Poëzie der menselijke eenzaamheid J' Verhalenbundel van Agatha Christie Jeanne Moreau, Parijse anti-Lolita, werd in enkele jaren het beeld van de moderne vrouw Tlieuwe Toneel- en filmactrice, begaafde chansonnière UITGAVEN Woorden als jij' cyclisch gedicht van Ankie Pijpers i ZATERDAG 25 JANUARI 1964 Erbl] PAGINA DRI E Een zoon van Wallace In vaders voetspoor Bert Japin 1 „WOORDEN ALS JIJ", dezer dagen verschenen in de respectabele serie Auteurs van de tweede eeuwhelft van Uitgeverij Contact, is Ankie Peypers' derde dichtbundel en tevens haar beste. Het gezochte beeld, dat in haar bundels „October" en „Taal en teken", zelfs in haar op merkelijke roman „Geen denken aan", de poëtische span ning nog wel eens ontlaadde, heeft plaats gemaakt voor een sterk geconcentreerde ver-beeld-ing van een zo inten sieve eenvoud dat elk woord onvervangbaar in de stilte staat van deze van diep-binnenuit opwellende poëzie. Wat hier geschreven staat kan nauwelijks gezegd, enkel „ge dacht" worden, zoals een mens denkt die, met zichzelf alleen, mèt zichzelf spreekt: in gevoelens, die broksgewijs over de drempel van de woordgedachte heenkomen. Mono- syllabisch haast, in versregels van enkele woorden, komen de binnengedachten bovendrijven, in een dalend ritme dat zich strofe na strofe tot een zwijgen vertraagt. In dergelijke gedichten weegt elk woord zwaar, weegt elke stilte tussen de woorden, elk wit tussen de versregels, zwaar. ER KAN NIETS miszegd worden of al het kwetsbare dat behoedzaam, wantrouwig bijna, tot de gedachte, tot het woord-geworden voelen is toege laten, zou beledigd, zou geschonden worden. Ankie Peypers heeft dit ri sico genomen en haar vers is er gaaf uit te voorschijn gekomen: eerlijk, on opgesmukt, waarachtig van sentiment zonder ooit sentimenteel te worden. Vergelijk een eveneens cyclisch ge dicht als Paul Géraldy's „Toi et moï', dat destijds tot de geliefkoosde lec tuur behoorde van teleurgestelde min naars of hen die dit dreigden te wor den) en hetzelfde thema bespeelde, inderdaad „bespeelde", ermee speel de. Waarom is Géraldy's berijmde „liefdestragedie" voor ons onverteer baar en nemen we deze poëzie van Ankie Peypers op in ons bloedOm dat het populaire poëem over het „Toi et moi" voor salongebruik is ge schreven, uit boudoirgevoelens is voortgekomen, terwijl de naakte woorden van Ankie Peypers' cyclus na hun warme geboorte verkleumen in de vrieskou van de menselijke een zaamheid. Omdat het kunstnijver- heidsprodukt van Géraldy naar fon dant en het gedicht van Ankie Peypers bitter smaakt. „WOORDEN ALS JIJ": jij, dat zou een-zijn moeten betekenen; jij, dat zou het toverwoord, het hartswoord moeten zijn, dat de „thick wall of personality" (zoals Walter Pater het een eeuw gele den noemde) doorbrak. Jij en ik, „dies siisse Wörtlein: undwe kennen het uit het tweede bedrijf van Wagners „Tristan und Isolde": jij Isolde, Tris tan ik, niet meer Tristan, niet meer Isolde, één in de liefdesdood. Maar we zijn, zoals de Franse romancière en es- sayiste Nathalie Sarraute het uitdrukte, het tijdperk van het wantrouwen bin nengegaan, van het individuele isole ment. We zijn, overbewust, geconfron teerd met onze menselijke onmacht, ons tekort, onze vervreemding van de wereld, van het leven, van onszelf. We bestaan, maar weten geen behuizing meer te vinden voor onze existentie, geen klankbord meer te vinden voor het wezenlijke van onze gevoelens, ja, bij na is het onbehoorlijk, in ieder geval onmodern geworden, om er gevoelens „op na te houden", laat staan er over te spreken, laat staan er over te dich ten. Maar de eenzaamheid is een ge voel, ze is een zo essentieel