PAS OVER HONDERD JAAR WERKELIJKE INTEGRATIE? PANDA EN DE MEESTER*MEESTER Tweedehands grappen engros DE SMARAGDEN RING (door Jim Bishop Zonder gelijkwaardig onderwijs geen gelijke kansen en zonder deze geen gelijke rechten, zegt leider van Harlems Vredeskorps frzz- H Zeg het met bloemen VRIJDAG 6 MAART 1964 11 On vcriotgverhaai (A princess for Port Royal) door Frederick du Quesnay oer i- i n Harlem: tijdbom van Amerika (slot) Beer op sokken heeft eindelijk een pendant WWUWWWiilAIWWWi i 9) „Je hebt jezelf er nog niet zo slecht ingedraaid, liefje, 't Kon slech ter geweest zijn voor je als ik mij jouw lot niet aangetrokken had. Wat ter wereld zou je hier hebben moe ten beginnen.Mary pruilde en haar gezicht van hem afkerend, staar de ze naar de muur. Haar woede steeg snel, maar ze wist dat zij zich in bedwang moest houden als zij iets van hem gedaan wilde krijgen. Ze probeerde zichzelf tot kalmte te dwin gen. Wie dacht hij wel dat hij was? Het liefst zou ze hem verteld hebben, dat zij haar weg wel gevonden zou hebben op dit ellendige eiland en zon der zijn hulp. Hoe haatte ze hem en zijn smerige streken! Zelf volop te genieten en haar als een echte ge vangene te behandelen. Haar stem was heel kalm toen ze zei: „O, Tom, jij--hebt massa's geld, dit kan heus niet zoveel voor je betekenen." Ze wendde zich smekend naar hem toe, een traan blonk in haar ogen. Ze wist niet hoe ze het klaargespeeld had, maar opeens rolde hij langs haar wang. „Ik wil mooie kleren en wil voor mezelf een huisje bouwen buiten de stad. Je denkt toch zeker niet dat ik mijn hele leven in deze ellendige kroeg blijf wonen. Dat ben ik niet gewend. Ik leefde in Londen als een grote dame, laat me je dat vertel len!" Zijn ogen lachten: „Er is een oud gezegde, liefje, dat bedelaars niet te kiezen hebben. Dit is in ieder geval beter dan New Gate, of ben je dat zo gauw vergeten?" Hij trok zijn hemdsmouwen omlaag, pakte zijn jas op en trok die aarzelend aan. „Nee juffrouw Mary, ik ben niet van plan je los te laten op de stad, wat denk je wel van me? Ik zou je kwijtraken en je weet, dat ik dat niet zou kunnen verdragen." „Dat is het!" Mary sprong van het bed en keek hem aan. „Je ver trouwt me niet!" „Jou vertrouwen!" hij bulderde het uit en zijn lach schal de door de kamer. „Ik zou je niet meer vertrouwen dan een tijgerin. Waarvoor houd je me, voor een on nozele hals?" Hij boog zich voorover en kuste haar op de wang. Ze duwde hem ruw van zich af. „Er uit, lelijke bruut, zoals jij me behandelt, zouden ze den ken dat ik een slet ben." Ze keerde hem haar rug toe, ter wijl hij zwijgend de deur opende. „Nou dag schat, over een week zie ik je wel weer." Ze antwoordde hem niet, maar oleef naar de gordijnen kijken, die zachtjes heen en weer bewogen. „Neem het nu maar niet zo zwaar op, lieverd." De spot in zijn stem was onmiskenbaar. „Ik heb het al met mijn notaris besproken, bij mijn dood zal de herberg uitsluitend jouw bezit zijn." Dit zeggend verliet hij de kamer, het geluid van zijn uitbundi ge lach striemde haar oren. Mary stond daar nog lange tijd nadat Tom was wegegaan. Er scheen geen uit weg te zijn uit haar onverdraaglijke positie. Wat haar het meest pijnigde, was haar trots. Ze was er zo zeker van geweest, dat haar wens vervuld zou worden, dat hij haar haar zin zou geven. Wat was er dan verkeerd ge gaan? Zou zij naast haar doel schie ten? Ze