Poëzie der menselijke eenzaamheid
J'
Verhalenbundel
van Agatha Christie
Jeanne Moreau, Parijse anti-Lolita, werd in
enkele jaren het beeld van de moderne vrouw
Tlieuwe
Toneel- en
filmactrice,
begaafde
chansonnière
UITGAVEN
Woorden als jij'
cyclisch gedicht
van Ankie Pijpers
i
ZATERDAG 25 JANUARI 1964
Erbl]
PAGINA DRI E
Een zoon van Wallace
In vaders voetspoor
Bert Japin
1
„WOORDEN ALS JIJ", dezer dagen verschenen in de
respectabele serie Auteurs van de tweede eeuwhelft van
Uitgeverij Contact, is Ankie Peypers' derde dichtbundel
en tevens haar beste. Het gezochte beeld, dat in haar
bundels „October" en „Taal en teken", zelfs in haar op
merkelijke roman „Geen denken aan", de poëtische span
ning nog wel eens ontlaadde, heeft plaats gemaakt voor
een sterk geconcentreerde ver-beeld-ing van een zo inten
sieve eenvoud dat elk woord onvervangbaar in de stilte
staat van deze van diep-binnenuit opwellende poëzie. Wat
hier geschreven staat kan nauwelijks gezegd, enkel „ge
dacht" worden, zoals een mens denkt die, met zichzelf
alleen, mèt zichzelf spreekt: in gevoelens, die broksgewijs
over de drempel van de woordgedachte heenkomen. Mono-
syllabisch haast, in versregels van enkele woorden, komen
de binnengedachten bovendrijven, in een dalend ritme dat
zich strofe na strofe tot een zwijgen vertraagt. In dergelijke
gedichten weegt elk woord zwaar, weegt elke stilte tussen
de woorden, elk wit tussen de versregels, zwaar.
ER KAN NIETS miszegd worden
of al het kwetsbare dat behoedzaam,
wantrouwig bijna, tot de gedachte, tot
het woord-geworden voelen is toege
laten, zou beledigd, zou geschonden
worden. Ankie Peypers heeft dit ri
sico genomen en haar vers is er gaaf
uit te voorschijn gekomen: eerlijk, on
opgesmukt, waarachtig van sentiment
zonder ooit sentimenteel te worden.
Vergelijk een eveneens cyclisch ge
dicht als Paul Géraldy's „Toi et moï',
dat destijds tot de geliefkoosde lec
tuur behoorde van teleurgestelde min
naars of hen die dit dreigden te wor
den) en hetzelfde thema bespeelde,
inderdaad „bespeelde", ermee speel
de. Waarom is Géraldy's berijmde
„liefdestragedie" voor ons onverteer
baar en nemen we deze poëzie van
Ankie Peypers op in ons bloedOm
dat het populaire poëem over het „Toi
et moi" voor salongebruik is ge
schreven, uit boudoirgevoelens is
voortgekomen, terwijl de naakte
woorden van Ankie Peypers' cyclus
na hun warme geboorte verkleumen
in de vrieskou van de menselijke een
zaamheid. Omdat het kunstnijver-
heidsprodukt van Géraldy naar fon
dant en het gedicht van Ankie Peypers
bitter smaakt.
„WOORDEN ALS JIJ": jij, dat zou
een-zijn moeten betekenen; jij, dat zou
het toverwoord, het hartswoord moeten
zijn, dat de „thick wall of personality"
(zoals Walter Pater het een eeuw gele
den noemde) doorbrak. Jij en ik, „dies
siisse Wörtlein: undwe kennen
het uit het tweede bedrijf van Wagners
„Tristan und Isolde": jij Isolde, Tris
tan ik, niet meer Tristan, niet meer
Isolde, één in de liefdesdood. Maar we
zijn, zoals de Franse romancière en es-
sayiste Nathalie Sarraute het uitdrukte,
het tijdperk van het wantrouwen bin
nengegaan, van het individuele isole
ment. We zijn, overbewust, geconfron
teerd met onze menselijke onmacht,
ons tekort, onze vervreemding van de
wereld, van het leven, van onszelf. We
bestaan, maar weten geen behuizing
meer te vinden voor onze existentie,
geen klankbord meer te vinden voor het
wezenlijke van onze gevoelens, ja, bij
na is het onbehoorlijk, in ieder geval
onmodern geworden, om er gevoelens
„op na te houden", laat staan er over
te spreken, laat staan er over te dich
ten. Maar de eenzaamheid is een ge
voel, ze is een zo essentieel gevoel ge
worden dat ze door geen spreken on
gedaan gemaakt en er alleen door be
vestigd kan worden.
