MINISTER BOGAERS IN ZIJN GEWONE DOEN Hoe werkt een minister ZATERDAG 25 JANUARI 1964 Erblf PAGINA TWEE Klaar afgelopen Drie dikke tassen Disciplinaire dagindeling J. I Vis „Hallo, portier, met de minister. Is er nog een wagen voor mij!" Het was maandagavond 13 januari. De elektri sche klok boven de donkerhouten lambrizering stond op twee minuten voor zeven. Drs. Pieter C. W. M. Bogaers had een normale werkdag achter de rug, hij wilde eten in de stad om daarna op zijn hotelkamer te beginnen aan al het werk waar hij die dag niet aan was toegekomen. Het ministerie was bijna leeg. Om half zes waren in bijna alle kamers de lampen uitgegaan. Alleen een kleine groep van getrouwen was overgebleven op dit uur waarop de meeste mensen thuis in een stoel wegzakken. De stapels op het lichte houten bureau van de minister waren duidelijk lager geworden, maar verdwenen waren ze niet. De drie dikke tassen waar de minister de dag mee was begonnen waren leger geworden en daarna weer voller. Een stuk of zeven afspraken waren afgewerkt en vervangen door nieuwe in de groene bureau-agenda. Vier enzeventig onderwerpen had de minister besproken en een kleine veertig brieven en besluiten had hij ondertekend. Verder: een stuk of zeven telefoontjes, twee glazen spuit water, twee koppen koffie, twee koppen thee, een paar broodjes uit de kantine, een glaasje port, een sigaret en een kleine sigaar. De officiële werkdag zat er op. De onofficiële niet de werkelijke; die liep van 's ochtends half zeven tot 's avonds tien uur. Ons volk kent zijn ministers maar op twee manieren: als de plechtige lintendoorknipper met de officiële toespraak en als debatterende politicus in het parlement. Het derde meest normale aspect van de minister blijft verborgen achter de deur van zijn werkvertrek, waar slechts zijn naaste medewerkers en de schaarse genodigden toegang hebben. Rondom dit derde aspect ontstaan dan de verhalen: de ministers worden beschreven als beulen die hun ambtenaren afjakkeren, als de ambtsdragers die zich verkeerd laten adviseren en ver van de werke lijkheid leven, als eigenzinnige of licht zinnige figuren die de zaken te serieus of te licht opnemen, als ijdele mensen die vooral aan zichzelf denken een heel, heel enkele keer als weldoener van overdreven formaat. De werkelijkheid is anders. De werkelijkheid is vooral moeilijker. Want na uren lang toekijken uit een hoek van zijn werkkamer heb ik alle karakterbeelden stuk voor stuk over boord moeten gooien. De „image" van Pieter Bogaers doorliep alle schake ringen. De man die men in Den Haag kende als de kettingrokende terrier bleek 's ochtends om negen uur een bedaarde man met een vriendelijk woord voor iedereen die het roken er bijna helemaal aan heeft gegeven. De snelle prater uit de Tweede Kamer bleek in snelle flitsende stafbespre kingen vele minuten lang te kunnen zwijgen. Maar de zwijgzame minister uit de stafbespreking maakte in een gesprek met twee architecten korte metten door na twee minuten al te zeggen waar het op stond. De man die ook de details van zijn problemen kent en de hele lange dag maar tweemaal om een kleine toelichting vroeg („dat moet u mij nog eens vertellen") zat 's avonds om zeven uur verstrooid zijn tas in te pakken terwijl twee van zijn ambtenaren een vraagstuk doorpraat ten. De ingetogen bewindsman verbaasde mij ineens door zijn handen ineen te slaan, een armzwaai te maken en „klaar afgelopen" te roepen. De grapjes die ik 's ochtends helemaal niet hoorde, vloei den 's middags over zijn lippen. Ik kreeg de indruk dat minister Bogaers vooral een man is, die zijn gedragingen aan past aan de omstandigheden en aan de mensen waar hij mee omgaat. Geen slechte eigenschap voor een minister, vooral als hij zo goed weet wat hij wil als deze. Aan het eind van de dag vertelde hij me trouwens dat hij het samenspel als de grootste aantrekke lijkheid van het ministerschap be schouwde. „Het is iedere keer weer een ge noegen te ervaren hoe dit geheel samen gespeeld kan worden", zei hij toen. Minister Bogaers werkt ontzettend