I
DE KAPITEINSDOCHTER
I
Verbeten strijd om kinderlevens
in de achterbuurten van Bangkok
PANDA EN DE
MEESTER *RI O LIST
m
7f
Nieuwe diepzee-duikboot
voor kapitein Cousteau
Ons vervolgverhaal
Eiwit vertraagt de
groei van kanker
DONDERDAG 6 FEBRUARI 1964
11
fm/mmtu/ii
Een historische roman uit
het tsaristische Rusland
door Alexander Poesjkin
wttmn/mtt.
'Electronische orgels
Unicef en WHO in het offensief
tegen vervuiling en tuberculose
Sterilisatie-„therapie"
Zwemmen in het vuil
„Niet bi] denken"
De hulp gaat voort
J. Egg ink
(Vertaald door mr. S. L. de Leeuw)
18)
„Schurken!" riep zij uit in wilde
woede. „Wat heb je met hem ge
daan? Iwan Koezmitsj, mijn leven,
mijn dappere soldaat! De Pruisische
bajonetten en de Turkse kogels heb
ben je niet geraakt, je hebt je leven
niet in een eerlijk gevecht verloren,
een ontvluchte misdadiger heeft je
omgebracht!"
„Weg met die heks," zei Poegats-
jow.
Een jonge Kozak gaf haar met zijn
sabel een houw op het hoofd en zij
viel dood neer op de treden van de
buitentrap. Poegatsjow reed weg, het
volk stroomde hem na.
HOOFDSTUK VIII
DE ONGEVRAAGDE GAST
Een ongevraagde gast is erger
dan een Tartaar.
Spreekwoord
Het plein was leeg. Ik stond nog
steeds op dezelfde plaats en kon mijn
gedachten, die door zulke verschrik
kelijke indrukken in verwarring ge
bracht waren, niet in evenwicht
brengen.
Mijn onwetendheid over het lot van
Maria Iwanowna kwelde mij het al
lermeest. Waar was zij? Wat was er
met haar gebeurd? Had zij zich kun
nen verbergen? Was haar toelvuchts-
oord veilig Volangstige gedach
ten trad ik het huis van de komman-
dant binnen
Alles was leeg; de stoelen, de ta
fels, de kasten waren stuk geslagen,
het keukengerei lag aan scherven, al
het huisraad was weggesleept. Ik
snelde de kleine trap op, die naar de
zolderkamer leidde en voor de eerste
maal van mijn leven betrad ik de
kamer van Maria Iwanowna. Ik zag
haar bed, dat de rovers omgewoeld
hadden; de kast was opengebroken
en leeggeroofd; het lampje brandde
nog voor de lege schrijn met de
heiligenbeelden. Ook het spiegeltje,
dat tussen de vensters hing, was heel
gebleven Maar waar was de be
woonster van dat vreedzame jonge-
meisjes-kamertje? Een vreselijke ge
dachte kwam op in mijn geest: ik
stelde mij haar voor in de handen
van de rovers Mijn hart kromp
ineen. Ik weende bittere tranen en
riep luid de naam van mijn beminde.
Op dat ogenblik hoorde ik een licht
geluid en Palasja kwam van achter
de kast te voorschijn, bleek en beven
de.
„Ach Peter Andreïtsj," zei zij han
denwringend.
„Wat een dag! Wat een vreselijke
dingen!"
„En Maria Iwanowna?" vroeg ik
ongeduldig.
„Hoe is het met Maria Iwanowna?"
„De jongejuffrouw is in leven," ant
woordde Palasja. „Zij heeft zich bij
Akoelina Pamfilowna verborgen."
„Bij de vrouw van de pope!" riep
ik in ontzetting.
„Mijn God, maar daar is Poegat
sjow ook!"
Ik snelde de kamer uit, was binnen
een ogenblik op straat en liep hals
over kop naar het huis van de geeste
lijke, zonder iets te zien of te voelen.
