DE WEDERGEBOORTE VAN EEN TAAL
PROVENGAALS
Nieuw monumentaal werk van Tollenaar
HERONTMOETING MET ANDRE DEMEDTS
Werk uit moeixame xelfstrijd ontstaan
Litteraire
Kanttekeningen
FREDERIC MISTRAL (1830*1914)
ZATERDAG 4 APRIL 1964
Erbij
PAGINA
HET PROVENgAALS van de Middeleeuwenook wel
Oud-Provengaals genoemd, is de taal waarin de Trouba
dours hun hoofse lyriek geschreven hebben. Trekkend van
hof tot hof, of langere tijd in vaste dienst van één Heer
verblijvend, dichtten en zongen zij hun liederen voor de
voorname gezelschappen waarin zij verkeerden. Twee
eeuwen ongeveer (de Xllde en de XlIIde eeuw) bloeit deze
kunst en groot is haar invloed geweest in vrijwel alle
hinden van Europa. Dan is het plotseling afgelopen. Even
onverwacht als deze aristocratische kunst tegen het midden
van de Xllde eeuw in Zuid-Frankrijk is opgekomen, even
plotseling verdwijnt zij, vooral ten gevolge van de ontredde-
ring waarin de Albigenzen-oorlog het zuiden gebracht had.
Met de laatste troubadour is wél een hoge kunstvorm, ech
ter niet de taal zelf verdwenen. Zij bleef voortleven als het
enige communicatiemiddel van de bevolking van het zuiden
van Frankrijk, van de Alpen tot de Pyreneeën. Er ontstaan
langzamerhand verschillende dialecten, te meer omdat
er geen instantie is die taai-regelend optreedt.
Bob Buys
C. J. E. Dinaux
OP 25 MAART 1964 was het vijftig jaar geleden dat de grote Proven-
yaalse dichter en schrijver Frédéric Mistral overleden is. Ieder jaar wordt
zijn sterfdag herdacht in de kring van Provenyalen die verenigd zijn in de
Félibrige, een letterkundige vriendenkring, door Mistral in 1854 op
gericht. Maar stellig zal dit jaar de overleden dichter herdacht en geëerd
worden in alle universiteiten in de wereld, waar het modem-Provenfaals op
het programma staat. En dat zijn er vele. Merkwaardig genoeg wordt in
Nederland, dat toch dikwijls een vooraanstaande plaats inneemt op het ge
bied van talenstudie, het modern-Provenfaals uitsluitend in Leiden ge
doceerd. Japan, Finland, Zweden en niet te vergeten de Verenigde Staten,
om slechts enkele landen te noemen, zijn ons daarin ver vooruit. Verheugend
is daarom dat de Utrechtse universiteit van plan is met de studie van deze
taal een begin te gaan maken en het is te hopen dat de belangstelling daar
door gestimuleerd zal worden. Het Proven9aals, ook in zijn moderne vorm,
is die ten volle waard.
Standbeeld van Mistral te Maillane.
VRIJ VAN ELKE inmenging van bo
ven af blijft de taal voortbestaan. Het
aantal schrijvers wordt minder, maar
is slechts gedurende de periode van
1515-1565 geheel afwezig. Deze toestand
blijft zo tot de Franse revolutie van
1789. Ofschoon deze omwenteling het
Zuiden en vooral het platteland minder
beroerd heeft dan het Noorden, doen
de centraliserende tendensen zich lang
zamerhand gevoelen, ook op het ge
bied van de taal. Het Frans uit het
Noorden, de langue d'oil gaat in onder
wijs, handel en verkeer het Proven-
gaals, de langue d'oc verdrijven. Maar
buiten de steden en in de kringen van
ambachtslieden en kleine burgerij blijft
men die taal, die men als moedertaal
beschouwt, gebruiken; de intellectuelen
en de „bourgeois" worden tweetalig,
om later grotendeels zich uitsluitend
van het Frans te gaan bedienen.
Op dit cruciale moment in de ge
schiedenis van het Provengaals wordt
Frédéric Mistral geboren, de 8e Sep
tember 1830, in het dorpje Maillane, in
het hart van het land gelegen, op on
geveer 25 km. van de stad Avignon. Hij
is 't enige kind uit het tweede huwelijk
van zijn vader, een rijke boer uit het
dorp, met de dochter van de burge
meester van het plaatsje. Thuis, op de
kapitale boerderij, de „Mas dóu Juge",
wordt hij opgevoed in de beste tradi
ties van de streek en hij hoort en
spreekt niet anders dan de oude taal.