gevoel ge worden dat ze door geen spreken on gedaan gemaakt en er alleen door be vestigd kan worden. DAT IS, WAT ZICH in Ankie Peypers, „Woorden als jij" voltrekt: de een zaamheid, „each mind keeping" ik citeer nog eens de vergeten meester Walter Pater „as a solitary prisoner its own dream of a world". Met de fijn-bezintuigde intuïtie van de vrouw heeft Ankie Peypers elke schakering van deze diaspora van het hart omge zet in poëzie. Een vrouw is in een café alleen met zichzelf. Ze wacht. Misschien op niets. Misschien op een herinnering. Misschien op een herontmoeting. Mis schien op de moed om te denken wat ze voelt. De dingen om haar heen zijn vreemd, zijn mensloos, het café is een doelloos onderkomen, een nutteloze toevlucht. „Als je komtdenkt ze. Je, dat is hier een woord als jij, de verlossing, het verbindingsteken tus sen man en vrouw, mens en mens, le ven en leven, „dies süsse Wörtlein und. Het is in de vijftien gedichten van deze cyclus niet zeker óf hij gekomen is, en als hij gekomen is, of hij de „jij" is van het bevrijdende woord. Hij zit daar, aan de houten café-tafel, zijn hand is daar, zijn hand legt zich op haar hand, en bijna is het of de twee heid, de tweespalt, doorbroken en op geheven is. Maar hebben woorden, ge laden met herinneringen en ontgooche lingen, met vergeefsheid en afscheid, nog klank genoeg om tot stem te wor den en de eenzaamheidsstilte te verbre ken? Is er van woord tot woord een weg om van mens tot mens te gaan? „Moe van menselijkheid (-) verliezen we elkaar aan dit uur en ik verzwijg de litanie (-) dat ik leeg wil zijn in je leegte vol in je verlangen echo van je eenzaamheid". IK VERBRAK HIER WAT niet ver broken mag worden: het gedicht, dat weliswaar zichzelf herhaaldelijk ver breekt, zich met toevoegsels herhaalt, maar zo levend op het ritme van de ademhaling is geschreven, dat alle tus senkomst een inbreuk is. Vergelijkt men mijn weglatingstekens met het origineel, dan blijkt te meer hoe orga nisch deze poëzie is, hoe rechtstreeks deze vaak indirecte zegging tot het ge dicht is geworden van een aan de ver woording toegekomen verzwegenheid. Het gedicht springt van „gedachte" tot „gedachte", alles weglatend wat in een waarachtig zelfgesprek niet uitgedrukt wordt, alles samentrekkend, samenbal lend, wat zich als kern van gevoel heeft losgemaakt uit de verborgen onder stroom. En zo wordt het schemer, buiten, in het café, in de woorden, schemer in de hoop op een ontmoeting van de mens-vrouw met de mens-man, van twee eenzaamheden die elkander te niet zouden doen. Geen hand in hand kan de wederzijdse vervreemding verdrij ven, geen woord kan zo waar worden dat het onverzwakt overgaat van de een in de ander, „Omdat het onmogelijk is in dit leven te wonen zo volkomen onmogelijk dat de o-klank onmogelijk de o-klank volkomen de beslotenheid wil overstromen zo volkomen onmogelijk." WONEN IS VEILIG-ZIJN, wonen is ontkomen aan dè verdeeldheid, en de wereld is vreemd, het wonderlijke ongekende organisme van het eigen li chaam is vreemd, het „ik" is vreemd voor het „jij", is vreemd voor' zichzelf, vreemder dan de vogel voor de vogel die zijn natuurlijk nest heeft: „God heeft alleen 'een mens er zij een mens' gezegd." En de mens heeft zich opgericht, is rechtstandig, zelfstandig, zelfbewust ge worden en heeft „de argeloze bereid heid" verbeurd Deze gedichte ge dachte wordt na het veertiende gedicht onderbroken door „stemmen", door in proza geschreven strofen, waarmee de rede de twijfel, de wanhoop wil weg denken met het wèl mogelijke: de aan wezigheid van een „jij" die de dreiging van een ontwrichte wereld afweert, de vreugde van de