DE WEDERGEBOORTE VAN EEN TAAL PROVENGAALS Nieuw monumentaal werk van Tollenaar HERONTMOETING MET ANDRE DEMEDTS Werk uit moeixame xelfstrijd ontstaan Litteraire Kanttekeningen FREDERIC MISTRAL (1830*1914) ZATERDAG 4 APRIL 1964 Erbij PAGINA HET PROVENgAALS van de Middeleeuwenook wel Oud-Provengaals genoemd, is de taal waarin de Trouba dours hun hoofse lyriek geschreven hebben. Trekkend van hof tot hof, of langere tijd in vaste dienst van één Heer verblijvend, dichtten en zongen zij hun liederen voor de voorname gezelschappen waarin zij verkeerden. Twee eeuwen ongeveer (de Xllde en de XlIIde eeuw) bloeit deze kunst en groot is haar invloed geweest in vrijwel alle hinden van Europa. Dan is het plotseling afgelopen. Even onverwacht als deze aristocratische kunst tegen het midden van de Xllde eeuw in Zuid-Frankrijk is opgekomen, even plotseling verdwijnt zij, vooral ten gevolge van de ontredde- ring waarin de Albigenzen-oorlog het zuiden gebracht had. Met de laatste troubadour is wél een hoge kunstvorm, ech ter niet de taal zelf verdwenen. Zij bleef voortleven als het enige communicatiemiddel van de bevolking van het zuiden van Frankrijk, van de Alpen tot de Pyreneeën. Er ontstaan langzamerhand verschillende dialecten, te meer omdat er geen instantie is die taai-regelend optreedt. Bob Buys C. J. E. Dinaux OP 25 MAART 1964 was het vijftig jaar geleden dat de grote Proven- yaalse dichter en schrijver Frédéric Mistral overleden is. Ieder jaar wordt zijn sterfdag herdacht in de kring van Provenyalen die verenigd zijn in de Félibrige, een letterkundige vriendenkring, door Mistral in 1854 op gericht. Maar stellig zal dit jaar de overleden dichter herdacht en geëerd worden in alle universiteiten in de wereld, waar het modem-Provenfaals op het programma staat. En dat zijn er vele. Merkwaardig genoeg wordt in Nederland, dat toch dikwijls een vooraanstaande plaats inneemt op het ge bied van talenstudie, het modern-Provenfaals uitsluitend in Leiden ge doceerd. Japan, Finland, Zweden en niet te vergeten de Verenigde Staten, om slechts enkele landen te noemen, zijn ons daarin ver vooruit. Verheugend is daarom dat de Utrechtse universiteit van plan is met de studie van deze taal een begin te gaan maken en het is te hopen dat de belangstelling daar door gestimuleerd zal worden. Het Proven9aals, ook in zijn moderne vorm, is die ten volle waard. Standbeeld van Mistral te Maillane. VRIJ VAN ELKE inmenging van bo ven af blijft de taal voortbestaan. Het aantal schrijvers wordt minder, maar is slechts gedurende de periode van 1515-1565 geheel afwezig. Deze toestand blijft zo tot de Franse revolutie van 1789. Ofschoon deze omwenteling het Zuiden en vooral het platteland minder beroerd heeft dan het Noorden, doen de centraliserende tendensen zich lang zamerhand gevoelen, ook op het ge bied van de taal. Het Frans uit het Noorden, de langue d'oil gaat in onder wijs, handel en verkeer het Proven- gaals, de langue d'oc verdrijven. Maar buiten de steden en in de kringen van ambachtslieden en kleine burgerij blijft men die taal, die men als moedertaal beschouwt, gebruiken; de intellectuelen en de „bourgeois" worden tweetalig, om later grotendeels zich uitsluitend van het Frans te gaan bedienen. Op dit cruciale moment in de ge schiedenis van het Provengaals wordt Frédéric Mistral geboren, de 8e Sep tember 1830, in het dorpje Maillane, in het hart van het land gelegen, op on geveer 25 km. van de stad Avignon. Hij is 't enige kind uit het tweede huwelijk van zijn vader, een rijke boer uit het dorp, met de dochter van de burge meester van het plaatsje. Thuis, op de kapitale boerderij, de „Mas dóu Juge", wordt hij opgevoed in de beste tradi ties van de streek en hij hoort en spreekt niet anders dan de oude taal. Tijdens zijn studietijd in Aix-en-Pro- vence leest hij de troubadours en wordt hij zich hoe langer hoe meer van zijn zending bewust: het eerherstel van het Provengaals. De verheffing en de we- der-opbloei tot een