DAT IS, WAT ZICH in Ankie Peypers,
„Woorden als jij" voltrekt: de een
zaamheid, „each mind keeping" ik
citeer nog eens de vergeten meester
Walter Pater „as a solitary prisoner
its own dream of a world". Met de
fijn-bezintuigde intuïtie van de vrouw
heeft Ankie Peypers elke schakering
van deze diaspora van het hart omge
zet in poëzie. Een vrouw is in een café
alleen met zichzelf. Ze wacht. Misschien
op niets. Misschien op een herinnering.
Misschien op een herontmoeting. Mis
schien op de moed om te denken wat
ze voelt. De dingen om haar heen
zijn vreemd, zijn mensloos, het café is
een doelloos onderkomen, een nutteloze
toevlucht. „Als je komtdenkt ze.
Je, dat is hier een woord als jij,
de verlossing, het verbindingsteken tus
sen man en vrouw, mens en mens, le
ven en leven, „dies süsse Wörtlein
und.
Het is in de vijftien gedichten van
deze cyclus niet zeker óf hij gekomen
is, en als hij gekomen is, of hij de
„jij" is van het bevrijdende woord. Hij
zit daar, aan de houten café-tafel, zijn
hand is daar, zijn hand legt zich op
haar hand, en bijna is het of de twee
heid, de tweespalt, doorbroken en op
geheven is. Maar hebben woorden, ge
laden met herinneringen en ontgooche
lingen, met vergeefsheid en afscheid,
nog klank genoeg om tot stem te wor
den en de eenzaamheidsstilte te verbre
ken? Is er van woord tot woord een
weg om van mens tot mens te gaan?
„Moe van menselijkheid (-) verliezen
we elkaar aan dit uur en ik verzwijg
de litanie (-) dat ik leeg wil zijn in je
leegte vol in je verlangen echo
van je eenzaamheid".
IK VERBRAK HIER WAT niet ver
broken mag worden: het gedicht, dat
weliswaar zichzelf herhaaldelijk ver
breekt, zich met toevoegsels herhaalt,
maar zo levend op het ritme van de
ademhaling is geschreven, dat alle tus
senkomst een inbreuk is. Vergelijkt
men mijn weglatingstekens met het
origineel, dan blijkt te meer hoe orga
nisch deze poëzie is, hoe rechtstreeks
deze vaak indirecte zegging tot het ge
dicht is geworden van een aan de ver
woording toegekomen verzwegenheid.
Het gedicht springt van „gedachte" tot
„gedachte", alles weglatend wat in een
waarachtig zelfgesprek niet uitgedrukt
wordt, alles samentrekkend, samenbal
lend, wat zich als kern van gevoel heeft
losgemaakt uit de verborgen onder
stroom.
En zo wordt het schemer, buiten, in
het café, in de woorden, schemer in
de hoop op een ontmoeting van de
mens-vrouw met de mens-man, van
twee eenzaamheden die elkander te niet
zouden doen. Geen hand in hand kan
de wederzijdse vervreemding verdrij
ven, geen woord kan zo waar worden
dat het onverzwakt overgaat van de
een in de ander,
„Omdat het onmogelijk is
in dit leven te wonen
zo volkomen onmogelijk
dat de o-klank onmogelijk
de o-klank volkomen
de beslotenheid wil overstromen
zo volkomen onmogelijk."
WONEN IS VEILIG-ZIJN, wonen is
ontkomen aan dè verdeeldheid, en
de wereld is vreemd, het wonderlijke
ongekende organisme van het eigen li
chaam is vreemd, het „ik" is vreemd
voor het „jij", is vreemd voor' zichzelf,
vreemder dan de vogel voor de vogel
die zijn natuurlijk nest heeft:
„God heeft alleen
'een mens
er zij een mens' gezegd."
