Dominicanen speelden belangrijke
rol m de zestiende eeuw
Een belangwekkend boek van dr. Wolfs
SHB 9
Opmerkelijke beschouwingen over
de verhouding leek-ambt
Nog steeds veel bezwaren in ons
land tegen „werkende vrouw"
VA
-Sjaloom- dient
zich aan
M
Petitionnement
in Zweden
Publicatie in blad
„Mens en werekT
it
ZATERDAG 18 JANUARI 196*
Erbij
PAGINA TWEE
Eén organisatie
Cenoeg priesters, maar
te weinig herders
Postzegelnieuws
Belangrijk
Humanisme
c
V; 4|
ié 5. - S l' 1
- -
4 J
Henri Bouchette's „Leek en ambt"
is in meer dan één opzicht opmerke
lijk. Het aan de orde gestelde onder
werp heeft betrekking op een van de
moeilijkste dogmatische en historische
facetten van de christelijke kerk, maar
ondertussen is de auteur geen vak
theoloog. De schrijver vona in prote
stantse Kring zijn uitgever, doch zelf
behoort hij tot de rooms-katholieke
kerk, al zal hier en daar een priester
er enige moeite mee hebben om hem
een „beminde" gelovige te noemen.
Niet het minst opmerkelijk is, dat
Bouchet^p twee theologen van profes
sie (prof. dr. P. A. van Stempvoort
hervormd en prof. dr. B. Delfgaauw
rooms-katholiek) bereid heeft gevon
den om zijn boek van een „ten ge
leide" te voorzien.
Wie de geschiedenis van het protes
tantisme (tenminste voor zover deze op
Ds. Ter Steege
Patroon ligt klaar
Anything to declare
Vakantie-arbeid
voor studenten
Dat er over de geschiedenis van de Nederlandse Domini
canen in de zestiende eeuw weinig bekend is, zo weinin dat
men over een lacune in de kerkhistorie zou kunnen spreken,
is een opvatting die niet wordt gedeeld door dr. P. F. Wolfs
O P. van het St. Dominicuscollege in Nijmegen. Een lange
speurtocht, die hem naar talrijke archieven en bibliotheken
voerde onder meer in Italië, Frankrijk en België lever
de zoveel wetenswaardigheden op, dat hij er een boekwerk
over heeft geschreven. Het zal binnenkort, dank zij een
subsidie van de Nëderlandse organisatie voor zuiver weten
schappelijk onderzoek, verschijnen bij de firma Nijhoff in
Den Haag. 1
Pater Wolfs maakte voor rijn studie
gebruik van een handschrift in de ar
chives nationales in Parijs, namelijk
een kopie die de bekende Dominicaan
Jacobus Echard heeft gemaakt van de
„Acta capitulorum provinciae Germa
nise inferioris ordinis fratrum praedi-
catorum ab anno MDXV-MDLIX" (De
officiële besluiten van de kapittels der
Dominicanen van de Nederduitse pro
vincie van 3515 tot 1559).
Aangezien deze acta voornamelijk de
interne geschiedenis van de Dominica
nenkloosters weergeven, heeft dr. Wolfs
geprobeerd via andere meest nog
onuitgegeven bronnen gegevens te
verzamelen van algemener aard, zodat
hij van zijn boek meer een „Spiegel
van de tijd" kon maken. In zijn „no
ten" bij de acta schrijft hij bijvoor
beeld uitvoerig over ruim vijfhonderd
Nederlandse Dominicanen, wier namen
in de acta voorkomen
De kloosters van de Dominicanen in
de Nederlanden werden in 1515, mede
op aandringen van Karei V samenge-
Dat er genoeg priesters, maar te
weinig herders zijn, heeft de directeur
van het Pius XII-college te Deurne be
toogd in de Bazuin. Hij schrijft:
„De beklemmende tegenstelling tussen
een diocesane geestelijkheid, waarbij
het schrikbarend tekort aan priesters
dagelijks blijkt en de schandelijke
verspilling van paters, die administre
rend, bedelend, ronselend, organiserend,
films draaiend, onderwijs gevend, lied
jes zingend, missieblaadjes volschrij
vend en politiek bedrijvend hun tijd
menen te besteden kan ook onze leer
lingen niet langer ontgaan. Waartoe
leidt deze enorme verspilling van
clericale mankracht?.
