DE KAPITEINSDOCHTER Militaire „afzwaaischool" waar Jan Fuselier en de Hoge Pieten broederlijk samenwerken PANDA EN DE MEESTER*RIOLIST Wenen's grootste hotel geopend Ons vervolgverhaal MAANDAG 17 FEBRUARI 1964 9 c? ■ivxaxaxam Een historische roman uit het tsaristische Rusland door Alexander Poesjkin ENGELAND HERSCHOOLD ZIJN GENiRAALS TOT NUTTIGE KNUTSELAARS m Z z i, Z Z. m <P H» -i (Vertaald door mr. S. L. de Leeuw) 27) „Met Fjodor Fjodorowitsj? Natuur lijk! Ik speel het toch ook met jullie generaals klaar en die hebben hem ïslager.. Tot nu toe heb ik geluk ge had in de oorlog. Laat mij maar tijd, j.an zul je nog eens wat zien, als ik naar Moskou optrek!" En je wilt werkelijk tegen Moskou optrekken?" De ursupator dacht even na en zei .jen met gedempte stem: „God weet :t. Mijn weg is nauw, mijn vrijheid ein. Mijn mannen willen slim zijn. et zijn bedriegers. Ik moet op mijn tien passen; bij de eerste tegenslag dien zij met mijn hoofd hun eigen elc willen redden." „Nu, juist," zei ik tot Poegatsjow. „Is het dan niet beter, dat je hen zelf verlaat, nu het nog tijd is, om een roep te doen op de genade van de Keizerin?" Poegatsjow lachte bitter. „Neen", itwoordde hij, „het is voor mij te laat om boete te doen. Voor mij zal geen genade meer zijn. Ik zal voortgaan zoals ik begonnen ben. Wie jet? Misschien gelukt het mij wel! Grisjka Otrepjew is toch ook tsaar geweest over Moskou." „Maar weet je wel, wat zijn einde was? Ze wierpen hem uit het venster, ze hebben hem doodgeslagen, ver brand, met zijn as een kanon geladen en afgevuurd!" „Luister," zei Poegatsjow met een wilde meeslependheid in zijn stem. .Ik zal je een sprookje vertellen, dat k als kind van een oude Kalmukken- vrouw heb gehoord. Eens vroeg de adelaar aan de raaf: Zeg mij, vogel raaf, hoe hét komt dat jij driehonderd iaar op de wereld leeft, en ik breng het maar tot drie en dertig? Dat komt, vadertje, antwoordde de raaf, omdat jij vers bloed drinkt, maar ik ^st lijkenvlees. De adelaar dacht na: ik wil toch ook eens proberen, dat te eten! Goed. De adelaar en de raaf vlogen voort. Daar zagen zij een ge vallen paard; zij vlogen neer en zet ten zich er bovenop. De raaf begon te pikken en hij vond het heerlijk. De adelaar pikte eenmaal, hij pikte nog eens, hij sloeg zijn vleugels uit en zei tot de raaf: Neen, broeder raaf; het is beter, eenmaal volop levend bloed te drinken dan zich driehonderd jaar met lijkenaas te voeden, laat er dan komen, wat God wil! Hoe vind je dat Kalmukkensprookje?" „Aardig," ant woordde ik hem. „Maar leven als rover en moordenaar, dat noem ik nu lijkenvlees eten." Poegatsjow keek mij verwonderd aan en antwoordde niets. Wij zwegen beiden, elk in zijn eigen gedachten verdiept. De Tartaar hief een droef geestig lied aan; Sawelitsj schommel de slaperig op de bok heen en weer. De slede vloog over de gladde winter weg Plotseling zag ik het dorpje op de steile oever van de Jaïk met de omheining en de klokketoren, en binnen een kwartier reden wij de ves ting Belogorskaja binnen. HOOFDSTUK XII DE WEES „Ons appelboompje heeft geen tak ken en geen blaren, Ons koningskind heeft geen vader en geen moeder, Wie zal haar een bruiloftskleed naai- ven? Wie zal haar zijn zegen geven?" Bruiloftslied. De slede hield stil voor het kom- mandantshuis. Het volk herkende de bel van Poegatsjow en liep in menig te achter ons aan. Sjwabrïn kwam de usurpator op de buitentrap tegemoet. Hij was als kozak gekleed en had zijn baard laten staan. De verrader hielp Poegatsjow uit de slede te stij gen en betuigde hem in lange woor den zijn vreugde en dienstijver. Toen hij mij zag, werd hij verlegen, maar hij beheerste zich snel, reikte mij de hand en zeide: „Ben jij ook bij ons? Eindelijk dus!" Ik wendde mij van em af en antwoordde niets. Mijn hart deed mij pijn, toen wij in de van ouds bekende kamer wa ren, waar aan de muur nog het di ploma van de overleden kommandant hing, als een droevig