HARLINE
Wij lijden aan overvoeding
Het speelgoedeendje
RESPATI in de hoofdrol
elke dag is nodig:
ZATERDAG 18 JANUARI 1964
Erbij
PAGINA VIJF
En weer terug
Dat kon niet
Het is hier heerlijk
Hollanders in Parijs
Voor de televisie
MevroRw draagt
een hoed
Jan Nelissen
MEUK
Harline Respati voor Haarlemse
S tadsschouwbura.
fiat, dan zal Harline Respati nog eens
cyp het scherm komen met een zang
en dansprogramma).
Begin februari gaat Harline Respati
weer naar Parijs. Om te filmen, door
te gaan met toneel en televisie. Het
wereldje dat haar zo boeit. Naar het
Parijs waar veel van haar vrienden
wonen. Waar ze voor haar werk
tijdens haar verblijf hier, vaak even
heen ging. Waar de prinses een wer
kend meisje werd. De stad die de
grondslag voor haar succes was.
Met de première van „Panggilan"
komt Harline Respati weer naar Ne
derland. Haar ouders, die vorig jaar
speciaal overkwamen om hun dochter
hier te zien debuteren, hebben hun va
kantie door de noodzakelijk uitgestel
de première verlengd. Zij gaan in de
loop van februari naar andere delen
van Europa en daarna weer naar In
donesië.
Harline Respati gaat nog niet terug.
Het was de tweede keer dat haar ou
ders naar Europa kwamen met de hoop
dat hun dochter tegelijk met hen naar
het vaderland ging. Maar Harline Res
pati gaat pas terug alp ze technisch
perfect is. Dan pas zal Indonesië haar
weer terugzien.
Henny G. C. Schoute
buanten van voedingsmiddelen onder
houdt hel bureau contacten.
ZOWEL DE kadervoorlichting als de
incidentele voorlichting worden gege
ven langs verschillende kanalen en met
gebruikmaking van verschillende mid
delen. Voor hen die zelf voorlichting
geven staan leidraden ter beschikking,
films, vouwbladen, brochures en ander
leesmateriaal. Verder verleent het bu
reau zijn medewerking aan radiopraat
jes en aan bepaalde cursussen. Voor
lichting omtrent groepsvoeding wordt
gegeven aan inrichtingen als kinderte
huizen, sanatoria, psychiatrische klinie
ken, jeugd- en arbeiderskampen, ge
vangenissen, kloosters en dergelijke.
Op aanvraag van de leiding van deze
inrichtingen brengt een diëtiste van
het bureau een bezoek, waarbij zij de
keukeninrichting, bereiding, samen
stelling en distributie van de maaltij
den en de hygiëne in de keuken onder
de loep neemt, waarna zij een rapport
met advies opmaakt. Het bureau streeft
er naar deze inrichtingen te bewegen
zelf een diëtist aan te stellen.
DE VOUWBLADEN die het bureau
verstrekt zijn vooral bedoeld ter ver
spreiding onder het publiek. De onder
werpen, die erin worden besproken zijn
voor iedere huisvrouw van belang. Om
de brochure „Dat is gezonde voeding"
draait de voedingsvoorlichting. Er wor
den in behandeld de vijf voor onze ge
zondheid onmisbare voedingsmiddelen-
groepen. Het boekje „Onze voeding"
legt de nadruk op de juiste bereiding
van het voedsel en op de juiste ver
houdingen. „Een goede en zuinige voe
ding" geeft aanwijzingen voor het in
kopen van ons voedsel. Wie de
brochures „Wie veel weegt, veel waagt"
en „Van overgewicht tot goed gewicht"
doorneemt zal de noodzaak inzien van
minder eten: het vetverbruik is in de
loop der jaren gestegen tot ruim 40°/o
van het opgenomen aantal calorieën,
terwijl slechts 25% wenselijk is.
DE STRIJD TEGEN het tandbederf
wordt aangebonden in het boekje „Min
der kiespijn, door goede voeding". In
„Op en bij de boterham" kan men re
cepten vinden, die een vergelijking met
zoete broodbelegging met glans door
staan. Behalve overgewicht en tandbe
derf vragen speciale aandacht: de voe
ding van kleuters, bejaarden, aanstaan
de moeders, kamerbewoners, studen
ten, schoolgaande jeugd en sportbeoe
fenaars. Aan al deze onderwerpen zijn
brochures, al of niet voorzien van nut
tige recepten, gewijd. Ze zijn verkrijg
baar bij het Voorlichtingsbureau voor
de Voeding, Koninginnegracht 42, Den
Haag.