had vroeger ook wel mannen verleid, maar nu scheen het haar toe, dat zij nog nooit iemand als Tom ontmoet had. Een ding was zeker: ze moest en zou haar zin hebben! Ze was er doodziek van en als ze ergens moe van werd, nam het al tijd alarmerende afmetingen aan. Ze zag dit als een hevige crisis in haar „carrière" en besloot een oplossing voor haar probleem te vinden. Zich buigend naar de spiegel, begon ze haar haar los te maken. Ik kan me beter gaan kleden voor het avond eten, dacht ze, en toen plotseling gleed er een lach over haar gezicht, een glimlachje, dat kwam en daarna weer verdween. Haar ogen waren nu waakzaam, haar hele wezen vervuld van opwinding. Een idee, vaag nog, kwam in haar op, maar het leek erop alsof zij tenslotte toch in staat zou zijn Tom uit haar leven weg te krijgen en de herberg voor zich zelf. Wat was het ook weer, wat hij zei over als hij stierf: hij had haar de herberg vermaakt. Hoe kwam hij erbij aan zijn dood te denken, jong, sterk en gezond als hij was? Ja, het was waar, het leven in de tropen be tekende voor de meesten een vroege dood, en hij was natuurlijk altijd in gevaar in het zeeroversbedrijf. Ze veronderstelde, dat hij in een edel moedige bui met zijn notaris had ge sproken voor het geval hem iets zou overkomen. Afwezig nam Mary een borstel op van de tafel en borstelde langzaam haar haren. Haar geest was in op stand. Ze zag nu allemaal duidelijk wat zij moest doen om zichzelf van Tom te verlossen. Ze zou op zijn ja- louzie werken.er zou een vecht partij zijn, die was er bij zulke ge legenheden altijd. Ze moest er zeker van zijn dat de man, die zij uitkoos, een betere messetrekker was dan hij. En wie was er in Port Royal een betere vechtersbaas dan Henry t Morgan, zijn vriend? Het was heel goed mogelijk dat hij vanavond nog in de taveerne kwam, hij had zoiets gezegd, toen zij hem gisteren bij de werf ontmoette, en Tom hen aan el kaar had voorgesteld. Mary was er van overtuigd, dat hij wel een oogje op haar had, zeker als hij wist, dat Tom een week buiten de stad zou zijn. Ja het was heel best mogelijk, dat hij zijn belofte zou houden en van avond zou komen binnenvallen. Dan kon ze werk van hem maken, hij zou weldra een geregelde bezoeker wor den en dan moest Tom hen op een keer wel bij elkaar vinden. Dat zou genoeg zijn, zij kende Tom, zijn ja- louzie als het om haar ging en zijn ontembare temperament. Morgan, dat wist ze, had de repu tatie de beste vechter in Port Royal te zijn. Er kon bijna geen twijfel aan bestaan wie de overwinnaar zou zijn. De borstel neerleggend, bond zij haar haar op in een staat van op winding. Uit de kast koos zij een pauwblauwe japon met een laag uit gesneden zwart keurslijfje. Het was uiterst belangrijk voor haar er op haar best uit te zien om een goede indruk te maken. O, vrij te zijn en een dame van smaak, die' de mode bepaalde in deze buitenpost van de hel! De voornaamsten zouden komen om haar het hof te maken, daar was ze heel zeker van, ja, zelfs de gouver neur! Het vergulde Spaanse klokje, dat Tom haar juist die middag gege ven had, sloeg zes uur. „Verdraaid, dacht ze, het is al laat." Uit een juwelenkistje nam ze een stel paarlen oorbellen. Ze maak te er een vast in elk oor en bekeek zich aandachtig in de spiegel. Ze moest vanavond niet teveel juwelen dragen dacht ze, vanavond was alles anders: ze wilde een indruk maken