Daar klonken kreten, luid gelach
en liederen Poegatsjow vierde
feest met zijn kameraden. Palasja
was met mij meegelopen. Ik zei haar,
ongemerkt Akoelina Pamfilowna te
roepen. Een ogenblik later kwam de
vrouw van de pope in de gang bij
mij, met een lege kruik in de hand.
„Om godswil, waar is Maria Iwa
nowna?" vroeg ik haar in onbe
schrijfelijke opwinding.
„Zij ligt bij mij op bed, mijn duif
je, daar achter het schot," antwoord
de zij. „Och Peter Andreïtsj, bijna
was er een ongeluk gebeurd, maar
goddank, alles is goed afgelopen; die
booswicht was pas aan tafel gegaan,
toen het arme kind wakker werd en
steunde Ik viel bijna flauw van
schrik. Hij luisterde: „Wie jammert
daar zo bij jou, oudje?" Ik val die
rover te voet: het is mijn nichtje,
heer; zij is ziek, zij ligt hier al meer
dan een week te bed. „En is je nicht
je jong?" Ja, heer. „Laat mij dat
nichtje van jou eens zien!" Het was
als een slag op mijn hart, maar wat
kon ik doen? Als het u blieft, heer,
alleen, het meisje kan niet opstaan,
om uw genade te begroeten. „Dat
hindert niet, oudje, ik zal zelf wel
gaan kijken." En daar ging die ver
vloekte schurk achter het schot, en
wat denk je? Hij trok het gordijn
weg en keek naar haar met zijn ha
viksogen en dat was alles. God heeft
ons geholpen! En wil je wel geloven,
ik en vadertje hadden ons al op de
martelaarsdood voorbereid. Gelukkig
heeft ze hem niet herkend, mijn duif
je. Heer in de hemel, het is wel ver
gekomen! Die arme Iwan Koeemitsj,
wat zeg je daarvan, wie had dat nu
gedacht! En Wasilissa Jegorowna?
En Iwan Ignatitsj? Wat had die nu
voor kwaad gedaan? Hoe komt het,
dat ze u gespaard hebben? En dan
die Sjwabrin, Aleksej Iwanitsj? Die
heeft zich zo maar kaal laten knip
pen en nu viert hij hier bij ons feest
met hen! Handig, dat moet men zeg
gen! En toen ik dat zei over mijn
zieke nichtje, wil je wel geloven, toen
keek hij naar mij, zo scberp als een
mes; maar verraden heeft hij mij
niet, dat is nog het enige."
Op dat ogenblik weerklonken het
dronkemansgeschreeuw van de gasten
en de stem van vader Gerasiem. De
gasten riepen om wijn, de heer des
huizes riep zijn vrouw. Akoelina Pam
filowna wond zich op. „Ga toch naar
huis, Peter Andreïtsj," zei zij, „nu
hebben wij geen tijd voor u; die schur
ken houden een drinkgelag O wee,
als u hun dronken in de handen valt.
Vaarwel, Peter Andreïtsj. Wat gebeu
ren moet, zal gebeuren: God laat ons
niet in de steek!"
De vrouw van de pope ging heen.
Een weinig gerustgesteld, liep ik naar
mijn woning. Toen ik over het plein
ging, zag ik enige Basjkieren, die de
galg omringden en de gehangenen hun
laarzen uittrokken; met moeite be
dwong ik een opwelling van veront
waardiging, want ik voelde, dat het
nutteloos zou zijn, tussenbeide te ko
men. Rovers trokken door de vesting
om de officiershuizen te plunderen.
Overal hoorde men het geschreeuw
van de dronken muiters. Ik kwam
naar huis, Sawelitsj kwam mij op de
drempel tegemoet. „Goddank!" riep
hij toen hij mij zag. „Ik dacht al
haast, dat die schurken je weer te
pakken hadden. Nu, vadertje, Peter
Andreïtsj, wil je wel geloven? Zij
hebben alles bij ons geplunderd, die
boeven; de kleren, het wittegoed, huis
raad, ons servies er is niets van
over. Maar wat zou het! Goddank,
dat ze jou in leven hebben gelaten!
