I DE KAPITEINSDOCHTER I Verbeten strijd om kinderlevens in de achterbuurten van Bangkok PANDA EN DE MEESTER *RI O LIST m 7f Nieuwe diepzee-duikboot voor kapitein Cousteau Ons vervolgverhaal Eiwit vertraagt de groei van kanker DONDERDAG 6 FEBRUARI 1964 11 fm/mmtu/ii Een historische roman uit het tsaristische Rusland door Alexander Poesjkin wttmn/mtt. 'Electronische orgels Unicef en WHO in het offensief tegen vervuiling en tuberculose Sterilisatie-„therapie" Zwemmen in het vuil „Niet bi] denken" De hulp gaat voort J. Egg ink (Vertaald door mr. S. L. de Leeuw) 18) „Schurken!" riep zij uit in wilde woede. „Wat heb je met hem ge daan? Iwan Koezmitsj, mijn leven, mijn dappere soldaat! De Pruisische bajonetten en de Turkse kogels heb ben je niet geraakt, je hebt je leven niet in een eerlijk gevecht verloren, een ontvluchte misdadiger heeft je omgebracht!" „Weg met die heks," zei Poegats- jow. Een jonge Kozak gaf haar met zijn sabel een houw op het hoofd en zij viel dood neer op de treden van de buitentrap. Poegatsjow reed weg, het volk stroomde hem na. HOOFDSTUK VIII DE ONGEVRAAGDE GAST Een ongevraagde gast is erger dan een Tartaar. Spreekwoord Het plein was leeg. Ik stond nog steeds op dezelfde plaats en kon mijn gedachten, die door zulke verschrik kelijke indrukken in verwarring ge bracht waren, niet in evenwicht brengen. Mijn onwetendheid over het lot van Maria Iwanowna kwelde mij het al lermeest. Waar was zij? Wat was er met haar gebeurd? Had zij zich kun nen verbergen? Was haar toelvuchts- oord veilig Volangstige gedach ten trad ik het huis van de komman- dant binnen Alles was leeg; de stoelen, de ta fels, de kasten waren stuk geslagen, het keukengerei lag aan scherven, al het huisraad was weggesleept. Ik snelde de kleine trap op, die naar de zolderkamer leidde en voor de eerste maal van mijn leven betrad ik de kamer van Maria Iwanowna. Ik zag haar bed, dat de rovers omgewoeld hadden; de kast was opengebroken en leeggeroofd; het lampje brandde nog voor de lege schrijn met de heiligenbeelden. Ook het spiegeltje, dat tussen de vensters hing, was heel gebleven Maar waar was de be woonster van dat vreedzame jonge- meisjes-kamertje? Een vreselijke ge dachte kwam op in mijn geest: ik stelde mij haar voor in de handen van de rovers Mijn hart kromp ineen. Ik weende bittere tranen en riep luid de naam van mijn beminde. Op dat ogenblik hoorde ik een licht geluid en Palasja kwam van achter de kast te voorschijn, bleek en beven de. „Ach Peter Andreïtsj," zei zij han denwringend. „Wat een dag! Wat een vreselijke dingen!" „En Maria Iwanowna?" vroeg ik ongeduldig. „Hoe is het met Maria Iwanowna?" „De jongejuffrouw is in leven," ant woordde Palasja. „Zij heeft zich bij Akoelina Pamfilowna verborgen." „Bij de vrouw van de pope!" riep ik in ontzetting. „Mijn God, maar daar is Poegat sjow ook!" Ik snelde de kamer uit, was binnen een ogenblik op straat en liep hals over kop naar het huis van de geeste lijke, zonder iets te zien of te voelen. Daar klonken kreten, luid gelach en liederen Poegatsjow vierde feest met zijn kameraden. Palasja was met mij meegelopen. Ik zei haar, ongemerkt Akoelina Pamfilowna te roepen. Een ogenblik later kwam de vrouw van de pope in de gang bij mij, met een lege kruik in de hand. „Om godswil, waar is Maria Iwa nowna?" vroeg ik haar in onbe schrijfelijke opwinding. „Zij ligt bij mij op bed, mijn duif je, daar achter het schot," antwoord de zij. „Och Peter Andreïtsj, bijna was er een ongeluk gebeurd, maar goddank, alles is goed afgelopen; die booswicht was pas aan tafel gegaan, toen het arme kind wakker werd en steunde Ik viel bijna flauw van schrik. Hij luisterde: „Wie jammert daar zo bij