De kerk moet zich het moderne ritme aanpassen aan Humanist vindt geloof en oorlog slecht verenigbaar Si Kanttekeningen op Cyrillus werpen nieuw licht Lucaris' positie Missie en zending in Indonesië Strijd om kerk in Leipzig Spaanse brief over overgang van prinses Boeken over het geestelijk leven PAGINA TWEE ZATERDAG 22 FEBRUARI 1964 Weekritme Christusdagen Eerste nummer van Missie-Integraal Secularisatie Dominee heeft een bijbaantje Stijl Communicatie Loyaal Geen idee Calvijn Eigen weg De totstandkoming van het „nieuwe weekend' heeft de kerk voor vele problemen gesteld. Zij zal zich moeten aanpassen aan het nieuwe ritme, meent rof. dr. P. Smits in een artikel in „De kerk en het nieuwe weekend", uitgegeven ij Van Gorcum in Assen. De kerken zullen het tempo, waarin de kerkdiensten verlopen, moeten syn chroniseren met het algemene levenstempo van onze industriële samenleving. Prof. Smits pleit onder meer voor een grotere verscheidenheid in aanvangsuur en tijdsduur van de kerkdiensten. Het aanvangstijdstip van tien uur is te laat voor hen, die er in de loop van de dag nog op uit willen trekken, maar te vroeg voor vele ouderen die thuis blijven. Hij bepleit dan ook regelmatige vroeg diensten. „De kerken staan verder", aldus de schrijver, „wat de zondagmiddag en -avond betreft, voor de noodzaak om vreesloos enkele consequenties te trek ken zowel uit de feitelijke veranderin gen, die in het zondagse bestedingspa troon van de overgrote meerderheid van ons volk aan het plaatsvinden zijn, als ook uit de mentaliteitsverandering van het huidige menstype, kerkelijk en bui tenkerkelijk. De traditionele zondag middag- of avonddienst in hervormde en gereformeerde kring, die om 5, 6 of 7 uur aanvangt, trekt in bijna alle ste delijke gemeenten een in snel tempo teruglopend aantal bezoekers." Prof. Smits is van mening dat het van werkelijkheidszin bij de kerken zou getuigen als men óf de middag- of de avonddiensten volledig zou afschaffen öf deze diensten slechts ééns per maand zou houden. Men zou deze diensten dan een speciale bestemming moeten ge ven, al naar de leeftijd of de sociale functie van hen, die men door deze diensten denkt te kunnen bereiken. De schrijver betoogt in zijn artikel dat het eigenlijke zondagsbesef nauw samenhangt met het weekritme, dat sinds eeuwen door ons volk wordt ge volgd, in overeenstemming met de ka lender van de bijbel: zes dagen arbeid en één daarop volgende (of daaraan voorafgaande) rustdag. De meerderheid van ons volk volgt dit ritme nog altijd. Het is echter de vraag of dit traditone- le weekritme psychisch nog wel vol doende aansluit bij het zo sterk gewij zigde levensritme van onze industriële maatschappij en of bovendien de invoe ring van de vijfdaagse werkweek niet reeds in feite een doorbreking van dit traditionele weekritme betekent. De Duitse theoloog Hans Storck is van mening, dat de kerk indertijd het zevendagenritme niet op principiële, doch op louter praktische gronden heeft overgenomen van de agrarische samen leving van die dagen. Wanneer de kerk deze oude kalender, die het weekritme volgt, thans onverkort tracht te hand haven, dringt ze dan ook in feite een agrarisch levensritme op aan het totaal andere levensritme van onze industriële maatschappij. Volgens Storck vindt de zege van het industriële ritme op de oude ka lender zijn voltooiing in de instelling van de vaste jaarlijkse vakantieperiode. De ze periode is voor de huidige mens de verreweg beste gelegenheid tot recrea tie en re-generatie geworden en daar om speelt ze dan ook een steeds be langrijker, zo niet een beslissende rol in het denken en plannen maken der