DE KAPITEINSDOCHTER
I
I
W-
Universitair leven in Italië
FANDA EN DE MEESTER* RIOLIST
ty
f
F*1*3®^
0*
~Syi
\4T
KEELPIJN?
^T^bellatr,x
I
1
Nieuwe experimenten
met z.g. kankersera
11
Ons vervolgverhaal
c
Gebrek aan hooglerarenaan geldaan
ruimteaan hulpmiddelenaan alles
De sterrenhemel in februari
DINSDAG 4 FEBRUARI 1964
f/mmt/mmt
Een historische roman uit
het tsaristische Rusland
door Alexander Poesjkin
hoest? verkoudheid?
GROENE KRUIS
HOESTBONBONS
Teveel juristen
„Nekken kijken"
Eén op de 200
Promotie-perikelen
EN DUS ZAL het voorlopig nog wel
enige tijd bij het oude blijven. Maar er
zal toch gauw iets aan gedaan moeten
worden als Italië niet ten achter wil
blijven. Dat dit land nog altijd een zeer
behoorlijk aantal goed onderlegde intel
lectuelen oplevert is meer toe te schrijven
aan de zeer hoge kwaliteiten van het ras
en aan de bijzondere intelligentie der
Italianen dan aan hun onderwijs
methoden.
POOlSTER^f 6
°«o„
16)
1
I
-<;.v fy -
I
(Vertaald door mr. S. L. de Leeuw)
I
l
Ik voelde in mij zelf een grote
verandering: de opwinding in mijn
geest was voor mij veel minder druk
kend dan de zwaarmoedigheid, waar
van ik nog kort geleden vervuld was.
Met de droefheid van de scheiding
verbonden zich voor mij ook een on
klare, maar zoete hoop, en het onge
duldig tegemoet-zien van de geva
ren, en het gevoel van een edele eer
zucht. De nacht ging ongemerkt voor
bij. Ik wilde het huis al verlaten, toen
mijn deur geopend werd en er een
korporaal verscheen, die mij kwam
melden, dat onze Kozakken 's nachts
de vesting verlaten en Joelaj met
geweld meegevoerd hadden en dat
er onbekende ruiters rondom de ves
ting gezien waren. De gedachte, dat
Maria Iwanowa geen gelegenheid meer
zou vinden om te vertrekken, ontzet
te mij; ik gaf de korporaal haastig
enige aanwijzingen en snelde dadelijk
naar de kommandant. Het werd al
licht. Ik vloog over de straat, toen
ik mijn naam hoorde roepen. Ik bleef
staan. „Waar gaat u heen?" zei Iwan
Ignatitsj, die achter mij aankwam.
„Iwan Koezmitsj is op de muur en
heeft mij gestuurd, om u te halen.
Poegatsj is verschenen."
„Is Maria Iwanowna vertrokken?"
vroeg ik met trillend hart.
„Het was al te laat," antwoordde
Iwan Ignatitsj „de weg naar Oren-
burg is afgesneden, de vesting is om
singeld. Het staat slecht, Peter An-
dreïtsj
Wij beklommen de vestingmuur,
een door de natuur gevormde hoogte,
die met een staketsel versterkt was.
Daar stonden reeds alle bewoners van
de vesting bijeen, het garnizoen was
onder de wapens, het kanon was er
de vorige dag heengesleept. De kom
mandant liep voor het korte front
heen en weer. De nabijheid van het
gevaar vervulde de oude krijgsman
van een ongewone opgewektheid. In
de steppe, niet ver van de vesting,
reden een twintigtal mannen. Zij
schenen Kozakken te zijn, maar onder
hen bevonden zich ook Basjkieren, die
men gemakkelijk kon herkennen aan
hun mutsen van vossevel en hun pijl
kokers. De kommandant liep langs
zijn troepen en zei tot de soldaten:
„Nu, kinderen, laten wij vandaag voor
ons moedertje de Tsarin in de bres
staan en de gehele wereld tonen, dat
wij dappere mannen zijn, die hun eed
trouw blijven!"
De soldaten gaven luide hun be
reidwilligheid te kennen.
Sjwabrin stond naast mij en keek
scherp naar de vijand. De mannen,
die door de steppe reden, bemerkten
de beweging in de vesting, kwamen
tot een groep bijeen en begonnen on
der elkaar te praten. De kommandant
beval Iwan Ignatitsj, het kanon op
hun groep te richten en legde zelf
de lont aan het kruit. De kanonsko
gel vloog gonzend over hen heen, zon
der schade aan te richten. De rij
ders verstrooiden zich en reden da
delijk uit het gezicht, en de steppe
was weer ledig.