snel. Hij ergert zich zelden en laat dat vrijwel nooit merken. In de zes maan den van het ministerschap is hij op zijn departement nog nooit boos ge weest. Tijdens het werk zit hij op vallend stil. De schaarse bewegingen zijn: handenwrijven en bril met sterke glazen op en af. Een klein bloknoot je met een potlood met scherp geslepen punt heeft hij voortdurend voor zich. Alle ideeën, opmerkingen en voorstellen die hij in de loop van de dag maakt, zijn gebaseerd op de aantekeningen in dit schrijfblok. Het programma dat de minister maandag afwerkte had hij zaterdag, zondag en maandagmorgen vroeg doorgenomen aan de hand van de stukken die hij in drie dikke tassen het hele week einde met zich mee zeulde of liet zeulen. Ons volk ziet zijn ministers in het parlement en bij officiële ge legenheden. Maar de werkkamer van een minister is voor de buiten wereld zwaar afgegrendeld en juist daar brengt hij het grootste deel van zijn tijd door. Hier is hij helemaal zichzelf en hier leert men hem het beste kennen. Nevenstaand artikel is het ver slag van een journalistiek experi ment, dat dank zij de welwillende medewerking van de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijver heid, drs. P. C. W. M. Bogaers, tot stand kon komen. Een dag lang liet hij onze parle mentaire redacteur in zijn werk vertrek toe, die daardoor de kans kreeg de minister gade te slaan in zijn meest gewone doen, dat voor de buitenwereld het meest on bekende doen is. „Negentig percent van wat vandaag ter sprake komt zit in deze tassen", zei de minister. Om negen minuten over negen arriveerde de minister op het ministerie. Bij wijze van uitzondering niet met de grote ministers-auto die uitgerust is met een mobilofoon. Geen hoofdambtenaar is nog verbaasd als de minister, met deze auto op weg door Nederland, hem binnen of buiten kan toortijd opbelt. Met jas uittrekken, tassen binnen dragen en een vriendelijk welkomst woord voor uw verslaggever gingen vijf minuten heen. 9.14 De secretaresse komt binnen om de stukken in ontvangst te nemen die de minister het weekeinde gelezen heeft. Het zijn een aantal nota's en concept—antwoorden op vragen van Kamerleden. „Mijn complimenten, juffrouw Schelle- kens, voor de kwaliteit van de stukken". 9.15 Hoofdvoorlichter W. Dam gaat zitten voor het bureau. De mi nister over een concept-rede voering „Ik ben erg blij met het concept." Hij maakt een paar opmerkingen en noemt een paar toevoegingen. „Ik dacht dat dat leuk zou zijn." 9.25 De secretaresse komt binnen met de uitgaande post: twaalf map pen met 31 brieven. De minister leest de brieven grondig door en tekent. Een bescheiden hand tekening. Ik mag de post inzien: acht koninklijke besluiten, vijf brieven aan colleges van Gede puteerde Staten over de woning verdeling, twee aan gemeente besturen, twee afgeslagen uit nodigingen, een brief over een onteigeningsprocedure, een brief aan een Kamerlid, een brief aan een bouwmaatschappij, twee sub sidie-afwijzingen, een brief aan de staatssecretaris van Sociale Zaken, een aan de Raad van State, een begeleidingsbrief aan de ko ningin, twee bedankjes en vier brieven aan particulieren die klachten en suggesties hadden. De minister leest snel, maar niet gehaast. Hij dicteert een kleine verbetering. Tijdens de postbehandeling komt de kamerbewaarder met de kof fie binnen. Iedereen wil koffie, maar de minister eerst een glas spuitwater. Na het tekenen van de uitgaande post bekijkt de minister de- voor hem geselecteerde binnengeko men post: acht brieven, onder meer van de staatssecretaris van Sociale Zaken, van gemeentebe sturen, van een particuliere stich ting, een adres en een brief van een particulier waarop de minis ter aantekent „Gaarne uitzoeken P.B." Dan neemt de minister nog snel even de agenda voor de eerst komende dagen door en vraagt zijn bewaarder „meneer Floor" te bellen. 10.10 De eerste tegenvaller. De kamer bewaarder meldt dat meneer Floor (mr. J. W. G. Floor, hoofd van de hoofd-afdeling woning bouw) ziek is. De minister wil hem zo snel mogelijk aan de telefoon hebben. „We moeten nog minstens vijftig dingen doen vanmorgen. Daar komt niets van terecht als we niet direct meneer Floor hebben. Ogenblikkelijk, a.u.b." De minister maakt wat aanteke ningen. 