grafschrift van een voorbije tijd. Poegatsjow zette zich op de divan, waar vroeger Iwan Koezmitsj wel eens insliep onder het gebrom zijn echtgenote. Sjwabrin zelf bracht hem brandewijn. Poegatsjow dronk een glaasje en zeide, terwijl hij op mij wees: „Onthaal ook Zijn Edele." Sjwabrin kwam bij mij met het blad, maar ik wendde mij voor de tweede maal van hem af. Hij scheen geheel in verwarring. Met zijn gewo ne sluwheid had hij natuurlijk gera den, dat Poegatsjow ontevreden was met hem. Hij had angst voor Poe gatsjow en mij keek hij wantrouwig aan. Poegatsjow informeerde naar de toestand in de vesting, naar de ge ruchten over vijandelijke troepen en zo meer, en vroeg hem toen eensklaps onverwachts: „Zeg eens, broeder, wat is dat voor een meisje, dat je hier gevangen houdt? Laat haar eens kij ken." Sjwabrin werd lijkbleek. „Heer", zei hij met trillende stem, „Heer zij is niet gevangen.zij is ziek.zij ligt boven in de zolderkamer." „Breng mij naar haar toe," zei de usurpator, terwijl hij opstond. Het was niet mogelijk, zich ervan af te maken. Sjwabrin bracht Poegatsjow naar het kamertje van Maria Iwa- bleef op de trap staan. „Heer!" zei hij, „het staat in uw macht, al wat ge wilt van mij te eisen, maar ver lang niet van mij dat een vreemde de slaapkamer van mijn vrouw be treedt". Ik beefde. „Je bent dus getrouwd", zei ik tot Sjwabrin; ik wilde hem ver scheuren. „Stil!" onderbrak Poegatsjow mij, „dat is mijn zaak. En jij," ging hij voort, zich tot Sjwabrin wendend, „vertoon maar geen kunsten. Of zij je vrouw is of niet je vrouw, ik neem mee wie ik wil. Edele Heer, volg mij." Aan de deur van de zolderkamer stond Sjwabrin weer stil en zei met stokkende stem: „Heer, ik waarschuw u, dat zij met hoge koorts te bed ligt en al drie da gen voortdurend ijlt." „Maak open!" zei Poegatsjow. Sjwabrin zocht in zijn zakken en zei dat hij de sleutel niet meegenomen had. Poegatsjow trapte tegen de deur, het slot sprong open, de deur open de zich en wij gingen binnen. Ik keek en was stom van schrik. Op de vloer, in het lompenkleed van een boerin, zat Maria Iwanowna, bleek, mager, met verwarde haren. Voor haar stond een kruik met wa ter, met een stuk brood erop. Toen ze mij zag, beefde zij en gilde het uit. Wat ik toen voelde, ik weet het niet meer. Poegatsjow keek naar Sjwabrin en zei met bittere spot: „Een goed lazaret heb jij hier!" Toen ging hij naar Maria Iwanowna en vroeg haar: „Zeg, mijn duifje, waar om straft je man je? Wat heb je hem voor kwaad gedaan?" „Mijn man!" herhaalde zij. „Hij is mijn man niet. Ik zal nooit zijn vrouw zijn! Ik wil liever sterven als ik niet verlost word." Poegatsjow keek dreigend naar Sjwabrin: „En jij hebt het gewaagd, mij te bedriegen!" zeide hij. „Weet je wel, schavuit, wat je verdient?" Sjwabrin viel op de knieënOp dit ogenblik verstikte de verachting bij mij elk gevoel van haat en toorn. Met afkeer zag ik naar deze edelman, die voor een voortvluchtige kozak op zijn knieën lag. Poegatsjow werd mil der gestemd. „Voor deze maal ver geef ik je," zei hij tot Sjwabrin, „maar denk eraan, dat ik je bij het eerste nieuwe vergrijp ook dit aan reken." Daarop keerde hij zich tot Maria Iwanowna en zei vriendelijk: „Kom maar naar buiten, schone maagd, ik schenk je de vrijheid. Ik ben de tsaar." (Wordt vervolgd) taTCOSaXlUWJUUUUUUUttXXKlUUUUUUUUtWIUUUUUÜUUUUUUUUUUlUUUUUUUUUUUUUUUUUULWJUÜUUUO m******x*z**f*ir***********B****BBj*rarz***r**B*9(-3*3i)rf* 10 (Van onze correspondent) DE GLANZENDE stafauto gleed de hekken van het militaire oefen terrein aan de rand van de Britse stad Aldershot binnen. Hij stopte niet voor de officierskantine noch voor het gar nizoensbureau, maar reed door naar een eenvoudig gebouw, een beetje achteraf, waarop met grote letters het opschrift: „No. 2 Higher Education Centre" prijkte. Daar bracht de chauf feur de wagen tot stilstand, stapte uit en opende het portier, terwijl hij keu rig in de houding