De kerk moet zich
het moderne ritme
aanpassen aan
Humanist vindt geloof en
oorlog slecht verenigbaar
Si
Kanttekeningen
op Cyrillus
werpen nieuw licht
Lucaris' positie
Missie en zending in Indonesië
Strijd om kerk
in Leipzig
Spaanse brief
over overgang
van prinses
Boeken over het
geestelijk leven
PAGINA TWEE
ZATERDAG 22 FEBRUARI 1964
Weekritme
Christusdagen
Eerste nummer van
Missie-Integraal
Secularisatie
Dominee heeft
een bijbaantje
Stijl
Communicatie
Loyaal
Geen idee
Calvijn
Eigen weg
De totstandkoming van het „nieuwe weekend' heeft de kerk voor vele
problemen gesteld. Zij zal zich moeten aanpassen aan het nieuwe ritme, meent
rof. dr. P. Smits in een artikel in „De kerk en het nieuwe weekend", uitgegeven
ij Van Gorcum in Assen.
De kerken zullen het tempo, waarin de kerkdiensten verlopen, moeten syn
chroniseren met het algemene levenstempo van onze industriële samenleving.
Prof. Smits pleit onder meer voor een grotere verscheidenheid in aanvangsuur
en tijdsduur van de kerkdiensten. Het aanvangstijdstip van tien uur is te laat
voor hen, die er in de loop van de dag nog op uit willen trekken, maar te vroeg
voor vele ouderen die thuis blijven. Hij bepleit dan ook regelmatige vroeg
diensten.
„De kerken staan verder", aldus de
schrijver, „wat de zondagmiddag en
-avond betreft, voor de noodzaak om
vreesloos enkele consequenties te trek
ken zowel uit de feitelijke veranderin
gen, die in het zondagse bestedingspa
troon van de overgrote meerderheid van
ons volk aan het plaatsvinden zijn, als
ook uit de mentaliteitsverandering van
het huidige menstype, kerkelijk en bui
tenkerkelijk. De traditionele zondag
middag- of avonddienst in hervormde
en gereformeerde kring, die om 5, 6 of
7 uur aanvangt, trekt in bijna alle ste
delijke gemeenten een in snel tempo
teruglopend aantal bezoekers."
Prof. Smits is van mening dat het
van werkelijkheidszin bij de kerken zou
getuigen als men óf de middag- of de
avonddiensten volledig zou afschaffen öf
deze diensten slechts ééns per maand
zou houden. Men zou deze diensten dan
een speciale bestemming moeten ge
ven, al naar de leeftijd of de sociale
functie van hen, die men door deze
diensten denkt te kunnen bereiken.
De schrijver betoogt in zijn artikel
dat het eigenlijke zondagsbesef nauw
samenhangt met het weekritme, dat
sinds eeuwen door ons volk wordt ge
volgd, in overeenstemming met de ka
lender van de bijbel: zes dagen arbeid
en één daarop volgende (of daaraan
voorafgaande) rustdag. De meerderheid
van ons volk volgt dit ritme nog altijd.
Het is echter de vraag of dit traditone-
le weekritme psychisch nog wel vol
doende aansluit bij het zo sterk gewij
zigde levensritme van onze industriële
maatschappij en of bovendien de invoe
ring van de vijfdaagse werkweek niet
reeds in feite een doorbreking van dit
traditionele weekritme betekent.
De Duitse theoloog Hans Storck is
van mening, dat de kerk indertijd het
zevendagenritme niet op principiële,
doch op louter praktische gronden heeft
overgenomen van de agrarische samen
leving van die dagen. Wanneer de kerk
deze oude kalender, die het weekritme
volgt, thans onverkort tracht te hand
haven, dringt ze dan ook in feite een
agrarisch levensritme op aan het totaal
andere levensritme van onze industriële
maatschappij.
Volgens Storck vindt de zege van
het industriële ritme op de oude ka
lender zijn voltooiing in de instelling van
de vaste jaarlijkse vakantieperiode. De
ze periode is voor de huidige mens de
verreweg beste gelegenheid tot recrea
tie en re-generatie geworden en daar
om speelt ze dan ook een steeds be
langrijker, zo niet een beslissende rol
in het denken en plannen maken der
mensen.
In ons land is het de theoloog prof.