mensen. In ons land is het de theoloog prof. Hoekendijk, die volledig aansluit bij de ze inzichten van Storck en aan de Ne derlandse kerken de vraag voorlegt of ze naast en buiten de industriële maat schappij in een ander ritme (dat van hun eigen kalender) willen blijven door draaien óf dat ze op de wijze van het evangelie hun kalender met de indus triële kalender durven synchroniseren en het bijvoorbeeld zullen aandurven om de 52 zondagen te vervangen door tien „Christusdagen" met daartussen door incidenteel een „kerkweekend" of iets dergelijks. Prof. Smits waardeert de moed tot waarderen en tot radicaliteit, die hier uit spreekt, maar anderzijds lijkt hem een waarschuwing tegen al te grote radicaliteit in deze hele materie toch wel op zijn plaats, zolang concreet so ciaal onderzoek ons niet meer en be trouwbaarder kennis omtrent allerlei vermeende wijzigingen in het traditio nele weekritme heeft geschonken. Hij wijst er verder op dat het zon dagspatroon, zoals dit door de kerke lijke traditie voor ons volk was ge schapen, bezig is in snel tempo ver der te seculariseren. De ontwikkeling gaat steeds verder in de richting van één uniform recreatiepatroon voor het hele Nederlandse volk, waarbij ook de gereformeerde gezindte tekenen van versterkte aanpassing aan het al gemene recreatiepatroon begint te ver tonen. Prof. Smits ziet ook een principieel wegvallen van de tegenstelling tussen het sacrale en het profane, hetgeen een godsdienstige herwaardering zowel van de zondag als van de overige werkda gen tengevolge heeft. De zondag blijft ook bij deze nieuwe godsdienstige visie een belangrijke dag als dag, die allerlei mogelijkheden biedt tot retraite, tot godsdienstige be zinning en tot godsdienstige gemeen schapsbeleving, maar hij verliest zijn sacraal karakter en wordt hiermee in zoverre onttroond dat hij zijn principië le uitzonderingspositie moet prijgeven. Er is dan ook een gelovig realisme groeiende in de kerken, aldus prof. Smits, dat steeds sterker tot het inzicht komt dat zij er niet mee kunnen vol staan zich te bezinnen op de godsdiens tige betekenis van de zondag in onze samenleving, doch dat zij hun bezin ning dienen te verbreden en te verwij den tot de vraag naar hun godsdienstige taak en mogelijkheden gedurende de hele week. In zijn artikel doet prof Smits tal van suggesties, waarvan we er in de inleiding al enkele hebben genoemd. Hij pleit voor „avondgebeden" en „morgengebeden," al vindt hij de naam „avondgebed" niet zo gelukkig gekozen. „Ik zou er voor willen pleiten," zo schrijft hij, „dat in onze grote gemeen ten minstens twee van deze korte kerk diensten per week worden gehouden, 's morgens of 's avonds, en dat beide diensten bewust op een verschillende gemeentegroep worden gericht. Hier bij denk ik niet zozeer aan diensten in verschillende wijken alswel aan ver schillende leeftijdsgroepen. Bovendien kennen de meeste grotere gemeenten activiteiten in de vorm van bijbelcur sussen of althans cursussen over gods dienstige thema's, verder huisgemeen ten, al dan niet buurt- en wijksgewijze verspreid, en bovendien allerlei typen van godsdienstige verenigingen. Dit is ds. P. J. Pennings uit Axel in Oost Zeeuws Vlaanderen, die in het nieuws is gekomen door zijn bekend making dat hij wegens een conflict met de kerkvoogdij van de Nederlandse hervormde gemeente in Axel zijn ambt x Ik ben er van overtuigd dat ver schillende van deze activiteiten ster ker in de richting van godsdienstige vereringsgemeenschap zouden kunnen worden ontwikkeld en in elk geval wat duidelijker godsdienstige stijl zouden kunnen krijgen. In een huisgemeente kan men toch ook