10.10 Meneer Floor aan de lijn. Staat u in de gang te bellen of heeft u telefoon naast uw bed?" De minister stelt drie korte vragen, waarop hij liefst met een dag of twee antwoord wil hebben. „Van harte beterschap." 10.27 Minister tot kamerbewaarder: „Nu meneer Wesseling op de kortst mogelijke termijn (drs. D. J. P. Wesseling, hoofd van de afdeling Economische Zaken). 10.29 Kamerbewaarder meldt de twee de tegenvaller: ook meneer Wes seling is ziek. De minister ligt tien minuten op zijn schema achter. In de volgende elf minuten komen met korte tussenpozen binnen: de secretaris-generaal mr. G. van der Flier, de directeur-generaal van de Volkshuisvesting ir. H. M. Buskens, het hoofd van de af deling Bouwnijverheid ir. J. F. Cusell en de directie-secretaris mr. H. Th. M. Meeussen. De kamerbewaarder zet de stoe len in slagorde om de vergader tafel. De stoel met de armleu ningen is voor de minister, die mij intussen aan zijn hoofd ambtenaren voorstelt. Hij vraagt de vriendelijke medewerking voor dit „journalistieke experi ment op ministersniveau" en ver zoekt alle deelnemers aan de stafbespreking zich niet te laten remmen door mijn aanwezigheid. De minister vraagt mij of ik ook aan de vergadertafel wil aan zitten, maar ik prefereer mijn waamemingspositie in de hoek van het vertrek. 10.40 De stafbespreking begint. De mi nister betuigt zijn erkentelijkheid „voor de hoeveelheid en de kwa liteit van de stukken die ik vrij dag mee kreeg. Het heeft me niet al te veel tijd gekost om ze door te nemen." De eerste zeven minuten van de bespreking zijn verwarrend om dat er drie punten tegelijk be sproken worden, omdat de secre taresse een ijlbrief binnen brengt en omdat ir. Buskens voor een telefoongesprek weggeroepen wordt. Dan duiken de vijf mannen in gesprek over een arbeidsbespa rende bouwmethode. De minister ziet er veel in en voelt voor aan moediging. „Laat mij nu eens hardop denken". Volgt een for mule met x, y en z. De ambte naren lopen minder snel van stapel. Ir. Buskens zegt: „Ja, ja, ja, uitstekend maar de toet- singsprijs. Vreselijk moeilijk te bepalen." Mr. Van der Flier: „Er is nog een heel ander bezwaar." Er groeit een discussie waarin het enthousiasme van de minis ter contrasteert met de bedacht zaamheid van zijn in leeftijd en ervaring zoveel oudere hoofd ambtenaren. Het is een moeilijk gesprek met veel „in wezen", „waar blijven we dan", „niet een zaak die je op een zaterdagmid dag kunt doen." De minister laat zijn ambtenaren discussiëren. Hij zucht goed hoor baar. Tikt met zijn bril op de dikke stapel mappen voor hem. Dan komt hij met een suggestie waar iedereen het mee eens kan zijn. 11.09 Taktiekbespreking voor komende audiëntie. De minister wordt ge wezen op gevoelige achtergron den en zegt „Hartelijk dank. Ik wil het graag op een stuk papier hebben. Je zit natuurlijk zo in de schuit als je niet alles weet." Na deze hoofdmoten komen ach tereenvolgens aan de orde: 11.25 Vragen van een journalist over een actueel probleem. „Moeilijke zaak". 11.37 Arbeidsbesparende bouw van zwembaden. 11.45 De komende begrotingsbehande ling in de Eerste Kamer, waar voor de minister zeer goed gedo cumenteerd wenst te zijn. 12.00 Antwoorden op vragen die men aan de minister zou kunnen stel len bij zijn bezoek aan een ge meente. (De koffie is in zicht. De ruggen worden stijf en men rekt zich uit. Af en toe slaan de minister en ir. Buskens met de hand op tafel om argumenten te onderstrepen. Ir. Cusell heeft zijn eerste sigaar opgestoken. De anderen roken niet). 12.01 De vorst. 12.03 Continuïteit in de leveranties van bouwmaterialen. (Mr. Van der Flier ergens in de discussies: „We hebben geleerd bij iedere gedachte aan het goe de, ook aan het kwade te den ken." De minister: „Ach ja, de heren zijn sceptisch"). 12.08 Aannemingssommen. 12.09 Bezoek van de minister aan een gemeente. 