Op een feest in het Hyde Park Hotel te
Knigthsbridge in Londen, waaraan een
wedstrijd in het ontwerpen van hoeden
was verbonden, ging de eerste prijs
naar de negenjarige Sandra Franklyn,
voor haar zelf ontworpen hoed „Zwa-
nenmeer". Het feest werd gegeven ten
bate van de League of Pity, de jeugd
afdeling van de nationale vereniging
tegen wreedheid jegens kinderen. Sandr
is het dochtertje van de Engelse acteur
William Franklyn.
Ze is primes van Solo, de kleine, charmante Javaame. De primes met de
grote, amandelvormige ogen, die opgroeide met „de tradities". Die tradities
betekenden een luxe-leventje. Nergem hoefde ze zich om te bekommeren.
Het grootste deel van haar tijd bracht ze door met sporten: zwemmen en
tennissen, en met officiële verplichtingen: parties. In de tijd die overbleef
mocht ze damen, boetseren en schilderen. Want de primes was artistiek
begaafd. Ze hoefde maar te kikken of ze kreeg wat ze hebben wilde. Werken
was beneden de stand. Zoiets deed je als primes niet. Zoiets bestond niet
voor haar. Totdat het onvermijdelijke gebeurde: ze ging nadenken over haar
eigen leven en dat van de „gewone" memen. Ze begon ernaar te verlangen
net als die „gewone" memen te werken. En de primes zocht een baan: Ze
ging in Parijs aan het toneel. De richting waarin ze van haar artistieke talent
gebruik kon maken. Die prinses is: Harline Respati, nu 29 jaar.
Het was vinnig koud en dikke sneeuw
vlokken dwarrelden langs de huizen' en
vielen dan later allemaal boven op el
kaar in de straat als een dikke deken.
Het kleine, magere jongetje keek er
niet eens meer naar, daar had hij het
veel te koud voor, want zijn jasje was
dun en versleten en zijn schoenen wa
ren lek. Hij rilde en omdat het steeds
harder begon te sneeuwen ging hij
schuilen in 'n portiekje en daar zag hij
de eend liggen.Ineens was het jon
getje de kou vergeten. Hij bukte zich
snel en pakte de speelgoedeend met al
lebei zijn handen vast. „Da's een eend"
mompelde het jochie blij, „een echte
houten eend en die is voor mij, want
ik heb 'm zelf gevonden".
„Ik ben de eend van Petertje", riep
de eend opeens en het jongetje schrok
geweldig, want hoe kon het nou dat een
speelgoedeend ging praten!
„O, schrik maar niet hoor" snaterde
de eend vrolijk, „ik doe je geen kwaad.
Ik vind jou wel een lief jongetje!"
„Kun, kun jij praten"? stotterde het
arme kind en hij hield de speelgoed
eend een heel eind van zich af, want
hij vond het toch maar erg griezelig.
„Hihihi", grinnikte de eend, „,wat een
rare vraag! Ja natuurlijk kan ik pra
ten. Dacht jij' soms dat wij speelgoed
eenden maar altijd zin hebben om ons
stil te houden. Nee hoor, wij willen ook
wel eens gezellig kletsen. Maar vertel
mij eens, hoe heet jij?"
„Ik heet Wimmie" zei het jongetje
een beetje verlegen.
„O", zei de eend en toen hield hij
een hele poos zijn snavel. Het leek net
of hij diep moest nadenken en dat was
ook zo, want met een houten kop kun
je niet zo heel gemakkelijk denken na
tuurlijk.
Maar daar vroeg hij opeens: „Wat
ben jij mager en wat sta je te rillen?
Mijn Petertje is juist dik en die heeft
het altijd warm!"
De eend bleef nog een heel poosje
door snateren, maar opeens keek hij
aandachtig naar het arme ventje en
daar zag hij een paar tranen schitte
ren in de hoekjes van zijn ogen...
„O, o, wat is er?" vroeg het speel
goedbeest en hij was werkelijk geschrok
ken, want het was een erg lief dier.
„Ik durf niet naar huis", huilde het
arme jongetje. „Ik moest een bood
schap doen en nu heb ik de gulden ver
loren die mijn moeder me had gege
ven Ooooo, ik durref niet, oo, mijn
moeder heeft geen centjes meer.