met elkaar zingen en bidden. En van de Barchemvereniging kan men hierbij leren dat het stille gemeen schappelijke gebed evengoed een weg tot God kan zijn als het gesproken woord." Prof. Smits houdt ook een pleidooi voor veelvuldige pauzediensten. De schrijver meent dat de kerk haar eigen mensleer in zoverre zal moeten her zien dat daarin ruimte komt voor de menselijke betekenis van het spelele ment. Een bijdrage van de kerken zou kunnen liggen in het mede helpen scheppen van een aantal nieuwe re creatiecentra. Ook ten opzichte van de massa communicatiemiddelen hebben de kerken een taak van betekenis. De taak van de kerk is hier tweeledig: enerzijds mag en moet de kerk haar eigen godsdienstig getuigenis geven via radio en televisie, anderzijds moet ze zich mede verantwoordelijk stellen voor het niveau van radio en televisie als media van ontspanning en voorlichting. Prof. Smits wijst hierbij op een ver keerd gebruik: de godsdienstige recla me als het gevaar voor elke gods dienstige toespraak op de televisie. En als een nauwelijks minder groot ge vaar ziet hij de heilige onnozelheid. Uit deze samenvatting blijkt wel duidelijk, dat prof. Smits in zijn be langwekkende artikel tal van proble men overhoop haalt. Het boekje bevat verder bijdragen van C. J. Bleeker, A. de Wilde, mej. J. Heessels, A. Schip per, drs. G. W. Reitsema, mr. C. C. A. Voskuil, P. R. Waalkens, S. Waal- kens-Stallinga en dr. H. G. Hubbeling. zou neerleggen. Nadat diverse kerke lijke instanties erop hadden aangedron gen, dat ds. Pennings aan zou blijven, welke wens door duizend gemeente leden werd ondersteund, heeft de pre dikant besloten zijn ambt te blijven vervullen. Hij heeft zich evenwel ge distantieerd van de kerkvoogdij, die zich weigert aan te passen aan de nieu we kerkorde en hij ontvangt dan ook geen wedde meer. Dit heeft hem ge noopt een betrekking te aanvaarden om in zijn onderhoud te voorzien. Zo is de unieke situatie ontstaan,, dat een domi nee, die op zaterdag en zondag zijn pastorale plichten waarneemt, op de overige dagen van de week een bijbaan heeft. In „Mens en Wereld", weekblad van het Humanistisch Verbond, haakt R. de la Rie in op een mededeling in het gereformeerde zendingsblad „De Goede Tijding", dat als volgt luidde: „500.000 Indonesische bijbels werden het vorig jaar uit Japan naar Indonesië verzonden. Het was een deel van de oorlogsschuld die Japan aan Indonesië moest terugbetalen. Eerst oorlog, solda ten, kanonnen, nu bijbels. Wonderlijk zijn de wegen die God gaat onder de volkeren: deze twee landen, die Hij beide gebruikt om Hem hierin te dienen De heer De la Rie tekent hierbij aan: ,Maar vermoedelijk waren de Japan ners net zo goed bereid geweest 500.000 exemplaren van het Kommunistisch Manifest naar Indonesië te sturen, als dót nu toevallig in het verdrag over de terugbetaling van de oorlogsschuld had gestaan. Er zijn nog teveel Indonesiërs (en hoeveel Nederlanders trouwens niet!) die zich de Japanse wandaden in Zuid- Oost-Azië te goed herinneren om zo maar plotseling in die devote chnste- nen te geloven. En bovendien, ik kan nooit de herinnering kwijt aan dat „Gott mit uns" op de Duitse koppel riemen en aan het zegenen van fascis tische wapens door de paus. Daar kan De Goede Tijding natuurlijk niets aan doen, maar ik vraag mij af: behoort dat ook tot de wonderlijke wegen van God, gebruikte Hij die soldaten ook om Hem te dienen? Het doet mij een beetje denken aan de „doublespeak", het spreken met twee tongen, het omkeren van de wer kelijkheid, zoals je dat zo mooi be schreven kunt vinden in George Or- wells angstwekkende toekomstvisie 1984. Hoe bedenkelijk