jou, oudje?" Ik val die rover te voet: het is mijn nichtje, heer; zij is ziek, zij ligt hier al meer dan een week te bed. „En is je nicht je jong?" Ja, heer. „Laat mij dat nichtje van jou eens zien!" Het was als een slag op mijn hart, maar wat kon ik doen? Als het u blieft, heer, alleen, het meisje kan niet opstaan, om uw genade te begroeten. „Dat hindert niet, oudje, ik zal zelf wel gaan kijken." En daar ging die ver vloekte schurk achter het schot, en wat denk je? Hij trok het gordijn weg en keek naar haar met zijn ha viksogen en dat was alles. God heeft ons geholpen! En wil je wel geloven, ik en vadertje hadden ons al op de martelaarsdood voorbereid. Gelukkig heeft ze hem niet herkend, mijn duif je. Heer in de hemel, het is wel ver gekomen! Die arme Iwan Koeemitsj, wat zeg je daarvan, wie had dat nu gedacht! En Wasilissa Jegorowna? En Iwan Ignatitsj? Wat had die nu voor kwaad gedaan? Hoe komt het, dat ze u gespaard hebben? En dan die Sjwabrin, Aleksej Iwanitsj? Die heeft zich zo maar kaal laten knip pen en nu viert hij hier bij ons feest met hen! Handig, dat moet men zeg gen! En toen ik dat zei over mijn zieke nichtje, wil je wel geloven, toen keek hij naar mij, zo scberp als een mes; maar verraden heeft hij mij niet, dat is nog het enige." Op dat ogenblik weerklonken het dronkemansgeschreeuw van de gasten en de stem van vader Gerasiem. De gasten riepen om wijn, de heer des huizes riep zijn vrouw. Akoelina Pam filowna wond zich op. „Ga toch naar huis, Peter Andreïtsj," zei zij, „nu hebben wij geen tijd voor u; die schur ken houden een drinkgelag O wee, als u hun dronken in de handen valt. Vaarwel, Peter Andreïtsj. Wat gebeu ren moet, zal gebeuren: God laat ons niet in de steek!" De vrouw van de pope ging heen. Een weinig gerustgesteld, liep ik naar mijn woning. Toen ik over het plein ging, zag ik enige Basjkieren, die de galg omringden en de gehangenen hun laarzen uittrokken; met moeite be dwong ik een opwelling van veront waardiging, want ik voelde, dat het nutteloos zou zijn, tussenbeide te ko men. Rovers trokken door de vesting om de officiershuizen te plunderen. Overal hoorde men het geschreeuw van de dronken muiters. Ik kwam naar huis, Sawelitsj kwam mij op de drempel tegemoet. „Goddank!" riep hij toen hij mij zag. „Ik dacht al haast, dat die schurken je weer te pakken hadden. Nu, vadertje, Peter Andreïtsj, wil je wel geloven? Zij hebben alles bij ons geplunderd, die boeven; de kleren, het wittegoed, huis raad, ons servies er is niets van over. Maar wat zou het! Goddank, dat ze jou in leven hebben gelaten! En hun hoofdman heer, heb je hem herkend?" „Neen, ik herkende hem niet. Wie is hij dan?" „Wie hij is? Maar heb je dan die dronkaard vergeten, die je in de her berg de pels afhandig gemaakt heeft? Die kleine hazepels, die nog hele maal nieuw was; toen hij hem aan trok, scheurden de naden overal, dat beest!" Ik stond verbaasd. Inderdaad, de gelijkenis van Poegatsjow met mijn gids was treffend. Ik overtuigde mij 'dat Poegatsjow en hij een en dezelf de waren, en ik begreep nu ook, waarom hij mij gespaard had. Ik kon niet nalaten, mij te verwonderen over deze vreemde samenloop van omstan digheden: de kinderpels, die ik aan een landloper geschonken had, redde mij van de strop, en een dronkaard, die van de ene kroeg naar de andere liep, belegerde vestingen en bracht de staat in gevaar! „Wil je niet eten?" vroeg Sawelitsj, die onveranderlijk was in zijn gewoon ten. „Er is niets in huis, maar ik zal eens rondkijken en wat voor je klaarmaken." (Wordt vervolgd) g VANDAAG zijn we de achterbuurten van Bangkok binnengegaan. Aanleiding was een liezoek aan een opleidingsinstituut annex consultatiebureau voor