Het is echt niet meer mogelijk de
schijnwereld van deze „priesterlijke"
aktiviteiten voor onze leerlingen ver
borgen te houden. En het probleem
klemt te erger, omdat in deze ramp
zalige toestand, althans in practicis,
nog geen keer valt te bespeuren: deze
groep van priesters vermenigvuldigt
zich beangstigend: legioen is hun
naam, want zij zijn velen".
Nu dit jaar voor de vierhon
derdste maal de sterfdag van de her
vormer Johannes Calvijn zal worden
herdacht hebben de Franse posterijen
aangekondigd dat onder de 28 nieuwe
postzegels, die in 1964 zullen uitkomen,
er ook een uitgegeven zal worden ter
herinnering aan Calvijn.
Ter gelegenheid van de twintigse
jaarlijkse herdenking van de opstand
tegen Hitier zullen de Duitse posterijen
op 20 juli 1964 een serie van acht bij
zondere postzegels van 20 pfennig op
één blad uitgeven, waarop afbeeldingen
van bekende strijders uit het verzet
staan. Onder hen zullen ook te vinden
zijn de protestantse theoloog Dietrich
Bonhoeffer en de rooms-katholieke pa
ter Alfred Delp.
Dit zijn de beide zijden van de gouden
nedalje, die paus Paulus VI tijdens zijn
verblijf in Israel is aangeboden. Deze
„heilige land"-medalje toont aan de ene
zijde het heilige land, zoals men dat op
oude kaarten weergaf, met onderaan de
Middellandse Zee, links het meer van
Galilea en rechts de Dode Zee. De keer
zijde toont in Hebreeuws, Frans en En
gels de tekst „Hebt uw naaste lief gelijk
uzelve".
bracht in één organisatie, de Provincia
Germaniae Inferioris.
Deze Nederduitse provincie omvatte
alle 26 mannenkloosters en negen (later
veertien) vrouwenkloosters van de orde
in het huidige Nederland, België,
Frans-Vlaanderen en Artesie, alsmede
het klooster van Kalkar bij Kleef.
De besluiten van de kapittels wérden
opgetekend door een socius, de secre
taris van de plaatselijke prior, die het
kapittel bezocht. Van de kopieën, die
in de kloosters werden bewaard, is er
nu nog maar één overgebleven, na
melijk die van Rijssel. Het is deze ko
pie, die pater Wolfs heeft uitgegeven
en van aantekeningen voorzien. Uiter
aard wordt hierin de nadruk gelegd op
de toestanden in het zuiden, maar toch
is er ook het een en ander in te vinden
over de kloosters in het noorden van
de lage landen.
De periode 1515-1559 was voor het
rooms-katholicisme zeer belangrijk,
zowel door de invloed van de re
formatie, als door die van het hu
manisme. In de acta vindt men
hiervan de weerslag.
Er staan bepalingen in over het ver
bod boeken te lezen, en er komen aan
tekeningen in voor over kloosterlingen
die protestant werden en anderzijds
over Duitse religieuzen die door de
lutheranen uit hun land werden ver
dreven. Toen de prior van het klooster
in Rotterdam overging tot de reforma
tie, werd een voor de protestanten ge
vluchte Duitse dominicaan tot zijn op
volger gekozen
De acta vermelden ook interessante
details over het leven van de uit Tiel
Onder het motto „Ga er maar aan
staan, zegt de Heer", is het eerste
nummer verschenen van het nieuwe
oecumenische tijdschrift SJALOOM, dat
door samenwerking van verschillende
groeperingen uit protestantse en rooms-
katholieke kring is ontstaan. De bladen
Jeugd en Evangelie, Vergaard uit alle
streken en Plein '63 zijn verdwenen.
Een uitgebreide redaktie van mensen,
uit die verschillende kringen afkom
stig, zorgt nu voor dit nieuwe blad.