dicht we 1984 al gena derd zijn, blijkt uit bepaalde vormen van politieke propaganda, uit het feit Mejuffrouw dr. Keetje Rozemond, hoofd van de theologische afdeling van de rijksuniversiteitsbibliotheek in Lei den, heeft de kanttekeningen uitgege ven, die Cyrillus Lucaris heeft gemaakt in een exemplaar van de grote cate chismus van Béllarminus. De kanttekeningen werpen een nieuw licht op Cyrillus' positie in de jaren 1618 en 1619 ten opzichte van de rooms- katholieke leer, op de protestantse in- Het titelblad van missie-integraal toont het brandende 'braambos uit het boek Exodus. Volgens Associated Press is het com munistische regiem in de DDR van plan één van de oudste en mooiste ker ken in Leipzig op te blazen om plaats te maken voor de uitbreiding van het Karl Marxplein in het centrum van de stad. Er moeten ter plaatse nieuwe uni versiteitsgebouwen komen. De kerk heeft sinds de tweede wereldoorlog zo wel de protestantse als de katholieke gemeenschap in Leipzig gediend. Van kerkelijke zijde is medegedeeld dat de strijd om de Gothische universi- teitskerk nog voortduurt. Het meren deel van de kerk is vijfhonderd jaar oud, maar er zijn ook stukken, die tweehonderd jaar ouder zijn. In de tweede wereldoorlog liep de universiteitskerk slechts lichte scha de op. De belendende universiteitsge bouwen werden vrijwel geheel ver woest. Het eerste nummer van „Missie Integraal" is verschenen. Het is een blad, dat onmiddellijk opvalt door een ruime opmaak en dat daardoor zeer aantrekkelijk is geworden. In het eerste nummer wordt veel aandacht gewijd aan dr. Diepenhorst en de door hem ingestelde adviescommis sie, die de mogelijkheid tot mede financiering van missionaire projecten moet bestuderen. Het blad meent, dat deze commissie zo groot is, dat ze be zwaarlijk snel en doelmatig zal kun nen werken. Aan dit eerste nummer, dat verder onder meer een artikel over het Boed dhisme bevat, ontlenen wij enkele ge gevens, die de heer G. T J. Wibisana in „Missie Integraal" over de positie van de rooms-katholieken in Indonesië publiceert. De heer Wibisana, een r.k. particu lier, onderhoudt nauwe verbindingen met de Indonesische regering. In het bezit van een mandaat van Kantor Wa- ligeredja Indonesia (het gemeenschap pelijk secretariaat van kerkvoogden in Indonesië) heeft hij een bezoek van on geveer een maand aan Europa gebracht. „Wij kregen de indruk", aldus de re dactie van Missie Integraal", dat zijn reis naar Europa nog andere redenen had dan het aanknopen van zuiver za kelijke relaties. Zijn, onder andere, aan de Indonesische diplomatieke vertegen woordigingen in verschillende West- Europese landen afgelegde bezoeken zouden in verband gebracht kunnen worden met de positieve opvattingen van de regering In Djakarta over het verstrekken van visa aan missionaris sen en zendelingen. Zeker is, dat de heer Wibisana verscheidene malen ook de Indonesische diplomatieke verte genwoordiging in Den Haag heeft be zocht." „In ons land", zo betoogt de heer Wibisana, „is nooit een grotere vrijheid van godsdienst geweest dan in de laat ste tien jaren. Deze vrijheid is gegrond op de Pantjasila, de vijf zuilen van de Staat en de Maatschappij, onder an dere betrekking hebbende op het geloof in God en op de sociale rechtvaardig heid. Aan de hieruit voortvloeiende ge lijkberechtiging voor alle godsdienstige groeperingen van het volk wordt strikt de hand gehouden, vooral door presi dent Soekarno, die geen achteruitstel ling om godsdienstige redenen duldt". De heer Wibisana betoogt dat de be trekkelijk kleine katholieke bevolkings groep van Indonesië ongeveer ander half miljoen op een totale