Zes vierkante mijlen haat
in Newyorks zwarte ghetto
PANDA EN DE MEESTER-MEESTER
DE SMARAGDEN RING
(door Jim Bishop)
Gefirek aan zelfrespect ergste
handicap voor negerbevolking
Oftf vervoigperhaai
MAANDAG 2 MAART 1964
9
(A princess for Port Royal)
door Frederick du Quesnay
Harlem: tijdbom
van Amerika (I)
Vlucht uit de hel
P
Geen trots
Vrouwen moediger
Historische klokken
in Wup pert al
'V;
3K - V< V 1
- - ya vr--
ÉvVcÉU
lABTfN TOONDE»
5)
Hij daalde de treden af, drie tege
lijk. Zijn mantel haakte achter een
tak van een boom en gleed van zijn
schouders.
Hij sloeg er geen acht op, maar
strompelde blindelings naar het
strand. Mary keerde zich om. „Hee,
Tom", haar verbazing was oprecht.
„Ik had je vanavond niet meer ver
wacht."
„Nee dat had je zeker niet," hij
greep haar ruw bij de arm en smeet
haar daarna van zich af. Ze struikel
de en viel in het zand. Ze zat onmid
dellijk overeind, maar voor ze kon op
staan, greep hij haar blonde haren en
rok haar wild achterover.
„Au. je doet me pijn," schreeuwde
'.e en haar hoofd plotseling omdraai
end, beet ze hem venijnig in de hand.
Hij liet haar los en stak zijn hand
waar het bloed uitgutste, omhoog.
Ze schrok van de bloeddoorlopen
ogen vóór haar: ze zag daar moord
lust in, hij zou haar doden! Maar ze
raapte haar moed bijeen; het was
beter hem te kalmeren, dacht ze.
Ze stond op en nam hem bij de hand.
„Kom Tom, je boedt lelijk, daar
moeten we iets aan doen." Ze tracht
te haar stem rustig te doen klinken
„en dan moet je me vertellen wat
dit allemaal betekent".
„Hou je handen van me af," riep
hij, „jij gemene slet! Ik moest jouw
soort beter kennen, maar als ik die
ellendeling te pakken krijg die bij je
was, dan zal hij een lustig liedje zin
gen. Tom Jones werd niet voor niets
hierheen gedeporteerd, geloof dat
maar gerust."
„Wie bij me was?" Haar verbazing
was oprecht. „Wie is dat dan als ik
vragen mag?" „Lieg niet tegen me!"
brulde hij. „Zijn naam, ik wil zijn
naam weten! Ik zal zorgen dat hij
er spijt van heeft."
„Maar Tom, er is niemand." Hij
sloeg haar in het gezicht. Er kwam
een nare zoetige smaak in haar mond.
„Lieg niet, zei ik. Vertel me eens
wat die mannehoed in je kamer te
maken heeft." „Een hoed?" O he
mel, daar had ze niet meer aan ge
dacht; Max Avery's hoed, die Pearly
voor haar van het strand gehaald
had. Ze trachtte haar lach overtui
gend te doen klinken. Ze moest hem
proberen te overtuigen dat zijn jalou-
zie ongegrond was. „De hoed", ze
lachte opnieuw, „werd achter gelaten
door een van de klanten; ik denk
dat hij zo dronken was dat hij dat
niet meer wist. Ik raapte hem op om
hem voor hem te bewaren."
„Wiens hoed was het? Ik ken ieder
een in Port Royal." Ze wist dat het
onmogelijk was te liegen, omdat hij
het kon naspeuren, en het zou er bij
zonder slecht voor haar uitzien als
hij ontdekte dat ze gelogen had. Zij
moest nu wel de waarheid zeggen;
later zou ze het Max kunnen uitleg
gen. Ze zag dat hij ongeduldig be
gon te worden. „Ik vermoed dat hij
vam mr. Avery is", stamelde ze on
zeker.
„Avery? Wie is dat?" „Ik ken hem
werkelijk niet, Tom, hij is pas uit
Engeland gekomen. Vanavond was hij
hier."
„Met wie?" De vraag kwam aan
als een zweepslag. „Ik ken hem wer
kelijk niet, Tom, ik woelde me niet
erg lekker en ik heb me niet met de
gasten bemoeid. Het was zo warm en
ik had een afschuwelijke hoofdpijn.
Ik ben een beetje gaan rusten van al
het lawaai. Ik kwam hierheen om
wat frisse lucht te halen. Het was
veel te heet om naar bed te gaan."
„Waarom was je deur dan op slot?"