Warempel, daar begon de eend bijna
mee te huilen, maar omdat het maar
een gewone houten speelgoedeend was
kon je dat niet zo heel goed zien.
„Huil maar niet," zei hij zachtjes,
„misschien kan Bruno wel helpen!
Wacht maar even." En daar begon me
die eend te snateren van je welste. Hij
klepperde met zijn houten snavel en
dat gaf heel wat lawaai daar in die
stille straat. Het duurde niet lang of
in de verte klonk het gekef van een
kleine hond en even later stond er in
het portiek een straathondje. „Dat is
mijn vriend Bruno," vertelde de speel
goedeend trots. „Die helpt ons vast
wel." Nu vertelde de eend net verhaal
van de verloren gulden aan de hond en
gelukkig, die wist werkelijk raad!
„Wacht maar 'ns," blafte hij, „daar
weet ik wel wat op. Ik kom zó terug!"
En wèg was de hond! Maar na een
kwartiertje of zo klonk het gerikke-
tik van ik weet niet hoeveel honde
pootjes over de straat en het verbaas
de jongetje zag opeens allemaal ver
schillende honden voor zich staan: def
tige honden met mooie halsbanden en
fijne krulletjes en vieze honden met gui
tige ogen en vieze haren. Hij zag grote
en kleine, dikke en dunne, brutale en
verlegen honden en steeds meer kwa
men er. Het vriendje van de eend, de
straathond Bruno stond voorop. Einde
lijk stond de straat vol honden en Bru
no zei: „Beste eend, vertel ons nóg maar
eens wat dat jochie verloren is. We
zullen goed luisteren en als we weten
wat we moeten gaan zoeken, dan gaan
we meteen op weg."
En weer vertelde de eend het ver
haal van de verloren gulden en kleine
Wimmie begon weer te huilen. Daar
kregen de deftige en de minder deftige
honden allemaal medelijden mee en
toen ze hoorden wat hij verloren was
riep Bruno: „Vrienden, we gaan alle
maal dat geld zoeken en wat we vinden
brengen we hier. O, we vinden het wel,
want wij honden kunnen goed zoeken!
Vooruit, laten we meteen maar gaan!"
Roetsjt!, wèg waren de honden en het
duurde heel lang voor er een terug
kwam. Maar eindelijk kwam er toch
weer een endie legde vlak voor
het arme jochie een dubbeltje neer dat
hij had gevonden. En vlak daarna
kwam er weer een hond en weer een
en wéér een en allemaal legden ze een
„Mijn moeder huilde toen ze me voor
het eerst zag werken. Maar ze zei:
Dit is goed. Mijn ouders zijn nogal
breed van opvattingen. Mijn familie
keek me scheef aan. In Parijs zeiden
de „ambassade-lui" dat dat niet kon.
Een prinses die werkte; en dat nog wel
als toneelspeelster. Ik kreeg heel wat
aanmerkingen. Maar ik zei: Dit is mijn
werk. Ik ben trots op mezelf. Ik heb
de moeilijkheden van de maatschappij
leren kennen en ik kan op m'n eigen
benen staan. Als ik weer in Indonesië
terug ben, ga ik met andere Indonesische
mensen die in Parijs bij de film heb
ben gezeten, een goede toneelakademie
oprichten. Ze hebben me daar nodig.
Maar ik blijf eerst nog een paar jaar
in Europa. Het bevalt me hier zo goed.
Ik vind het heerlijk om in Nederland te
zijn. In Parijs gaat alles zo snel. Ik
vind het prettig ergens rustig te kunnen
werken. De collega's zijn hier zo aar
dig".
Harline Respati zit in de Zandvoortse
flat die zij een paar maanden heeft ge
huurd. Een koude matige-vorst-wind
blaast twee keer een smal raam naast
het grote raam dat uitkijkt op de bou
levard, open. Er komt een koude tocht
door de kamer. Een heerlijk land,
vindt Harline Respati. Haar moeder,
in katoenen sarong met een jasje tot
even over de taille, is het met haar
eens.