En hun hoofdman heer, heb je hem
herkend?" „Neen, ik herkende hem
niet. Wie is hij dan?"
„Wie hij is? Maar heb je dan die
dronkaard vergeten, die je in de her
berg de pels afhandig gemaakt heeft?
Die kleine hazepels, die nog hele
maal nieuw was; toen hij hem aan
trok, scheurden de naden overal, dat
beest!"
Ik stond verbaasd. Inderdaad, de
gelijkenis van Poegatsjow met mijn
gids was treffend. Ik overtuigde mij
'dat Poegatsjow en hij een en dezelf
de waren, en ik begreep nu ook,
waarom hij mij gespaard had. Ik kon
niet nalaten, mij te verwonderen over
deze vreemde samenloop van omstan
digheden: de kinderpels, die ik aan
een landloper geschonken had, redde
mij van de strop, en een dronkaard,
die van de ene kroeg naar de andere
liep, belegerde vestingen en bracht de
staat in gevaar!
„Wil je niet eten?" vroeg Sawelitsj,
die onveranderlijk was in zijn gewoon
ten. „Er is niets in huis, maar ik
zal eens rondkijken en wat voor je
klaarmaken."
(Wordt vervolgd) g
VANDAAG zijn we de achterbuurten van Bangkok binnengegaan. Aanleiding
was een liezoek aan een opleidingsinstituut annex consultatiebureau voor moeder-
schapszorg en kinderhygiëne. Hier komen moeders voor prenatale zorg en om
hun kindje te laten onderzoeken als het ziek is. Het is natuurlijk de bedoeling
dat ze geregeld met hun kindje komen, ook als er zo op het oog niets bijzonders
aan de hand is, maar dat laat wel wat te wensen over.
Hier is een centrum, dat met een kleine staf niet alleen jonge mensen opleidt
voor hun taak, maar ook een volkswijk van ongeveer een kwart miljoen mensen
bedient. U vindt alles in de statistiek: gewone zorg voor moeder en kind, be
strijding van geslachtsziekten, melaatsheid, trachoom, inentingen tegen cholera,
difterie, pokken en tyfus; zoveel huisbezoeksters opgeleid, zoveel vroedvrouwen;
zoveel inspecties van latrines, zoveel rioleringen gecontroleerd, zoveel huis
bezoeken afgelegd.
„FAMILY PLANNING" is een van de
punten op het programma. Hoe noemen
we zoiets in het Nederlands? Verantwoorde
gezinsvorming? Het was naar aanleiding
van dit onderwerp, dat ik met een maat
schappelijk werkster de sloppen introk. Ik
vroeg hoe men bij de beperking van de
grootte van de gezinnen te werk ging en
zij zei, dat sterilisatie de enige afdoende
oplossing was. „Dan is er geen sprake meer
van planning", zei ik, „dat betekent een
voudig de uitbreiding van het gezin be
letten". In de loop van ons gesprek beloofde
ze my een voorbeeld te zullen laten zien
zoals er duizenden zijn En wij ginger
op pad.
EVEN LIEPEN we door een brede
drukke straat met open winkels van aller
lei aard. Je loopt daar bij de tandarts bin
nen zoals bij ons bij de barbier en hun
salons lijken vrij veel op elkaar. We gingen
linksaf, een smal straatje in, dat nog smal
ler was door allerlei uit de huizen uit
stekende kraampjes. Al gauw waren we
in een warwinkel van slopjes, waar je zon
der geleide beslist nooit meer uitkomt.
