dan zijn we blij als we van al die
narigheid weer af zijn. Ja heus, zo heb
ben we geredeneerd in die kersttijd
van 1962.
Bar en boos was het ook voor het
verkeer. Van rijden was op vele
wegen wekenlang nauwelijks sprake.
Wel van levensgevaarlijk glijden. De
mannen van de verkeerspolitie pro
beerden het wegvervoer zoveel mo
gelijk in goede banen te leiden. Dat
ging vaak met vallen en opstaan
Die winter van 1963, wij zullen hem niet licht vergeten. Maandenlang
worstelde ons land in de ijzige greep van het ijs en de sneeuw. Wat als een
soort pretje begon een witte Kerst, weet u nog wel werd de vreselijkste
winter sinds mensenheugenis. Die van 1890, waarover onze grootouders
het steeds maar hadden, verzonk erbij in het niet. Hoe bar en boos het was,
kunnen wij nog eens nalezen en vooral zien in een fraai fotoboek, waarvoor
Leonhard Huizinga de tekst schreef9).
TEMIDDEN van die gigantische witte
woestenij, koud en hard, met verstij
vende sneeuwstormen eri geïsoleerde
dorpen die moesten worden uitgegra
ven, leed de dierenwereld gebrek. Tien
duizenden en tienduizenden vogels
stierven. Er was voor hen geen voedsel
Natuurlijk herinneren wij ons alle
maal nog de ontstellende nood die de
poolwinter veroorzaakte in de die
renwereld. Met man en macht pro
beerden mensen overal die nood te
lenigen. Er ontstonden ware vogel
hotels, met „centrale verwarming",
in kippenhokken en kassen.
legen streken van ons land, aan de
spoorjongens die dag en nacht zwoeg
den om de wissels ijsvrij te maken en
al die vrouwen en mannen die ervoor
zorgden dat de voedselvoorziening ge
waarborgd bleef!
te vinden. Het kleine en ook grotere
wild in onze bossen kwam om. Daar
over bereikte ons weldra veel alar
merend nieuws. Onze stranden lagen
bezaaid met dode zeevogels, vaak zeer
zeldzame die door de barre winter ge
dwongen waren geweest hun woonge
bieden in veel noordelijker streken te
verlaten en die op weg naar het zuiden
stierven. Ook dat vroeg onze aandacht.
Honderden tonnen voedsel werden bij
eengebracht en door duizenden dieren-
jeep-sneeuwblazers, sneeuwschuivers.
IJsbrekers? We keken er niet eens meer
naar als zij bezig waren. Ja, tenslotte
vervloekten wij al dat ijs en die onaf
zienbare hoeveelheden sneeuw. Zout
Het werd een schaars artikel Iedereen
gebruikte het immers om „zijn" straatje
sneeuwvrij te houden en op de wegen
werd het met honderden tonnen per
nacht uitgestrooid.
MAAR HET voorjaar kwam. Lang
zaam maar zeker. De zon slaagde er
aanvankelijk nauwelijks in al dat ijs
en die sneeuw te verdrijven. Op vele
plaatsen moest de genie in actie komen.
WE HADDEN ER geen flauwe notie
van wat ons te wachten stond. Dat
drong pas langzaam tot ons door. Voor
dat we er erg in hadden, zaten we er
midden in. In die barre en boze winter
van 1963 die ons land heel lang zal
heugen. Eerst zeiden we nog tegen
elkaar: „Nou, da's me het wintertje
wel. Wat duurt het lang zeg en wat is
het koud". In ons hart dachten we er
dan bij dat het nu wel spoedig zou zijn
afgelopen, want zo iets duurt in Neder
land immers nooit lang.
EN HET DUURDE maar voort. Het
ene kouderecord na het andere werd
grandioos geslagen. Het sneeuwtapijt
dat ons hele land bedekte werd dikker
en dikker, het ijs in de sloten en plas
sen, op de kanalen en vaarten werd in
meters gemeten. Het was niet langer
doorzichtig blauw. Het werd grauwgrijs
en scheurde op vele plaatsen uit elkaar
onder de druk van temperaturen die zo
ongeveer onder aan de thermometers
niet meer te vinden waren.