12.12 Anonieme brief. (Minister: „Zeg, is hier iets aan te doen? We moeten X er maar even opzetten"). 12.18 Notities van de vorige vergade ring. 12.20 Toelichting op recente bouw- cijfers. 12.23 Vragen van een Tweede-Kamer lid. (Het onderwerp bouwnijverheid is afgelopen. Ir. Cusell gaat weg). 12.27 Advies-aanvraag Huurwet. 12.30 Een gevoelige zaak. („Niet de moeite waard". Het woord corruptie gebruikt hij als een tramconducteur zijn kaartjes- blok. Voor drie dubbeltjes heb je er een"). - 12.37 Drie onderwerpen die mij ont gingen. 12.40 De fan-mail op de laatste t.v.- uitzending van de minister. 12.42 Bouwproblemen van de Marine. 12.43 Afspraak met „de collega van Financiën". 12.44 Brief van een bemiddelend or gaan voor eigen woningbezit. 12.45 Het komende Tweede-Kamer debat over- de Rijnmond. 12.46 Verhoging premiegrenzen. 12.48 Moeilijk geval van een man die na de t.v.-uitzending opbelde. (De minister: „Laat niemand zijn scepsis op tafel leggen. Ik gooi deze dingen graag over de men selijke boeg. Dan is er wel iets aan te doen. Een jurist met een hart heb ik hiervoor nodig"). 12.53 Vertegenwoordiging in een in terdepartementale commissie. 12.54 „We hebben alles bekeken Nee toch niet." Deelneming aan internationale conferenties. 12.57 Ontwerp-circulaire aan gemeen tebesturen. 13.00 Korte anecdote. 13.02 Voorzieningen op de bouwplaats. 13.03 Einde van de stafbespreking, lunch. Wat het meest opviel bij deze bijna twee en een half uur durende bespre king was de aimabele toon en de zake lijkheid. De minister werd veelvuldig in de rede gevallen en deed dat op zijn beurt ook, maar de discussies liepen nooit uit. Zeer snel kwam men steeds tot een concrete conclusie. In alle vraagstukken werd eed voor lopige of definitieve beslissing geno men en niets werd met een vage op merking terzijde gelegd. Het in ver gaderingen vrijwel onvermijdelijke „Ter zake, heren", werd niet een keer ge bruikt. Het enthousiasme van de mi nister, en de bedachtzaamheid van de ambtenaren groeide, dank zij de duide lijk merkbare wederzijdse waardering, uit tot een volmaakte synthese. Een bekende Haagse beeldspraak zegt dat de minister de top is van de pyramide die de ambtenaren van zijn ministerie vormen. Cynische waarne mers hebben wel eens gezegd, dat men een beter beeld krijgt door de pyramide ondersteboven te zetten waardoor de top de overbelaste basis wordt van de zwaar drukkende pyramide. Staat de minister werkelijk aan het hoofd of wordt hij door het gewicht van het ministerie en zijn problemen langzaam maar zeker in de grond geboord? Pieter Bogaers is stellig niet de man die zich langzaam de grond in laat boren. In de twee ambtelijke bespre kingen, die ik 's middags meemaakte zag ik hem vele malen blijmoedig en manhaftig reageren op de tientallen problemen die zijn andere twee dienst hoofden ir. J. J. M. Aangenendt, directeur-generaal van de Rijksgebou wendienst en mr. J. Vink, directeur van de Rijksdienst voor het Nationale Plan voor hem uitstalden. Beide hoofdambtenaren dragen zorgen met zich mee, die soms alleen kunnen wor den verholpen door een keus uit twee kwaden. Een keus, die de minister ten slotte moet doen en waarvoor hij altijd kritiek zal moeten incasseren. Maar minister Bogaers maakte geen moment de indruk daar tegen op te zien. Vele malen in het gesprek leek het er op, dat de bewindsman zijn ambtenaren opvrolijkte en moed insprak („Rustig blijven met al die druk, hoor meneer Aangenendt") en dat hij het vriende lijke begrijpen etaleerde van iemand die anderen de kans geeft eens flink uit te praten. Het waren gesprekken waarbij de minister de stemming mooi hield met een lach en een grap: „Heel goed. Niets zo slim als mensen, daar kun je zelfs apen mee vangen." En voor opluchting zorgde hij door „Nu meteen maar even de collega van Landbouw te bellen." De minister in gesprek met zijn hoofdambtenaren is een heel ander man dan de minister als gastheer bij een audiëntie. Die audiëntie van die middag was gewijd aan een bekend Nederlands architect-duo, dat met een belangrijk plan op het oorlogspad