Hier geen bestrating meer, maar plankier
tjes over een vette, vochtige grond en
onder deze plankiertjes al het vuil, dat de
sloppen opleveren. Zo'n slopje is nauwe
lijks een meter breed; de houten krotjes
staan vlak naast elkaar. Alles is donker
en vochtig en bovenal ook warm. Kinderen
zwermen er bij massa's rond. „Hun beste
oogst is kinderen", heb ik een dezer dagen
horen zeggen. Maar wat een omgeving
voor kinderen!
NA ETTELIJKE hoeken links en rechts
te hebben omgeslagen, blijft de maatschap
pelijk werkster staan. Het huis waarvoor
ik halt houd heeft zijn vloer anderhalve
meter boven de grond; een wrak trapje
leidt naar boven. Maar we moeten beneden
zijn. Als je je diep bukt, kun je links een
opening binnengaan. Daarbij zit een vrouw
gehurkt; haar leeftijd is niet te schatten.
Er ligt een mat op de vloer met tegen de
muur iets dat op een rolkussen lijkt. Er
hangt een lap te schommelen tussen twee
wanden. In die lap slaapt een kindje van
drie maanden. Daarnaast zit iemand ge
hurkt; een uitgeteerd lichaam, een uitge
teerd gezicht. Een man. Hij glimlacht en
groet.
De man heeft tuberculose. Beide longen
zijn aangedaan niet te genezen. Hij
heeft misschien nog zes maanden, op zijn
best twee jaar te leven. De vrouw is
28 jaar; ze heeft vijf kinderen, van wie
de oudste 7 jaar is. De jongste van drie
maanden hangt in de schomellap. Er is
natuurlijk geen sprake van, dat de man
kan werken.
„Hoe leeft dit gezin dan?"
„Ze krijgen een ondersteuning," zegt de
maatschappelijk werkster, „tweehonderd
baht".
Per week?", vraag ik.
Haar vrolijke ogen kijken mij aan, ver
baasd over zo'n domme vraag.
„Neen, per maand natuurlijk!"
Héél natuurlijk, ja. Een baht of tical is
18 cent. Het gezin moet dus rondkomen
van 36 gulden per maand. Nu stelt het
leven hier geen zware eisen, maar ik heb
al vernomen dat de minimumkosten van
een gezin van twee drie kinderen 10 baht
1,80) per dag zijn.
De vrouw en de kinderen worden ge
regeld gecontroleerd Ze hebben de tegen
tuberculose beschermende BCG-vaccinatie
gehad. De vrouw kwam om raad, omdat ze
onder deze omstandigheden niet nog meer
kinderen wilde hebben. Haar werd de raad
gegeven zich te laten steriliseren, en dat is
gebeurd.
„Maar is dat nu niet heel erg drastisch?",
vraag ik. „De vrouw is pas 28!"
„Juist daarom", is het antwoord. „Wat
denkt u dat we deze vrouw (en de man!)
iets kunnen bijbrengen over periodieke
onthouding en andere middelen? Geen
sprake van! Veel te ingewikkeld voor hen.
En anti-conceptionele middelen kunnen ze
onmogelijk betalen. Heus, de enige afdoen
de oplossing is sterilisatie; ze vragen er
zelf om".
In Bangkok vergadert op het ogen
blik de Uitvoerende Raad van Unicef,
het kindernoodfonds der Verenigde Na
ties. Een der deelnemers aan dit over
leg is de heer J. E g g 1 n k, secretaris
van het Unicef Comité Nederland, die
ons het bijgaande aangrijpende relaas
stuurde van zijn bevindingen met de
praktijk van het leed van kinderen en
volwassenen zoals dat zich in de sloppen
van het „romantische" Bangkok aan zijn
verbijsterde ogen presenteerde.
hopeloos is, maar zich richten op wat hij
redden kan. En dan zie je, dat dat nog
betrekkelijk veel is".
Waar heb ik dit geluid meer gehoord?