En de mens heeft zich opgericht, is
rechtstandig, zelfstandig, zelfbewust ge
worden en heeft „de argeloze bereid
heid" verbeurd Deze gedichte ge
dachte wordt na het veertiende gedicht
onderbroken door „stemmen", door in
proza geschreven strofen, waarmee de
rede de twijfel, de wanhoop wil weg
denken met het wèl mogelijke: de aan
wezigheid van een „jij" die de dreiging
van een ontwrichte wereld afweert, de
vreugde van de moeder om het op
groeiende kind, de troost van de oude
jaren om wat goed is geweest: „mag
ik dan zeggen dat het niet waar is?"
Het is waar binnen de beperktheid
van het mogelijke, het is waar voor
zover een compromis met het onvervul
bare wordt gesloten met de zekerheid:
„ilc ken je niet
ik ken je woorden niet
ik ken de uren van je leven niet
ik weet niet waar je bent
als je aan tafel zit
tot wie je in mij spreekt.
Ankie Peypers schreef een poëzie der
eenzaamheid, haar poëzie. Een bundel
als deze is in deze tijd een levenswinst.
C. J. E. Dinaux
Ankie Peypers
HET WIL ER BIJ ONS niet zó vlot
in als bijvoorbeeld in de Angelsaksi
sche landen, maar het begint er toch
in te komen, vooral via de thriller-bun
dels: het korte verhaal dat gezien
de toenemende frequentie waarin met
name de pocketboekuitgevers zich er op
durven te werpen toch wel een afzet
gebied schijnt te gaan vinden onder het
Nederlandse publiek. Voor de thriller
is de short-story eigenlijk de oervorm
(men denke slechts aan grootmeesters
als Poe en Conan Doyle) en in zijn
noodzakelijke gespannenheid en sober
heid eigenlijk dè vorm waarin de
thriller gepresenteerd behoort te wor
den. Een nieuwe korte-verhalenbundel
in dit genre mag men dan ook altijd
weer met vreugde begroeten; gezien
het beperkte afzetgebied ten onzent is
er verondersteld dat het talent daar
toe hier aanwezig zou zijn, op dit ge
bied van Nederlandse hand weinig te
verwachten, maar een goede vertaal
de verzameling nu en dan zoals
met name de Prismareeks ze van tijd
tot tijd het licht doet zien, of zoals
Sijthoffs Accolade-reeks er nu een pre
senteert in Agatha Christie's short-sto-
rybundel Het Listerdale-mysterie, kan
men de Nederlandse lezer van harte
aanbevelen. Het Listerdale-mysterie
bevat, behalve het pakkende titel-ver-
haal en de uitmuntende hekkesluiter
Het mysterie van de Spaanse kist, acht
andere geslaagde verhalen, waaronder
het humoristische, maar daarom als
misdaad-verhaal niet minder boeiende
Edward Robinson wordt een man. Een
voortreffelijke verzameling'!
EVENEENS IN DE Accoladereeks
verscheen van Sara Woods De onwilli
ge getuige (Bloody Instructions), een
met veel juridische kennis van zaken
in elkaar gezette thriller, spelend in het
milieu van het advocatenkantoor. Een
goed geschreven en behoorlijk berede
neerde thriller, met interessante
rechtszaaltafrelen, die echter iets meer
vaart kon hebben.
Een spannende spionagegeschiedenis
levert Bruna's reeks De Zwarte Beer
tjes met De dood pakt zijn koffer
(Death packs a suitcase) van Bryan
Edgar Wallace, de zoon van de grote
Edgar. Bryan Edgar heeft de kruiwa
gen van die grote naam werkelijk niet
nodig: wie een boeiend verhaal in de
atoomgeheimen-sfeer weet te apprecië
ren, zal dit boek ter hand nemend
moeten erkennen dat de appel in dit
geval niet ver van de boom is geval
len en dat we hier te doen hebben
met een auteur die in dit genre een
eigen bestaansrecht heeft, en van wie
men het alleen maar kan betreuren dat
hij pas op zestigjarige leeftijd heeft ge
debuteerd.