van rustige bescheidenheid en be schaving. Henry Morgan zou wel niet onder de bekoring komen van een op- gedrikte Delilah. Ze wist zeker, dat dit type hem allang de keel uithing, daarom wilde zij nu teruggetrokken en terughoudend zijn. Ze speelde hoog spel, maar ze wist zich zeker van de overwinning. Peter Colbeck voelde zich gelukkig en zorgeloos, terwijl hij de nauwe straat afliep en een vrolijk wijsje neuriede. Het was nog helder licht, al was het al vroeg in de avond. De laatste stralen van de dalende zon tintten de wolkeloze hemel achter hem teer perzikkleurig. Het was heet op dit uur van de dag nu de zeebries was gaan liggen en de koele berg lucht nog niet voelbaar was. Maar Peter zag noch de schoonheid van de zonsondergang, noch voelde hij het drukken van de hitte. Hij was jong, vol van leven en verlangend een ken nismaking te vernieuwen die, zoals hij geloofde, avontuurlijk en opwin dend zou zijn. (Wordt vervolgd) innnfvinnnnnnnnnnnnnrvinniwynruwvwwwwwvvwwwwi-----" In dit vijfde en laatste artikel van de serie „Harlem. de tijdbom van Amerika" laat Jim Bishop het woord aan enkele prominente leden van Harlems neger- „braintrust". Het zijn, v.l.n.r. op de tekening: ds. Hillebrand van de N.A.A.P.C. („de neger is klaar voor 25 percent van de baantjes"), mevrouw J. Lowe, onderwijsinspectrice („driekwart van de negers mis lukt"), Welfarewerker Glester Hinds („de haat begint aan tafel"), Roy Windgate, chef van Harlems Vredes- korps („je kunt niet strijden zonder haat") en onder- wijs-directeur Madison Jones („zullen 400.000 blanken hun baantjes opgeven?"). EERLIJKHEID is de sleutel tot de grote problemen van de New Yorkse negerwijk Harlem. De blanken, die Harlem in eigendom hebben en de negers, die er wonen, liegen tegen elkaar. Zij ademen liefde, maar zij zieden van haat. Oprechtheid is hier onmogelijk. Ga maar eens naar de 137ste Street. Er is daar een klein gebouw met het naam bord „Associated Community Teams Inc." Ga naar binnen, loop langs de receptioniste en blijf bij de laatste deur links staan. Luister daar dan eens. Daar zit Ray Wingate met zijn rug naar de deur. Zijn huid is zo zwart als git. Hij denkt vlug en praat snel. Hij staat aan het hoofd van he^ Harlem Peace Corps („Vredeskorps"). Hij is een ontwikkeld man met veel energie. Bij de koffietafel staat een grote knappe negerin, mevrouw Jacqueline Lowe, inspectrice van het openbaar onderwijs in Harlem. Een vrouw met karakter. Dan is er Madison Jones, directeur van de onder wijsplanning en -ontwikkeling. Zij werken samen aan het moeilijke probleem van de onvermogende massa, welke op gelijk peil moet komen als die van de onvermogende massa der blanken. Wingate lachte en repliceerde: „En zij komen ook tot de conclusie, dat zy niet langer kunnen geloven in het suc ces van Martin Luther Kings passieve weerstand. Of laat ik het anders zeg gen. Zij geloven erin, zolang dr King iets wint. Als hij ophoudt te winnen, HET IS de eerste Vredeskorps-groep voor binnenlands gebruik in Amerika en zo hebben de Verenigde Staten er nog minstens 300 nodig. De ongeletterde en werkloze neger is een zware last voor alle belastingbetalers, veel meer dan zijn verre neef in, bijvoorbeeld, Kongo, die al lang op diverse manieren hulp krijgt. „Ik heb de cijfers eens bekeken", zegt Jones. „In Harlem hebben we 64.461 jongeren tussen 7 en 20 jaar. Daarvan gaan er 