Een van de UNICEF-mensen zei het zo:
„Als je gaat denken aan de omvang van de
taak, word je volslagen hopeloos. Je moet
doen wat gedaan kan worden, al lijkt het
een druppel op een gloeiende plaat. En dan
zie je ineens, dat je werk toch hier en daar
resultaat heeft en dat er iets gaat groeien.
Dat geeft je hoop, dat maakt je gelukkig".
Natuurlijk kan ik opperen of de tubercu
leuze man niet opgenomen kan worden.
e». KAITW TOONDCT
85. Terwijl Joris Goedbloed zich vol spijt en zelf
verwijt de handen wrong, wendde Panda zich weer
tot professor Kalker. Hij had namelijk helemaal geen
medelijden met Joris, maar wèl met iemand anders.
„Ik vind dit helemaal geen aardige uitvinding, pro
fessor!" zei hij flink. „Om te beginnen vind ik dat
tpionnage helemaal niet te pas komt, en verder vraag
ik me af of u wel eens aan die arme Blub hebt ge
dacht! Als Blub een amoebe is die het prettig vindt
zich te splitsen, dan moet hij zich splitsen; maar u
hebt hem in die vieze Prokalkerdinges gestopt, en
daar zit hij nu! Dacht u nu echt dat hij gelukkig is?"
„Gelukkig? Hm hoogst merkwaardig. Daar heb ik
nooit aan gedacht," bekende de onderzoeker bedrem
meld. „Zeg, Blub, ben jij niet gelukkig?" „Blub blub-
blub," antwoordde Blub klagend. Maar op dat ogen
blik riep Joris Goedbloed uit: „O, hoe onrechtwaar-
dig is toch de wereld! O tempora, o sores, zeg ik met
de klassieken! Hier wordt medelevend gevraagd naar
het geluk van een modderwezen, maar ik ben degene
die ongelukkig is na al mijn vergeefse streven en wie
heeft er enig meegevoel met mij?"
„Wat gebeurt er nu als de man sterft?",
wil ik weten. „O, dan trouwt ze gauw
genoeg met een ander". „Maar is ze nog
aanvaardbaar voor een man?" „Deze
mensen willen toch allemaal zélf kin
deren". Haar ogen tintelen. „Wij zullen
het hem niet vertellen", lacht ze.
INTUSSEN is een onnoemlijk aantal kin
deren in het slopje samengegroept, de
meesten spiernaakt. Ze zien er uitstekend
uit; dat zij vuil zijn hoeft niemand te ver
wonderen. Door de wirwar van slopjes
gingen we terug naar het centrum, waar
het krioelde van moeders en kinderen.
Vóór het centrum loopt een kanaal, dat
150 meter verderop in de rivier uitmondt.
En nu kun je allerlei hygiënische maat
regelen proberen te nemen, latrines helpen
aanleggen en waterleiding het kroost
van Bangkok dartelt heerlijk in 't grauwe,
drabbige water van het kanaal rond. En
heus niet alleen kinderen. Er drijft van
alles in het water; al het afval van de buurt
komt er in terecht. Dode dieren dobberen
er rond, planten, rottende vruchten, pa
pieren, blikjes en niet nader te definiëren
vuil. De mensen doen hun behoeften in het
water. Maar de kinderen zwemmen er
heerlijk in rond en duiken er in weg, de
moeders doen er de was en o, heerlijke,
overal doordrongen hygiëne! iedereen
poetst zijn tanden en spoelt er zijn mond
mee.
Dit alles gebeurt vlak vóór het gebouw,
waar met hulp van de Wereldgezondheids
organisatie (W.H.O.) en UNICEF een de
monstratieprogramma wordt uitgevoerd
met betere hygiëne, betere zorg voor moe
der en kind.
Er komt een Volkswagenbusje de hoek
om UNICEF staat er met grote letters
op het portier. Zes meisjes in grijsblauwe
pakjes springen er uit, ze dragen schouder
tassen. Het zijn leerling-verpleegsters, die
de hele ochtend op huisbezoek zijn geweest
en nu terugkeren. Ze zijn vrolijk en opge
wekt. Ik voel me nog ellendig bij de her
innering aan het gezin met de ten dode
opgeschreven vader. Deze meisjes hebben
waarschijnlijk vanmorgen nog veel meer
ellende, hopeloze ellende gezien.