bevolking van 100 miljoen alle voordelen geniet van de gelijkberechtiging. Katholieke scholen worden in belangrijke mate ge subsidieerd, omdat katholiek onderwijs erkend is als staatsonderwijs. De twee Missionaris in Indonesië. katholieke universiteiten Parhijangan in Bandoeng en Sanathadarma in Djakar ta genieten volledige erkenning. Omdat de schoolsubsidies niet worden afgeme ten naar de kwantiteit, maar naar de kwaliteit, gaat zeventig percent van de voor het onderwijs bestemde overheids gelden naar de katholieke scholen. „Een dergelijke positie hebben we in het Nederlandse tijdperk nooit gekend" zegt de heer Wibisana. Een wellicht nog sprekender voor beeld van de wijze, waarop de Indo nesische regering de Pantjasila na leeft, noemde de heer Wibisana het feit, dat het departement voor gods dienstzaken de bouw en inrichting van seminaries roaal subsidieert ter bevordering van de opleiding van katholieke priesters. Het heeft de Indonesische katholieken zeer getroffen dat het oudste seminarie in Centraal-Java (Martajudan), dat tij dens de guerrillaperiode door brand werd vernield, in de jaren 19511952 op staatskosten geheel kon worden herbouwd en dat de overheid nog steeds geld verstrekt voor iedere uit breiding van dit opleidingsinstituut „Even loyaal en positief is de hou ding van de Indonesische overheid te genover buitenlandse, dus ook Neder landse, missionarissen en zendelingen, die bij hun werk worden gesteund zo ver dat in het vermogen ligt van de Indonesische overheid. Weliswaar zijn er plaatselijke functionarissen die het de missie af en toe moeilijk maken, maar dezen worden steeds weer ge corrigeerd door de centrale overheid. Voor mij staat het vast, en ik kan dat verklaren op goede gronden, dat het alleen de missionarissen en zende lingen zijn, die in onze ontwikkelings gebieden iets kunnen bereiken. Alleen zij worden er geaccepteerd, niet alleen door de overheid, maar zeker ook door de bevolking. Het bewijs vindt u nu weer in West-Irian, waar aan missie en zending alle mogelijke medewer king wordt geboden, ongeacht de na tionaliteit van hun werkers. „In dit verband", zo vervolgt de heer Wibisana, „zou ik toch nog eens de opmerking willen wagen, dat men over het algemeen in Nederland geen idee heeft van de werkelijke gang van zaken in mijn land. Men maakt zich in Nederland zorgen over problemen in ons land, die niet bestaan. Gaat men niet te gemakkelijk voorbij aan de werkelijk grote dingen, die in In donesië gebeuren? Een van die grote dingen is het vredig bestaan van libe rale, protestantse en katholieke min derheden in een overwegend islamitisch land, maar ook de overwinning op het analfalbetisme en op de malaria. Ten tijde van de soevereiniteitsover dracht was tachtig percent van de be volking analfabeet. Dit verschijnsel is in gebieden als West-Java, en het zeer dicht bevolkte Midden-Java en Oost- Java absoluut verdwenen, terwijl het analfabetisme in de overige streken niet noemenswaard meer is". vloed, die hij heeft ondergaan en op zijn eigen oosters-orthodoxe gedachten- wereld. Cyrillus Lucaris was in zijn tijd een omstreden figuur, die sommigen ten on rechte als een protestant hebben be schouwd. Voor zijn patriarchaat in Con- stantinopel had hij zich drie jaar terug getrokken om de orthodoxe rooms-ka- tholieke en protestantse leringen gron dig met elkaar te vergelijken, waarbij hij blijkens uitlatingen tot de overtui ging kwam dat de protestantse meer waarheid bevatten. Bij zijn studie las hij onder meer de „Institutie" van Johannes Calvijn, die hij in een preek uit 1610 heeft aangehaald. Later kwam hij veelvul dig in aanraking