DE KAPITEINSDOCHTER I I W- Universitair leven in Italië FANDA EN DE MEESTER* RIOLIST ty f F*1*3®^ 0* ~Syi \4T KEELPIJN? ^T^bellatr,x I 1 Nieuwe experimenten met z.g. kankersera 11 Ons vervolgverhaal c Gebrek aan hooglerarenaan geldaan ruimteaan hulpmiddelenaan alles De sterrenhemel in februari DINSDAG 4 FEBRUARI 1964 f/mmt/mmt Een historische roman uit het tsaristische Rusland door Alexander Poesjkin hoest? verkoudheid? GROENE KRUIS HOESTBONBONS Teveel juristen „Nekken kijken" Eén op de 200 Promotie-perikelen EN DUS ZAL het voorlopig nog wel enige tijd bij het oude blijven. Maar er zal toch gauw iets aan gedaan moeten worden als Italië niet ten achter wil blijven. Dat dit land nog altijd een zeer behoorlijk aantal goed onderlegde intel lectuelen oplevert is meer toe te schrijven aan de zeer hoge kwaliteiten van het ras en aan de bijzondere intelligentie der Italianen dan aan hun onderwijs methoden. POOlSTER^f 6 °«o„ 16) 1 I -<;.v fy - I (Vertaald door mr. S. L. de Leeuw) I l Ik voelde in mij zelf een grote verandering: de opwinding in mijn geest was voor mij veel minder druk kend dan de zwaarmoedigheid, waar van ik nog kort geleden vervuld was. Met de droefheid van de scheiding verbonden zich voor mij ook een on klare, maar zoete hoop, en het onge duldig tegemoet-zien van de geva ren, en het gevoel van een edele eer zucht. De nacht ging ongemerkt voor bij. Ik wilde het huis al verlaten, toen mijn deur geopend werd en er een korporaal verscheen, die mij kwam melden, dat onze Kozakken 's nachts de vesting verlaten en Joelaj met geweld meegevoerd hadden en dat er onbekende ruiters rondom de ves ting gezien waren. De gedachte, dat Maria Iwanowa geen gelegenheid meer zou vinden om te vertrekken, ontzet te mij; ik gaf de korporaal haastig enige aanwijzingen en snelde dadelijk naar de kommandant. Het werd al licht. Ik vloog over de straat, toen ik mijn naam hoorde roepen. Ik bleef staan. „Waar gaat u heen?" zei Iwan Ignatitsj, die achter mij aankwam. „Iwan Koezmitsj is op de muur en heeft mij gestuurd, om u te halen. Poegatsj is verschenen." „Is Maria Iwanowna vertrokken?" vroeg ik met trillend hart. „Het was al te laat," antwoordde Iwan Ignatitsj „de weg naar Oren- burg is afgesneden, de vesting is om singeld. Het staat slecht, Peter An- dreïtsj Wij beklommen de vestingmuur, een door de natuur gevormde hoogte, die met een staketsel versterkt was. Daar stonden reeds alle bewoners van de vesting bijeen, het garnizoen was onder de wapens, het kanon was er de vorige dag heengesleept. De kom mandant liep voor het korte front heen en weer. De nabijheid van het gevaar vervulde de oude krijgsman van een ongewone opgewektheid. In de steppe, niet ver van de vesting, reden een twintigtal mannen. Zij schenen Kozakken te zijn, maar onder hen bevonden zich ook Basjkieren, die men gemakkelijk kon herkennen aan hun mutsen van vossevel en hun pijl kokers. De kommandant liep langs zijn troepen en zei tot de soldaten: „Nu, kinderen, laten wij vandaag voor ons moedertje de Tsarin in de bres staan en de gehele wereld tonen, dat wij dappere mannen zijn, die hun eed trouw blijven!" De soldaten gaven luide hun be reidwilligheid te kennen. Sjwabrin stond naast mij en keek scherp naar de vijand. De mannen, die door de steppe reden, bemerkten de beweging in de vesting, kwamen tot een groep bijeen en begonnen on der elkaar te praten. De kommandant beval Iwan Ignatitsj, het kanon op hun groep te richten en legde zelf de lont aan het kruit. De kanonsko gel vloog gonzend over hen heen, zon der schade aan te richten. De rij ders verstrooiden zich en reden da delijk uit het gezicht, en de steppe was