het saluut bracht. Vier brigadegeneraalsin camel- kleurig uitgaanstenue met de rode patjes op de kraag, stegen int. Zij schreden waardig en kaarsrecht naar de ingang van het gebouwtje, traden binnen en verwisselden daarin een kleedhokje, hun uniformen voor werk kleding: gekreukelde, met verf en olie besmeurde khaki-overalls en namen daarna hun plaatsen in temidden van een groepje andere militairenwaar onder kapiteins, sergeants, korporaals en zelfs gewone soldaten, die bezig waren met het metselen van een ste- muurtje on een binnenplaats. Brigade-generaal C. H. Lyall-'Grant, 32 dienstjaren en ex-chef-staf van het hoofdkwartier van de Royal Artillery op Malta, waterpast een muurtje dat hij tezamen met soldaat eerste klas Fred Stainer, parachutist en Suez-veteraan, gemetseld heeft (Foto links). Daarnaast: majoor J. C. Dent en stafsergeant Tom Browne (tweede van rechts en geheel rechts) wilden voor hun pensionering nog wat nuttigs leren. Hier zijn zij bezig met het strippen van een rol be hangselpapier. DE VIER HOGE PIETEN droegen geen distinctieven op hun overalls en niemand van het groepje bracht hun de voorgeschreven militaire groet; dat is hier niet gebruikelijk. In dit milieu werken opper- en hoofdofficieren, subal- ternen en „minderen" door en naast elkaar aan allerlei karweitjes. Zij leren er stenen leggen, kamers behangen, gebarsten waterpijpen solderen, houtwerk schilderen en nog een hele massa andere dingen gedurende een vierwekelijkse cursus, die bedoeld is om hen voor te bereiden op hun aanstaande pensionering. De timmerklas is bijzonder populair. Hier leren militairen van alle ran gen in broederlijke samenwerking zagen, schaven, boren en wat dies meer zij. ER WORDEN ook nog andere leer gangen gegeven, variërend van econo mie en Spaans tot aan land- en tuin bouwkunde, maar de grote meerderheid van de officieren die een maand in dit opleidingscentrum doorbrengen, kiest toch de cursussen in praktische „huis houdkunde" en doe-het-zelf-activiteiten De reden daarvan is, zo vertelde een lid van de staf van het centrum ons, dat hoewel de generaals, kolonels en majoors over het algemeen best van hun pensioen kunnen rondkomen, zij toch zoveel mogelijk klusjes in en om het huis zelf willen gaan doen, en dat niet alleen om „de oude spieren en de geest lenig te houden". Neen, zij weten uit bittere ervaring, hoe hoog de re- In een oude tweedbroek en uniform tuniek is generaal-majoor G. A. Bond bezig, een landhuisje in Hampshire op te knappen, dat hij na zijn pensionering wil betrekken. Metselen en loodgieten lerede hij op de Aldershot-afzwaaischool. keningen van behangers, stoffeerders, timmerlieden en tuiniers in deze tijd van loon- en prijsspiralen kunnen op- lopen, en daarom besluiten zij al die karweitjes zelf te gaan opknappen zo dra zij „b.d." geworden zijn. De mili taire autoriteiten helpen hen daarbij op weg door middel van „Higher Educa tion Centres" zoals dat in Aldershot, dat de eerste in zijn soort was en dat nu al een aantal jaren tot grote te vredenheid van alle betrokkenen werkt. DE COMMANDEREND OFFICIER, majoor H. A. Chapman vertelde ons: „Wij proberen deze oude soldaten, waarvan de meesten een jaar of veertig actieve dienst achter de rug hebben, in ieder opzicht voor te bereiden op hun komende status als géwobn amb teloos burger en de resultaten zijn verheugend. Niet alleen dat de mili tairen hier van hoog tot laag in de beste verstandhouding samenwerken, zij leren ook door andere ogen zien en zelfs de generaals accepteren het als de gewoonste zaak van de wereld, dat kapiteins, sergeants of zelfs gewone sol daten bij bepaalde cursussen als advi seurs of instructeurs de leiding heb ben. Ik denk zelfs dat sommige van deze opperofficieren, na een heel leven lang commando's gegeven te hebben, wel verfrissend vinden, nu zelf eens or ders en opdrachten te krijgen." NATUURLIJK behoren deze mensen in een andere categorie