60.237 naar school, maar verreweg de meesten daarvan zijn onder de zestien". Mevrouw Lowe meent: „De grote moeilijkheid is, dat de meeste kinderen de school verlaten zodra ze niet meer leerplicntig zijn; dan gaan ze naar een baantje uitzien. En zelfs als die kinde ren op school blijv en, zijn ze twee jaar ten achter bij de leeftijdgenoten op de blanke scholen". „Hun ouders hebben er wel belang stelling voor", zegt Jones, „maar ze zijn zelf ongeletterd en kunnen niet helpen oij het huiswerk, ja zelfs geen rapport beoordelen. Maar omdat ze van hun kinderen houden, geven ze hun geld en speelgoed Zij doen iets vóór hun kinderen, niet mèt hen". „Er is nog iets", zegt Wingate. „Als de vader van het gezin zijn loon thuis brengt, meent hij genoeg te hebben ge daan. Zijn vrouw vindt gemakkelijker 'c, V- werk dan hijzelf en verdient vaak meer dan haar echtgenoot. Volgens de cijfers mislukt hier 20 percent van alle huwe lijken. De man laat het gezin maar al te gauw in de steek!" „Dat is een ander probleem", zegt Jones. „Nee", zegt Wingate, „het is in feite hetzelfde. Het wil zeggen, dat van elke vijf huwelijken er één schipbreuk lijdt en dan reken ik niet de huwelijken, waarbij de man sterft of alleen thuis komt om te eten en een schoon over hemd aan te trekken. Dat wil zeggen: het kind staat thuis onder leiding van de moeder en als het naar school gaat, komt het opnieuw onder een vrouw: zijn onderwijzeres En wat leren de vrouwen, door ervaringen geschokt, de ze kinderen? Dat geld belangrijk is!" „We nebben eens een onderzoek in gesteld" zegt mevrouw Lowe, „en ge vraagd, wat de heldenfiguren van onze Harlemse kinderen zijn. Het waren handelaars in narcotica, dieven en gok kers. Want die hebben geld!" „ONDERWIJZERS maken fouten", zegt Jones. „Ik ken gevallen, waarin een jongen ambitie toonde en zei, dat hy ingenieur wilde worden of dokter. Dan zegt de onderwijzer: zet het maar uit je hoofd, een neger krygt toch geen kans. Het is juist, maar moet je die jonge kinderen de waarheid al vertel len?" Wat te doen? De waarheid spreken en hem zien verwelken met zyn am bitie of liegen en hem valse hoop schenken? Waar moet zo'n jongen naar toe? Mevrouw Lowe zegt: „Hij weet al, dat geld op straat verdiend wordt. Niet in de winkels of laboratoria. School gaan is een gevangenisbestaan voor hem. Dat duurt tot hij zestien is. Dan houdt de leerplicht op". „Zal ik u nog eens iets vertel len?", zegt de heer Jones. „De mis daadprogramma's van de televisie zijn de Harlemse kinderen te tam. Let wel: te tam Zij zien een pro gramma over verslaafden aan nar cotica en barsten in lachen uit. „Kijk eens!" roepen zij uit, „hij geeft die injectie helemaal ver keerd" Zij groeien op temidden van misdaad. Hoe moet je de gevaren van een leven in wetteloosheid duidelijk maken aan 'n kind, dat oud is op zijn tiende jaar?" En tocher is een keerzijde aan deze medaille. „Tot voor kort bijvoorbeeld", zei me vrouw Lowe, „wilde geen enkele blanke negers in dienst nemen. Men vertrouw de hen niet maar zij begrepen niet, dat elke neger over zo'n eervolle positie zo enthousiast zou zijn, dat hij liever zou verhongeren dan één cent aan te raken, die niet van hem was! Dit is de banken Intussen wel duidelijk geworden!" WAT HET ONDERWIJS betreft, zijn de negerkinderen ver ten achter bij de blanke kinderen. „Wat moeten wij met dit probleem?", zo vraagt