„Ik probeerde te rusten", zei ze,
„maar met al dat lawaai beneden,
was het onmogelijk. Toen de bezoe
kers weg waren, vond een van de
jongens de hoed en bracht hem naar
mij. Hij zei dat hij dacht dat hij van
mr. Avery was". In stilte bad ze,
dat hij de zwarte niet ondervragen
zou.
Zijn stem was nu kalmer. „Zo dus
jij nam die van hem aan en sloot je
zelf weer op? „All right, mevrouw
Carleton, maar de hemel moge je bij
staan als ik je ooit met iemand be
trap laat je dat eens en voor al
gezegd zijn."
Hij lachte ruw en haar bij de schou
ders grijpend, kuste hij haar harts
tochtelijk. Haar handen speelden met
zijn haar, zij ademde diep, en gaf
hem zijn kussen terug, dankbaar aan
de dreiging ontsnapt te zijn. Maar
diep in zich wist zij, dat ze hem
haatte, deze man, die haar haar vrij
heid trachtte te ontnemen. Wat voor
rechten had hij? Geen man had ooi
geheerst over Mary Carleton. Maar
de tijd was nog niet gekomen; ze
zou geduld moeten hebben. Langzaam
trok ze zich terug uit zijn armen
„Ga mee naar mijn kamer, Tom, we
moeten naar je hand kijken."
Hij volgde haar langzaam onderweg
zijn mantel meenemend, die als een
vlag wapperda in de bries. Ze ging
zachtjes de kamer binnen en stak de
kaarsen aan. Opeens voelde zij zich
inderdaad heel moe; ze wou dat ze
alleen was. Haar gedachten keerden
terug tot Max en Peter, die ze in
de geest door de nacht zag rijden.
In een teil bracht ze water en zeep.
Tom was heel stil, terwijl ze de wond
reinigde. Haar tanden waren diep in
het vlees gedrongen. In stilte hoopte
ze een weg te vinden om zich van
hem te bevrijden de herberg was
van hem, die moest ze eerst veilig
stellen. Ze scheurde een strook linnen
van een oud hemd en verbond zijn
hand. „Tom, zei ze, ik heb je nog
nooit in zo'n slechte bui gezien als
straks. Waarom heb je je toch bedron
ken? Je weet dat je er niet tegen
kunt."
„Vanavond was er een speciale re
den, liefje, Harry Morgan kwam van
avond terug van een kleine onderne
ming. We moesten samen een fles
klein maken."
De roemruchte Harry Morgan, een
van de meest gevreesde piraten.
Dus hij en Tom waren vrienden,
dat had ze kunnen weten. Ze moest
van nu af zeer voorzichtig zijn. Ze
was nog niet lang in Port Royal,
toen ze al gehoord had van Morgan's
succes in de voorafgaande decem
ber 1670, bij zijn plundering van de
stad Panama. De verhalen, die daar
over in omloop waren, dropen van
het bloed. De bevolking van Port
Royal wist tot in details te vertel-
len over de algemene slachting, die
toen had plaatsgevonden. Maar na
tuurlijk verheugde Port Royal zich
over de overwinning en kon het haar
weinig schelen hoe die behaald was.
Al wat men wist, was dat Harry
Morgan teruggekeerd was met sche
pen vol buit van de ongelukkige stad.
Geld was er in overvloed en geld
was alles in deze stad, die de reputa
tie had de meest verdorvene ter we
reld te zijn.
Sir Thomas Modyford, gouverneur
van Jamaica, had Morgan hogelijk
geprezen voor deze overwinning. De
ze twee gewetenloze mensen waren
lange tijd bijna vrienden geweest.
Het scheen Mary nu toe, dat Tom
rijkelijk in deze onderneming gedeeld
moest hebben, zonder twijfel was hij
in die tijd eveneens rijk geworden.
Later had Mary door het gepraat
in haar herberg vernomen, dat White
hall niet bijster ingenomen was met
met de gang van zaken. Het zou zelfs
al gebleken zijn dat Morgan en Mody
ford beiden op de zwarte lijst ston
den. Vooral omdat Spanje zich bitter
beklaagd had over de hele affaire,
daar het niet meer in oorlog was met
Engeland: beide hadden immers vijf
maanden vóór de inname van Pana
ma een verdrag getekend, waarbij
de verovering van Jamaica erkend
werd in ruil waarvoor de Spanjaar
den van Engeland de onderdrukking
der zeeroverij verwachten. „Enfin",
dacht Mary „ze zullen waarschijnlijk
allemaal wel opgehangen worden."
Het was vroeg in de morgen toen
Tom de taveerne eindelijk verliet.