Hoekendijk, die volledig aansluit bij de
ze inzichten van Storck en aan de Ne
derlandse kerken de vraag voorlegt of
ze naast en buiten de industriële maat
schappij in een ander ritme (dat van
hun eigen kalender) willen blijven door
draaien óf dat ze op de wijze van het
evangelie hun kalender met de indus
triële kalender durven synchroniseren
en het bijvoorbeeld zullen aandurven
om de 52 zondagen te vervangen door
tien „Christusdagen" met daartussen
door incidenteel een „kerkweekend" of
iets dergelijks.
Prof. Smits waardeert de moed tot
waarderen en tot radicaliteit, die hier
uit spreekt, maar anderzijds lijkt hem
een waarschuwing tegen al te grote
radicaliteit in deze hele materie toch
wel op zijn plaats, zolang concreet so
ciaal onderzoek ons niet meer en be
trouwbaarder kennis omtrent allerlei
vermeende wijzigingen in het traditio
nele weekritme heeft geschonken.
Hij wijst er verder op dat het zon
dagspatroon, zoals dit door de kerke
lijke traditie voor ons volk was ge
schapen, bezig is in snel tempo ver
der te seculariseren. De ontwikkeling
gaat steeds verder in de richting van
één uniform recreatiepatroon voor het
hele Nederlandse volk, waarbij ook
de gereformeerde gezindte tekenen
van versterkte aanpassing aan het al
gemene recreatiepatroon begint te ver
tonen.
Prof. Smits ziet ook een principieel
wegvallen van de tegenstelling tussen
het sacrale en het profane, hetgeen een
godsdienstige herwaardering zowel van
de zondag als van de overige werkda
gen tengevolge heeft.
De zondag blijft ook bij deze nieuwe
godsdienstige visie een belangrijke dag
als dag, die allerlei mogelijkheden
biedt tot retraite, tot godsdienstige be
zinning en tot godsdienstige gemeen
schapsbeleving, maar hij verliest zijn
sacraal karakter en wordt hiermee in
zoverre onttroond dat hij zijn principië
le uitzonderingspositie moet prijgeven.
Er is dan ook een gelovig realisme
groeiende in de kerken, aldus prof.
Smits, dat steeds sterker tot het inzicht
komt dat zij er niet mee kunnen vol
staan zich te bezinnen op de godsdiens
tige betekenis van de zondag in onze
samenleving, doch dat zij hun bezin
ning dienen te verbreden en te verwij
den tot de vraag naar hun godsdienstige
taak en mogelijkheden gedurende de
hele week.
In zijn artikel doet prof Smits tal
van suggesties, waarvan we er in de
inleiding al enkele hebben genoemd.
Hij pleit voor „avondgebeden" en
„morgengebeden," al vindt hij de
naam „avondgebed" niet zo gelukkig
gekozen.
„Ik zou er voor willen pleiten," zo
schrijft hij, „dat in onze grote gemeen
ten minstens twee van deze korte kerk
diensten per week worden gehouden,
's morgens of 's avonds, en dat beide
diensten bewust op een verschillende
gemeentegroep worden gericht. Hier
bij denk ik niet zozeer aan diensten in
verschillende wijken alswel aan ver
schillende leeftijdsgroepen. Bovendien
kennen de meeste grotere gemeenten
activiteiten in de vorm van bijbelcur
sussen of althans cursussen over gods
dienstige thema's, verder huisgemeen
ten, al dan niet buurt- en wijksgewijze
verspreid, en bovendien allerlei typen
van godsdienstige verenigingen.
Dit is ds. P. J. Pennings uit Axel in
Oost Zeeuws Vlaanderen, die in het
nieuws is gekomen door zijn bekend
making dat hij wegens een conflict met
de kerkvoogdij van de Nederlandse
hervormde gemeente in Axel zijn ambt
x
Ik ben er van overtuigd dat ver
schillende van deze activiteiten ster
ker in de richting van godsdienstige
vereringsgemeenschap zouden kunnen
worden ontwikkeld en in elk geval wat
duidelijker godsdienstige stijl zouden
kunnen krijgen.
In een huisgemeente kan men toch
ook met elkaar zingen en bidden. En
van de Barchemvereniging kan men
hierbij leren dat het stille gemeen
schappelijke gebed evengoed een weg
tot God kan zijn als het gesproken
woord."