De bedoeling van Sjaloom (is vrede)
wordt in het eerste nummer aldus om
schreven: „Saamhorigheid met al wat
bestaat. Jezelf nergens buiten of boven
plaatsen. Alles en allen in dienst van
allen: heel-al. Het leven is een pijnlij
ke, hoopvolle proef om de aarde be
woonbaar te maken en om het huis te
ontdekken en te bouwen waar mensen
MENS mogen zijn".
Veel aandacht wordt er geschonken
aan het Oecumenisch Jongeren Congres
van 28 september. Voorts is er een arti
kel geplaatst over de beeldhouwer Hans
Petri. En verder zijn er verschillende
bijdragen over actuele onderwerpen zo
als de moord op president Kennedy, de
loonkwestie e.d.
Dit nummer wekt de Indruk dat er
heel wat van het blad te verwachten is
en dit mag ook wel, nu diverse bladen
er plaats voor hebben gemaakt. Moge
het de Sjaloom-groep gegeven zijn om
door dit blad een belangrijke bijdrage
te leveren voor het oecumenisch stre
ven.
afkomstige Johannes Pesselius, die in
de zestiende eeuw in Keulen, nadat de
aartsbisschop van Keulen protestant
was geworden, 'n belangrijke rol speel
de als bestrijder van de lutheranen en
verdediger van de Jezuieten.
Voor wat de invloed van het huma
nisme betreft, blijkt uit de acta onder
andere, dat vooral in het studieklooster
in Leuven een zekere strijd woedde tus
sen twee generaties. Er waren blijk
baar jongere studenten die naar Eras
mus' opvattingen overhelden.
Pater Wolfs, die met deze uitgave de
aandacht vestigt op enkele vrijwel on
bekende aspekten van de kerkgeschie
denis van de zestiende eeuw, heeft al
eerder over de geschiedenis van de Do
minicanen geschreven. Zo publiceerde
hij een boek over het zogenoemde Gro
ningse godsdienstgesprek, terwijl hij ook
een uitgave verzorgde van de Neder
landse dominicaanse broederschaps-
brieven uit de Middeleeuwen. Verder
verschenen publikaties van dr. Wolfs in
binnen- en buitenlandse tijdschriften.
.4.^
C - *4
.,.x, f <f
De herstelwerkzaamheden aan de Sint
Laurenskerk in Rotterdam, waarmee
men reeds lange jaren bezig is, zullen
zeker nog vijf jaar vergen voordat alles
in orde is. Zoals bekend is werd de kerk
in de oorlog verwoest. Details van de
restauratie worden niet in, doch buiten
de kerk uitgevoerd, zoals het gereed
maken van een fries, waarop een der
bogen komt te rusten. De bovenste
foto toont beeldhouwer Geerling aan
het werk in zijn atelier naast de Sint
Laurens, bezig met het vervaardigen
van een fries. Deze fries wordt boven
aan de pilaar geplaatst, en daar boven
op komen de bogen te rusten. De onder
ste foto toont een deel van het interieur
in de steigers.
Nederland betrekking heeft) bestudeert
krijgt de indruk dat men van het begin
af aan de leek een volwaardige plaats
heeft willen toedelen in het kerkelijk
organisme, doch het is in de reforma
torische kerken nooit geheel duidelijk
geworden wat precies onder het ambt
verstaan moet worden.
In de rooms-katholieke kerk treffen
wij de omgekeerde situatie aan. Daar
is de ambtsdrager een duidelijk om
lijnde figuur, bepaald door zijn wijding,
maar met de leek heeft men hier toch
geheel goed raad geweten.
Men zou het zo kunnen formuleren;
bij Rome is het ambt overtrokken ten
koste van het volwaardige „priester
schap der gelovigen" terwijl in de re
formatie dit laatstbedoelde priester
schap een dusdanige nadruk kreeg, dat
daardoor de bijzondere ambten niet
voldoende tot ontplooien konden ko
men.
De vraag naar de verhouding tus
sen leek e ambt is bijzonder actueel.