Op dit ogenblik verscheen Wasilis-
sa Jegorowna op de muur; Mas ja, die
haar niet wilde verlaten, was bij haar.
„Welnu", vroeg de kommandants-
vrouw, „hoe ontwikkelt zich de slag?
Waar is de vijand?" „De vijand is
niet ver af," antwoordde Iwan Koez
mitsj. „Met Gods hulp zal alles goed
gaan, nu Masja, ben je bang?"
„Neen, papa," antwoordde Maria
Iwanowna, „als ik alleen thuis ben,
heb ik nog meer angst."
Op dit ogenblik zag zij mij aan en
zij glimlachte met moeite. Onwille
keurig greep ik het gevest van mijn
degen vaster in de hand; ik herinner
de mij, dat ik hem de vorige dag uit
haar handen had ontvangen, als ware
het, om mijn geliefde te beschermen.
Mijn hart gloeide, ik voelde mij als
haar ridder. Ik verlangde vurig te be
wijzen, dat ik haar vertrouwen waar
dig was en ongeduldig wachtte ik
het beslissende ogenblik af.
Op dit ogenblik kwamen er van ach
ter de hoogte, die op een halve werst
van de vesting verwijderd was, nieu
we groepen ruiters te voorschijn en
weldra was de steppe bezaaid met
een menigte lieden, die met lansen
en pijl en boog bewapend waren. In
hun midden reed een man in een rode
kaftan op een wit paard, met de ont
blote sabel in de hand: dat was Poe
gatsj ow zelf. Hij bleef staan, men om
ringde hem en wij zagen, hoe op zijn
bevel vier man naar voren kwamen
en in volle galop tot vlak bij de ves
ting reden. Wij herkenden in hen on
ze verraders. Een van hen hield bo
ven zijn muts een blad papier, een
ander had het hoofd van Joelaj op
zijn lans gestoken; hij zwaaide met
de lans en wiep het hoofd over het
staketsel naar ons toe. Het hoofd van
de arme Kalmak viel voor de voeten
van de kommandant. De verraders
schreeuwden: „Niet schieten! Kom
naar buiten, naar de Keizer! De Kei
zer is hier."
„Ik zal ze!" riep Iwan Koezmitsj.
„Jongens, schiet!" Onze soldaten ga
ven een salvo. De Kozak met de brief
wankelde en viel van het paard, de
anderen draafden terug. Ik keek naar
Maria Iwanowna. Getroffen door de
aanblik van het bebloede hoofd van
Joelaj, verdoofd door het geweervuur,
scheen zij wel bewusteloos. De kom
mandant riep een korporaal en beval
hem, het blad papier uit de handen
van de gedode Kozak te halen. De
korporaal ging het veld in en kwam
terug, het paard van de gedode aan
de teugel meevoerend. Hij gaf de
kommandant de brief. Iwan Koez
mitsj las hem in stilte en scheurde
hem daarop in stukken. Intussen
maakten de oproerlingen zich klaar
blijkelijk gereed om in actie te ko
men. Spoedig begonnen de kogels
om onze oren te fluiten en enige pij
len vlogen rondom ons in de aarde
of tegen het staketsel.
„Wasilissa Jegorowna", zei de kom
mandant, „dit is geen zaak voor
vrouwen, breng Masja weg, je ziet,
het meisje is noch dood noch levend."
Wasilissa Jegorowna, die onder de
kogels stil was geworden, keek naar
de steppe, waar een grote beweging
te zien was; daarop wendde zij zich
tot haar man en zei hem: „Iwan
Koezmitsj, God is Heer over leven en
dood; geef Masja je zegen. Masja
kom bij je vader."
Bleek en bevend kwam Masja bij
Iwan Koezmitsj, zij knielde en boog
voor hem tot op de grond. De oude
kommandant bekruiste haar drie
maal; daarop deed hij haar opstaan,
kuste haar en zei met veranderde
stem:
„Nu, Masja, wees gelukkig. Bid
God, hij zal je niet verlaten. Als
je een goed man ontmoet, God ze-
gene jullie liefde. Leef dan, zoals Wa
silissa Jegorowna en ik geleefd heb
ben. Nu, vaarwel, Masja. Wasilissa
Jegorowna, breng haar nu toch da
delijk weg!"