Prof. Smits houdt ook een pleidooi
voor veelvuldige pauzediensten. De
schrijver meent dat de kerk haar eigen
mensleer in zoverre zal moeten her
zien dat daarin ruimte komt voor de
menselijke betekenis van het spelele
ment. Een bijdrage van de kerken zou
kunnen liggen in het mede helpen
scheppen van een aantal nieuwe re
creatiecentra.
Ook ten opzichte van de massa
communicatiemiddelen hebben de
kerken een taak van betekenis. De
taak van de kerk is hier tweeledig:
enerzijds mag en moet de kerk haar
eigen godsdienstig getuigenis geven
via radio en televisie, anderzijds
moet ze zich mede verantwoordelijk
stellen voor het niveau van radio en
televisie als media van ontspanning
en voorlichting.
Prof. Smits wijst hierbij op een ver
keerd gebruik: de godsdienstige recla
me als het gevaar voor elke gods
dienstige toespraak op de televisie. En
als een nauwelijks minder groot ge
vaar ziet hij de heilige onnozelheid.
Uit deze samenvatting blijkt wel
duidelijk, dat prof. Smits in zijn be
langwekkende artikel tal van proble
men overhoop haalt. Het boekje bevat
verder bijdragen van C. J. Bleeker, A.
de Wilde, mej. J. Heessels, A. Schip
per, drs. G. W. Reitsema, mr. C. C.
A. Voskuil, P. R. Waalkens, S. Waal-
kens-Stallinga en dr. H. G. Hubbeling.
zou neerleggen. Nadat diverse kerke
lijke instanties erop hadden aangedron
gen, dat ds. Pennings aan zou blijven,
welke wens door duizend gemeente
leden werd ondersteund, heeft de pre
dikant besloten zijn ambt te blijven
vervullen. Hij heeft zich evenwel ge
distantieerd van de kerkvoogdij, die
zich weigert aan te passen aan de nieu
we kerkorde en hij ontvangt dan ook
geen wedde meer. Dit heeft hem ge
noopt een betrekking te aanvaarden om
in zijn onderhoud te voorzien. Zo is de
unieke situatie ontstaan,, dat een domi
nee, die op zaterdag en zondag zijn
pastorale plichten waarneemt, op de
overige dagen van de week een bijbaan
heeft.
In „Mens en Wereld", weekblad
van het Humanistisch Verbond, haakt
R. de la Rie in op een mededeling in
het gereformeerde zendingsblad „De
Goede Tijding", dat als volgt luidde:
„500.000 Indonesische bijbels werden
het vorig jaar uit Japan naar Indonesië
verzonden. Het was een deel van de
oorlogsschuld die Japan aan Indonesië
moest terugbetalen. Eerst oorlog, solda
ten, kanonnen, nu bijbels. Wonderlijk
zijn de wegen die God gaat onder de
volkeren: deze twee landen, die Hij
beide gebruikt om Hem hierin te
dienen
De heer De la Rie tekent hierbij aan:
,Maar vermoedelijk waren de Japan
ners net zo goed bereid geweest 500.000
exemplaren van het Kommunistisch
Manifest naar Indonesië te sturen, als
dót nu toevallig in het verdrag over de
terugbetaling van de oorlogsschuld had
gestaan.
Er zijn nog teveel Indonesiërs (en
hoeveel Nederlanders trouwens niet!)
die zich de Japanse wandaden in Zuid-
Oost-Azië te goed herinneren om zo
maar plotseling in die devote chnste-
nen te geloven. En bovendien, ik kan
nooit de herinnering kwijt aan dat
„Gott mit uns" op de Duitse koppel
riemen en aan het zegenen van fascis
tische wapens door de paus. Daar kan
De Goede Tijding natuurlijk niets aan
doen, maar ik vraag mij af: behoort dat
ook tot de wonderlijke wegen van God,
gebruikte Hij die soldaten ook om Hem
te dienen?
Het doet mij een beetje denken aan
de „doublespeak", het spreken met
twee tongen, het omkeren van de wer
kelijkheid, zoals je dat zo mooi be
schreven kunt vinden in George Or-
wells angstwekkende toekomstvisie 1984.