moeder- schapszorg en kinderhygiëne. Hier komen moeders voor prenatale zorg en om hun kindje te laten onderzoeken als het ziek is. Het is natuurlijk de bedoeling dat ze geregeld met hun kindje komen, ook als er zo op het oog niets bijzonders aan de hand is, maar dat laat wel wat te wensen over. Hier is een centrum, dat met een kleine staf niet alleen jonge mensen opleidt voor hun taak, maar ook een volkswijk van ongeveer een kwart miljoen mensen bedient. U vindt alles in de statistiek: gewone zorg voor moeder en kind, be strijding van geslachtsziekten, melaatsheid, trachoom, inentingen tegen cholera, difterie, pokken en tyfus; zoveel huisbezoeksters opgeleid, zoveel vroedvrouwen; zoveel inspecties van latrines, zoveel rioleringen gecontroleerd, zoveel huis bezoeken afgelegd. „FAMILY PLANNING" is een van de punten op het programma. Hoe noemen we zoiets in het Nederlands? Verantwoorde gezinsvorming? Het was naar aanleiding van dit onderwerp, dat ik met een maat schappelijk werkster de sloppen introk. Ik vroeg hoe men bij de beperking van de grootte van de gezinnen te werk ging en zij zei, dat sterilisatie de enige afdoende oplossing was. „Dan is er geen sprake meer van planning", zei ik, „dat betekent een voudig de uitbreiding van het gezin be letten". In de loop van ons gesprek beloofde ze my een voorbeeld te zullen laten zien zoals er duizenden zijn En wij ginger op pad. EVEN LIEPEN we door een brede drukke straat met open winkels van aller lei aard. Je loopt daar bij de tandarts bin nen zoals bij ons bij de barbier en hun salons lijken vrij veel op elkaar. We gingen linksaf, een smal straatje in, dat nog smal ler was door allerlei uit de huizen uit stekende kraampjes. Al gauw waren we in een warwinkel van slopjes, waar je zon der geleide beslist nooit meer uitkomt. Hier geen bestrating meer, maar plankier tjes over een vette, vochtige grond en onder deze plankiertjes al het vuil, dat de sloppen opleveren. Zo'n slopje is nauwe lijks een meter breed; de houten krotjes staan vlak naast elkaar. Alles is donker en vochtig en bovenal ook warm. Kinderen zwermen er bij massa's rond. „Hun beste oogst is kinderen", heb ik een dezer dagen horen zeggen. Maar wat een omgeving voor kinderen! NA ETTELIJKE hoeken links en rechts te hebben omgeslagen, blijft de maatschap pelijk werkster staan. Het huis waarvoor ik halt houd heeft zijn vloer anderhalve meter boven de grond; een wrak trapje leidt naar boven. Maar we moeten beneden zijn. Als je je diep bukt, kun je links een opening binnengaan. Daarbij zit een vrouw gehurkt; haar leeftijd is niet te schatten. Er ligt een mat op de vloer met tegen de muur iets dat op een rolkussen lijkt. Er hangt een lap te schommelen tussen twee wanden. In die lap slaapt een kindje van drie maanden. Daarnaast zit iemand ge hurkt; een uitgeteerd lichaam, een uitge teerd gezicht. Een man. Hij glimlacht en groet. De man heeft tuberculose. Beide longen zijn aangedaan niet te genezen. Hij heeft misschien nog zes maanden, op zijn best twee jaar te leven. De vrouw is 28 jaar; ze heeft vijf kinderen, van wie de oudste 7 jaar is. De jongste van drie maanden hangt in de schomellap. Er is natuurlijk geen sprake van, dat de man kan werken. „Hoe leeft dit gezin dan?" „Ze krijgen een ondersteuning," zegt de maatschappelijk werkster, „tweehonderd baht". Per week?", vraag ik. Haar vrolijke ogen kijken mij aan, ver baasd over zo'n domme vraag. „Neen, per maand natuurlijk!" Héél natuurlijk, ja. Een baht of tical is 18 cent. Het gezin moet dus rondkomen van 36 gulden per maand. Nu stelt het leven hier geen zware eisen, maar ik heb al vernomen dat de minimumkosten van een gezin van twee drie kinderen 10 baht 