medium, dat zoals voorheen, letterkundige voortbrengse len op hoog peil zou kunnen tonen. FRéDéRIC MISTRAL was 24 jaar toen hij, in 1854, met zes vrienden de Félibrige stichtte, die ik hierboven reeds noemde. In het begin was deze niet anders dan een bijeenkomst van vrien den, waar men eikaars gedichten en proza beluisterde en enthousiaste plan nen voor de toekomst maakte. Het jaar daarop ontstond een tijdschrift, de Ar maria Prouvengau, dat evenals de Fé librige zelf, nog bestaat. Vanaf dat ogenblik breidt de beweging zich snel uit. Onder de bezielende leiding van Mistral en diens leermeester en oudere vriend Joseph Roumanille, groeit de Félibrige uit tot een letterkundige school en de Armana, weldra in 10.000 en meer exemplaren verspreid, wordt het centrale punt voor allen die het ideaal van de wedergeboorte van het Provengaals voorstaan. In 1859 ver schijnt Mirèio, het prachtige epische ge dicht van Mistral, waarvan het onder werp, gehuld in een romantische lief desgeschiedenis, gevormd wordt door de Provence zelf, met heel haar ge schiedenis, tradities, geloof en bijgeloof, verhalen en legenden. HET UIT TWAALF zangen bestaan de gedicht maakt Mistral op slag be roemd. Zijn naam xvordt in Parys be kend gemaakt door de Franse dichter Lamartine, die een groot artikel aan hem wijdt, waarin hij in hooggestem de taal de ontdekking van een nieuwe Homerus aankondigt. De verleiding is groot voor Mistral om zich in Parijs te vestigen, waar alles wat letterkunde bedrijft woont en werkt. Gelukkig is hij zo verstandig geweest te begrijpen dat hij in de Provence, die zijn enige bron van inspiratie was, óók in zijn la tere werken, moest blijven. Hij heeft dan ook nooit de banden met zijn ge boorte-dorp verbroken. Nadat hij de Mas dóu Juge na de dood van zijn va der moest verlaten om plaats te ma ken voor zijn stiefbroers, kinderen uit het eerste huwelijk, vestigde hij zich met zijn moeder, die hij zeer vereerde zal bezig houden. Op de geboortedag van de grote dichter zal men zich dan gezamenlijk naar Maillane begeven voor een plechtige herdenking, waarbij men zowel het Museon Frederi Mistral, zijn laatste woonhuis, als zijn graf zal bezoeken. Beweegt een dergelijk congres zich allicht meer in de killere sfeer van de wetenschap pelijke beoefening van de taal- en let- terkinde, bij de Santo Estelo is dat an ders. Daar zal men in vurige toespra ken hulde brengen aan de nagedachte nis van de grote landgenoot en samen zal men ten slotte de Coupo Santo zin gen, een door Mistral geschreven lied, dat men weieens de Marseillaise van de Provence noemt. Wie het voorrecht heeft zo'n hartverwarmend feest te mo gen meebeleven, zal iets begrijpen van de hartstochtelijke liefde die de Pro- vengalen hun taal toedragen. Mevr. dr. H. L. Spanjaard KENT MEN „benoorden de grote rivieren" het werk van André De- medts eigenlijk wel voldoende? Ik be twijfel het. Geruchtmakend zijn de romans, de novellen, de dichtbundels en essays (over Stijn Streuvels en Ri chard Minne), die hij in een bijna veertigjarig schrijversleven hij na dert de zestig publiceerde, nooit geweest. En bovendien: Demedts is een stille werker, een teruggetrokken mens, die zich aan roem niet veel ge legen laat liggen. Hij vraagt geen „er kenning", hij hoopt op weerklank, op begrip van zijn zelfstrijd, zijn zwaar moedigheid, zijn in beproeving ver worven Godsvertrouwen. Hij schrijft en schreef niet terwille van „de litte ratuur", maar van zijn waarheid, zijn innerlijke verheldering. Hij wilde met zichzelf in het reine komen, met de medemens, met dit leven, met God. Oprechtheid was voor hem van jongs- af een krachtiger schrijversimpuls dan schoonheid, sinds het humanitaris- tische expressionisme na de eerste wereldoorlog, na de idealistische stormloop van Paul van Ostaijen, in de grote ontgoocheling ten onder was gegaan. Ik weet niet wat Demedts destijds als expressionistische jongere gedroomd, gehoopt, verlangd heeft, maar dat hij zijn ideaal hoog stelde, dat hij