Hoe bedenkelijk dicht we 1984 al gena
derd zijn, blijkt uit bepaalde vormen
van politieke propaganda, uit het
feit
Mejuffrouw dr. Keetje Rozemond,
hoofd van de theologische afdeling van
de rijksuniversiteitsbibliotheek in Lei
den, heeft de kanttekeningen uitgege
ven, die Cyrillus Lucaris heeft gemaakt
in een exemplaar van de grote cate
chismus van Béllarminus.
De kanttekeningen werpen een nieuw
licht op Cyrillus' positie in de jaren
1618 en 1619 ten opzichte van de rooms-
katholieke leer, op de protestantse in-
Het titelblad van missie-integraal toont
het brandende 'braambos uit het
boek Exodus.
Volgens Associated Press is het com
munistische regiem in de DDR van
plan één van de oudste en mooiste ker
ken in Leipzig op te blazen om plaats
te maken voor de uitbreiding van het
Karl Marxplein in het centrum van de
stad. Er moeten ter plaatse nieuwe uni
versiteitsgebouwen komen. De kerk
heeft sinds de tweede wereldoorlog zo
wel de protestantse als de katholieke
gemeenschap in Leipzig gediend.
Van kerkelijke zijde is medegedeeld
dat de strijd om de Gothische universi-
teitskerk nog voortduurt. Het meren
deel van de kerk is vijfhonderd jaar
oud, maar er zijn ook stukken, die
tweehonderd jaar ouder zijn.
In de tweede wereldoorlog liep de
universiteitskerk slechts lichte scha
de op. De belendende universiteitsge
bouwen werden vrijwel geheel ver
woest.
Het eerste nummer van „Missie
Integraal" is verschenen. Het is een
blad, dat onmiddellijk opvalt door
een ruime opmaak en dat daardoor
zeer aantrekkelijk is geworden. In het
eerste nummer wordt veel aandacht
gewijd aan dr. Diepenhorst en de
door hem ingestelde adviescommis
sie, die de mogelijkheid tot mede
financiering van missionaire projecten
moet bestuderen. Het blad meent, dat
deze commissie zo groot is, dat ze be
zwaarlijk snel en doelmatig zal kun
nen werken.
Aan dit eerste nummer, dat verder
onder meer een artikel over het Boed
dhisme bevat, ontlenen wij enkele ge
gevens, die de heer G. T J. Wibisana
in „Missie Integraal" over de positie
van de rooms-katholieken in Indonesië
publiceert.
De heer Wibisana, een r.k. particu
lier, onderhoudt nauwe verbindingen
met de Indonesische regering. In het
bezit van een mandaat van Kantor Wa-
ligeredja Indonesia (het gemeenschap
pelijk secretariaat van kerkvoogden in
Indonesië) heeft hij een bezoek van on
geveer een maand aan Europa gebracht.
„Wij kregen de indruk", aldus de re
dactie van Missie Integraal", dat zijn
reis naar Europa nog andere redenen
had dan het aanknopen van zuiver za
kelijke relaties. Zijn, onder andere, aan
de Indonesische diplomatieke vertegen
woordigingen in verschillende West-
Europese landen afgelegde bezoeken
zouden in verband gebracht kunnen
worden met de positieve opvattingen
van de regering In Djakarta over het
verstrekken van visa aan missionaris
sen en zendelingen. Zeker is, dat de
heer Wibisana verscheidene malen ook
de Indonesische diplomatieke verte
genwoordiging in Den Haag heeft be
zocht."
„In ons land", zo betoogt de heer
Wibisana, „is nooit een grotere vrijheid
van godsdienst geweest dan in de laat
ste tien jaren. Deze vrijheid is gegrond
op de Pantjasila, de vijf zuilen van
de Staat en de Maatschappij, onder an
dere betrekking hebbende op het geloof
in God en op de sociale rechtvaardig
heid. Aan de hieruit voortvloeiende ge
lijkberechtiging voor alle godsdienstige
groeperingen van het volk wordt strikt
de hand gehouden, vooral door presi
dent Soekarno, die geen achteruitstel
ling om godsdienstige redenen duldt".