Masja wierp zich om zijn hals en
schreide.
„Geef mij ook een kus", zei de
kommandantsvrouw onder tranen.
„Vaarwel, lieve Iwan Koezmitsj! Ver
geef mij, als ik je in iets gekrenkt
heb!"
„Vaarwel, vaarwel, moedertje," zei
de kommandant, terwijl hij de oude
vrouw omarmde. „Nu, het is genoeg!
Ga toch naar huis, en laat Masja, als
er nog tijd is, haar sarafaan aantrek
ken."
De kommandantsvrouw en haar
dochter verwijderden zich. Ik zag Ma
ria Iwanowna na, zij keek om en
knikte mij toe. Maar nu keerde Iwan
Koezmitsj zich tot ons en zijn ganse
aandacht was op de vijand gericht
De oproerlingen schaarden zich rond
om hun aanvoerder en plotseling be
gonnen zij van hun paarden te stap
pen.
„Houd je nu goed!" zeide de kom
mandant, „er komt een aanval
Wordt vervolgd) i
Een fabrikant van
gereedschappen in
Baltimore (U.S.) heeft
voor ruimtevaarders
een stuk aereedschav
ontworpen dat haast
geen „draaimoment"
uitoefent op degene
die het gebruikt. Dit
is daarom zo belang
rijk omdat in ge
wichtloze toestand de
gewone gereedschap
pen nutteloos zijn.
Indien b.v. een ruim
tevaarder met een ge
wone sleutel een bout
zou trachten los te
draaien, dan zou hij
bemerken dat hij zelf
inplaats van de bout
ging draaien. Het
nieuwe stuk gereed
schap dat er ongeveer
net zo uitziet als een
eenvoudige electri-
sche boor, werd door
een technicus gede
monstreerd in een
gewichtloze ruimte,
waarvan hierbij een
afbeelding. Voldoende
energie om ongeveer
150 bouten los of vast
te draaien wordt ge
leverd door een nïk-
kel-cadmium-accu
welke ongeveer 100
maal weer opgeladen
kan worden. Om het
draaimoment zoveel
mogelijk te elimine
ren heeft de fabriek
twee nieuwtjes toe
gepast. In de meeste electrische motoren
blijft een deel van de motor op zijn plaats
omdat het aan het motorhuis vast zit. In
het stuk ruimtegereedschap draait de ge
hele motor op kogellagers in de greep van
het stuk gereedschap. Speciaal door deze
vinding wordt het draaimoment voor een
groot gedeelte opgeheven. Een tweede
nieuwtje zorgt er voor dat de overbren
ging van de kracht van de motor op de
as, waarin bijvoorbeeld de moersleutel ge
klemd zit, met tussenpozen geschiedt zo
dat het vermogen voldoende afgeremd kan
worden.
BRUSSEL (AP) De Belgische arts
Hilaire Gravez uit Aalst bij Brussel heeft
in een interview gezegd dat hij patiënten
behandelt die aan kanker lijden met me
thoden die overeenkomen met die van de
Corsicaanse bioloog Gaston Naessens. Hij
zegt dat zijn behandeling is gebaseerd op
het ontwikkelen van anti-stoffen in het
lichaam van de patiënt door middel van
inenting. De behandeling is tamelijk lang
durig en vereist het volgen van een be
paald dieet door de patiënt. Dr. Gravez
noemt de methode „absoluut ongevaar
lijk".
Het interview staat in het Gentse dag
blad Het Volk. Er staan ook bijzonderhe
den in over een ultraviolet-microscoop die
zowel hij als Naessens gebruikt om cel
veranderingen in het bloed van kanker
patiënten aan te tonen. De Belgische dag
bladen melden voorts dat de jonge Brus
selse bioloog Maquet gelooft een serum te
hebben ontdekt dat in staat zou zijn „kan
kercellen te neutraliseren, en hun voort
planting en vermenigvuldiging te niet te
doen". Maquet heeft dezer dagen op een
persconferentie verklaard dat proeven die
hij op konijnen en marmotten heeft ge
nomen, geslaagd lijken te zijn. Hij ver
klaarde bereid te zijn, zijn serum volle
dig te laten onderzoeken door alle parti
culiere of officiële laboratoria die om een
monster vragen. Op beide gevallen is nog
geen officieel commentaar van medische
zijde gegeven.
helpen probaat en smaken heerlijk!