van verwachting vervuld was en geloofde in de komst van een „nieuwe mensheid", wordt door de sombere, neerdrukkende melancholie van zijn latere werk regel na regel be vestigd. „Wij zijn", dichtte hij in zijn eerste verzenbundel „Jasmijnen" (1929), „allen havelozen en te leven is voor ons de grootste pijn". Dat was geen uiting van romantische levens- onwil, de angel stak dieper. Demedts, die zijn jeugddroom in de eerste wereldoorlog, waaraan hij als vrij williger deelnam, had zien vertreden en nadien voor persoonlijk leed niet gespaard bleef, was zich gaan afkeren van zijn geloof in de goedheid der mensheid. Met Pieter G. Buckinx, René Verbeeck en Jan Vercammen had hij „De Tijdstroom" in het leven geroepen, dat tijdens zijn vijfjarig be staan de individuele krachten trachtte wakker te roepen en meer verwachtte van de intensiteit der innerlijke be leving dan van de sociaal-geëngageer de leuzen. Kunst was voor hem aller eerst belijdenis en getuigenis gaan betekenen, „want wetenschap noch kunst noch onze aardse liefde kan de wereld omtoveren tot een paradijs". Kunst, zijn kunst, zijn poëzie en proza, was een erkenning van de eigen on toereikendheid, van het leed en het berouw erom, de wanhoop erover, het verzet ertegen. VERZET ER IS in het werk van Demedts, waarmee men het contact kan opnemen of vernieuwen door zich onbevangen over te geven aan de lec tuur van enkele onlangs verschenen her drukken (de roman „Het leven drijft", de dichtbundel „Vaarwel", beide ver schenen bij Desclée de Brouwer N.V.), veel weerbarstigheid en veel bedwongen verloren strijd". Elegisch wordt de ver geefsheid bezongen van al het aardse doen, de onherroepelijkheid van het goe de dat voorbij is, de onontkoombaar heid van de ontluistering, de veroude ring. de onttakeling, de dood. Droef geestige verzen, zwaar van wat ze meedragen, vermoeide verzen: „Dan nooit meer zien wat ik zo hevig heb bemind, het werk van mensen, droom en streven, 't gewuif van korenhalmen onder zon en wind, de bossen van mijn jeugd, een wildschoon leven, één dierbaar hart, mij goedgezind." Maar ondanks alle ontmoediging breekt steeds de verwachting door: ,,'t verwachten dat in merg en bloed mij zit"; breekt ook de strijdvaardigheid door: „Maar ik wil niet van sterven horen, 'k zal werken, dulden, naar de veel geluksverlangen en veel ascese, veel weerbarstigheid en veel bedwonge Lóu Mas dou Juge (hof van de rechter), waar Mistral geboren werd. in het centrum van het dorp in La Maison du Lézard. Dit huis is kort ge leden weer in de oorspronkelijke staat hersteld door een Stichting die het ver worven had. In dit eenvoudige huis en later, na zijn huwelijk in 1876, in een belendend perceel dat thans als mu seum is ingericht, heeft hij zich uitslui tend aan zijn levensdoel kunnen wijden. no men BUITENGEWOON interessant is Le- vinus Tollenaars laatste werk: de wand HIER SCHREEF HIJ al zijn latere aan het nieuwe gebouw van Vermaats werken waarvan ik hier slechts noem Bakkerijen, ontworpen door het Haar- Calendal en Lou Pouemo dou Rose 1 r v (Le poème du Rhone), ontelbare arti- emse architectenbureau van kramer en kelen, verhalen en in 1905 zijn mémoi- Den Heyer. Hoewel ik op dit werk enige res. Deze laatste, Memöri et Raconte, critiek zou kunnen hebben (de molen is laten hem ook als groot proza-schrijver njet ZQ geslaanrd) dwingt het een groot zien. Hi] ontving in zijn gastvrij huis r j t 11 j-Ju zijn vrienden en medestanders, de Fé- resPe door Tollenaars kundigheid, libres en vele groten der aarde die zijn kennis van het ambacht, dat hij hem kwamen complimenteren. Hij voer- nieuw leven weet in te blazen, zijn moed de propaganda, organiseerde bijeen- en uithoudingsvermogen, zijn inventief komsten en manifestaties en bleef zijn i)2 j_i gehele lange leven de centrale figuur. vermogen, zijn inzicht in de architecto- Hij stierf op 25 maart 1914 in Maillane nische aspecten, zijn sociale instelling, te midden van zijn geliefde dorpelin- Men beseffe dat het