1,80) per dag zijn. De vrouw en de kinderen worden ge regeld gecontroleerd Ze hebben de tegen tuberculose beschermende BCG-vaccinatie gehad. De vrouw kwam om raad, omdat ze onder deze omstandigheden niet nog meer kinderen wilde hebben. Haar werd de raad gegeven zich te laten steriliseren, en dat is gebeurd. „Maar is dat nu niet heel erg drastisch?", vraag ik. „De vrouw is pas 28!" „Juist daarom", is het antwoord. „Wat denkt u dat we deze vrouw (en de man!) iets kunnen bijbrengen over periodieke onthouding en andere middelen? Geen sprake van! Veel te ingewikkeld voor hen. En anti-conceptionele middelen kunnen ze onmogelijk betalen. Heus, de enige afdoen de oplossing is sterilisatie; ze vragen er zelf om". In Bangkok vergadert op het ogen blik de Uitvoerende Raad van Unicef, het kindernoodfonds der Verenigde Na ties. Een der deelnemers aan dit over leg is de heer J. E g g 1 n k, secretaris van het Unicef Comité Nederland, die ons het bijgaande aangrijpende relaas stuurde van zijn bevindingen met de praktijk van het leed van kinderen en volwassenen zoals dat zich in de sloppen van het „romantische" Bangkok aan zijn verbijsterde ogen presenteerde. hopeloos is, maar zich richten op wat hij redden kan. En dan zie je, dat dat nog betrekkelijk veel is". Waar heb ik dit geluid meer gehoord? Een van de UNICEF-mensen zei het zo: „Als je gaat denken aan de omvang van de taak, word je volslagen hopeloos. Je moet doen wat gedaan kan worden, al lijkt het een druppel op een gloeiende plaat. En dan zie je ineens, dat je werk toch hier en daar resultaat heeft en dat er iets gaat groeien. Dat geeft je hoop, dat maakt je gelukkig". Natuurlijk kan ik opperen of de tubercu leuze man niet opgenomen kan worden. e». KAITW TOONDCT 85. Terwijl Joris Goedbloed zich vol spijt en zelf verwijt de handen wrong, wendde Panda zich weer tot professor Kalker. Hij had namelijk helemaal geen medelijden met Joris, maar wèl met iemand anders. „Ik vind dit helemaal geen aardige uitvinding, pro fessor!" zei hij flink. „Om te beginnen vind ik dat tpionnage helemaal niet te pas komt, en verder vraag ik me af of u wel eens aan die arme Blub hebt ge dacht! Als Blub een amoebe is die het prettig vindt zich te splitsen, dan moet hij zich splitsen; maar u hebt hem in die vieze Prokalkerdinges gestopt, en daar zit hij nu! Dacht u nu echt dat hij gelukkig is?" „Gelukkig? Hm hoogst merkwaardig. Daar heb ik nooit aan gedacht," bekende de onderzoeker bedrem meld. „Zeg, Blub, ben jij niet gelukkig?" „Blub blub- blub," antwoordde Blub klagend. Maar op dat ogen blik riep Joris Goedbloed uit: „O, hoe onrechtwaar- dig is toch de wereld! O tempora, o sores, zeg ik met de klassieken! Hier wordt medelevend gevraagd naar het geluk van een modderwezen, maar ik ben degene die ongelukkig is na al mijn vergeefse streven en wie heeft er enig meegevoel met mij?" „Wat gebeurt er nu als de man sterft?", wil ik weten. „O, dan trouwt ze gauw genoeg met een ander". „Maar is ze nog aanvaardbaar voor een man?" „Deze mensen willen toch allemaal zélf kin deren". Haar ogen tintelen. „Wij zullen het hem niet vertellen", lacht ze. INTUSSEN is een onnoemlijk aantal kin deren in het slopje samengegroept, de meesten spiernaakt. Ze zien er uitstekend uit; dat zij vuil zijn hoeft niemand te ver wonderen. Door de wirwar van slopjes gingen we terug naar het centrum, waar het krioelde van moeders en kinderen. Vóór het centrum loopt een kanaal, dat 150 meter verderop in de rivier uitmondt. En nu kun je allerlei hygiënische maat regelen proberen te nemen, latrines helpen aanleggen en waterleiding het kroost van Bangkok dartelt heerlijk in 't grauwe, drabbige water van het kanaal rond. En heus