thuis dan de jongere militairen onderofficieren die aan het einde van een kort dienstver band staan, en ook wel gewoon dienst plichtigen die wij hier ook krijgen om hen een vak te leren of een basis te geven voor hun terugkeer in de bur germaatschappij. Voor hen is dit cen trum de poort naar een behoorlijk bestaan. Zij krijgen bij ons een elemen taire cursus voor bijna ieder civiel beroep of handwerk en met hulp van de diverse ministeries en arbeids bureaus kunnen wij hen meestal na afloop van hun diensttijd wel een baan tje bezorgen. Zo hebben wij in de loop der jaren al diverse oudmilitairen op geleid tot kantoorbedienden, radio- en televisie-techniek, auto- of vliegtuig monteurs en tal van andere betrekkin gen. Ja, we hebben zelfs een diepzee duiker, een circusclown en een leeuwentemmer kunnen plaatsen, me de dankzij de hulp van vele instanties en particuliere bedrijven." MAAR MET de „oude garde" liggen de zaken anders. Die willen in hoofd zaak nuttige knutselaars en doehetzel- vers worden om hun laatste levensjaren comfortabel en zonder veel extra-uitga- ven te kunnen slijten. Slechts een zeer enkele van hen is geïnteresseerd in een vak- of beroepsopleiding. DAARNA zag ik hoe een luitenant kolonel en een sergeant-majoor samen een raamkozijn „stelden" en plaatsten, terwijl naast hen een 'brigade-generaal door een soldaat-bouwvakker werd ge- instrueerd in het metselen van een tuin poortje. En tenslotte bezocht ik een oud-cursist om eens te kijken hoe de lessen van het centrum in de praktijk uitwerken. Het was generaal-majoor G. A. Bond, oud-directeur van materiaal en transport bij het Britse bezettingsle ger aan de Rijn en ex-inspecteur van i het Royal Army Service Corps op het departement van Oorlog. Hij was ge- 9 kleed in een oud battledressjasje met de distintieven van zijn rang en een gerafelde burgerbroek. Hij stond hoog op een ladder en was bezig, de voegen van de muur van een J vervallen landhuisje in Hook, Hamp- shire, dat hij voor een appel en een ei gekocht had, met mortel te dichten. „Niet precies het werk, dat iemand op mijn leeftijd pleegt te doen", grinnikte hij (generaal Bond is 55 en heeft er ruim 35 dienstjaren in India en op de Europese slagvelden opzitten), „maar ik heb er veel plezier in. Wat ik ge leerd heb, zal me zeker enkele duizen den guldens aan reparatiekosten uitspa ren en bovendien: er is niets fijners dan alles zelf doen ook al kost het wat meer tijd." De generaal grinnikte, hij keek op zijn horloge en zei, op de bruuske ma nier van' de oud-militair: „Wel, u moet me nu excuseren. Het is tijd voor de Operatie-Badkamersanitair." Hij daalde voorzichtig de hoge ladder af en mar cheerde stram en met de kin omhoog zijn landhuisje binnen. """"""""""""""««""'«""«"""«««'"«HHmHmHfMmmwmmimwwMwmwmwmmmtwiiwmS 94. Professor Kalkers diep peinzen wierp vrucht af; de geleerde slaakte plotseling een vrolijke kreet en riep: „Ah! Hoogst merkwaardig! Ik weet hoe we die begrotingspost kunnen verantwoorden! Ik bezit nog de formule van de door mij uitgevonden Antikalkerine, en die kunnen we gaan verkopen als een vertreffelijk was middel. Dan halen we alle kosten er weer uit!" Waar schijnlijk zou referendaris Vergeel te zijner tijd hoogst ingenomen worden met deze oplossing, maar op het ogenblik had de hoge functionaris iets anders aan het hoofd. „Ik zie mij genoodzaakt u ambtshalve mede te delen," sprak hij tot Panda, „dat u met ingang van heden wegens plichtsverzuim en insubordinatie eervol ontslagen bent, zonder behoud van pensioen! U kunt gaan." Dat deed Panda dan maar. Hij wilde eigenlijk niets anders, maar vond toch dat het allemaal een beetje sneu voor hem verlopen was. Maar het verhaal was nog niet uit! Bij de uitgang van het Ministerie trof hij namelijk zijn vroegere achtervolgers aan, de geheim-agenten Slinkovitch en Binkovitch, die daar door Brigadier-agent Hakma ferm in bedwang werden gehou den. „Neemt u