bij Tollenaars crea- ge? hem al* een, afS°d vereerden. ties toch wej om heel wat meer gaat In 1904 viel hem de hoogste onder- j t-. r scheiding ten deel, die een letterkun- c an om smijten van potten Eta-verf dige bereiken kan: de Nobelprijs voor tegen een brok muur. Na een bezoek litteratuur. Hij gebruikte het geld om met mij aan zijn werk voor het Coom- in Arles een folkloristisch museum in hertlyceum en het politiebureau te Velsen-Noord heeft Tollenaar me een en ander verteld van zijn muur aan Ver- maats broodfabriek. Hoewel het totaal te richten, waartoe hij een voornaam oud paleis kocht, en waarvan hij de in richting geheel zelf verzorgde. Nog kan men daar zijn karakteristiek hand- kaar/'es bfnde°voorwereenSdie'h1i^evere een sc^one ordelijkheid heeft vroeg de zamelde en dte^^toT'Ten ^duictóiik aan straat staande blinde muur rond kan ondervinden. Men begrijpt dat een stuk is ook dit deel van het geheel, dat beeld van het Provencaalse leven uit de vriescellen om een „doorbreking", op- dergelijk systeem van werken moeilijk te ondanks mijn genoemde bezwaar een zeer zijn tijd wist te verenigen. Bijna tien dat de hoek niet te zwaar en bij be- realiseren is bij een muur. Bij het ver- belangwekkende daad is in de ontwikke- oo*» i nn van zijn wGTKt6K0nin§ zal loiic— jaar lang trok hij iedere ivüaruigcn van zijn weiK.ieK.enmg zaï iune- ling van onze monumentale kunst, een naar Arles om zijn werk als conserva- P belichting te^ somber zou wor- naar nog hebben moeten rekenen en tel- daad waar ook de opdrachtgever deel aan tor te doen. Het zou mij, in het kort bestek van dit artikel te ver voeren een uitvoerige beschrijving te geven van alles wat daar te zien is. Alleen ver meld ik nog dat hij in een klein ver trek zijn eigen, houten wieg plaatste en daarin het manuscript van zijn Mirèio deponeerde. Wie zich voor de Provence en haar traditionele gebrui ken interesseert, moet niet verzuimen dit museum, het Museon Ariaten gehe ten, te gaan zien. den. De muur diende van baksteen te zijn, Tollenaar diende zijn verbeelding in baksteen te denken. TOLLENAAR HEEFT het maken van het brood willen beelden; of liever nog de gang van het meel tot het eindprodukt voor de verbruikers; hij begint met een akker, waar boven de voren kraaien vlie gen en eindigt met het wapen van Haar lem, de stad waarin deze bakkerij groot werd. Na de verbeelding betreffende len. HOEWEL VAN ENIGE reliëfwerking in Tollenaars muur sprake is, blijkt het to taal zo vlak als bedoeld was. Recht van voren gezien zou een onregelmatig voor of achter het gevelvlak plaatsen van de ste nen mogelijk niet zoveel kwaad gekund hebben, alhoewel toch gauw een suggestie van onstevigheid opgeroepen wordt. Onder een hoek of bijna langs de gevel bekeken zou de muur er beangstigend hebben uit gezien. Maar niet alleen dat deze muur had. Want anders dan bij werkstukken aan overheidsgebouwen is dit werk redelijk be taald. Bij overheidsgebouwen is bepaald, dat één percent van de bouwsom besteed moet worden aan een opdracht aan een monumentaal kunstenaar, die met zijn ar beid in het geheel betrokken moet worden. En maar al te vaak komt het er dan op neer, dat de kunstenaar zich door zijn artistieke inzichten gedwongen ziet iets te maken dat volgens de tarieven te laag ge honoreerd wordt. Want wanneer hij reke ning houdt met de tarieven, kan het uit NOG BELANGRIJKER IS de enor- ideeënschetsen kwam een uitvoerige tot op een stevig vlak bleef, hij werd ook van te voeren werk dikwijls niet toekomen aan of/j-Mon nnri otnill ooyrl o fobo«i«rt rl o nuov-1i3 _j.an__J me verzameling brieven en documenten die zich, thans keurig gecatalogiseerd, in zijn woonhuis te Maillane bevinden, maar die helaas nog niet voor weten schappelijk onderzoek zijn vrijgegeven. Slechts enkelen hebben tot nu toe toe gang tot dit heilige der heiligen gehad en daaruit mogen publiceren. Ook hier voor is de datum van 25 maart 1964 belangrijk: Mistral heeft namelijk bij testament bepaald, dat 50 