Van Simenon zijn er in de Zwarte
Beertjes weer een „literaire" en een
speurdersroman. De eerste, Schele Ma
rie (Marie qui louche), is het gevoelig
geschreven verhaal van twee simpele
meisjes uit de provincie, die in Pa
rijs hun grote droom verwerkelijkt ho
pen te zien, elkaar jarenlang uit het
oog verliezen maar door alles heen ver
bonden blijven. Niet geheel vrij van
een sentimentele toets, is het met
Simenons gemak geschreven een
goed verhaal geworden. In Maigret en
de keurige mensen, de andere Simenon
li'" ;-
''-IS
Agatha Christie met enkele collega's in de misdaadschrijverij tijdens een bij
eenkomst van de Britse „Crime Club".
waarop ik doelde, is de auteur ook
weer geheel op het gebied waarop hij
en vooral: waarop zijn bewonderaar
zich zo thuisvoelt: het fatsoenlijke,
wat grauwe milieu van de kleine bur
ger, waarin toch of misschien: waar
in juist de misdaad opbloeit, met
minstens even effectief, en vaak veel
overtuigender resultaat als in de we
reld van de beroepsmisdadiger. De
keurige mensen zijn het altijd weer die
tot op zekere hoogte Simenons deernis
schijnen te wekken, op wie zijn belang
stelling en die van zijn speurder Mai
gret zich intensief richt: hoe komt de
„keurige mens" tot zijn misdaad, hoe
wordt hij er toe en hoe wordt hij er
door bewogen. Het is dezelfde tendenz
die weer te vinden is in dit Maigret
en de keurige mensen, detective-tech
nisch overigens zeker niet de sterkste
Simenon: wat oppervlakkig, wat erg
glad en gemakkelijk gedaan.
EEN PRACHTIG SOBER, beeldend
proza schrijft Angus MacLeod. Onge
looflijk knap van stijl en sfeer is zijn
The tough and the tender (als Moord
aan de waterkant in de Prismareeks).
De story is handig gecomplotteerd en
heeft een intelligent beredeneerde op-
JEANNE MOREAU heeft zich in slechts enkele jaren
door haar spel in talrijke films tot de meest belangwekken
de Franse actrice ontwikkeld. Regisseurs, die in de film
wereld bekend staan om hun ruime ambities, hebben haar
in hun films ereplaatsen gegeven: Louis Malle, Peter
Brooke, Michelangelo Antonioni, Fran§ois Truffaut, Joseph
Losey, Orson Welles en Carl Foreman. Steeds veelvuldiger
wordt de naam genoemd van deze 35-jarige Parisienne.
Wie zal dat verbazen? Zij behoort tot die zeldzame per
soonlijkheden, die louter door aanwezigheid spanning in
een situatie brengen. Het spel van die uitverkorenen is voor
een regisseur de zekerheid te slagen in zijn opzet. Jeanne
Moreau is veel gevraagd op dit moment. Er moet vaak
gepast en gemeten worden om het alle filmmakers naar de
zin te maken. Zodra de opnamen voor een film klaar zijn,
is zij alweer naar een andere filmstudio onderweg. In de
eerste maanden van dit jaar zien we haar in „Peau de Ba-
nane", „La Baie des Anges", „The Victors" en wat verlaat
name", „La Baie des Anges", „The Victors" en wat verlaat
in „Les Liaisons Dangereuses".
JEANNE MOREAU IS ER gekomen
zonder veel opzien te baren. Op school
was zij een goede, maar onopvallende
leerlinge. Zij doorliep de toneelschool
en kwam op haar twintigste bij de Co-
médie Frangaise. In 1948 speelde zij
haar eerste filmrolletje in „Demier
Amour" van Stelli. Heel wat figuran
tenrolletjes heeft zij daarna nog ge
speeld, onder meer in „Touchez pas au
Grisbi" van Becker en in films van
Grangier en Decoin. Ondertussen had
zij op de planken meer succes. In 1952
stapte zij over van de Comédie Fran
gaise naar het T.N.P. van Jean Vilar.
Maar niet voor lang. Tout Paris zag
haar een jaar later schitteren in het
Thé&tre Antoine naast Pierre Blan-
chard in „l'Heure Eblouissante", dat in
Nederland met Paul Steenbergen en
Elisabeth Andersen groot succes oogst
te. Een andere uitstekende toneelrol
van haar was in 1958 die van een
cynische jonge vrouw in „La bonne
soupe" van Félicien Marceau. Het was
het jaar dat haar kansen keerden. De
25-jarige Louis Malle haalde haar naar
het eerste plan met een nerveuze thril
ler, waarin zij op fatale wijze tussen
twee mannen staat, „Lift naar het
Schavot". Nog in hetzelfde jaar regis
seerde Molinaro haar in „Le Dos au
Mur" en werkte Malle andermaal met
haar in het geruchtmakende liefdesdra
ma „Les Amants", dat in ons land om
puriteinse redenen nog steeds niet mag
worden vertoond.