Roy Wingate zich af. „En worden die kinderen door blanke ieerlingen als vriendjes geac cepteerd? Hier in Harlem hebben zij hun vriendjes. Maar straks? Worden zij bij de blanke kinderen thuis uitgenodigd? „Erger nog", zegt Jones. „Welke ne gerjongen zal een blanke medeleerling naar deze achterbuurten met krotwo ningen durven nodigen? Het is al erg genoeg, dat hij 's avonds hier terugko men moet als hij overdag met de blan ken heeft geleefd". Mevrouw Lowe: „Als ik blanke was, zou ik ook geen integratie wensen. Het is op dit moment geen bruikbaar systeem. Wij moeten voorlopig niets in tegreren maar eerst zorgen, dat het on derwijs hier op gelijk peil komt als in de blanke scholen en dan goede nieuwe scholen bouwen aan de rand van Har lem, waar zowel blanke als negerkin deren kunnen komen". Wingate knikt: „Wat wij moeten ei sen, is gelijkheid van kansen. Kost dat extra geld, dan moet dat maar op tafel komen. Ik sta bijzonder sceptisch te genover integratie. Wie is er klaar voor? Alleen de neger uit de midden klasse". „WIJ MOETEN de slagboom tussen zwart en blank neerhalen, maar dat is dan ook genoeg. Ik geloof niet, dat de neger er overheen moet stappen. De neger uit de middenklasse aanvaardt zijn rasgenoten uit de arbeidersklasse al niet meer; hoe kan men dan ver wachten, dat de blanke dat zal doen? Ja, er zal wel een echte integratie ko men, maar dat kan misschien pas over honderd jaar bereikt worden". Veronderstel nu eens een absurde gedachte natuurlijk dat er een mid del uitgevonden zou worden met be hulp waarvan de neger onmiddellijk een blanke huid zou kunnen krijgen. Zou het probleem dan opgelost zijn? Helemaal niet, want zijn cultureel peil zou lager blijven dan dat van zijn blan ke broeders. Rassenscheiding is heus wel wat meer dan een kwestie van huidskleur alléén!" „Verantwoordelijke negerleiders", zegt Jones, „en ik wil mijzelf daartoe ook rekenen, komen langzamerhand tot deze conclusies". Vrijwel de enige plaats waar blanken „welkom" zijn, is het zuiden van de negerstad Harlem, waar prostitué's in groepjes op straat rondhangen. dan niet meer en dan zullen de massa's van het noorden overgaan tot geweld". In dit verband herinnert Wingate aan een uitspraak van de leider van de Zwarte Moslims, toen iemand uit de vergadering tegen Malcolm X zei, dat de Hindoes hun strijd gewonnen had den zonder geweld. „Zeker", antwoord de Malcolm toen, „maar er waren zeer veel Hindoe-schapen en een paar Britse wolven. Maar wij hebben een handvol schapen en massa's wolven!" „Ik heD ook met een vakbondsleider over dit probleem gesproken", zei Win gate. „Hij sprak voor de vuist weg en zei: „Het kan me niet schelen, wat je zegt en welke argumenten je aanvoert, maar jullie negers krijgen geen vak bondsbaantjes en weet je waarom niet? Omdat de neger zo'n baantje niet waard is. De mensen leunen altijd op hun eigen soort. Gebeurt er iets, dan is de neger de eerste die gaat omdat er niemand is die hem kan beschermen. Jullie hebben geen eigen zaken, geen stèm in het zakenleven en geen macht. Hier en daar kunnen jullie een paar on dergeschikte baantjes in de vakbonden krijgen maar die houd je niet als puntje bij paaltje komt!" JONES lachte. „De ene gedachte leidt tot de andere", zei hü- „Er wordt gevraagd om nog 400.000 betrekkingen voor negers, 't Klinkt best, maar dan zullen toch 400.000 blanken hun baan moeten opgeven om plaats te maken voor die negers en dat zie ik nog niet gebeuren!" Mevrouw Lowe staat op. „We kunnen de hele dag blyven praten", zegt zy, „maar dan gebeurt er niets. Ik heb werk te doen! Toon my een neger, die niet neurotisch is en dan hebt u er een gevonden, die niet normaal is!" (Copyright Haarlems Dagblad/O.H.C. Opera Mundi). 