moeder om het op groeiende kind, de troost van de oude jaren om wat goed is geweest: „mag ik dan zeggen dat het niet waar is?" Het is waar binnen de beperktheid van het mogelijke, het is waar voor zover een compromis met het onvervul bare wordt gesloten met de zekerheid: „ilc ken je niet ik ken je woorden niet ik ken de uren van je leven niet ik weet niet waar je bent als je aan tafel zit tot wie je in mij spreekt. Ankie Peypers schreef een poëzie der eenzaamheid, haar poëzie. Een bundel als deze is in deze tijd een levenswinst. C. J. E. Dinaux Ankie Peypers HET WIL ER BIJ ONS niet zó vlot in als bijvoorbeeld in de Angelsaksi sche landen, maar het begint er toch in te komen, vooral via de thriller-bun dels: het korte verhaal dat gezien de toenemende frequentie waarin met name de pocketboekuitgevers zich er op durven te werpen toch wel een afzet gebied schijnt te gaan vinden onder het Nederlandse publiek. Voor de thriller is de short-story eigenlijk de oervorm (men denke slechts aan grootmeesters als Poe en Conan Doyle) en in zijn noodzakelijke gespannenheid en sober heid eigenlijk dè vorm waarin de thriller gepresenteerd behoort te wor den. Een nieuwe korte-verhalenbundel in dit genre mag men dan ook altijd weer met vreugde begroeten; gezien het beperkte afzetgebied ten onzent is er verondersteld dat het talent daar toe hier aanwezig zou zijn, op dit ge bied van Nederlandse hand weinig te verwachten, maar een goede vertaal de verzameling nu en dan zoals met name de Prismareeks ze van tijd tot tijd het licht doet zien, of zoals Sijthoffs Accolade-reeks er nu een pre senteert in Agatha Christie's short-sto- rybundel Het Listerdale-mysterie, kan men de Nederlandse lezer van harte aanbevelen. Het Listerdale-mysterie bevat, behalve het pakkende titel-ver- haal en de uitmuntende hekkesluiter Het mysterie van de Spaanse kist, acht andere geslaagde verhalen, waaronder het humoristische, maar daarom als misdaad-verhaal niet minder boeiende Edward Robinson wordt een man. Een voortreffelijke verzameling'! EVENEENS IN DE Accoladereeks verscheen van Sara Woods De onwilli ge getuige (Bloody Instructions), een met veel juridische kennis van zaken in elkaar gezette thriller, spelend in het milieu van het advocatenkantoor. Een goed geschreven en behoorlijk berede neerde thriller, met interessante rechtszaaltafrelen, die echter iets meer vaart kon hebben. Een spannende spionagegeschiedenis levert Bruna's reeks De Zwarte Beer tjes met De dood pakt zijn koffer (Death packs a suitcase) van Bryan Edgar Wallace, de zoon van de grote Edgar. Bryan Edgar heeft de kruiwa gen van die grote naam werkelijk niet nodig: wie een boeiend verhaal in de atoomgeheimen-sfeer weet te apprecië ren, zal dit boek ter hand nemend moeten erkennen dat de appel in dit geval niet ver van de boom is geval len en dat we hier te doen hebben met een auteur die in dit genre een eigen bestaansrecht heeft, en van wie men het alleen maar kan betreuren dat hij pas op zestigjarige leeftijd heeft ge debuteerd. Van Simenon zijn er in de Zwarte Beertjes weer een „literaire" en een speurdersroman. De eerste, Schele Ma rie (Marie qui louche), is het gevoelig geschreven verhaal van twee simpele meisjes uit de provincie, die in Pa rijs hun grote droom verwerkelijkt ho pen te zien, elkaar jarenlang uit het oog verliezen maar door alles heen ver bonden blijven. Niet geheel vrij van een sentimentele toets, is het met Simenons gemak geschreven een goed verhaal geworden. In Maigret en de keurige mensen, de andere Simenon li'" ;- ''-IS Agatha Christie met enkele collega's in de misdaadschrijverij tijdens een bij eenkomst