MOREAU'S CARRIèRE was op dat
moment gemaakt. Zij werd de koningin
van de nouvelle vague. Heel verschil
lende rollen speelde zij het jaar daar
na: een non in Agostini's „Le Dialogue
des Carmelites" en een gewetenloze
vrouw in Vadim's „Les Liaisons Dan
gereuses". Een jaar van gedragen,
sfeervolle films werd 1960 voor haar
met „Moderato Cantabile" van Peter
Brooke en „La Notte" van Michelange
lo Antonioni. Vervolgens Truffauts „Ju
les et Jim", Losey*s „Eva", Welles'
„Het Proces" en enkele andere reeds
genoemde films. Thans speelt zij de
hoofdrol in „Le Journal d'une Femme
de Chambre" van Mirbeau, door Luis
Bunuel voor de film bewerkt.
Het succes van Jeanne Moreau is
voornamelijk door haar filmvertolkin
gen veroorzaakt. Deze Parisienne zoekt
geen publiciteit, zij is vrij onopvallend
naar voren gekomen, zeker niet als de
vertegenwoordigster van een mode.
Daarin ligt eigenlijk al meer een ken
merk van haar persoonlijkheid dan al
lerlei buitenissige gedragingen zouden
vermogen te verschaffen aan de ont-
rafelaars van haar karakter. Simone
de Beauvoir, de existentialistische ver
dedigster van het zwakke geslacht in
„La deuxième Sexe", heeft het ver
schijnsel Brigitte Bardot beschreven als
de tot leven gewekte Lolita, het kind
vrouwtje, dat de vamp in de laatste
tientallen jaren is gaan verdringen, nu
onze nuchtere wereld voor hèèr myste
ries en hèèr sentiment geen plaats
meer biedt. Toch vervult ook de Lolita
hoogstens de rol van een droomwens,
de tijdelijke ontsnapping uit de realiteit
naar een romantiek zonder levensvat
baarheid.
Jeanne Moreau is de vertegenwoor
digster van een nieuwe generatie ster
ren, die ver staat van de geheiligde
filmmonsters van vroeger dagen. Het
woord diva is in onbruik geraakt en
niet zonder reden. Jeanne Moreau is
geruisloos naar de top gegaan. Een
uitzondering herkent men sneller dan
een kenmerkend voorbeeld. De filmac
trice is echter karakteristiek voor de
vrouw zoals die zich in onze tijd ont
plooit, niet meer passief en onmondig
als haar 19de eeuwse voorgangster.
Krachtiger en met meer overtuigings
kracht dan andere Eva's dat kunnen
draagt de filmactrice dat in haar spel
uit; ondanks zo mannelijke eigenschap
pen als intelligentie en onafhankelijk
heid is zij voor honderd percent vrouw
gebleven. Zij is op een heel reële wij
ze een fenomeen geworden.
EEN ZEKERE SOMBERHEID, mag
men raden, ligt aan haar wezen ten
grondslag. Maar zij is ook tot vreugde
en overgave in staat. Het speelse ele
ment werd duidelijk in haar eerste
komedierol (met een duistere achter
grond) in „Jules en Jim", een film vol
melancholie der herinnering. Een film,
waarin de vriendschap van twee man
nen wordt doorkruist door een onstand
vastige vrouw. Evenzeer moet haar
persoonlijkheid in de buurt liggen van
de echtgenote, die zij in „La Notte"
speelt, een vrouw die met een mengsel
van intuïtie en verstand onze durende
onmacht tot liefde heeft bevroed. En
ook van de Eva in Losey's film, de
eisende vrouw, die zich door haar al
tijd meespelende verstand laat remmen
zich volledig te geven: zij wenst een
bepaalde onafhankelijkheid te handha
ven.
JEANNE MOREAU is niet getrouwd.
Zij heeft een zoon van vijftien jaar.