Zijn paard losmakend van een paal,
sprong hij in het zadel en galoppeerde
de straat uit.
(Wordt vervolgd
Harlem: zes vierkante mijlen haat,
ellende en verbittering; een zwart
ghetto met 12.000 vervallen woningen
en huurkazernes, die bijna alle eigen
dom van blanken zijn.
POLITIEAGENT Justice (voornaam!)
A. Lester, een neger met een dun snor
retje en een gebit als het toetsenbord
van een piano: „Wil je over Harlem
schrijven? Schrijf dan in 's hemels
naam de waarheid! We zijn niet zo
slecht als ze zeggen en we zijn ook niet
zo goed als we zouden willen zijn!"
Hoofdinspecteur Daniel Daly; „Ik ben
in Harlem geboren. De goede gezinnen
en de kerkelijke groepen zijn veel tal
rijker dan de slechte. Maar je leest
alleen over de slechte".
Richard A. Hildebrand, voorzitter van
Harlems N.A.A.C.P. (de organisatie,
die voor de rechten van de negers
strijdt): „Er wordt gezegd, dat de ne
ger recht heeft op 25 percent van alle
goede baantjes. Ik geloof daar niet in.
De neger heeft een speciale behande
ling nodig; hij moet nog veel, héél veel
leren. Hij is nog niet klaar voor iets
anders. Niet op dit moment!"
Livingston Roy Wingate, vooraan
staand negerleider in verscheidene orga
nisaties: „Ik sta persoonlijk heel terug
houdend tegenover .onmiddellijke inte
gratie. Wie is dahr klaar vböfEerst
moeten we de rassenbarrière slechten
en dat moet onmiddellijk gebeuren.
Maar als we zover zijn, moet de neger
er niet dadelijk overheen rennen. De
middenklasse van de negers zal niet
eens de massa der negerarbeiders ac
cepteren, dus hoe kunnen we dan ver
wachten, dat de blanken dat zullen
doen?
Mevr. Jacqueline Lowe, onderwijs-in-
spectrice: „Het doorsnee negerkind
staat twee jaar bij het blanke kind ten
achter in taal en spelling, drie jaar in
rekenen. Het kan mij niet schelen, wat
er allemaal gezegd wordt over inte
gratie. Als die er komt, zal het een
extra zware last voor de negerkinderen
zijn".
HET EERSTE dat een succesvolle
neger doet, is Harlem de rug toekeren.
Hij gaat dan in Westchester wonen, op
Long Island, in New Jersey overal,
behalve in het ghetto waaruit hij is
voortgekomen.
Er zijn duizenden kinderen in de
achterbuurten tussen 110th Street en
155th. Street, tussen Amsterdam Avenu
en East River, die nog nooit buiten
Harlem zijn geweest, nog nooit een
appelboom hebben gezien, nog nooit in
een trein of bus hebben gezeten. Som
migen beseffen nauwelijks, dat zij ne
gers zijn
De ernstigste misdaad, die de
blanke jegens de zwarte heeft be
gaan, is, dat hij hem geleerd heeft,
zichzelf te verachten. Tweehonderd
vijftig jaar slavernij, honderd ja
ren tweederangs-burgerschap heb
ben de neger geleerd, zijn donkere
huid te associëren met de onderste
EENS WAS HET een dorpje. Haarlem
heette het. Het was een nederzetting van de
zeventiende-eeuwse Hollanders niet ver van
Nieuw-Amsterdam, waar Peter Stuyvesant
met ijzeren hand regeerde. Nu heet Nieuw-
Amsterdam New York en Haarlem is de grote
New Yorkse negerwijk Harlem geworden.
Harlem is nu zes vierkante mijlen haat. Een
zwart ghetto aan de noordrand van het eiland
Manhattan. Er staan meer dan 12.000 oude,
stokoude gebouwen en huizen, waarvan de
eigenaren vrijwel uitsluitend blanken zijn. Zij
verhuren anderhalve kamer met gebarsten
lafond, lekkende waterleiding en smerige toi-
etten voor 90 tot 120 per week. Alleen aan
negers.
Er zijn hier in Harlem meer goede en meer
slechte mensen dan waar ook ter wereld bij
le
elkaar te vinden zijn. Maar merkwaardig ge
noeg zijn er weinig mensen, die tussen deze
twee categorieën vallen. Het 32ste politie
bureau in West 135th Street controleert een
gebied, dat tweederde vierkante mijl van Har
lem bestrijkt. Er wonen daar 74.500 negers,
40 blanken, 60 Chinezen. Wat brengen deze
mensen voort!