van de Britse „Crime Club". waarop ik doelde, is de auteur ook weer geheel op het gebied waarop hij en vooral: waarop zijn bewonderaar zich zo thuisvoelt: het fatsoenlijke, wat grauwe milieu van de kleine bur ger, waarin toch of misschien: waar in juist de misdaad opbloeit, met minstens even effectief, en vaak veel overtuigender resultaat als in de we reld van de beroepsmisdadiger. De keurige mensen zijn het altijd weer die tot op zekere hoogte Simenons deernis schijnen te wekken, op wie zijn belang stelling en die van zijn speurder Mai gret zich intensief richt: hoe komt de „keurige mens" tot zijn misdaad, hoe wordt hij er toe en hoe wordt hij er door bewogen. Het is dezelfde tendenz die weer te vinden is in dit Maigret en de keurige mensen, detective-tech nisch overigens zeker niet de sterkste Simenon: wat oppervlakkig, wat erg glad en gemakkelijk gedaan. EEN PRACHTIG SOBER, beeldend proza schrijft Angus MacLeod. Onge looflijk knap van stijl en sfeer is zijn The tough and the tender (als Moord aan de waterkant in de Prismareeks). De story is handig gecomplotteerd en heeft een intelligent beredeneerde op- JEANNE MOREAU heeft zich in slechts enkele jaren door haar spel in talrijke films tot de meest belangwekken de Franse actrice ontwikkeld. Regisseurs, die in de film wereld bekend staan om hun ruime ambities, hebben haar in hun films ereplaatsen gegeven: Louis Malle, Peter Brooke, Michelangelo Antonioni, Fran§ois Truffaut, Joseph Losey, Orson Welles en Carl Foreman. Steeds veelvuldiger wordt de naam genoemd van deze 35-jarige Parisienne. Wie zal dat verbazen? Zij behoort tot die zeldzame per soonlijkheden, die louter door aanwezigheid spanning in een situatie brengen. Het spel van die uitverkorenen is voor een regisseur de zekerheid te slagen in zijn opzet. Jeanne Moreau is veel gevraagd op dit moment. Er moet vaak gepast en gemeten worden om het alle filmmakers naar de zin te maken. Zodra de opnamen voor een film klaar zijn, is zij alweer naar een andere filmstudio onderweg. In de eerste maanden van dit jaar zien we haar in „Peau de Ba- nane", „La Baie des Anges", „The Victors" en wat verlaat name", „La Baie des Anges", „The Victors" en wat verlaat in „Les Liaisons Dangereuses". JEANNE MOREAU IS ER gekomen zonder veel opzien te baren. Op school was zij een goede, maar onopvallende leerlinge. Zij doorliep de toneelschool en kwam op haar twintigste bij de Co- médie Frangaise. In 1948 speelde zij haar eerste filmrolletje in „Demier Amour" van Stelli. Heel wat figuran tenrolletjes heeft zij daarna nog ge speeld, onder meer in „Touchez pas au Grisbi" van Becker en in films van Grangier en Decoin. Ondertussen had zij op de planken meer succes. In 1952 stapte zij over van de Comédie Fran gaise naar het T.N.P. van Jean Vilar. Maar niet voor lang. Tout Paris zag haar een jaar later schitteren in het Thé&tre Antoine naast Pierre Blan- chard in „l'Heure Eblouissante", dat in Nederland met Paul Steenbergen en Elisabeth Andersen groot succes oogst te. Een andere uitstekende toneelrol van haar was in 1958 die van een cynische jonge vrouw in „La bonne soupe" van Félicien Marceau. Het was het jaar dat haar kansen keerden. De 25-jarige Louis Malle haalde haar naar het eerste plan met een nerveuze thril ler, waarin zij op fatale wijze tussen twee mannen staat, „Lift naar het Schavot". Nog in hetzelfde jaar regis seerde Molinaro haar in „Le Dos au Mur" en werkte Malle andermaal met haar in het geruchtmakende liefdesdra ma „Les Amants", dat in ons land om puriteinse redenen nog steeds niet mag worden vertoond. MOREAU'S CARRIèRE was op dat moment gemaakt. Zij werd