In recente publicaties, afkomstig van
de beide confessies, houdt men zich met
bovengenoemde problematiek bezig.
Ook in de onlangs afgesloten periode
van het Tweede Vaticaanse Concilie
heeft men zich op de positie van de
leek in de kerk bezonnen.
Henri Bouchette heeft zich als rooms-
katholieke leek in deze materie ver
diept. Hij formuleert ernstige bezwaren
tegen de opvattingen die in zijn kerk
gelden, doch dit betekent allerminst
dat hij zich met de reformatorische
zienswijze kan verenigen. Men zou kun
nen zeggen dat hij een tussenstandpunt
inneemt, al moet men daaruit bepaald
niet de conclusie trekken dat de schrij
ver zich van bemiddelende, beminne
lijke en irenische taal bedient. Daar
voor is zijn persoonlijkheid en dus ook
zijn stijl te agressief. Wanneer ik toch
van een tussenstandpunt spreek, bedoel
ik daarmee, dat de auteur binnen en
buiten de grenzen van zijn kerk ge
zocht heeft naar het waarheidsgehalte
van de positie van de leek en de waar
de van het ambt. Dat de liefde tot de
kerk van Christus hem tot deze studie
heeft aangezet, is aan geen twijfel on
derhevig.
Wie zich voor het onderhavige onder
werp interesseert, kan de lectuur van
dit boek niet overslaan.
1) „Leek en Ambt" dóór Henri Bouchette
(W. ten Have N.V., Amsterdam).
In het humanistische blad „Mens en
Wereld" geeft mevrouw I. M. A. Don-
ker-Rutgers een beschouwing over de
bezwaren, die er in Nederland nog
leven tegen de werkende vrouw, de
vrouw, die buitenshuis werkt. Deze
bezwaren bleken duidelijk uit een
protest van een lezer van een lande
lijk dagblad tegen een opschrift „De
werkende vrouw" in dit blad. De lezer
vond de uitdrukking „werkende vrou
wen" grievend en protesteerde tegen
de zienswijze dat Nederland op dit
gebied ver achter ligt bij andere
Janden.
Mevrouw Donker vraagt zich af wel
ke vrouw zich door de titel van het
artikel gegriefd zou kunnen voelen.
„De vrouw die buitenshuis een hele
of gedeeltelijke betaalde werkkring
zoekt, sluit een zakelijke overeenkomst
met een werkgever. Daarin komt het
zwaartepunt te liggen op het werk dat
zij zal verrichten. Doet zij het naar
wens dan kan de werkgever haar zijn
tevredenheid betuigen en dat uitdruk
ken in het loon dat hij betaalt. Doet
zij het niet overeenkomstig de eisen
die aan haar worden gesteld dan kan
zij worden ontslagen. Het werk gaat
immers voor alles?
Voor de vrouw, die op de dag van
haar huwelijk huisvrouw wordt, de ve
lé gevallen waarin zij tijdelijk door
werkt (is er een andere term?) buiten
beschouwing gelaten, geldt dit menen
wij. niet. Zij sluit gewoonlijk geen za
kelijke verbintenis. Zij gaat meestal als
liefhebbende echtgenote het huwelijk in
en de verwachtingen van beide part
ners zijn gericht op een harmonische
samenleving waarin beide partijen een
taak hebben. Zolang er geen kinderen
zijn is de taak van de vrouw vergele
ken met die van de man toch bepaald
licht te noemen. Zeker bij de kleine
behuizingen van tegenwoordig en zeker
wanneer de vrouw niet vrijwillig op
maatschappelijk of sociaal gebied be
zigheden zoekt buiten haar vier muren.
Voldoet zij aan de verwachtingen die
haar man omtrent haar heeft gekoes
terd, beantwoordt zij aan het beeld
dat hij zich van zijn vrouw als huis
vrouw heeft gemaakt, dan blijft de lief
de haar loon, alle denkbare aberraties
daargelaten.
Voldoet zij niet aan de gestelde ver
wachtingen dan zijn het niet de over
gekookte melk en het stof onder de
kast het werk dus die de verbin
tenis bedreigen. Zij kunnen hoogstens
aanleiding zijn, zelden oorzaak.