„U denkt teveel", zegt de Thaise maat
schappelijk werkster, als kon ze gedachten
lezen. „U moet het meteen van u afzetten.
Als wij gaan denken, gaan wij er aan
kapot. Vergelijk het met een dokter in de
oorlog. Hij moet ook niet denken aan wat
Maar zo'n voorstel is absurd. Er sterven
in Thailand per jaar gemiddeld 10.000 men
sen aan tuberculose en er is voor hen één
hospitaal. Dat is het Nonburi-ziekenhuis,
in 1940 door het ministerie voor Genees
kundige Zorg opgezet met.24 bedden
Eén dokter en één verpleegster verzorgden
de patiënten. In 1947 schonk de vorige ko
ning Ananda Mahidol 250.000 Baht voor
uitbreiding.
Toen in 1952 de W.H.O te hulp kwam
waren er 75 bedden. De hele zaak werd ge
reorganiseerd en op het ogenblik telt het
hospitaal 400 bedden. Vraagt u mij niet
hoeveel tuberculose-patiënten er in Bang
kok zyn. Ik kan u alleen vertellen, dat in
EMINENT 40 vanat 1995-
LONDEN (AP) Een Australische chi
rurg heeft verklaard, dat experimenten
die met kleine dieren zijn genomen er
op wijzen dat er iets in het wit van rau
we eieren zit dat de groei van kankers
tegenhoudt.
Frederick O. Stephens, hoogleraar aan
de afdeling chirurgie van de universiteit
van Sydney, deelt dit mee in een artikel
in „The Lancet", een bekend Engels me
disch tijdschrift.
In het artikel wordt een overzicht gege
ven van twee jaar waarin is geëxperimen
teerd met 2.000 muizen en 250 goudham
sters.
Stephens schrijft dat de experimenten
waren geïnspireerd door twee waarnemin
gen: kwaadaardige tumors zijn zeldzaam
in menselijke en dierlijke embryo's en
pogingen om eieren te gebruiken als cul-
tiveermiddel voor kwaadaardige cellen heb
ben weinig succes gehad, hoewel de mees
te bacteriën en virussen in rauwe eieren
welig tieren.
Bij de experimenten werden er kankers
bij de dieren verwekt die vervolgens wer
den ingespoten met eiwit en eigeel of met
verschillende samenstellingen die uit de
ze delen van de eieren waren gehaald.
Het materiaal van het eigeel bleek geen
effect te sorteren. Maar injecties met ei
witten vertraagden de groei van de ge
transplanteerde kankers.
Slechts de helft van een groep niet be
handelde dieren leefde drie weken, maar
de helft van de dieren die met het eiwit
waren ingespoten leefde na een periode
van vier weken nog steeds.
„Er zijn gronden", zo concludeert Ste
phens, „om aan te nemen dat het vogel-
ei stoffen bevat die invloed hebben op de
groei en de ontwikkeling van kwaadaar
dige cellen".
De 36-jarige professor legde er de na
druk op, dat zijn studies nog in een vroeg
experimenteel stadium verkeren. Hij ver
klaarde nog geen proeven op menselijke
wezens te hebben genomen.
1947 in Bangkok alleen 1938 mensen aan
tuberculose stierven en dat dit aantal ge
leidelijk is teruggelopen tot 768 in 1961.
Deskundigen van de W.H.O. en materiële
hulp van UNISEF hebben het de Thaise
artsen mogelijk gemaakt, grote resultaten
te boeken in de bestrijding van deze ziekte.
Bij het Tuberculose-Centrum hoort een
heel wagenpark van de onmisbare voer
tuigen, die alle het embleem van UNICEF
dragen.