de koningin van de nouvelle vague. Heel verschil lende rollen speelde zij het jaar daar na: een non in Agostini's „Le Dialogue des Carmelites" en een gewetenloze vrouw in Vadim's „Les Liaisons Dan gereuses". Een jaar van gedragen, sfeervolle films werd 1960 voor haar met „Moderato Cantabile" van Peter Brooke en „La Notte" van Michelange lo Antonioni. Vervolgens Truffauts „Ju les et Jim", Losey*s „Eva", Welles' „Het Proces" en enkele andere reeds genoemde films. Thans speelt zij de hoofdrol in „Le Journal d'une Femme de Chambre" van Mirbeau, door Luis Bunuel voor de film bewerkt. Het succes van Jeanne Moreau is voornamelijk door haar filmvertolkin gen veroorzaakt. Deze Parisienne zoekt geen publiciteit, zij is vrij onopvallend naar voren gekomen, zeker niet als de vertegenwoordigster van een mode. Daarin ligt eigenlijk al meer een ken merk van haar persoonlijkheid dan al lerlei buitenissige gedragingen zouden vermogen te verschaffen aan de ont- rafelaars van haar karakter. Simone de Beauvoir, de existentialistische ver dedigster van het zwakke geslacht in „La deuxième Sexe", heeft het ver schijnsel Brigitte Bardot beschreven als de tot leven gewekte Lolita, het kind vrouwtje, dat de vamp in de laatste tientallen jaren is gaan verdringen, nu onze nuchtere wereld voor hèèr myste ries en hèèr sentiment geen plaats meer biedt. Toch vervult ook de Lolita hoogstens de rol van een droomwens, de tijdelijke ontsnapping uit de realiteit naar een romantiek zonder levensvat baarheid. Jeanne Moreau is de vertegenwoor digster van een nieuwe generatie ster ren, die ver staat van de geheiligde filmmonsters van vroeger dagen. Het woord diva is in onbruik geraakt en niet zonder reden. Jeanne Moreau is geruisloos naar de top gegaan. Een uitzondering herkent men sneller dan een kenmerkend voorbeeld. De filmac trice is echter karakteristiek voor de vrouw zoals die zich in onze tijd ont plooit, niet meer passief en onmondig als haar 19de eeuwse voorgangster. Krachtiger en met meer overtuigings kracht dan andere Eva's dat kunnen draagt de filmactrice dat in haar spel uit; ondanks zo mannelijke eigenschap pen als intelligentie en onafhankelijk heid is zij voor honderd percent vrouw gebleven. Zij is op een heel reële wij ze een fenomeen geworden. EEN ZEKERE SOMBERHEID, mag men raden, ligt aan haar wezen ten grondslag. Maar zij is ook tot vreugde en overgave in staat. Het speelse ele ment werd duidelijk in haar eerste komedierol (met een duistere achter grond) in „Jules en Jim", een film vol melancholie der herinnering. Een film, waarin de vriendschap van twee man nen wordt doorkruist door een onstand vastige vrouw. Evenzeer moet haar persoonlijkheid in de buurt liggen van de echtgenote, die zij in „La Notte" speelt, een vrouw die met een mengsel van intuïtie en verstand onze durende onmacht tot liefde heeft bevroed. En ook van de Eva in Losey's film, de eisende vrouw, die zich door haar al tijd meespelende verstand laat remmen zich volledig te geven: zij wenst een bepaalde onafhankelijkheid te handha ven. JEANNE MOREAU is niet getrouwd. Zij heeft een zoon van vijftien jaar. Haar beginsel is dat het belangrijker is een liefde in stand te houden dan een huwelijk. Daarom heeft zij met lossing, met een al bijzonder originelt dader, die van zijn positie misbruik weet te maken door enkele valse spo ren te leggen. Het verhaal speelt in een vredig dorpje ergens in de Schotse Hooglanden schijnbaar vredig, want er blijken allerlei veten te heersen en allerlei mensen blijken motieven voor moord te hebben: de kleptomaan, die wist dat het slachtoffer een flink be drag aan geld bij zich