Eigenlijk kwam Harline Respati toe
vallig in Nederland. Door „het lot" zo
als men dat noemt. Ze speelde in Parijs
waar ze sinds 1956 woont in „Ché-
rie Noire" van Campaux. Als suc
cesvolle vervangster van Marpessa
Dawn uit „Orfeo Negro". Die rol had ze
gekregen na twee audities, waarbij ze
85 kandidaten versloeg! Haar baan als
secretaresse op de Economische afde
ling van de Indonesische ambassade in
Parijs gaf ze op. Haar studie aan de
toneelakademie werd beloond met de
aanbieding van die belangrijke rol. Een
studie die zij deed naast Frans aan de
Sorbonne, waarvoor zij een beurs had.
Een beurs voor schone kunsten en ar
chitectuur aan een universiteit in de
Verenigde Staten had ze afgeslagen.
„Ik houd niet van Amerika".
Twee en een half jaar had ze in „Ché-
rie Noire" gespeeld toen de acteur
Cruys Voorbergh en de toneelschrijver
mr. Hans Keuls in de lichtstad waren.
Voor besprekingen in verband met „La
dy Baker". Ze waren ontroerd door het
spel van Harline Respati. De Nederlan
ders namen contact met haar op en
Hans Keuls bestemde haar voor het
door hem te schrijven stuk „Panggilan"
(De roepstem). Zij zou naast Cruys
Voorbergh de hoofdrol krijgen.
„Het contact tussen Cruys Voorbergh
en mij was zo frappant. Hij wist nog
meer van Indonesië waar hij werd
geboren dan ik. Het was heerlijk met
hem te praten."
Harline Respati kwam naar Nederland
om de taal en haar rol in „Panggilan"
te bestuderen. Ze leerde het Neder
lands in „no time". Ze spreekt het
vloeiend. Met excuses voor een enkel
moeilijk Nederlands woord dat ze in
het Frans uitdrukt.
Drie weken heeft ze „fantastisch ge
speeld" met Cruys Voorbergh. „Hij
was een perfect acteur en eiste dat van
anderen ook". Toen, plotseling, kreeg
Cruys Voorbergh een hartaanval. Het
maakte op de toneelwereld een diepe
indruk. „Ik kon hem in het zieken
huis niet bezoeken. Ik werd in Parijs
verwacht. Toen ik daar een paar dagen
was hoorde ik dat Cruys Voorbergh
dood was. Op de dag van mijn vertrek
uit Holland gestorven. Ik voelde me
plotseling als een weeskind. Het kon
niet waar zijn".
Harline Respati was diep geëmotio
neerd. Geschokt door de plotselinge
dood van een groot acteur aan wie zij
zo gehecht was geraakt. Maar „Pang
gilan" moest doorgaan. Pim Dikkers
van de Haagsche Comedie nam
nu de hoofdrol over. Op 20 februari
zal de KRO-televisie het stuk uitzen
den (Geeft deze omroepvereniging haar
MEVROUW DRAAGT EEN HOED
van Rosemarie Harbert verschenen bij
uitgeverij Lannoo, Tielt, Den Haag is 'n
alleraardigst boekje met practische
aanwijzingen voor de huisvrouw, voor
al voor de beginnelinge. „Hoe richt ze
de keuken het handigst in?" „Hoe houdt
ze haar buren te vriend, zonder ze elke
dag over de vloer te hebben?" „Over
de werkverdeling tussen haar en haar
echtgenoot". „Het huishoudboekje".
„Het nut van de in diskrediet geraakte
schort", „De vriendin die het 20 goed
bedoelt", „Over de luie brievenschrijf
sters". „Eerherstel van het ontbijt",
„De maandagmorgen", „Cadeautjes
voor kinderen", „Moederdag", Mam
mie zeurt", zijn een paar van de on
derwerpen die de schrijfster kort, maar
lang genoeg met lichte humor onder de
loep neemt. Voor de uitstekende verta
ling zorgde Helène Swildens, mede
werkster van verscheidene vrouwenru
brieken.
Gedeelte van de affiche, die het Voor
lichtingsbureau voor de Voeding onder
de studenten verspreidt.
groter. Incidenteel geeft het bureau
voorlichting op bijeenkomsten van
huisvrouwenverenigingen, op tentoon
stellingen, via radio, personeelsbladen
en kranten.