met protestanten uit Engeland en Nederland, onder meer met de jonge Leidenaar David le Leu de Wilhelm, wiens familie uit Ham burg afkomstig was. Met deze De Wilhelm heeft Cyrillus veel contact gehad en ook protestantse boeken van hem geleend. De brieven, die hij De Wilhelm heeft geschreven, zijn later door diens zoon gebundeld en aan de rijksuniversiteitsbibliotheek in Leiden geschonken. Deze brieven zijn indertijd uitgegeven Cyrillus heeft De Wilhelm ook een boekje cadeau gedaan, dat de Griekse vertaling van de rooms-katholieke cate chismus van Robertas Béllarminus be vatte. De laatste, die van 1542 tot 1620 leefde, was een Italiaans Jezuiët, hoog leraar, kardinaal en een fel bestrijder van het protestantisme. Hij verdedigde ook krachtig de pauselijke onfeilbaar heid. In het bewuste boekje, dat thans eigendom der rijksuniversiteitsbiblio theek in Leiden is, heeft Cyrillus kant tekeningen over de inhoud gemaakt. Hij wilde het evangelie een meer cen trale plaats zien toegekend in de Grieks- orthodoxe en de rooms-katholieke kerk. Verder streefde Cyrillus naar een gro tere eenheid. Hij verwierp „de goede werken" als middel tot zaligheid. Het zou onjuist zijn hem daarom als protestant te kwalificeren, omdat Cyril lus bijvoorbeeld geenszins gekant was tegen het kloosterleven en in 1622 zelf een heiligverklaring heeft doorgevoerd. Volgens mejuffrouw Rozemond moet men hem dan ook veel meer zien als een man, die op theologisch terrein een eigen weg zocht. Had hij in de Grieks- orthodoxe kerk een vrij grote aanhang, de rooms-katholieken hebben een felle oppositie tegen hem gevoerd en zij wis ten viermaal zijn afzetting te bewerk stelligen, toen hij patriarch van Constan- tinopel was geworden. Tenslotte werd Cyrillus in gevangenschap vermoord. De preken, die Cyrillus Lucaris heeft gehouden, en waarvan de handschriften destijds bij een bibliotheek in Istanboel hebben berust, zouden ons waarschijn lijk meer inzicht in zijn denkbeelden kunnen geven. Aangezien deze manu scripten echter onvindbaar zijn, is men voorlopig aangewezen op zijn kantteke ningen in het exemplaar van Béllarmi nus' catechismus, die nu dus in het Frans zijn uitgegeven onder de naam „Notes Marginales de Cyrillus Lucar dans un exemplair du grand catechis mus de Bellarmin". Voor de uitgave hiervan had de Neder landse organisatie voor zuiver-weten- schappelijk onderzoek mejuffrouw Ro zemond een subsidie verstrekt. Zij heeft de uitgave in het Frans verzorgd, om dat er al enkele publicaties over Cy rillus in die taal zijn verschenen. dat wij toestaan dat onze soldaten „democratisch geïndoctrineerd" worden (welk een contradictio in terminis!), en uit sommige kleinigheden, zoals een foto uit een oud nummer van De vlie gende Hollander, officieel orgaan van de Koninklijke luchtmacht. Op die foto vinden we een Ameri kaanse soldaat met de bekende vast beraden, frisse, zorg-dat-je-er-ook-bij- komt-blik, staande voor een levensgroot bord van de „Headquarters Strategie Air Command" (hoofdkwartier van het strategisch luchtcommando, wat dat dan ook mag zijn), en op dat bord in gigantische letters: „Peace is our Pro- fession" (Vrede is ons beroep). De vrede als beroep van een oorlogs vlieger, een mooi staaltje van „double speak". In 1984 heet het nog iets direc ter: „Peace is War" (Vrede is oorlog); als je dót leest, weet je (althans nu nog) tenminste iets duidelijker hoe je bij de neus genomen wordt." De hervormde predikant H. B. Meyboom heeft van de voorzitter van de Spaans evangelische kerk, dr. M. Gutiérrez Marin, het volgende schrij ven ontvangen: „De grote Spaanse krant La Vanguar- dia wijdt in haar nummer