niet alleen kinderen. Er drijft van alles in het water; al het afval van de buurt komt er in terecht. Dode dieren dobberen er rond, planten, rottende vruchten, pa pieren, blikjes en niet nader te definiëren vuil. De mensen doen hun behoeften in het water. Maar de kinderen zwemmen er heerlijk in rond en duiken er in weg, de moeders doen er de was en o, heerlijke, overal doordrongen hygiëne! iedereen poetst zijn tanden en spoelt er zijn mond mee. Dit alles gebeurt vlak vóór het gebouw, waar met hulp van de Wereldgezondheids organisatie (W.H.O.) en UNICEF een de monstratieprogramma wordt uitgevoerd met betere hygiëne, betere zorg voor moe der en kind. Er komt een Volkswagenbusje de hoek om UNICEF staat er met grote letters op het portier. Zes meisjes in grijsblauwe pakjes springen er uit, ze dragen schouder tassen. Het zijn leerling-verpleegsters, die de hele ochtend op huisbezoek zijn geweest en nu terugkeren. Ze zijn vrolijk en opge wekt. Ik voel me nog ellendig bij de her innering aan het gezin met de ten dode opgeschreven vader. Deze meisjes hebben waarschijnlijk vanmorgen nog veel meer ellende, hopeloze ellende gezien. „U denkt teveel", zegt de Thaise maat schappelijk werkster, als kon ze gedachten lezen. „U moet het meteen van u afzetten. Als wij gaan denken, gaan wij er aan kapot. Vergelijk het met een dokter in de oorlog. Hij moet ook niet denken aan wat Maar zo'n voorstel is absurd. Er sterven in Thailand per jaar gemiddeld 10.000 men sen aan tuberculose en er is voor hen één hospitaal. Dat is het Nonburi-ziekenhuis, in 1940 door het ministerie voor Genees kundige Zorg opgezet met.24 bedden Eén dokter en één verpleegster verzorgden de patiënten. In 1947 schonk de vorige ko ning Ananda Mahidol 250.000 Baht voor uitbreiding. Toen in 1952 de W.H.O te hulp kwam waren er 75 bedden. De hele zaak werd ge reorganiseerd en op het ogenblik telt het hospitaal 400 bedden. Vraagt u mij niet hoeveel tuberculose-patiënten er in Bang kok zyn. Ik kan u alleen vertellen, dat in EMINENT 40 vanat 1995- LONDEN (AP) Een Australische chi rurg heeft verklaard, dat experimenten die met kleine dieren zijn genomen er op wijzen dat er iets in het wit van rau we eieren zit dat de groei van kankers tegenhoudt. Frederick O. Stephens, hoogleraar aan de afdeling chirurgie van de universiteit van Sydney, deelt dit mee in een artikel in „The Lancet", een bekend Engels me disch tijdschrift. In het artikel wordt een overzicht gege ven van twee jaar waarin is geëxperimen teerd met 2.000 muizen en 250 goudham sters. Stephens schrijft dat de experimenten waren geïnspireerd door twee waarnemin gen: kwaadaardige tumors zijn zeldzaam in menselijke en dierlijke embryo's en pogingen om eieren te gebruiken als cul- tiveermiddel voor kwaadaardige cellen heb ben weinig succes gehad, hoewel de mees te bacteriën en virussen in rauwe eieren welig tieren. Bij de experimenten werden er kankers bij de dieren verwekt die vervolgens wer den ingespoten met eiwit en eigeel of met verschillende samenstellingen die uit de ze delen van de eieren waren gehaald. Het materiaal van het eigeel bleek geen effect te sorteren. Maar injecties met ei witten vertraagden de groei van de ge transplanteerde kankers. Slechts de helft van een groep niet be handelde dieren leefde drie weken, maar de helft van de dieren die met het eiwit waren ingespoten leefde na een periode van vier weken nog steeds. „Er zijn gronden", zo concludeert Ste phens, „om aan te nemen dat het vogel- ei stoffen bevat die invloed hebben op de groei en de ontwikkeling van kwaadaar dige cellen". De 36-jarige professor legde er de na druk op, dat zijn studies nog in een vroeg experimenteel stadium verkeren. Hij ver klaarde nog geen proeven op menselijke wezens te hebben genomen. 