HET VOORLICHTINGSMATERIAAL
dat het bureau ten dienste staat is ge
baseerd op uitkomsten van voedingsen
quêtes, waaraan het bureau zijn mede
werking veelal verleent, op uitkomsten
der onderzoekingen die door de re
searchinstellingen in binnen- en bui
tenland worden verricht en op proeven
met voedingsmiddelen en nieuw keu
kengerei, die het bureau neemt in de
eigen proefkeuken, waar ook de samen
te stellen recepten worden uitgepro
beerd. Ook met fabrikanten en distri-
Tandcariës en
overvoeding, dat
zijn de onderwer
pen, die het Voor
lichtingsbureau
voor de Voeding,
nu, anno 1964, de
njeeste zorgen ba
ren. In tijden van
ondervoeding werd
het bureau opge
richt. Een jaar na
dat in 1940 de oor
logstoestand en de
daarmee gepaard
gaande beperking
van het voedsel
pakket de instel
ling van een voe
dingsraad had no
dig gemaakt, peze
bepaalde zich tot
het adviseren van
de overheid. Daar
naast echter bleek
het noodzakelijk de
bevolking te advi
seren, hetgeen de
taak werd van het
Voorlichtingsbu
reau onder directie
van prof. dr. C. den
Hartog. In verband
met de toen steeds
schraler wordende
voedselvoorziening
ging het er om het
„ervan te maken
wat er van te ma
ken viel". Toen de
boter naar Duits
land werd geëx
porteerd en er een
tekort aan vitamine
A dreigde te ont
staan, gaf het bu
reau een persbe
richt uit dat het
eten van worteltjes
aanbeval. Toen
men was aangewe
zen op tulpebollen
en suikerbieten
verspreidde het bu
reau recepten waar
in die gewassen verwerkt waren. Voorts
gaf het ondermeer kookcursussen ter
bereiding van regeringssoep en stelde
het de menu's samen van de centrale
keukens.
HET BUREAU bestond in die begin
tijd uit vier mensen. De naaste mede
werkster van prof. Den Hartog was
mej. dr. ir. Th. F. S. M. van Schaik.
Dat zij later hoofd van de afdeling
voorlichting zou worden was onmoge
lijk te voorzien, want men had niet an
ders verwacht dan dat het bureau na
de oorlog toen alles weer normaal ver
krijgbaar was. sou opdoeken. De aan
dacht voor de voeding was echter in de
oorlog gewekt; ze hield na 1945 aan:
het aantal brieven om adviezen nam
o.a. toe. De voedingsvoorlichting werd
een vak en het bureau bleef in functie
en breidde zich steeds meer uit. Meer
dan 50 mensen zijn er nu in dienst,
waaronder diëtisten en artsen. Prof.
Den Hartog zelf is geneeskundig in
specteur van de volksgezondheid, lid
van de Voedingsraad, hoogleraar in de
voeding en voedselbereiding aan de
landbouwhogeschool in Wageningen en
directeur van hét Instituut voor Volks
voeding in Wageningen.
HET ACCENT van de voorlichting
echter kwam anders te liggen. Onder
voeding verdween, door de steeds gro
ter wordende welvaart kwamen over
voeding en problemen als tandcariës en
hart- en vaatziekten ervoor in de plaats.
Wetenschappelijke verantwoorde voor
lichting geven over een goede voeding
werd nu het doel, dat het bureau tracht
te bereiken via personen, wier taak in
het vlak van de gezondheids- en sociale
zorg ligt, als artsen, tandartsen, vroed
vrouwen, wijkverpleegsters, diëtisten,
gezinsverzorgsters, maatschappelijke
werkers en onderwijskrachten. Het
contact met het kader wordt ieder jaar
Claude Simon in Parijs heeft voor d*
komende zomer dit kapsel gecreëerd.
Het ziet er klassiek-eénvoudig en
elegant uit.
Heel laat op de avond liep de vader
van het jochie met een politie-agent
naar zijn zoontje te zoeken. Met een
lantaarn schenen ze in portieken en
steegjes. Opeens wees de agent in een
portiek en daar zag de vader van Wim-
pie zijn kleine kereltje liggen, met in
zijn ene handje een speelgoedeend en
in zijn andere een heleboel centen.
HMVIMMflflMfWlMMfOTIflMIVIMflflflJWWWWWWWt*
geldstukje op de grond dat ze in de
straten van de grote stad hadden ge
vonden. Het kwam op een hoop te lig
gen voor Wimpie en die wist niet wat
hij zag. Er lagen dubbeltjes en centen,
stuivers en kwartjes en zelfs een paar
guldens. En nog maar steeds kwamen
er honden