De hulp wordt voortgezet. De Thaii
spannen alle krachten in om ook elders in
het land tuberculosecentra op te richten.
In Bangkok is het bevolkingsonderzoek al
ver gevorderd. Onderzoekwagens rijden zo
ver ze komen kunnen en dan wordt de be
volking opgeroepen zich te laten door
lichten. Ze komen in drommen. Het percen
tage actieve gevallen is groot, voornamelijk
onder mannen.
De man in dat slopje daar zal er geen
baat meer bij vinden. Maar zijn kinderen
zijn nu al zo goed mogelijk beschermd.
En tegen de tijd, dat zij volwassen zijn,
zal het er in Thailand anders uitzien.
Deze kinderen krijg eneen kans, een
veel betere kans dan bun ouders ooit
gehad hebben.
Een Amerikaanse indu
strie werkt momenteel
hard aan de vervaardiging
van een speciaal duiktoe-
stel voor diepzee-onder
zoek, dat de enorme wa
terdruk op een diepte van
vier kilometer moet kun
nen doorstaan. Het is een
negen ton zware stalen
bol, bedekt door een scho-
telvormige plaat, „deep-
star" genaamd. In de loop
van dit jaar zal het toe
stel beproefd worden. Het
is veel wendbaarder dan
de tot nu toe gebruikte
„bathyscaven" en bereikt
natuurlijk veel grotere
diepten dan een onder
zeeër. Drie mannen kun
nen er ruimschoots plaats
in vinden: De „deepstar"
wordt uitgerust met zach
te matrassen en stoelen
met kussens.
Tegelijkertijd werkt d
Franse zee-onderzoeker
kapitein Jacques-Yves
Cousteau in Marseille aan
zijn duiktoestel voor het
onderzoek van de Mid
dellandse Zee. Hij werkt
samen met het bovenbe
doelde Amerikaanse con
cern. Al ruim een jaar
wordt nu aan de „Deep
star" gewerkt, en komen
de zomer zal Cousteau het
gevaarte naar Baltimore
laten brengen, de instru
menten aanbrengen en in
de herfst de eerste duik
proeven nemen, waar
schijnlijk in het Caraïbi-
sche gebied.
De Deepstar is de jong
ste aanwinst van de
groeiende familie van be
mande diepzeetoestellen,
die al onder meer bestaat
uit de „Alvin", de „Alu-
minaut" en de „Dolphin".
De „Alvin" wordt ge
bouwd voor het centrum
voor onderwatervorsing
van de Amerikaanse
marine
De nieuwe duiktoestel-
len kunnen worden ge
bruikt om er monsters val
de oceaanbodem mee te
verzamelen, onder water
liggende pijpleidingen en
oceaankabels te inspec
teren. Men zal er diepzee-
vissen en andere dieren
mee vangen, de plaats
van wrakken bepalen, on
derwaterstations inrich
ten, sonar, belichting en
andere diepzee-uitrusting
beproeven, mineralen
winnen en de oceaanbo
dem in kaart brengen.
De twee bestuurders en
de waarnemer zullen
iochtenvan gemiddeld vier
uur gaan maken. Twee
mannen liggen op de kus
sens met hun gezicht voor
de patrijspoorten, de derde
zit voor het instrumenten
bord. Binnen is het don
ker. De koplampen aan de
voorkant priemen zich
door de duisternis van de
diepzee.
Deepstar heeft twee orn-
keerbare aandrijfschroe-
ven, waarvan de „spoed"
aan de snelheid kan wor
den aangepast. Deze
„schroeven" bevinden zich
in buizen aan bak- en
stuurboord. Er kan een
snelheid van 3'/s knoop
per uur mee worden be
reikt. De motoren zullen
vrijwel geruisloos wer
ken. De stilte der diepzee
wordt alleen verbroken
door een zacht gezoem
van de schroeven, die op
batterijen werken.
Reuter