(Van onze correspondent)
ROME (GPD). We hebben er al eens meer op gewezen, dat Italië zich in
deze „jaren zestig" voor een groot probleem geplaatst ziet. Het ontbreekt in dit
land aan voldoende technisch gevormde personen, ingenieurs en dergelijken en
dat betekent geringere concurrentiemogelijkheden binnen het kader van de
Europese gemeenschap, onverschillig welke vorm deze uiteindelijk zal aannemen.
En het gaat hier niet om een bezwaar dat gemakkelijk kan worden weggenomen.
Even aannemende, dat de bevoegde overheidsinstanties op de goede weg zijn
bij haar pogingen om er verbetering in te brengen, dan is dat toch in elk geval
een zaak die veel tijd zal vergen. Om van geld niet te spreken. Men moet namelijk
eerst de kaders vormen en voor alles bevoegde leerkrachten opkweken. Daaraan
bestaat namelijk in de eerste plaats gebrek en ook het aantal inrichtingen van
hoger onderwijs, niet alleen op technisch gebied, blijkt steeds meer onvoldoende.
ITALIë heeft naar verhouding stellig
meer jongelui die als student bij een of
andere hogeschool staan ingeschreven dan
ons land, maar het aantal der afgestudeer
den dat, het bevolkingscijfer in aanmer
king genomen, vijf maal zo groot zou moe
ten zijn als in ons land, is naar verhouding
klein.
Bovendien blijft er, vooral in Zuid-Italië
een „overproduktie" van advocaten (mees
ters in de rechten) en een schromelijke
achterstand op vrijwel alle andere ge
bieden. Deze voorliefde voor de jurispru
dentie hangt natuurlijk ten dele samen met
de belangstelling, die Italianen in het al
gemeen hebben voor alles wat met wet en
recht en juridische haarkloverijen te ma
ken heeft. Maar het feit, dat de studie
korter duurt en dus minder kost dan elke
andere, legt ook gewicht in de schaal. De
Italiaanse jongeman uit de betere midden
stand wil nu eenmaal „een stuk papier",
zoals men een doctorsbul pleegt aan te
duiden en het gemakkelijkst krijgt hij dat
door de studie der pandecten en hun na
sleep. Bovendien worden voor alle staats
betrekkingen van enige betekenis „dottori"
in het recht gevraagd.
Maar nu die universiteiten. Zij lijden
aan twee grote euvels: gebrek aan ruimte
en gebrek aan leerkrachten. Reeds in 1947,
bij de behandeling van de grondwet, werd
door een der afgevaardigden gezegd: „Die
jongelui verdringen elkaar voor de deuren
van onze universiteiten en een grondige
herziening van het gehele systeem is drin
gend nodig". Wij zijn nu ruim vijftien jaar
later en het euvel is op onrustbarende
wijze toegenomen. Hoe kan een professor
college geven in een aula, gebouwd voor
driehonderd toehoorders, waarin zich zes
honderd of meer studenten verdringen?
Professor Ettore Paratore, die te Rome La
tijnse letteren doceert, geeft geregeld col
lege aan 600 jongelui tegelijk, maar de voor
die colleges ingeschreven studenten zijn
er meer dan tweeduizend. Gelukkig komen
de meesten nooit.
83. „Mijn Monster Amoebe!" riep professor Kalker
uit geheel in de war door de sterke gelijkenis tus
sen Panda en Blub. „De monster Amoebe die ik als
staatsgeheim voor spionage-doeleinden heb gekweekt!
Ja, mijn geheugen werkt weer merkwaardig helder!
Maar die had zich helemaal niet mogen splitsen!" „Ik
ben geen splitsing, professor," zei Panda verontwaar
digd. „Ik ben Panda en hij is Blub, het rioolwezen.
Hij lijkt alleen maar op me; dat heeft Joris Goed-
bloed hem geleerd, om hem in mijn plaats als nacht
waker in dit gebouw te kunnen brengen, maar in wer
kelijkheid ziet hij er heel anders uit. Kijkt U maar.