weer ledig. Op dit ogenblik verscheen Wasilis- sa Jegorowna op de muur; Mas ja, die haar niet wilde verlaten, was bij haar. „Welnu", vroeg de kommandants- vrouw, „hoe ontwikkelt zich de slag? Waar is de vijand?" „De vijand is niet ver af," antwoordde Iwan Koez mitsj. „Met Gods hulp zal alles goed gaan, nu Masja, ben je bang?" „Neen, papa," antwoordde Maria Iwanowna, „als ik alleen thuis ben, heb ik nog meer angst." Op dit ogenblik zag zij mij aan en zij glimlachte met moeite. Onwille keurig greep ik het gevest van mijn degen vaster in de hand; ik herinner de mij, dat ik hem de vorige dag uit haar handen had ontvangen, als ware het, om mijn geliefde te beschermen. Mijn hart gloeide, ik voelde mij als haar ridder. Ik verlangde vurig te be wijzen, dat ik haar vertrouwen waar dig was en ongeduldig wachtte ik het beslissende ogenblik af. Op dit ogenblik kwamen er van ach ter de hoogte, die op een halve werst van de vesting verwijderd was, nieu we groepen ruiters te voorschijn en weldra was de steppe bezaaid met een menigte lieden, die met lansen en pijl en boog bewapend waren. In hun midden reed een man in een rode kaftan op een wit paard, met de ont blote sabel in de hand: dat was Poe gatsj ow zelf. Hij bleef staan, men om ringde hem en wij zagen, hoe op zijn bevel vier man naar voren kwamen en in volle galop tot vlak bij de ves ting reden. Wij herkenden in hen on ze verraders. Een van hen hield bo ven zijn muts een blad papier, een ander had het hoofd van Joelaj op zijn lans gestoken; hij zwaaide met de lans en wiep het hoofd over het staketsel naar ons toe. Het hoofd van de arme Kalmak viel voor de voeten van de kommandant. De verraders schreeuwden: „Niet schieten! Kom naar buiten, naar de Keizer! De Kei zer is hier." „Ik zal ze!" riep Iwan Koezmitsj. „Jongens, schiet!" Onze soldaten ga ven een salvo. De Kozak met de brief wankelde en viel van het paard, de anderen draafden terug. Ik keek naar Maria Iwanowna. Getroffen door de aanblik van het bebloede hoofd van Joelaj, verdoofd door het geweervuur, scheen zij wel bewusteloos. De kom mandant riep een korporaal en beval hem, het blad papier uit de handen van de gedode Kozak te halen. De korporaal ging het veld in en kwam terug, het paard van de gedode aan de teugel meevoerend. Hij gaf de kommandant de brief. Iwan Koez mitsj las hem in stilte en scheurde hem daarop in stukken. Intussen maakten de oproerlingen zich klaar blijkelijk gereed om in actie te ko men. Spoedig begonnen de kogels om onze oren te fluiten en enige pij len vlogen rondom ons in de aarde of tegen het staketsel. „Wasilissa Jegorowna", zei de kom mandant, „dit is geen zaak voor vrouwen, breng Masja weg, je ziet, het meisje is noch dood noch levend." Wasilissa Jegorowna, die onder de kogels stil was geworden, keek naar de steppe, waar een grote beweging te zien was; daarop wendde zij zich tot haar man en zei hem: „Iwan Koezmitsj, God is Heer over leven en dood; geef Masja je zegen. Masja kom bij je vader." Bleek en bevend kwam Masja bij Iwan Koezmitsj, zij knielde en boog voor hem tot op de grond. De oude kommandant bekruiste haar drie maal; daarop deed hij haar opstaan, kuste haar en zei met veranderde stem: „Nu, Masja, wees gelukkig. Bid God, hij zal je niet verlaten. Als je een goed man ontmoet, God ze- gene jullie liefde. Leef dan, zoals Wa silissa Jegorowna en ik geleefd heb ben. Nu, vaarwel, Masja. Wasilissa Jegorowna, breng haar nu toch da delijk weg!" Masja wierp zich om zijn hals en schreide. „Geef mij ook een kus", zei de kommandantsvrouw onder tranen. „Vaarwel, lieve Iwan Koezmitsj! Ver geef mij, als ik je in iets gekrenkt heb!" „Vaarwel, vaarwel, moedertje," zei