Het is niet de wijze waarop de
vrouw al of niet haar huishoudelijke
arbeid verricht, maar haar capaci
teit om zich te richten naar het pa
troon dat haar partner voor haar
heeft klaar liggen. Dat kan alles,
maar ook weinig of niets met werken
te maken hebben en daarom alleen
al is op de huisvrouw niet de bena-
ming „werkende" vrouw van toepas
sing.
Zelfs niet wanneer zij jarenlang zon
der hulp zestien uur van het etmaal en
soms meer, voor man en kinderen
werkt. En hoe! Een kraakzindelijk huis
met acht kinderen schoon en heel, zal
haar niet baten wanneer haar man op
andere punten verwachtingen van haar
heeft waaraan zij niet kan of wil vol
doen. Een gezellige troep, gevoegd bij
veel belangstelling buiten de huiselijke
sfeer, kan dodelijk zijn voor de man
voor wie orde en een ongedeelde be
langstelling voor huis en haard een
axioma is.
Hoe men het ook draait of keert het
werk is niet de basis van het huwe
lijk."
De schrijver van het ingezonden
stuk schreef ook niets te hebben tegen
statistische gegevens, maar wat be
treft de interpretatie tot voorzichtigheid
te manen. Mevrouw Donker zegt hier
over:
„De statistieken die er in verschil
lende landen in en buiten Europa
over de buitenshuis werkende gehuw
de vrouw zijn verschenen berusten op
onderzoekingen waarbij aan alle facet
ten van dit probleem aandacht is ge
schonken. De cijfers waarin het resul
taat is weergegeven spreken in alle
opzichten duidelijke taal. Het duide
lijkst blijkt wel dat Nederland mentaal
gesproken inderdaad ver achter ligt
bij andere landen en dat deze ach
terstand voornamelijk berust op muur
vaste vooroordelen. Dat is maar voor
één uitleg vatbaar: vrouw moet vrouw
blijven in Nederland. De kleine groep
vrouwen die rebelleert tegen de be
grenzing die hiermee aan haar mens
zijn wordt opgelegd, is nog verre in
de minderheid. De protestschrijver kan
wat dat betreft gerust zijn".
4j
f
3
AV.V.'.V.
:!v
)»Iv.
V».'
J.v.v.v.v
„Iets aan te geven?" vraagt de douane
beambte in dit tekeningetje uit de Daily
Mail aan paus Paulus VI.
De in het afgelopen najaar begonnen
actie van de Zweedse staatskerk en de
Zweedse vrije kerken om een volkspe
titionnement te houden onder het
Zweedse volk, ten behoeve van de
handhaving van het godsdienstonder
wijs in de bovenbouw van het voort
gezet onderwijs, mag alleszins geslaagd
genoemd worden. Bij de aanvang van
de actie rekenden de optimisten met
een maximum van één miljoen hand
tekeningen, de pessimisten met zeshon
derdduizend handtekeningen. De wer
kelijkheid is anders uitgevallen. Binnen
twee maanden hebben twee miljoen
Zweden hun stem gegeven aan de op
roep der kerken en zich uitgesproken
vóór de voortzetting van het gods
dienstonderwijs. Hieruit is wel gebleken
dat de belangstelling voor kerk en
christendom in Zweden groter is dan
men gewoonlijk aanneemt.
Theologische studenten en evange
listen van allerlei kerkelijke herkomst
in België hebben in de vakantiemaan
den van dit jaar in de badplaatsen
La Panne, Lombardije, Bredene, Le
Coq en Middelkerke samengewerkt in
een vakantiepastoraat, dat onder de
overkoepelende leiding stond van het
Belgische bijbelgenootschap.
Overdag werden er spelen georga
niseerd, des avonds evangelisatiebij
eenkomsten belegd. Er kwamen soms
wel honderd kinderen voor opdagen.
En bij avondsamenkomsten met licht
beelden in de open lucht waren er vaak
vijfhonderd volwassenen, die zo be
reikt konden worden door de groep
jongere colporteurs.