jaar na zijn dood zijn brieven mogen worden vrij gegeven voor publikatie. Of de beheer ders van zijn litteraire nalatenschap zich aan die datum zullen houden, is echter nog een open vraag. Zeker is het, dat al dit materiaal ons een duidelijker beeld zal kunnen geven van de man aan wiens genie, dichterschap en vurig enthousiasme, gepaard aan een gewel dige werkkracht, wij de wedergeboorte van het Provengaals te danken hebben. IEDER JAAR op de beide pinkster dagen vieren de Félibres hun geeste lijke bijeenkomst, de Santo Estelo, die gepaard gaat met folkloristische optoch ten, zang, dans en een banket, waaraan honderden personen deelnemen. Steeds weer is een andere stad van Zuid- Frankrijk bereid om dit grote gezel schap te ontvangen en vorstelijk te ont halen. Op 17 en 18 mei a.s. zal dit feest in Avignon plaats vinden, terwijl in de zelfde stad van 7 tot 12 september a.s. een internationaal congres zich met de taal- en letterkunde van de Provence stenen gedetailleerde tekening, die over gelegd kon worden aan de opdrachtgevers Niet altijd is een dermate uitvoerige te kening nodig, maar met dit zo belangrij ke object en het gebrek aan aanwijsbare voorbeelden van dergelijk grote werkstuk ken mocht een zo vérgaande suggestie ver wacht worden. Toen het ontwerp geaccep teerd was, kon overgegaan worden tot de werktekening. Deze werd gemaakt op een schaal van 1 op 10. Uit die werktekening dienden de metselaars geheel de opbouw van de grond aan af te kunnen lezen. Daartoe moest ieder te gebruiken steen op de tekening voorkomen met de aan duiding bovendien van de wijze van plaat sing in het gevelvlak. In dat vlak zitten even uit de gevel stekende stenen, onder een hoek aan het gevelvlak geplaatste ste nen, volgens verschillende regels ge plaatste stenen, stenen van verschillende structuur en kleur en stenen, waarvan hoe ken gekapt moesten worden. Bovendien is bij de kleurbepaling bij het begin van het werk nog gebleken, dat uit één tas stenen altijd nog verschillende kleuren gesorteerd konden worden. DENK ER NU NOG even aan dat 't gaat om een" vlak van al 40 meter breedte! Met de uitvoering van een wandtapijt is het karton met de kleurvakken-bepalende lijnen direct achter de schering geplaatst, zodat het vervolgens neerkomt op een in vullen met de inslag, waarbij de wever dan toch nog de kleine afstand tussen karton en de draden als een moeilijkheid een boeiende structuur, vanuit welke ge zichtshoek uit ook bekeken. Wanneer we de muur nader bekijken zien we nog dat Tollenaar ook nog gepro fiteerd heeft van verschillend gekleurde specie en verschillende bewerking van de voegen. Ook dat was van tevoren bedacht. Bedacht is ook dat een baksteen kanten heeft en dat daar ook iets mee valt te doen. Het beste ziet men dat aan de ach tergrond van de vlammen daar waar hij de oven verbeeldde. En wat een prachtig het formaat, dat de belangrijkheid van een gebouw eigenlijk verlangt. Verschillende keren heeft Tollenaar meer geleverd dan volgens de tarieven verlangd kon worden. Met de hoogte van de beloningen mag ik de lezer niet lastig vallen. Maar het leek me goed eens te laten weten, dat dit soort werkstukken het resultaat kan zijn van iets meer dan het alleen maar maken van een ontwerp. tederheid. Dat zijn de tegenstellingen, die met hun spanning geen verzaken in hem toelaten, hoe van nature de zwaar moedigheid hem eigen is. Demedts is een boerenzoon, geboren op een geïsoleerde hoeve in het land van Leie en Mandel, verknocht aan het eeuwenoude erfgoed, aan de traditie, aan, de aarde, aan de onbezwaarde jeugd, waarop hij met nostalgie terugziet. Maar het stoffelijke is het niet, het vergan kelijke, voorbije, vervluchtigende is het niet, wat hem als 'n Don Quichotte doet standhouden. Hij wil waar zijn, hij wil afrekenen met drogredenen, met misleidende leuzen en verschraalde dogma's, hij wil zijn eigen weg vinden uit zijn duisternis naar het licht, uit zijn vertwijfeling naar God, uit zijn mi santropie naar