de kommandant, terwijl hij de oude vrouw omarmde. „Nu, het is genoeg! Ga toch naar huis, en laat Masja, als er nog tijd is, haar sarafaan aantrek ken." De kommandantsvrouw en haar dochter verwijderden zich. Ik zag Ma ria Iwanowna na, zij keek om en knikte mij toe. Maar nu keerde Iwan Koezmitsj zich tot ons en zijn ganse aandacht was op de vijand gericht De oproerlingen schaarden zich rond om hun aanvoerder en plotseling be gonnen zij van hun paarden te stap pen. „Houd je nu goed!" zeide de kom mandant, „er komt een aanval Wordt vervolgd) i Een fabrikant van gereedschappen in Baltimore (U.S.) heeft voor ruimtevaarders een stuk aereedschav ontworpen dat haast geen „draaimoment" uitoefent op degene die het gebruikt. Dit is daarom zo belang rijk omdat in ge wichtloze toestand de gewone gereedschap pen nutteloos zijn. Indien b.v. een ruim tevaarder met een ge wone sleutel een bout zou trachten los te draaien, dan zou hij bemerken dat hij zelf inplaats van de bout ging draaien. Het nieuwe stuk gereed schap dat er ongeveer net zo uitziet als een eenvoudige electri- sche boor, werd door een technicus gede monstreerd in een gewichtloze ruimte, waarvan hierbij een afbeelding. Voldoende energie om ongeveer 150 bouten los of vast te draaien wordt ge leverd door een nïk- kel-cadmium-accu welke ongeveer 100 maal weer opgeladen kan worden. Om het draaimoment zoveel mogelijk te elimine ren heeft de fabriek twee nieuwtjes toe gepast. In de meeste electrische motoren blijft een deel van de motor op zijn plaats omdat het aan het motorhuis vast zit. In het stuk ruimtegereedschap draait de ge hele motor op kogellagers in de greep van het stuk gereedschap. Speciaal door deze vinding wordt het draaimoment voor een groot gedeelte opgeheven. Een tweede nieuwtje zorgt er voor dat de overbren ging van de kracht van de motor op de as, waarin bijvoorbeeld de moersleutel ge klemd zit, met tussenpozen geschiedt zo dat het vermogen voldoende afgeremd kan worden. BRUSSEL (AP) De Belgische arts Hilaire Gravez uit Aalst bij Brussel heeft in een interview gezegd dat hij patiënten behandelt die aan kanker lijden met me thoden die overeenkomen met die van de Corsicaanse bioloog Gaston Naessens. Hij zegt dat zijn behandeling is gebaseerd op het ontwikkelen van anti-stoffen in het lichaam van de patiënt door middel van inenting. De behandeling is tamelijk lang durig en vereist het volgen van een be paald dieet door de patiënt. Dr. Gravez noemt de methode „absoluut ongevaar lijk". Het interview staat in het Gentse dag blad Het Volk. Er staan ook bijzonderhe den in over een ultraviolet-microscoop die zowel hij als Naessens gebruikt om cel veranderingen in het bloed van kanker patiënten aan te tonen. De Belgische dag bladen melden voorts dat de jonge Brus selse bioloog Maquet gelooft een serum te hebben ontdekt dat in staat zou zijn „kan kercellen te neutraliseren, en hun voort planting en vermenigvuldiging te niet te doen". Maquet heeft dezer dagen op een persconferentie verklaard dat proeven die hij op konijnen en marmotten heeft ge nomen, geslaagd lijken te zijn. Hij ver klaarde bereid te zijn, zijn serum volle dig te laten onderzoeken door alle parti culiere of officiële laboratoria die om een monster vragen. Op beide gevallen is nog geen officieel commentaar van medische zijde gegeven. helpen probaat en smaken heerlijk! (Van onze correspondent) ROME (GPD). We hebben er al eens meer op gewezen, dat Italië zich in deze „jaren zestig" voor een groot probleem geplaatst ziet. Het ontbreekt in dit land aan voldoende technisch gevormde personen, ingenieurs en dergelijken en dat betekent