De heer Wibisana betoogt dat de be
trekkelijk kleine katholieke bevolkings
groep van Indonesië ongeveer ander
half miljoen op een totale bevolking van
100 miljoen alle voordelen geniet
van de gelijkberechtiging. Katholieke
scholen worden in belangrijke mate ge
subsidieerd, omdat katholiek onderwijs
erkend is als staatsonderwijs. De twee
Missionaris in Indonesië.
katholieke universiteiten Parhijangan in
Bandoeng en Sanathadarma in Djakar
ta genieten volledige erkenning. Omdat
de schoolsubsidies niet worden afgeme
ten naar de kwantiteit, maar naar de
kwaliteit, gaat zeventig percent van de
voor het onderwijs bestemde overheids
gelden naar de katholieke scholen.
„Een dergelijke positie hebben we in
het Nederlandse tijdperk nooit gekend"
zegt de heer Wibisana.
Een wellicht nog sprekender voor
beeld van de wijze, waarop de Indo
nesische regering de Pantjasila na
leeft, noemde de heer Wibisana het
feit, dat het departement voor gods
dienstzaken de bouw en inrichting
van seminaries roaal subsidieert ter
bevordering van de opleiding van
katholieke priesters.
Het heeft de Indonesische katholieken
zeer getroffen dat het oudste seminarie
in Centraal-Java (Martajudan), dat tij
dens de guerrillaperiode door brand
werd vernield, in de jaren 19511952
op staatskosten geheel kon worden
herbouwd en dat de overheid nog
steeds geld verstrekt voor iedere uit
breiding van dit opleidingsinstituut
„Even loyaal en positief is de hou
ding van de Indonesische overheid te
genover buitenlandse, dus ook Neder
landse, missionarissen en zendelingen,
die bij hun werk worden gesteund zo
ver dat in het vermogen ligt van de
Indonesische overheid. Weliswaar zijn
er plaatselijke functionarissen die het
de missie af en toe moeilijk maken,
maar dezen worden steeds weer ge
corrigeerd door de centrale overheid.
Voor mij staat het vast, en ik kan
dat verklaren op goede gronden, dat
het alleen de missionarissen en zende
lingen zijn, die in onze ontwikkelings
gebieden iets kunnen bereiken. Alleen
zij worden er geaccepteerd, niet alleen
door de overheid, maar zeker ook door
de bevolking. Het bewijs vindt u nu
weer in West-Irian, waar aan missie
en zending alle mogelijke medewer
king wordt geboden, ongeacht de na
tionaliteit van hun werkers.
„In dit verband", zo vervolgt de
heer Wibisana, „zou ik toch nog eens
de opmerking willen wagen, dat men
over het algemeen in Nederland geen
idee heeft van de werkelijke gang van
zaken in mijn land. Men maakt zich
in Nederland zorgen over problemen
in ons land, die niet bestaan. Gaat
men niet te gemakkelijk voorbij aan
de werkelijk grote dingen, die in In
donesië gebeuren? Een van die grote
dingen is het vredig bestaan van libe
rale, protestantse en katholieke min
derheden in een overwegend islamitisch
land, maar ook de overwinning op het
analfalbetisme en op de malaria.
Ten tijde van de soevereiniteitsover
dracht was tachtig percent van de be
volking analfabeet. Dit verschijnsel is
in gebieden als West-Java, en het zeer
dicht bevolkte Midden-Java en Oost-
Java absoluut verdwenen, terwijl het
analfabetisme in de overige streken
niet noemenswaard meer is".
vloed, die hij heeft ondergaan en op
zijn eigen oosters-orthodoxe gedachten-
wereld.
Cyrillus Lucaris was in zijn tijd een
omstreden figuur, die sommigen ten on
rechte als een protestant hebben be
schouwd. Voor zijn patriarchaat in Con-
stantinopel had hij zich drie jaar terug
getrokken om de orthodoxe rooms-ka-
tholieke en protestantse leringen gron
dig met elkaar te vergelijken, waarbij
hij blijkens uitlatingen tot de overtui
ging kwam dat de protestantse meer
waarheid bevatten.
Bij zijn studie las hij onder meer
de „Institutie" van Johannes Calvijn,
die hij in een preek uit 1610 heeft
aangehaald. Later kwam hij veelvul
dig in aanraking met protestanten uit
Engeland en Nederland, onder meer
met de jonge Leidenaar David le Leu
de Wilhelm, wiens familie uit Ham
burg afkomstig was.