En tegen Blub zei hij: „Hé, Blub, laat deze meneer
eens zien wie je eigenlijk bent trek weer eens een
ander gezicht!" „Blub; blubblubblub blub," zei Blub,
terwijl hij gehoorzaam zijn gelaatstrekken ontspande
en daarmee een geheel ander voorkomen kreeg. „Ziet
u nu wel?" vroeg Panda voldaan. „Juist. Hoogst merk
waardig," sprak de professor opgelucht. „Ik maakte
me werkelijk zorgen! Het geheim van mijn geheime
uitvinding is juist de volstrekte onsplitsbaarheid van de
Spionage Amoebe, begrijp je, Pampa?" Panda begreep
het nog niet helemaal, maar voor Joris Goedbloed be
gon het te dagen; en het inzicht dat zich aan hem op
deed, scheen hem in het geheel niet te bevallen. „Aimij"
kon men hem horen prevelen.
Giuseppe Barilla schrijft in zijn boek
„Een toekomst voor de universiteit" over
een hoogleraar te Napels, die voor twee
grote aula's tegelijk „optrad". Hij had ge
regeld meer dan duizend toehoorders en om
ze zoveel mogelijk tevreden te stellen sprak
hij in één aula en liet een tweede door
middel van een luidspreker daarmee ver
binden. Maar ook dit leidde tot ontevreden
heid. Er is natuurlijk verschil tussen een
in levende lijze aanwezige hoogleraar en
een luidspreker. Om hem te kunnen be
grijpen hadden zij behoefte aan zijn aan
wezigheid. Dat is ook begrijpelijk. Als het
niet zo was, dan zou men evengoed hoger
onderwijs kunnen geven via televisie en
radio. De professor stelde toen voor. een
bioscooplokaal te huren in de nabijheid
van de universiteit; een voorstel dat af
stuitte op tegenkanting omdat het strijdig
werd geacht met de waardigheid van een
hogeschool
VEEL ERGER is de toestand natuurlijk
bij al die takken van wetenschap, medi
cijnen en alle technische vakken, waar de
student niet alleen moet horen, maar ook
moet kunnen zien. De student die erin
slaagt werkelijk eens een operatie te vol
gen, is een uitzondering. De meesten zien
nooit iets anders dan de gerekte nekken van
hun mede naar wijsheid hunkerende col
lega's. Rome, Napels, Milaan, Turijn, de
grootste universiteiten, zijn er natuurlijk
het slechtst aan toe. Maar ook in de niet
zo overvolle, bijvoorbeeld Florence, Bolog
na, Genua, is de toestand niet veel beter.
ER IS; voor dat overgrote aantal stu
denten, een schromelijk gebrek aan leer
krachten. In Oxford bijvoorbeeld wordt
door vier hoogleraren onderricht gegeven
in de Italiaanse letteren: voor Engelse stu
denten natuurlijk een bijvak. In Hamburg
zijn vijf hoogleraren voor Latijn, in Parijs
aan de Sorbonne twaalf voor Franse let
teren. Maar in bijna alle Italiaanse univer
siteiten vindt men maar één professor voor
de Italiaanse letteren
De verhouding hoogleraren-studenten is
in de meeste universiteiten in Europa één
op vijftig. In Sovjet-Rusland vindt men
naar het heet één hoogleraar op iedere
negen studenten, in Italië één op iedere
tweehonderd.
ONTSTELLEND wordt het beeld wan
neer men aan de academische proefschrif
ten denkt. Er zijn professoren, die zich te
gelijkertijd moeten bezighouden met vijf
tig studenten, die aan een nroefschrift bezig
zijn. Heel vaak zijn zij genoodzaakt studen
ten af te wijzen, omdat het werk hun boven
het hoofd groeit. De student gaat dan op
zoek naar een of andere professor, die toe
vallig nog wat vrije tijd beschikbaar heeft
En zo krijgt men het zonderlinge geval van
een jongeman, die voornemens was een
proefschrift voor te bereiden op het gebied
der hogere wiskunde, zijn studievak, en
tenslotte promoveerde op een dissertatie
over plantenziekten, omdat toevallig de
professor belast met dat vak een beetje tijd
voor hem beschikbaar had
De oplossing lijkt eenvoudig genoeg. In
de dagbladen, die aan het onderwerp vaak
aandacht wijden, wordt steeds gezegd: men
bouwe nieuwe en grotere aula's en ver-
dubbele of verdrievoud'ige het aantal leer
krachten.
Wat dat eerste betreft, is het een kwestie
van geld en waarschijnlijk zou daar wel
een mouw aan te passen zijn. Maar profes-
1 soren stampt men niet uit de grond. En
als men aan de overwerkte hoogleraren
vraagt, of zij het niet op prijs zouden stel
len, als er naast de hunne een tweede leer
stoel voor hetzelfde vak zou worden in
gesteld, is hun antwoord bijna steeds: „Het
is geen kwestie van al of niet op prijs stel
len, het ontbreekt aan bevoegde personen".
i ->■ fina
r -
RIGEL
Mercurius is in het begin van deze
maand 's morgens in het zuidoosten
voor de zon op. Met een veldkijker
opzoeken, laag boven de horizon, en
bij heldere lucht.