geringere concurrentiemogelijkheden binnen het kader van de Europese gemeenschap, onverschillig welke vorm deze uiteindelijk zal aannemen. En het gaat hier niet om een bezwaar dat gemakkelijk kan worden weggenomen. Even aannemende, dat de bevoegde overheidsinstanties op de goede weg zijn bij haar pogingen om er verbetering in te brengen, dan is dat toch in elk geval een zaak die veel tijd zal vergen. Om van geld niet te spreken. Men moet namelijk eerst de kaders vormen en voor alles bevoegde leerkrachten opkweken. Daaraan bestaat namelijk in de eerste plaats gebrek en ook het aantal inrichtingen van hoger onderwijs, niet alleen op technisch gebied, blijkt steeds meer onvoldoende. ITALIë heeft naar verhouding stellig meer jongelui die als student bij een of andere hogeschool staan ingeschreven dan ons land, maar het aantal der afgestudeer den dat, het bevolkingscijfer in aanmer king genomen, vijf maal zo groot zou moe ten zijn als in ons land, is naar verhouding klein. Bovendien blijft er, vooral in Zuid-Italië een „overproduktie" van advocaten (mees ters in de rechten) en een schromelijke achterstand op vrijwel alle andere ge bieden. Deze voorliefde voor de jurispru dentie hangt natuurlijk ten dele samen met de belangstelling, die Italianen in het al gemeen hebben voor alles wat met wet en recht en juridische haarkloverijen te ma ken heeft. Maar het feit, dat de studie korter duurt en dus minder kost dan elke andere, legt ook gewicht in de schaal. De Italiaanse jongeman uit de betere midden stand wil nu eenmaal „een stuk papier", zoals men een doctorsbul pleegt aan te duiden en het gemakkelijkst krijgt hij dat door de studie der pandecten en hun na sleep. Bovendien worden voor alle staats betrekkingen van enige betekenis „dottori" in het recht gevraagd. Maar nu die universiteiten. Zij lijden aan twee grote euvels: gebrek aan ruimte en gebrek aan leerkrachten. Reeds in 1947, bij de behandeling van de grondwet, werd door een der afgevaardigden gezegd: „Die jongelui verdringen elkaar voor de deuren van onze universiteiten en een grondige herziening van het gehele systeem is drin gend nodig". Wij zijn nu ruim vijftien jaar later en het euvel is op onrustbarende wijze toegenomen. Hoe kan een professor college geven in een aula, gebouwd voor driehonderd toehoorders, waarin zich zes honderd of meer studenten verdringen? Professor Ettore Paratore, die te Rome La tijnse letteren doceert, geeft geregeld col lege aan 600 jongelui tegelijk, maar de voor die colleges ingeschreven studenten zijn er meer dan tweeduizend. Gelukkig komen de meesten nooit. 83. „Mijn Monster Amoebe!" riep professor Kalker uit geheel in de war door de sterke gelijkenis tus sen Panda en Blub. „De monster Amoebe die ik als staatsgeheim voor spionage-doeleinden heb gekweekt! Ja, mijn geheugen werkt weer merkwaardig helder! Maar die had zich helemaal niet mogen splitsen!" „Ik ben geen splitsing, professor," zei Panda verontwaar digd. „Ik ben Panda en hij is Blub, het rioolwezen. Hij lijkt alleen maar op me; dat heeft Joris Goed- bloed hem geleerd, om hem in mijn plaats als nacht waker in dit gebouw te kunnen brengen, maar in wer kelijkheid ziet hij er heel anders uit. Kijkt U maar. En tegen Blub zei hij: „Hé, Blub, laat deze meneer eens zien wie je eigenlijk bent trek weer eens een ander gezicht!" „Blub; blubblubblub blub," zei Blub, terwijl hij gehoorzaam zijn gelaatstrekken ontspande en daarmee een geheel ander voorkomen kreeg. „Ziet u nu wel?" vroeg Panda voldaan. „Juist. Hoogst merk waardig," sprak de professor opgelucht. „Ik maakte me werkelijk zorgen! Het geheim van mijn geheime uitvinding is juist de