is. Om kwart voor drie kwam het tweetal naar binnen stappen: rollen tekeningen onder de armen en maquettes in de hand. De minister had een paar dagen tevoren een toelichtende nota ontvan gen en in de hoofden van de twee bezoekers waren waarschijnlijk drie mogelijkheden overwogen: hij houdt de boot af. hij doet het niet, hij doet het weL Na een vriendelijk welkomstwoord van de minister gingen de bouwmees ters zitten als mannen die het vaste besluit genomen hadden hun idee zo goed mogelijk te brengen. Na het op steken van de sigaretten begon de woordvoerder met een uiteenzetting, die voor de minister niet nieuw was omdat hij de stukken terdege had be studeerd zoals uit zijn opmerkingen bleek. De maquettes en tekeningen wer den de minister op indringende wijze voorgehouden en hij .liet de woorden stroom kalm over zich heenvloeien. Toen brak hij de spanning: „Laten we alle mooie woorden terzijde laten. Ik wil uw project een faire kans geven op de kortst mogelijke termijn." In ministerskamers wordt niet ge juicht, maar de korte stilte die na deze mededeling viel was een even duidelijk bewijs van blijde verrassing. Daarna ontstond een hartelijk gesprek waarin het wederzijdse begrip warm door straalde en de altijd dreigende tijdnood van de minister even op de achtergrond raakte. Bezoekers en gastheren naast de minister zat ir. Buskens aan de tafel vonden elkaar in hun tevredenheid over de vele nieuwe initiatieven en experimenten die bouwers en architec ten de laatste maanden aan de minister hebben voorgelegd. Het was geen diepgaand maar wel een hartverwarmend gesprek omdat het zo onverwacht toonde hoeveel good will minister Bogaers in de bouw wereld heeft gekweekt door nieuwe bouwmethoden te stimuleren. „Ik vond dit na vijf minuten al een bevrijdend gesprek", liet een van de bezoekers zich openhartig ontvallen. „Dit zal enorm stimuleren", zei de zelfde bezoeker even later, „om dingen die in de la liggen te vergelen weer tevoorschijn te halen. Je krijgt er weer lol in, excellentie." Het was jammer dat het gesprek na drie kwartier al moest eindigen. „Ik had er de hele dag wel mee door kunnen gaan", zei de minister toen de deur zich achter de bezoekers gesloten had. Maar een minister is niet vrij in zijn dagindeling. De tientallen problemen en vraagstukken die zich voor hem opstapelen eisen een disciplinaire dag indeling. Een blik in de agenda een blik op de klok ik heb het minister Bogaers die ene dag vele malen zien doen. Want tijdens een werkdag op het departement komen alleen maar de lopende zaken aan de orde. Het beleid op lange termijn, de bezinning op de structuele vraagstukken er is in de wedloop met de tijd overdag nauwe lijks gelegenheid voor. „Heeft u wel' eens tijd om echt diep na te denken", vroeg ik de minister aan het eind van zijn werkdag. „Dat is een 64-dollar-question", antwoordde hij. „Het ambt is veel zwaarder dan men denkt." Dat betekende waarschijnlijk dat die tijd alleen maar gevonden kan worden door alle vrije tijd op te offeren door alle zestien uur dat een mens niet slaapt uit te buiten. Pieter Bogaers doet over dit offer niet dramatisch. Hij gunt zich waar schijnlijk niet eens de tijd om daar langdurig over na te denken. Zelfbe klag ligt niet in de lijn van een man die zegt: „Alle beslissingen die belang rijk voor mij waren heb ik in één twee minuten genomen." Aan het slot van de lange drukke dag vroeg ik de minister: „Wat is uw grootste ambitie?" Antwoord: „Werk leveren dat van waarde is voor de gemeenschap en daarmee een bijdrage geven aan het geluk van de mensen." Na enig zwijgen voegde hij er aan toe: „Ik heb helaas het gevoel, dat wij het geluksbeeld wat verloren hebben." Het is een hoge opvatting van het ministersambt. De tijd zal leren of de praktische idealist drs. Pieter C. W. M. Bogaers de kans krijgt deze wens te realiseren. De eerste zes maanden van zijn ministerschap doen het beste hopen en vermoeden. De ministeriële zorgen drukken hem niet terneer zij doen hem groeien.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 14