1947 in Bangkok alleen 1938 mensen aan tuberculose stierven en dat dit aantal ge leidelijk is teruggelopen tot 768 in 1961. Deskundigen van de W.H.O. en materiële hulp van UNISEF hebben het de Thaise artsen mogelijk gemaakt, grote resultaten te boeken in de bestrijding van deze ziekte. Bij het Tuberculose-Centrum hoort een heel wagenpark van de onmisbare voer tuigen, die alle het embleem van UNICEF dragen. De hulp wordt voortgezet. De Thaii spannen alle krachten in om ook elders in het land tuberculosecentra op te richten. In Bangkok is het bevolkingsonderzoek al ver gevorderd. Onderzoekwagens rijden zo ver ze komen kunnen en dan wordt de be volking opgeroepen zich te laten door lichten. Ze komen in drommen. Het percen tage actieve gevallen is groot, voornamelijk onder mannen. De man in dat slopje daar zal er geen baat meer bij vinden. Maar zijn kinderen zijn nu al zo goed mogelijk beschermd. En tegen de tijd, dat zij volwassen zijn, zal het er in Thailand anders uitzien. Deze kinderen krijg eneen kans, een veel betere kans dan bun ouders ooit gehad hebben. Een Amerikaanse indu strie werkt momenteel hard aan de vervaardiging van een speciaal duiktoe- stel voor diepzee-onder zoek, dat de enorme wa terdruk op een diepte van vier kilometer moet kun nen doorstaan. Het is een negen ton zware stalen bol, bedekt door een scho- telvormige plaat, „deep- star" genaamd. In de loop van dit jaar zal het toe stel beproefd worden. Het is veel wendbaarder dan de tot nu toe gebruikte „bathyscaven" en bereikt natuurlijk veel grotere diepten dan een onder zeeër. Drie mannen kun nen er ruimschoots plaats in vinden: De „deepstar" wordt uitgerust met zach te matrassen en stoelen met kussens. Tegelijkertijd werkt d Franse zee-onderzoeker kapitein Jacques-Yves Cousteau in Marseille aan zijn duiktoestel voor het onderzoek van de Mid dellandse Zee. Hij werkt samen met het bovenbe doelde Amerikaanse con cern. Al ruim een jaar wordt nu aan de „Deep star" gewerkt, en komen de zomer zal Cousteau het gevaarte naar Baltimore laten brengen, de instru menten aanbrengen en in de herfst de eerste duik proeven nemen, waar schijnlijk in het Caraïbi- sche gebied. De Deepstar is de jong ste aanwinst van de groeiende familie van be mande diepzeetoestellen, die al onder meer bestaat uit de „Alvin", de „Alu- minaut" en de „Dolphin". De „Alvin" wordt ge bouwd voor het centrum voor onderwatervorsing van de Amerikaanse marine De nieuwe duiktoestel- len kunnen worden ge bruikt om er monsters val de oceaanbodem mee te verzamelen, onder water liggende pijpleidingen en oceaankabels te inspec teren. Men zal er diepzee- vissen en andere dieren mee vangen, de plaats van wrakken bepalen, on derwaterstations inrich ten, sonar, belichting en andere diepzee-uitrusting beproeven, mineralen winnen en de oceaanbo dem in kaart brengen. De twee bestuurders en de waarnemer zullen iochtenvan gemiddeld vier uur gaan maken. Twee mannen liggen op de kus sens met hun gezicht voor de patrijspoorten, de derde zit voor het instrumenten bord. Binnen is het don ker. De koplampen aan de voorkant priemen zich door de duisternis van de diepzee. Deepstar heeft twee orn- keerbare aandrijfschroe- ven, waarvan de „spoed" aan de snelheid kan wor den aangepast. Deze „schroeven" bevinden zich in buizen aan bak- en stuurboord. Er kan een snelheid van 3'/s knoop per uur mee worden be reikt. De motoren zullen vrijwel geruisloos wer ken. De stilte der diepzee wordt alleen verbroken door een zacht gezoem van de schroeven, die op batterijen werken. Reuter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 11