Met deze De Wilhelm heeft Cyrillus
veel contact gehad en ook protestantse
boeken van hem geleend. De brieven,
die hij De Wilhelm heeft geschreven,
zijn later door diens zoon gebundeld en
aan de rijksuniversiteitsbibliotheek in
Leiden geschonken. Deze brieven zijn
indertijd uitgegeven
Cyrillus heeft De Wilhelm ook een
boekje cadeau gedaan, dat de Griekse
vertaling van de rooms-katholieke cate
chismus van Robertas Béllarminus be
vatte. De laatste, die van 1542 tot 1620
leefde, was een Italiaans Jezuiët, hoog
leraar, kardinaal en een fel bestrijder
van het protestantisme. Hij verdedigde
ook krachtig de pauselijke onfeilbaar
heid. In het bewuste boekje, dat thans
eigendom der rijksuniversiteitsbiblio
theek in Leiden is, heeft Cyrillus kant
tekeningen over de inhoud gemaakt.
Hij wilde het evangelie een meer cen
trale plaats zien toegekend in de Grieks-
orthodoxe en de rooms-katholieke kerk.
Verder streefde Cyrillus naar een gro
tere eenheid. Hij verwierp „de goede
werken" als middel tot zaligheid.
Het zou onjuist zijn hem daarom als
protestant te kwalificeren, omdat Cyril
lus bijvoorbeeld geenszins gekant was
tegen het kloosterleven en in 1622 zelf
een heiligverklaring heeft doorgevoerd.
Volgens mejuffrouw Rozemond moet
men hem dan ook veel meer zien als
een man, die op theologisch terrein een
eigen weg zocht. Had hij in de Grieks-
orthodoxe kerk een vrij grote aanhang,
de rooms-katholieken hebben een felle
oppositie tegen hem gevoerd en zij wis
ten viermaal zijn afzetting te bewerk
stelligen, toen hij patriarch van Constan-
tinopel was geworden. Tenslotte werd
Cyrillus in gevangenschap vermoord.
De preken, die Cyrillus Lucaris heeft
gehouden, en waarvan de handschriften
destijds bij een bibliotheek in Istanboel
hebben berust, zouden ons waarschijn
lijk meer inzicht in zijn denkbeelden
kunnen geven. Aangezien deze manu
scripten echter onvindbaar zijn, is men
voorlopig aangewezen op zijn kantteke
ningen in het exemplaar van Béllarmi
nus' catechismus, die nu dus in het
Frans zijn uitgegeven onder de naam
„Notes Marginales de Cyrillus Lucar
dans un exemplair du grand catechis
mus de Bellarmin".
Voor de uitgave hiervan had de Neder
landse organisatie voor zuiver-weten-
schappelijk onderzoek mejuffrouw Ro
zemond een subsidie verstrekt. Zij heeft
de uitgave in het Frans verzorgd, om
dat er al enkele publicaties over Cy
rillus in die taal zijn verschenen.
dat wij toestaan dat onze soldaten
„democratisch geïndoctrineerd" worden
(welk een contradictio in terminis!), en
uit sommige kleinigheden, zoals een
foto uit een oud nummer van De vlie
gende Hollander, officieel orgaan van
de Koninklijke luchtmacht.
Op die foto vinden we een Ameri
kaanse soldaat met de bekende vast
beraden, frisse, zorg-dat-je-er-ook-bij-
komt-blik, staande voor een levensgroot
bord van de „Headquarters Strategie
Air Command" (hoofdkwartier van het
strategisch luchtcommando, wat dat
dan ook mag zijn), en op dat bord in
gigantische letters: „Peace is our Pro-
fession" (Vrede is ons beroep).
De vrede als beroep van een oorlogs
vlieger, een mooi staaltje van „double
speak". In 1984 heet het nog iets direc
ter: „Peace is War" (Vrede is oorlog);
als je dót leest, weet je (althans nu
nog) tenminste iets duidelijker hoe je
bij de neus genomen wordt."
De hervormde predikant H. B.
Meyboom heeft van de voorzitter van
de Spaans evangelische kerk, dr. M.
Gutiérrez Marin, het volgende schrij
ven ontvangen:
„De grote Spaanse krant La Vanguar-
dia wijdt in haar nummer van van
daag bijna de hele eerste pagina aan
de overgang van prinses Irene.