deernis met de mens, uit zijn geschonden idealisme naar een aanvaarding van de menselijke beperkt heid, uit zijn verloren droom naar een erkenning van het gemis als een door God opgelegd lot. DEZE MOEDIGE „eigenzinnigheid", die hem de diepste verlatenheid deed trotseren, vindt men in elk gedicht van zijn hand, in elk van zijn romans terug. Zijn hoofdfiguren spreken zijn taal, doorstaan zijn beproevingen, behoren als hij tot de gedupeerden, de verstote- nen en eenzamen. Ze strijden, met de moed der wanhoop. Ze verzinken in hun droefgeestigheid, ze leren onder de stokslagen van hun lot om te buigen, niet voor de overmacht van de wereld, maar voor een hogere wil, ze aanvaar den tenslotte, in het latere werk van Demedts, met een toenemende harmo nie het eeuwig bestel der menselijke conditie. Zijn levensgang, de ontwikkeling van zijn schrijverschap, kan aan de ti tels van zijn romans worden afgelezen: „Het leven drijft", „Afrekening", „Geen tweede maal"; dan geschreven tij dens de verschrikking van de tweede wereldoorlog: „Het heeft geen belang"; vervolgens als „Van Leyda-trilogie' van een boerengeslacht: „Voor de avond valt", „In het morgenlicht" en „De ring is gesloten"; tenslotte de roman waarin een priester, die in zijn paro chie en zijn herderlijk werk is mislukt, in zijn innerlijke naaktheid voor God staat: „In Uw handen" en het jong ste werk van milde verzoening met da aardse onvolkomenheid: „De levenden en de doden", waarin de priester Van Huysse het symbool is van vast ver trouwen in een onttakelde wereld. Ver gelijkt men daarmee de figuur van de Vlaamse dorpsdokter Gossey uit „Het leven drijft", die misverstaan en ver raden, gehaat en verlaten, gesard en bedrogen, kort voor zijn noodlottig ein de hij verdrinkt een glimp van licht in zijn levensduistemis ziet, dan kan er geen twijfel zijn aan de zelf strijd, waarmee de innerlijke stand vastigheid werd veroverd op de zwart ste vertwijfeling. Ze zijn niet gaaf, de ze romans, maar ze werden steeds ga ver. Maar meer of minder geslaagd als kunstwerk, ze zijn strikt oprecht, ze dqen geen -enkele concessie aan de mooischrijverij én ontwapenen de kriti sche lezer door hun suggestieve sfeer, hun menselijkheid en hun onmiskenba re epische kwaliteiten. EN DE GEDICHTEN? Monotoon spre ken zij in zichzelf, met zichzelf zon der veel heffing, zonder uiterlijke sier- selen, zonder zich te bekommeren om verrassende rijmen. Bijna ontwijken za moedwillig elke vorm- en woordschoon heid. Ze willen niets anders zijn dan „stem" die van binnnenuit komt en zo gedempt mogelijk wil klinken, eigenlijk nauwelijks gehoord wil worden wan neer ze spreekt van „vervlogen hoop, komst gaan, al is het al vergeefs en gaat het al verloren, tussen de mannen op mijn plaats, totdat de dood mij nedervelt, zal ik hier blijven staan". Men vergisse zich niet in de onvree van deze poëzie, in haar bitterheid, haar desolatie en mismoedigheid: wie luis tert maar men moet goed luisteren hoort hoe doordrongen deze verzen zijn van gekwetste liefde, hoe door drongen óók van manmoedigheid, van bereidheid om alle verborgen teder heid van gevoelens te geven aan wis het waard is het zuiverste van zijn le ven te ontvangen, van een letterlijk hartgrondige belijdenis van zijn Gods vertrouwen. Hij heeft ervoor gestreden om dit te verwerven, om zich op ta richten. Hij wil nieL deserteren, hij wil niet „ondergaan." Maar evenmin wil hij zich troosten met een gemakkelijk en leugenachtig compromis. Demedts ,wil het volstrekte en hij aarzelde niet om zich met de inzet van zijn persoon lijkheid daarvoor te wagen: „ik heb mijn werk gedaan, trouw en zorgvuldig, met liefde en moed." Dat is woord voor woord waar. En daarom, om de eerlijkheid van dit werk, heb ik oprechte waardering voor Demedts, oprecht respect, omdat hij is die hij is: een dichter en romanschrij ver, een mens en strijder, die geen con cessie heeft gedaan aan zijn persoon lijke waarheid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 16