me niet kwalijk," zei de brigadier, „maar als u met het ministerie te maken hebt, weet u misschien wie deze twee heren zijn, die ik op last van de referendaris gearresteerd heb?" „O jawel," zei Panda. „Ze heten Slinkovitch en Binkovitch!" „Maar dat is in orde!" riep de brigadier. „Dal zijn gevaarlijke spionnen, die al lang gezocht worden! Hebt u hen mis schien met hun hoofden in die tralies laten lopen? Dan krijgt u de beloning die op hun aanhouding is ge steld!" (Van onze correspondent) WENEN (G.P.D.) Provinciesteden als Salzburg, Linz, Inns bruck en Graz leggen meer zin voor mo derne architectuur aan de dag dan Wenen. De verkla ring ligt voor de hand: in Wenen is het bouwbeleid in handen van de ge- meente, dus van ambtenaren. Zij ont werpen hun plannen volgens een vast schema dat in de volksmond de „Em- menthaler kaas-stijl" heet, want de huizen die de gemeente bouwt, bestaan uit niets anders dan uit gladde muuroppervlakten met veel gaten. De gemeente Wenen bouwt wel veel woon huizen, maar weinig hotels. Er zijn een paar goede, ouderwetse notels met ge peperde prijzen als Metropole, Grand Hotel, Ambassador en natuurlijk Sacher. Na 1945 zijn er enkele moderne hotels bijgekomen, maar dat alles is niet voldoende. Twee jaar geleden vatte het Hilton-concern het plan op, ook in Wenen een nederzetting op te richten. Dit is echter niet gelukt en daar door kreeg de International Hotels Cor poration een kans. Op het ogenblik heeft deze maatschappij 27 grote hotels in de hele wereld, behalve in Amerika zelf, >r- «Ott jVJJf •x W ;*s- *v* S;*" T ~xm ondanks het feit dat deze maatschappij een onderneming is van de Pan American World Airways. De directie wil vermijden dat de Amerikaanse stijl met geweld aan andere continenten en landen wordt op gedrongen. Daarom ook wordt een gedeelte van het kapitaal door het land opgebracht waar het nieuwe hotel wordt gebouwd. Tevens krijgen de inheemse architecten de opdracht om ontwerpen voor te leggen. Ook de inrichting, het meubilair en de ge hele outillage komen niet uit het buiten land, maar wbrden door binnenlandse firma's geleverd. Het International Ho*el in Wenen dat nu is geopend, is het grootste van geheel Oos tenrijk. Het ligt naast de ijs vereniging en achter het Konzerthaus en gelukkig is het geen wolkenkrabbér geworden, maar een langwerpige, goed uitgebalanceerde kubus van twaalf verdiepingen. Het telt 500 kamers die alle een eigen bad hebben, ver der drie ondergrondse etages voor keukens en eigen wasserij en een keldergarage voor 250 auto's. De namen voor de verschillende bars, lounges en restaurants zijn aan de muziek ontleend en klinken dus enigszins Weens, Capriccio, Rhapsodie, Intermezzo en dergelijke. Er is een grote balzaal waar recepties voor 700 personen kunnen wor den gehouden of bals tijdens international» congressen of in verband met het carnavaL Men rekent ook op het bezoek van vorste lijke personen, want er zijn enkele „vor stelijke appartementen" met vestibule, grote salon, twee slaapkamers en twee aparte badkamers. Het is in één woord een modern hotel voor mensen met een goed gevulde portefeuille. Een kleine kamer voor een persoon kost op zijn minst 36 gulden per nacht en zonder ontbijt, maar de prijs stijgt naarmate men hoger woont en een mooier uitzicht heeft. Voor een appartement betaalt men per nacht 150 gulden. De aankleding is modern, de kamers zijn over het algemeen wel ruim, maar laag, wel gezellig, maar een eigen stijl ontdekt men er niet. In overeenstem ming met zijn naam is het een gewoon internationaal hotel dat overal zou kunnen staan. XWXXXXXJOOnOOOOOOOOCyXXXJOOCXXXDOOOCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOtX WEEKABONNEMENTEN dienen uiterlijk op woensdag te worden betaald, daar de bezorgers op donder dag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIE IGOOUUXlOUUUJUUUXUJLSJUUUwuuut.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 9