Zo goed en meestal zo kwaad als het
ging, werden de verbindingen open
gehouden. Er is toen door duizenden
reuzenwerk verricht. Denkt u maar
eens aan de buschauffeurs die van dorp
naar dorp moesten rijden in de afge-
■mm-
SSggpMsm»»
n-, '5 -
ar
r-r
jÉÉjj|
\C A.*-. A&/C AWsSS™ s v •XXj'y At fwï -.v. .ujöi.
1
""t
-
I
vrienden op de voederplaatsen gebracht.
Soms was dat eenvoudig. De verkleu
mende eenden en ganzen in een stads
park kwamen er als regel niet zo slecht
vanaf. Maar met de massa's verhonge
rende dieren op afgelegen plaatsen was
dat anders. We organiseerden er een
soort luchtbrug voor en konden zo de
ramp tot een minimum beperken.
Dit landschap moet bewoners van
Spitsbergen niet vreemd zijn. Ons
echter doet het huiveren. Grote delen
van ons platteland zagen er enige
maanden zo uit in die barre winter
van 1963.
EN DAN die strijd die dag en nacht
gevoerd werd om de wegen nog maar
enigszins begaanbaar te houden. Her
innert u zich nog die wegenwachter
van de ANWB die bij Holysloot in
sneeuwde en zichzelf uitgroef. Dood
gemoedereerd ging hij weer aan de
slag. Hij is een soort symbool voor die
duizenden die voortgingen sneeuw te
ruimen van onze wegen doodver-
noeid soms als ze waren dichtge-
sneeuwd. Rare woorden leerden wij in
fie dagen. Woorden die niemand eerder
in ons land gehoord had. Woorden als
«SÉSI
:-A#r t-* jsasfe. Tm
In Amsterdam ging het gebouw van
C. en A. in vlammen op. Wan het
bluswater maakte de vorst ragfijn
kantwerk. Geblakerde puinhopen
werden daardoor schilderachtige
coulissen voor een sprookje van Walt
Disney.
De ijzige storm spookte dag en nacht
over de dijken en bevroren wateren
en verstilde al het leven. En over de
witte, bevroren oneindigheid, joegen
de grauwe wolken die hun stuif
sneeuw loslieten op een akelige kou
de wereld.
Opdooi vernielde kilometers wegen in
één nacht. En voor velen onzer was het
een verademing te zien dat de bomen
weer bladeren kregen, het water weer
ging stromen en het leven opbloeide uit
de ijzige greep van de winter die zo bar
en zo boos was geweest in 1963.
Bar en boos. de winter van '63. Een
fotodocumentaire met tekst van Leonhard
Huizinga. Uitgeverij J. A Boom en Zoon.
Meppel. Uitgeverij De Tijdstroom, Lochem.
„BAR EN BOOS is het geweest,
maar toch denk ik met leuke her
inneringen aan deze strenge winter
terug." Dat schrijft elfstedentocht-
1963-winnaar Reinier Paping
in zijn „ten geleide" van het foto
boek.
„Er waren minder prettige kan
ten: de langdurige koude heeft veel
ellende veroorzaakt, in afgelegen ge
bieden, in de dierenwet eld, sneeuw
stormen belemmerden het verkeer
kapotte waterleidingen: toen ik na
de Elfstedentocht 's nachts thuis
kwam was alles bevroren.
Voor mij persoonlijk, maar ik ge
loof ook voor alle andere schaats
sportlief hebbers, is het dé winter van
de Elfstedentocht geworden. De Ne
derlanders zijn een schaatsvolk. Op
het ijs zijn wij in ons element: hof
felijkheid en vriendschap komen pas
goed tot hun recht in de schaatssport
en ijspret. Een sportman, die aan de
Elfstedentocht begint, weet met wat
voor moeilijkheden hij te maken
krijgt. Maar toch zet hij door, om
de vreugde van het spel en de vol
doening na afloop. Want ik geloof, dat
ook zij, die de tocht niet gewonnen
hebben, voldaan zijn omdat zij mee
reden
Voor mij is de tocht symbolisch
voor die winter, die zo lang, hard
en koud was. Maar waarvan wij ook
zo genoten hebben en waarvan wij
nog lang kunnen navertellen."