Misdaad? Wil je een gestolen wagen kopen,
een revolver, een mes, een injectienaald met
heroïne, een reserveband, een half varken, een
vrouw? Wil je worden mishandeld, verminkt,
vermoord? Dan is dit de plaats.
Maar wil je naar de kerk, een aalmoes ont
vangen, een gratis warm maal, een trouwe
vriend vinden, echte zelfverloochening zoeken
of praktische christelijke naastenliefde? Dan
is het hier ook, want dit is eveneens Harlem!
sport van de beschaafde samenle
ving. Blindelings grijpt hij om zich
heen naar „stand". Stand dat is
een blinkende auto, een dikke rol
bankbiljetten, een vrouw met bleke
huid, een aangemeten kostuum.
Stand, dat wil zeggen: aanvaard
worden in het gezelschap van blan
ken, ook al houden die blanken het
glas, waaruit je gedronken hebt
apart zelfs bij het afwassen.
DE DAG is in Harlem de tijd van
het verdriet. De dag betekent vele din
gen, de meeste niet vleiend. Daglicht
vertoont de dichtgespijkerde ramen, de
door planken bijeen gehouden krotten-
kazernes, de onbereikbare nieuwe flat
woningen, de smerige goten, de werke
loze mannen met de handen in de zak
ken op elke straathoek, de nerveuze de
pressie van de morgenkater, de be
schuldigende ogen van de vrouwen en
moeders Zonlicht is gemeen in Har
lem. Het sijpelt naar binnen door de
gaten van de wrakke jaloezieën. Het
stijgt hoger en hoger en giet een ver
zengende gloed uit over de betonnen
jungle. De hitte berooft de neger van
zijn weerstand, zijn kracht, zoals het
met een stuk spek in een hete pan gaat.
Hij vervloekt diezelfde zon, die hij in
de winter zo bitter nodig heeft als de
huisbaas gierig met steenkool is en de
sneeuw in vuile harde massa's op het
trottoir ligt. Niets in dit leven schijnt
ooit goed te gaan voor een neger in
Harlem. Niets! Twintig percent van
alle echtgenoten verlaten hun huis en
worden nooit meer teruggezien. Twintig
percent
NEGERS, die een universitaire graad
De vrouwen zijrl moediger, door
tastender, trotser op hun ras dan de
mannen. Zij zijn het die hun gezinnen
bijeenhouden.
hebben behaald, kunnen middenklas-
baantjes krijgen in de blanke wereld
als zij erg goed hun best doen. En wat
dit laatste betreft, vertelde mevrouw
Jacqueline Lowe ons, dat haar moeder
dit eens als volgt had geïllustreerd:
„Wees tweemaal zo goed als een blan
ke en je zult aanvaard worden. Wees
driemaal zo goed en je zult misschien
promotie maken!"
Wat een neger eigenlijk nog meer
dan integratie nodig heeft, is een beetje
trots op zijn eigen ras. Hij heeft dat
niet. Het is er als het ware uitge-
ranseld.
Het eerste, dat een negerkind in de
lagere school te zien krijgt, is een pla
tenboek met woordjes. Het boek is ont
worpen door een blanke. Het eerste
plaatje toont een blank echtpaar in een
auto. Daaronder staat: „Moeder en va
der gaan naar buiten om grootmoeder
op te zoeken".
Meteen is zo'n kind in verwarring ge
bracht. De afgebeelde mensen, waar
van hij moet leren, zijn blanken. Hij
heeft waarschijnlijk wel een moeder,
maar ziet zelden of nooit zijn vader.
Zij hebben geen auto. En wat betekent:
„Naar buiten?"
Een jongetje uit de vijfde klas kwam
eens gloeiend van trots naar huis.
„Weet u het, mama? Onze voorouders
waren slaven. De meester heeft het ge
zegd!"
Hij had het nooit geweten
HET NEGERKIND wordt met het
hoofd op het aambeeld van de blanke
wereld gebeukt en dat berooft hem voor
altijd van het vertrouwen in zichzelf
en in zijn volk. Met elk jaar dat voor
bijgaat, groeit het besef dat hij onmo
gelijk kan winnen.
Wanneer hij zestien of zeventien is,
neemt hij de beslissing of hij zijn toe
vlucht zal zoeken in de drank, narco
tica, diefstal of dat hij zal berusten in
de positie van de „good nigger" aan
wie het beheer van een lift, het bewa
ken van auto's of een bescheiden baan
tje bij de openbare diensten kan wor
den toevertrouwd.