Niemand zal ontkennen, dat zij het
recht heeft rooms-katholiek te worden.
Maar dat zij deze overgang vanuit
Spanje laat bekend maken, is iets
waarmee velen van ons niet klaar kun
nen komen. Naar alle schijn heeft zij
ongeveer een jaar de gedachte gehad
over te gaan tot de r.k. kerk.
Maar in maart 1963 mocht ik haar
bezoeken. Voor mij zal deze middag,
toen ik haar mocht vertellen van de
protestantse beweging in Spanje, on
vergetelijk blijven. Nu staat zij „aan
de andere kant".
En haar secretariaat stelt, dat haar
overgang in het teken van de oecume
nische geest heeft plaatsgevonden. Ook
in het Vatikaan interpreteert men deze
conversie als „blijkbaar" gevolg van
het nieuwe klimaat dat door het Vati-
kaanse Concilie geschapen is tussen de
confessies. Bij alle eerbied voor het
persoonlijk besluit van een vrij mens
ook wanneer deze een prinses is
vraag ik me af of deze overgang wezen
lijk kan bijdragen tot opheldering van
de verhouding tussen het rooms-katho-
licisme en het protestantisme.
Ten eerste sticht de hele zaak slechts
verwarring ten tweede leidt zij er
misschien ongewild toe, in onze terug
keer tot de r.k. kerk een oplossing van
het probleem der verdeeldheid te zien.
Ik denk ook aan onze zeer geachte
dr. Visser 't Hooft, die tenslotte Neder
lander is en die ons geleerd heeft wer
kelijk en zuiver oecumenisch te denken.
Natuurlijk ben ik me ervan bewust,
dat al spoedig aan deze gebeurtenis
geen woord meer zal worden gewijd.
Maar toch zal zij haar gevolgen heb
ben. Wanneer ik over de feitelijk zwak
te van onze protestantse beweging in
Spanje denk en over de onmogelijkheid
om onze gemeenten wezenlijke stoot
kracht te geven, dan treft het mij pijn
lijk, dat juist op Spaanse grond uw
prinses haar overgang heeft bekend ge
maakt nadat kardinaal Alfrink haar
voordien al in de r.k. kerk had
opgenomen.
Wanneer dit in Nederland of elders
zou zijn gebeurd, zou ik het evenzo be
treuren, maar mijn verbijstering zou
zeker niet zo diep zijn.
HET MYSTERIE VAN GOLGOTHA
door Bó yin Ra (Servire).
De schrijver betoogt in deze bundel
artikelen dat men Jezus moet zien als
één der Wijzen van het Oerlicht, welke
geestelijke gemeenschap hij „De witte
loge" noemt.
De gemeenschap bestaat uit mensen,
die duizenden jaren voor het aannemen
van de aardse verschijningsvorm de
verplichtingen op zich hebben genomen,
die de geestelijke kring eigen zijn. De
schrijver vertelt hoe men tot een be
wust geestelijk leven kan komen en
noemt het verstand daarbij een grote
vijand,
FUNCTIONELE DOGMATIEK door
ds. Kr. Strijd (Horstpocket).
De schrijver betoogt, dat de wereld
gebaat is bij een functionele dogmatiek.
Het woord is feitelijk een pleonasme,
maar dat neemt ds. Strijd op de koop
toe, omdat aan dogmatiek nu eenmaal
teveel het etiket kleeft van gepraat
zonder meer. Hij is van mening, dat een
diep besef van het wezen van de drie
eenheid het begin is van een dogmatiek,
die heilzaam kan werken in de wereld
en die ook een antwoord op het
marxisme kan zijn.
BEZIELING EN OVERTUIGING
(Servire).
Zes schrijvers, dr. C. J. Schuurman,
prof. A Kruidhof, prof. dr. K. Kuyper,
prof. dr. C. J. Bleeker, prof. dr. A. D.
de Groot en J. M. Hondius, hebben op
de kerstreünie 1962 van de internatio
nale school voor wijsbegeerte te Amers
foort een voordracht uitgesproken als
antwoord op de vraag: welke betekenis
heeft filosoferen voor mij zelf? In deze
bundel blijkt duidelijk hoe verschillend
filosofen over bepaalde dingen kunnen
denken, hetgeen het boek des te waar
devoller maakt