110. Jolliepop bleef weldra achter, want hij was niet gewend om hollend achter een auto een gesprek te voe ren. Maar intussen was het voertuig reeds zo dicht het doel genaderd, dat de knecht bij het omslaan van een hoek nog juist kon zien, waar Panda heen werd ge voerd. „Het instituut „De Bengelboei"!" hijgde hij ge schokt. „Het Tehuis voor Moeilijke Knapen! Ach, wie had ooit junnen denken, dat mijn kleine meester Panda nog eens daar terecht zou komen. Het zal een fnuikende invloed hebben op de beschaving en verfijnde manieren, die ik hem zo zorgvuldig heb bijgebracht." Ook Panda zag niet veel heil in zijn nieuw tehuis en stribbelde dan ook danig tegen. Dit kostte hem een berisping van de heer Ambrosius. „Ondankbaar stukje wrakhout," sprak hij. „Wees blij, dat je goede voogd je onder mijn hoede heeft geplaatst zodat eindelijk eens aandacht kan wor den besteed aan je karakterfouten. Met toewijding zal ik je heropvoeding ter hand nemen, maar ik mag dan ook wel eisen, dat jij je dankbaar toont!" en bestel tijdigi NEW YORK (AP) Geen handel is serieuzer, zegt Leopold Fechtner, dan de handel in gebruikte grapjes. Fechtner en zijn compagnon George Q. Lewis, verkopen gebruikte grapjes. Een halve ton gewicht aan grappen no teert 50.000 dollar, een pagina met 20 stuks kost 1 dollar. Blijkbaar heeft het verkopen van ge bruikte humor veel weg van de ver koop van oude autobanden of balen oud papier. Volgens Fechtner heeft zijn firma 1 miljoen grapjes met baarden in voor raad. Die zijn in 30 jaar tijd merendeels uit tijdschriften en dagbladen gehaald. Elk grapje heeft een nummer en is ge rubriceerd: „leeftijd", „automobielen", „geluk", „golf", „Hollywood" enz. „Het verzamelen van grapjes is he lemaal niets om te lachen," zegt Fechtner, die zelden lacht. Hij is een methodisch man met een Weens accent. „De mensen zeggen dat ik nooit meer lach omdat ik alle grapjes ken", zegt hij, „elk grapje is voor mij niets an ders dan een nummer". Fechtner en Lewis zeggen kortgele den met hun zaak in gebruikte grapjes begonnen te zijn. Hun voornaamste af zetgebied, zo geloven zij, zal de za kenman zijn, die grapjes nodig heeft in zijn redevoeringen, voor een confe rentie of een clubdiner. Fechtner is een fotograaf, die in zijn geboorteland Oostenrijk als hobby grap jes begon te verzamelen. Vijfentwin tig jaar geleden kwam hij naar de Ver enigde Staten. Lewis is manager van toneelspelers en toneelschrijvers en schrijft zelf grapjes. Fechtner heeft zijn grapjesverzame- ling thuis. Alle muurkasten zitten vol plakboeken met „gags". Hele muren zijn bedekt met kasten vol grapjes. Mijn vrouw vindt er bijzonder weinig aan" zegt hij, „maar het is mijn boterham". De baby-olifant „Rhena" heeft in Ouwehands Dierenpark in Rhenen de voetzolen doorgelopen. De parkarts, dokter Quint, heeft nu leren muiltjes voorgeschreven. Een schoenmaker heeft de maat al genomen, zodat Rhena wel gauw op pantoffels door de geasfalteer de tuinenlanen zal kunnen wandelen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 11