had, de dorps dokter, wiens vrouw naar boze ton gen beweren een verhouding met het slachtoffer had gehad, een man die ver liefd zou zijn geweest op de vrouw van het slachtoffer, en diverse plaatselijke smokkelaars, die door het slachtoffer aan de kaak gesteld dreigden te wor den. MacLeod heeft er stuk voor stuk prachtige en fel levende karakters van gemaakt en de sfeer van zijn Hooglan den gebruikt als kleurrijk decor waar tegen zijn verhaal ejtra reliëf krijgt Origineel is in dit boek ook de theorie van de speurder, dat men de mensen in twee groepen kan verdelen: de tough" en de „tender" en dat men dan ook een misdadiger aan zijn li chaamsbouw kan herkennen: men heeft eigenlijk niet veel meer te doen dan de aard van het misdrijf vast te stel len en vervolgens te zoeken naar iemand met een corresponderende li chaamsbouw! Deze nogal gedurfde theorie geeft bij de oplossing aanleiding tot wat gepsychologiseer, dat echter nuchter en aanvaardbaar blijft en geenszins de vergezochte en irriteren de vormen aanneemt die men vindt in het werk van sommige detectiveschrij vers, bij wie het dienen moet om een in wezen zwak verhaal van een „lite rair" etiketje te voorzien. haar vriend, de Franse mode-ontwer per Pierre Cardin, ook nooit over een huwelijk gesproken. In „Jules et Jim" wordt men niet alleen meegenomen in de lyrische camerabewegingen, maar ook gedragen door vervoerende muziek, die één van de talentvolste filmcompo nisten, Georges Delereue, componeer de. Samen met Cyrus Bassiak creëer de zij het chanson „Le Tourbillon", dat voor Jeanne Moreau haar debuut als chanteuse betekende. Zij bezit geen na tuurlijke zangstem, maar zij fascineert en dwingt tot luisteren. Na dat eerste liedje oefende Jeanne zich geducht, zo dat zij niet hoorbaar maar naar adem hoeft te happen tijdens haar vocale prestaties. Bassiak schreef nog twaalf poëtische chansons voor haar. Bassiak schildert vaak met een twinkelende lichtheid zijn verlangen naar pastoraal HET LEVEN ZELF. Deel van Else- viers achtdelige encyclopedie. „De mens en het leven". Onder hoofd redactie van Etienne Wolff, Philippe Sengel, met medewerking en een voorwoord van prof. dr. J. W. Duyff. Uitg. Elsevier, Amsterdam. Het is onmogelijk om deze uitgave in een kort overzicht te bespreken. Men vindt er de stand in van de kennis om trent het leven, zoals deze zich tot op dit moment ontwikkeld heeft, waarbij in dit deel de algemene problematiek van het leven behandeld wordt. Zoals begrijpelijk is de biochemie hoofdscho tel. Het boek munt uit door magnifieke illustraties en heldere tekst van de meest bevoegde auteurs. DR. EDITH KENT: Als een meisje vrouw wordt. Uitg. Varia-reeks, C. J. A. Ruys, Amsterdam. Een goed, eenvoudig geschreven boek je van een Zwitserse arts. Bouw en functie van de geslachtsorganen, met duidelijke afbeeldingen krijgen een be schrijving naast een overzicht van de psychische veranderingen in de puber teit, de groei naar het andere geslacht en de bekroning in een huwelijk. Ook spreekt de schrijfster over enkele af wijkingen, Geschreven voor meisjes tussen 12-20 jaar. geluk. Moreau stelt zich daarachter met de nostalgie die de teksten vragen, „Moi, je Préfère" en „La Vie de Co- cagne". En als vage, indolente vrouw is zij aanwezig in „Les Blues indolents" dromerig met een prachtig hoogtepunt in ,,L'Amour Flou". Men weet niet of men vrolijk of treurig zal worden bij haar gezongen stemmingen. Weemoed en ironie bestaan in de twaalf liedjes naast elkaar. Dat is dan waarschijnlijk het geheim van deze voordrachtskun stenares. Drie maal Jeanne Moreau

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 15