van van daag bijna de hele eerste pagina aan de overgang van prinses Irene. Niemand zal ontkennen, dat zij het recht heeft rooms-katholiek te worden. Maar dat zij deze overgang vanuit Spanje laat bekend maken, is iets waarmee velen van ons niet klaar kun nen komen. Naar alle schijn heeft zij ongeveer een jaar de gedachte gehad over te gaan tot de r.k. kerk. Maar in maart 1963 mocht ik haar bezoeken. Voor mij zal deze middag, toen ik haar mocht vertellen van de protestantse beweging in Spanje, on vergetelijk blijven. Nu staat zij „aan de andere kant". En haar secretariaat stelt, dat haar overgang in het teken van de oecume nische geest heeft plaatsgevonden. Ook in het Vatikaan interpreteert men deze conversie als „blijkbaar" gevolg van het nieuwe klimaat dat door het Vati- kaanse Concilie geschapen is tussen de confessies. Bij alle eerbied voor het persoonlijk besluit van een vrij mens ook wanneer deze een prinses is vraag ik me af of deze overgang wezen lijk kan bijdragen tot opheldering van de verhouding tussen het rooms-katho- licisme en het protestantisme. Ten eerste sticht de hele zaak slechts verwarring ten tweede leidt zij er misschien ongewild toe, in onze terug keer tot de r.k. kerk een oplossing van het probleem der verdeeldheid te zien. Ik denk ook aan onze zeer geachte dr. Visser 't Hooft, die tenslotte Neder lander is en die ons geleerd heeft wer kelijk en zuiver oecumenisch te denken. Natuurlijk ben ik me ervan bewust, dat al spoedig aan deze gebeurtenis geen woord meer zal worden gewijd. Maar toch zal zij haar gevolgen heb ben. Wanneer ik over de feitelijk zwak te van onze protestantse beweging in Spanje denk en over de onmogelijkheid om onze gemeenten wezenlijke stoot kracht te geven, dan treft het mij pijn lijk, dat juist op Spaanse grond uw prinses haar overgang heeft bekend ge maakt nadat kardinaal Alfrink haar voordien al in de r.k. kerk had opgenomen. Wanneer dit in Nederland of elders zou zijn gebeurd, zou ik het evenzo be treuren, maar mijn verbijstering zou zeker niet zo diep zijn. HET MYSTERIE VAN GOLGOTHA door Bó yin Ra (Servire). De schrijver betoogt in deze bundel artikelen dat men Jezus moet zien als één der Wijzen van het Oerlicht, welke geestelijke gemeenschap hij „De witte loge" noemt. De gemeenschap bestaat uit mensen, die duizenden jaren voor het aannemen van de aardse verschijningsvorm de verplichtingen op zich hebben genomen, die de geestelijke kring eigen zijn. De schrijver vertelt hoe men tot een be wust geestelijk leven kan komen en noemt het verstand daarbij een grote vijand, FUNCTIONELE DOGMATIEK door ds. Kr. Strijd (Horstpocket). De schrijver betoogt, dat de wereld gebaat is bij een functionele dogmatiek. Het woord is feitelijk een pleonasme, maar dat neemt ds. Strijd op de koop toe, omdat aan dogmatiek nu eenmaal teveel het etiket kleeft van gepraat zonder meer. Hij is van mening, dat een diep besef van het wezen van de drie eenheid het begin is van een dogmatiek, die heilzaam kan werken in de wereld en die ook een antwoord op het marxisme kan zijn. BEZIELING EN OVERTUIGING (Servire). Zes schrijvers, dr. C. J. Schuurman, prof. A Kruidhof, prof. dr. K. Kuyper, prof. dr. C. J. Bleeker, prof. dr. A. D. de Groot en J. M. Hondius, hebben op de kerstreünie 1962 van de internatio nale school voor wijsbegeerte te Amers foort een voordracht uitgesproken als antwoord op de vraag: welke betekenis heeft filosoferen voor mij zelf? In deze bundel blijkt duidelijk hoe verschillend filosofen over bepaalde dingen kunnen denken, hetgeen het boek des te waar devoller maakt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 14