Venus is 's avonds in het westen
een prachtig hemellichaam, dat
meer dan drie uren na de zon onder-
gaat.
Mars en Satumus staan te dicht
bij de zon en zijn dus onzichtbaar.
Jupiter is 's avonds nog te zien,
maar nadert langzaam de zon. De
twee heldere planeten Venus en Ju
piter staan op het einde van de
maand dicht bij elkaar (zie verder).
Met een veldkijker is de planeet
Uranus duidelijk te zien in het
sterrenbeeld Leeuw, maar moeilijk
van een ster te onderscheiden.
Van 15 tot 18 februari is 's avonds
het z.g.n. „asgrauwe licht" van de
maan te zien. Dit is niets anders dan
„aardschijnsel" op dat deel van de
maanglobe dat niet door de zonne
stralen beschenen wordt.
Op 16 februari te 14 uur komt de
maan in conjunctie met Venus. Deze
samenstand is 's avonds waar te ne
men.
Op 17 februari te 10 uur komt de
maan nabij Jupiter. Daar dit overdag
geschiedt, zullen wij de eigenlijke
conjunctie missen. Kijk op de avon
den van 16 en 17 februari, en let op
de verplaatsing van de maan ten
opzichte van de planeet. Blijf ook
de volgende dagen waarnemen en
let op de verdere verplaatsing van
de maan, die tegelijkertijd meer en
meer verlicht is.
Op 24 februari 's avonds zal Venus
zich één graad ten zuiden van de
ster Epsilon van de Vissen bevinden;
te observeren met een veldkijker.
Op de 26ste te 20 uur staat de
maan dicht bij Regulus, de hoofdster
van het sterrenbeeld Leeuw. Op het
einde van de maand staan Venus
en Jupiter, de twee helderste plane
ten, dicht bij elkaar aan de hemel;
ze zijn 's avonds in het westen zicht-
HAAS
baar. De afstand tussen beide zal het
kortste zijn op 27 februari; Venus
zal dan anderhalve graad ten noorden
van Jupiter staan.
Efemeriden. Van 31 januari tot
29 februari lengen de dagen met 1
uur en 40 minuten. De hierna vol
gende getallen hebben betrekking op
de toestand te Utrecht. Gegeven wor
den: de tijdstippen van opkomst,
doorgang door de meridiaan (zuiden),
en ondergang. In meer naar het oos
ten gelegen plaatsen komen de hemel
lichamen iets vroeger op, maar gaan
ook iets vroeger onder.
datum opkomst doorg. onderg.
1
8.23
12.53
17.23
29
7.29
12.52
18.15
Mercurius
1
7.13
11.12
15.11
11
7.25
11.30
15.35
21
7.27
11.53
16.19
Venus
1
9.41
15.16
20.51
11
9.19
15.20
21.21
21
8.55
15.24
21.53
Jupiter
1
10.22
16.51
23.20
11
9.47
16.19
22.51
21
9.11
15.47
22.23
MAAN:
Laatste Kwartier: 5 februari te 13.42
Nieuwe Maan: 13 februari te 14.01
Eerste Kwartier: 20 februari te 14.24
Volle Maan: 27 februari te 13.39
Om de bovenstaande kaart te rich
ten moet men ze boven het hoofd
houden en het N laten samenvallen
met de noordelijke horizon. De stand
van de hemel is die op 15 februari
te 20 uur. Voor vroegere tijdstippen
de kaart draaien in de richting van
de wijzers van een uurwerk, voor
latere waarnemingen in tegenover
gestelde richting. De plaats van de
maan is voor enkele avonden aan
gegeven; de getallen duiden de dag
van de maand aan. De schijnbare
bewegingen van Venus (V) en Ju
piter (J) zijn eveneens aangegeven.
De stippellijn die door de Zwaan
en de Voerman gaat, duidt de hartlijn
van de Melkweg aan. De andere ge
stippelde lijn is de ecliptica (Zodiak
of Dierenriem); de zon, de maan en
de voornaamste planeten bevinden
zich steeds in de nabijheid van deze
lijn.
Dr. Jan Meeus