Haar beginsel is dat het belangrijker
is een liefde in stand te houden dan
een huwelijk. Daarom heeft zij met
lossing, met een al bijzonder originelt
dader, die van zijn positie misbruik
weet te maken door enkele valse spo
ren te leggen. Het verhaal speelt in een
vredig dorpje ergens in de Schotse
Hooglanden schijnbaar vredig, want
er blijken allerlei veten te heersen en
allerlei mensen blijken motieven voor
moord te hebben: de kleptomaan, die
wist dat het slachtoffer een flink be
drag aan geld bij zich had, de dorps
dokter, wiens vrouw naar boze ton
gen beweren een verhouding met het
slachtoffer had gehad, een man die ver
liefd zou zijn geweest op de vrouw van
het slachtoffer, en diverse plaatselijke
smokkelaars, die door het slachtoffer
aan de kaak gesteld dreigden te wor
den. MacLeod heeft er stuk voor stuk
prachtige en fel levende karakters van
gemaakt en de sfeer van zijn Hooglan
den gebruikt als kleurrijk decor waar
tegen zijn verhaal ejtra reliëf krijgt
Origineel is in dit boek ook de theorie
van de speurder, dat men de mensen
in twee groepen kan verdelen: de
tough" en de „tender" en dat men
dan ook een misdadiger aan zijn li
chaamsbouw kan herkennen: men heeft
eigenlijk niet veel meer te doen dan
de aard van het misdrijf vast te stel
len en vervolgens te zoeken naar
iemand met een corresponderende li
chaamsbouw! Deze nogal gedurfde
theorie geeft bij de oplossing aanleiding
tot wat gepsychologiseer, dat echter
nuchter en aanvaardbaar blijft en
geenszins de vergezochte en irriteren
de vormen aanneemt die men vindt in
het werk van sommige detectiveschrij
vers, bij wie het dienen moet om een
in wezen zwak verhaal van een „lite
rair" etiketje te voorzien.
haar vriend, de Franse mode-ontwer
per Pierre Cardin, ook nooit over een
huwelijk gesproken. In „Jules et Jim"
wordt men niet alleen meegenomen in
de lyrische camerabewegingen, maar
ook gedragen door vervoerende muziek,
die één van de talentvolste filmcompo
nisten, Georges Delereue, componeer
de. Samen met Cyrus Bassiak creëer
de zij het chanson „Le Tourbillon", dat
voor Jeanne Moreau haar debuut als
chanteuse betekende. Zij bezit geen na
tuurlijke zangstem, maar zij fascineert
en dwingt tot luisteren. Na dat eerste
liedje oefende Jeanne zich geducht, zo
dat zij niet hoorbaar maar naar adem
hoeft te happen tijdens haar vocale
prestaties. Bassiak schreef nog twaalf
poëtische chansons voor haar. Bassiak
schildert vaak met een twinkelende
lichtheid zijn verlangen naar pastoraal
HET LEVEN ZELF. Deel van Else-
viers achtdelige encyclopedie. „De
mens en het leven". Onder hoofd
redactie van Etienne Wolff, Philippe
Sengel, met medewerking en een
voorwoord van prof. dr. J. W. Duyff.
Uitg. Elsevier, Amsterdam.
Het is onmogelijk om deze uitgave in
een kort overzicht te bespreken. Men
vindt er de stand in van de kennis om
trent het leven, zoals deze zich tot op
dit moment ontwikkeld heeft, waarbij
in dit deel de algemene problematiek
van het leven behandeld wordt. Zoals
begrijpelijk is de biochemie hoofdscho
tel. Het boek munt uit door magnifieke
illustraties en heldere tekst van de
meest bevoegde auteurs.
DR. EDITH KENT: Als een meisje
vrouw wordt. Uitg. Varia-reeks, C. J.
A. Ruys, Amsterdam.
Een goed, eenvoudig geschreven boek
je van een Zwitserse arts. Bouw en
functie van de geslachtsorganen, met
duidelijke afbeeldingen krijgen een be
schrijving naast een overzicht van de
psychische veranderingen in de puber
teit, de groei naar het andere geslacht
en de bekroning in een huwelijk. Ook
spreekt de schrijfster over enkele af
wijkingen, Geschreven voor meisjes
tussen 12-20 jaar.
geluk. Moreau stelt zich daarachter met
de nostalgie die de teksten vragen,
„Moi, je Préfère" en „La Vie de Co-
cagne". En als vage, indolente vrouw
is zij aanwezig in „Les Blues indolents"
dromerig met een prachtig hoogtepunt
in ,,L'Amour Flou". Men weet niet of
men vrolijk of treurig zal worden bij
haar gezongen stemmingen. Weemoed
en ironie bestaan in de twaalf liedjes
naast elkaar. Dat is dan waarschijnlijk
het geheim van deze voordrachtskun
stenares.
Drie maal Jeanne Moreau