volstrekte onsplitsbaarheid van de Spionage Amoebe, begrijp je, Pampa?" Panda begreep het nog niet helemaal, maar voor Joris Goedbloed be gon het te dagen; en het inzicht dat zich aan hem op deed, scheen hem in het geheel niet te bevallen. „Aimij" kon men hem horen prevelen. Giuseppe Barilla schrijft in zijn boek „Een toekomst voor de universiteit" over een hoogleraar te Napels, die voor twee grote aula's tegelijk „optrad". Hij had ge regeld meer dan duizend toehoorders en om ze zoveel mogelijk tevreden te stellen sprak hij in één aula en liet een tweede door middel van een luidspreker daarmee ver binden. Maar ook dit leidde tot ontevreden heid. Er is natuurlijk verschil tussen een in levende lijze aanwezige hoogleraar en een luidspreker. Om hem te kunnen be grijpen hadden zij behoefte aan zijn aan wezigheid. Dat is ook begrijpelijk. Als het niet zo was, dan zou men evengoed hoger onderwijs kunnen geven via televisie en radio. De professor stelde toen voor. een bioscooplokaal te huren in de nabijheid van de universiteit; een voorstel dat af stuitte op tegenkanting omdat het strijdig werd geacht met de waardigheid van een hogeschool VEEL ERGER is de toestand natuurlijk bij al die takken van wetenschap, medi cijnen en alle technische vakken, waar de student niet alleen moet horen, maar ook moet kunnen zien. De student die erin slaagt werkelijk eens een operatie te vol gen, is een uitzondering. De meesten zien nooit iets anders dan de gerekte nekken van hun mede naar wijsheid hunkerende col lega's. Rome, Napels, Milaan, Turijn, de grootste universiteiten, zijn er natuurlijk het slechtst aan toe. Maar ook in de niet zo overvolle, bijvoorbeeld Florence, Bolog na, Genua, is de toestand niet veel beter. ER IS; voor dat overgrote aantal stu denten, een schromelijk gebrek aan leer krachten. In Oxford bijvoorbeeld wordt door vier hoogleraren onderricht gegeven in de Italiaanse letteren: voor Engelse stu denten natuurlijk een bijvak. In Hamburg zijn vijf hoogleraren voor Latijn, in Parijs aan de Sorbonne twaalf voor Franse let teren. Maar in bijna alle Italiaanse univer siteiten vindt men maar één professor voor de Italiaanse letteren De verhouding hoogleraren-studenten is in de meeste universiteiten in Europa één op vijftig. In Sovjet-Rusland vindt men naar het heet één hoogleraar op iedere negen studenten, in Italië één op iedere tweehonderd. ONTSTELLEND wordt het beeld wan neer men aan de academische proefschrif ten denkt. Er zijn professoren, die zich te gelijkertijd moeten bezighouden met vijf tig studenten, die aan een nroefschrift bezig zijn. Heel vaak zijn zij genoodzaakt studen ten af te wijzen, omdat het werk hun boven het hoofd groeit. De student gaat dan op zoek naar een of andere professor, die toe vallig nog wat vrije tijd beschikbaar heeft En zo krijgt men het zonderlinge geval van een jongeman, die voornemens was een proefschrift voor te bereiden op het gebied der hogere wiskunde, zijn studievak, en tenslotte promoveerde op een dissertatie over plantenziekten, omdat toevallig de professor belast met dat vak een beetje tijd voor hem beschikbaar had De oplossing lijkt eenvoudig genoeg. In de dagbladen, die aan het onderwerp vaak aandacht wijden, wordt steeds gezegd: men bouwe nieuwe en grotere aula's en ver- dubbele of verdrievoud'ige het aantal leer krachten. Wat dat eerste betreft, is het een kwestie van geld en waarschijnlijk zou daar wel een mouw aan te passen zijn. Maar profes- 1 soren stampt men niet uit de grond. En als men aan de overwerkte hoogleraren vraagt, of zij het niet op prijs zouden stel len, als er naast de hunne een tweede leer stoel voor