Als zijn huid licht genoeg is en zijn
haar niet te krullerig, dan kan hij mis
schien uit Harlem wegkomen en door
gaan voor een blanke jongeman. Zo
niet, dan kan hij een negermeisje dat
een baantje heeft het hof gaan maken
en met haar gaan leven.
ZELFS ONDER zijn eigen mensen
staat de negerjongen maatschappelijk
nog een stapje lager dan zijn zuster.
De vrouwen in Harlem hebben na
melijk meer moedmeer trots op hun
ras, groter aanpassingsvermogen en
meer hoop op de toekomst dan hun
mannen. Zij trotseren het daglicht.
Zij gaan winkelen, herstellen oude
jurken, houden een oogje op hun
kroost, dat tussen geparkeerde auto's
speelt, houden het gezin bijeen ook
al komt er geen cent binnen en vech
ten met dierlijke vasthoudendheid om
hun gezin het goede voor te houden,
op God te wijzen. Als zij ooit van
wanhoop huilen, doen zij dat alleen,
in hun bed.
(Copyright Opera Mundi
Haarlems Dagblad O.H.C.)
IIWVWllWIAfWIftAftftfWWWWWWWWWWVWWWWVWVWWVI^WVWVWWWn/WWWWWWVWVVVVVVWWVVWWWVWWVWVWl
#!#%IWI#WWIAIIAA/IAAIWWVW%*VWnAA/W»iWyWWWI#W*#l»l#l#l#l*WWWIflfWMU*IMUWMIIVllWI»W*A»l#l»»*lflWA*WMWUinJinnnnnA
Een astronomische klok is de kost
baarste jongste aanwinst van het
historische klokkenmuseum in Wup-
pertal, West-Duitsland. Deze gouden
klok met haar rijk versierde kast
werd omstreeks het jaar 1655 in de
werkplaats van meester Antoni
Schege in Neurenberg vervaardigd
en kwam onlangs via een veiling in
Engeland in het bezit van het
museum. Op twaalf wijzerplaten zijn
in totaal 31 verschillende functies
bijeengebracht. Niet alleen talrijke
tijd- en kalender gegevens kan men
erop aflezen, maar ook astronomi
sche en zelfs astrologische combina
ties. Met behulp van deze klok kon
de eigenaar, mits hij enig verstand
had van astrologie, de door de con
stellatie van de sterrenbeelden be
paalde, voor hem gunstige of on
gunstige dagen aflezen. Ook het gou
den halshorloge is van Duitse oor
sprong. Het ontstond eveneens in
Neurenberg en is gesigneerd door
Casper Werner. Het werd vervaar
digd in 1548 en is het oudste bekende
halshorloge. Nog veel ouder, name
lijk 2000 jaar, is de lange pelgrims
staf uit India, die men als draagbare
zonnewijzer kon gebruiken.
106. Mr. Vlijmen kwam uit zijn directiekantoor en riep
enkele ondergeschikten. „Verwijder deze indringer!" be
val hij, op Jolliepop wijzend. „Vlug, ondergeschikten,
hij heeft huisvredebreuk gepleegd dus heb ik het
Recht hem krachtig aan te pakken!" De toegesnelde
klerken aarzelden niet om dit bevel uit te voeren. Het
lag wel buiten hun gebruikelijke werk, maar als Mr.
Vlijmen zei dat hij ergens het Recht toe had, viel
daar niet aan te tornen. Maar Panda v:as nog niet
zo goed van het Recht op de hoogte en daarna meen
de hij dat Jolliepop onrecht werd aangedaan. „Dat
is gemeen!" riep hij. „Echt gemeen! Jolliepop hoort
hier! Die mag u er niet zo uit laten gooien!" „Zwijg,
minderjarige!" beet de procureur, hem toe. „Meng ja
niet in mijn procedures of het zal je slecht vergaan."
Met deze woorden keerde hij zich om en wilde zich
weer naar zijn kamer begeven, maar zo gemakkelijk
liet Panda zich niet afschepen. „Nee, wacht!" riep hij,
zijn voogd aan zijn jas trekkend. „Ik bemoei me er Wel
mee! Ik wil niet dat Jolliepop er uit gegooid wordt! Dit
is MIJN huis!" „Zo," sprak mr. Vlijmen. „Wil je het
over die boeg gooien, brutale pupil?! Knoop dit dan
goed in je oren: als je voogd beheer ik niet alleen
dit huis, maar ook jou! En als je je tegen me verzet,
heb ik het Recht strenge tuchtmaatregelen te nemen!"
En bij die laatste woorden smeet hij de deur voor Pan
da's neus dicht.
-A