hetzelfde vak zou worden in gesteld, is hun antwoord bijna steeds: „Het is geen kwestie van al of niet op prijs stel len, het ontbreekt aan bevoegde personen". i ->■ fina r - RIGEL Mercurius is in het begin van deze maand 's morgens in het zuidoosten voor de zon op. Met een veldkijker opzoeken, laag boven de horizon, en bij heldere lucht. Venus is 's avonds in het westen een prachtig hemellichaam, dat meer dan drie uren na de zon onder- gaat. Mars en Satumus staan te dicht bij de zon en zijn dus onzichtbaar. Jupiter is 's avonds nog te zien, maar nadert langzaam de zon. De twee heldere planeten Venus en Ju piter staan op het einde van de maand dicht bij elkaar (zie verder). Met een veldkijker is de planeet Uranus duidelijk te zien in het sterrenbeeld Leeuw, maar moeilijk van een ster te onderscheiden. Van 15 tot 18 februari is 's avonds het z.g.n. „asgrauwe licht" van de maan te zien. Dit is niets anders dan „aardschijnsel" op dat deel van de maanglobe dat niet door de zonne stralen beschenen wordt. Op 16 februari te 14 uur komt de maan in conjunctie met Venus. Deze samenstand is 's avonds waar te ne men. Op 17 februari te 10 uur komt de maan nabij Jupiter. Daar dit overdag geschiedt, zullen wij de eigenlijke conjunctie missen. Kijk op de avon den van 16 en 17 februari, en let op de verplaatsing van de maan ten opzichte van de planeet. Blijf ook de volgende dagen waarnemen en let op de verdere verplaatsing van de maan, die tegelijkertijd meer en meer verlicht is. Op 24 februari 's avonds zal Venus zich één graad ten zuiden van de ster Epsilon van de Vissen bevinden; te observeren met een veldkijker. Op de 26ste te 20 uur staat de maan dicht bij Regulus, de hoofdster van het sterrenbeeld Leeuw. Op het einde van de maand staan Venus en Jupiter, de twee helderste plane ten, dicht bij elkaar aan de hemel; ze zijn 's avonds in het westen zicht- HAAS baar. De afstand tussen beide zal het kortste zijn op 27 februari; Venus zal dan anderhalve graad ten noorden van Jupiter staan. Efemeriden. Van 31 januari tot 29 februari lengen de dagen met 1 uur en 40 minuten. De hierna vol gende getallen hebben betrekking op de toestand te Utrecht. Gegeven wor den: de tijdstippen van opkomst, doorgang door de meridiaan (zuiden), en ondergang. In meer naar het oos ten gelegen plaatsen komen de hemel lichamen iets vroeger op, maar gaan ook iets vroeger onder. datum opkomst doorg. onderg. 1 8.23 12.53 17.23 29 7.29 12.52 18.15 Mercurius 1 7.13 11.12 15.11 11 7.25 11.30 15.35 21 7.27 11.53 16.19 Venus 1 9.41 15.16 20.51 11 9.19 15.20 21.21 21 8.55 15.24 21.53 Jupiter 1 10.22 16.51 23.20 11 9.47 16.19 22.51 21 9.11 15.47 22.23 MAAN: Laatste Kwartier: 5 februari te 13.42 Nieuwe Maan: 13 februari te 14.01 Eerste Kwartier: 20 februari te 14.24 Volle Maan: 27 februari te 13.39 Om de bovenstaande kaart te rich ten moet men ze boven het hoofd houden en het N laten samenvallen met de noordelijke horizon. De stand van de hemel is die op 15 februari te 20 uur. Voor vroegere tijdstippen de kaart draaien in de richting van de wijzers van een uurwerk, voor latere waarnemingen in tegenover gestelde richting. De plaats van de maan is voor enkele avonden aan gegeven; de getallen duiden de dag van de maand aan. De schijnbare bewegingen van Venus (V) en Ju piter (J) zijn eveneens aangegeven. De stippellijn die door de Zwaan en de Voerman gaat, duidt de hartlijn van de Melkweg aan. De andere ge stippelde lijn is de ecliptica (Zodiak of Dierenriem); de zon, de maan en de voornaamste planeten bevinden zich steeds in de nabijheid van deze lijn. Dr. Jan Meeus

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 11