Tijdens zijn studietijd in Aix-en-Pro-
vence leest hij de troubadours en wordt
hij zich hoe langer hoe meer van zijn
zending bewust: het eerherstel van het
Provengaals. De verheffing en de we-
der-opbloei tot een medium, dat zoals
voorheen, letterkundige voortbrengse
len op hoog peil zou kunnen tonen.
FRéDéRIC MISTRAL was 24 jaar
toen hij, in 1854, met zes vrienden de
Félibrige stichtte, die ik hierboven reeds
noemde. In het begin was deze niet
anders dan een bijeenkomst van vrien
den, waar men eikaars gedichten en
proza beluisterde en enthousiaste plan
nen voor de toekomst maakte. Het jaar
daarop ontstond een tijdschrift, de Ar
maria Prouvengau, dat evenals de Fé
librige zelf, nog bestaat. Vanaf dat
ogenblik breidt de beweging zich snel
uit. Onder de bezielende leiding van
Mistral en diens leermeester en oudere
vriend Joseph Roumanille, groeit de
Félibrige uit tot een letterkundige
school en de Armana, weldra in 10.000
en meer exemplaren verspreid, wordt
het centrale punt voor allen die het
ideaal van de wedergeboorte van het
Provengaals voorstaan. In 1859 ver
schijnt Mirèio, het prachtige epische ge
dicht van Mistral, waarvan het onder
werp, gehuld in een romantische lief
desgeschiedenis, gevormd wordt door
de Provence zelf, met heel haar ge
schiedenis, tradities, geloof en bijgeloof,
verhalen en legenden.
HET UIT TWAALF zangen bestaan
de gedicht maakt Mistral op slag be
roemd. Zijn naam xvordt in Parys be
kend gemaakt door de Franse dichter
Lamartine, die een groot artikel aan
hem wijdt, waarin hij in hooggestem
de taal de ontdekking van een nieuwe
Homerus aankondigt. De verleiding is
groot voor Mistral om zich in Parijs
te vestigen, waar alles wat letterkunde
bedrijft woont en werkt. Gelukkig is
hij zo verstandig geweest te begrijpen
dat hij in de Provence, die zijn enige
bron van inspiratie was, óók in zijn la
tere werken, moest blijven. Hij heeft
dan ook nooit de banden met zijn ge
boorte-dorp verbroken. Nadat hij de
Mas dóu Juge na de dood van zijn va
der moest verlaten om plaats te ma
ken voor zijn stiefbroers, kinderen uit
het eerste huwelijk, vestigde hij zich
met zijn moeder, die hij zeer vereerde
zal bezig houden. Op de geboortedag
van de grote dichter zal men zich dan
gezamenlijk naar Maillane begeven
voor een plechtige herdenking, waarbij
men zowel het Museon Frederi
Mistral, zijn laatste woonhuis, als
zijn graf zal bezoeken. Beweegt een
dergelijk congres zich allicht meer in
de killere sfeer van de wetenschap
pelijke beoefening van de taal- en let-
terkinde, bij de Santo Estelo is dat an
ders. Daar zal men in vurige toespra
ken hulde brengen aan de nagedachte
nis van de grote landgenoot en samen
zal men ten slotte de Coupo Santo zin
gen, een door Mistral geschreven lied,
dat men weieens de Marseillaise van de
Provence noemt. Wie het voorrecht
heeft zo'n hartverwarmend feest te mo
gen meebeleven, zal iets begrijpen van
de hartstochtelijke liefde die de Pro-
vengalen hun taal toedragen.
Mevr. dr. H. L. Spanjaard
KENT MEN „benoorden de grote
rivieren" het werk van André De-
medts eigenlijk wel voldoende? Ik be
twijfel het. Geruchtmakend zijn de
romans, de novellen, de dichtbundels
en essays (over Stijn Streuvels en Ri
chard Minne), die hij in een bijna
veertigjarig schrijversleven hij na
dert de zestig publiceerde, nooit
geweest. En bovendien: Demedts is
een stille werker, een teruggetrokken
mens, die zich aan roem niet veel ge
legen laat liggen. Hij vraagt geen „er
kenning", hij hoopt op weerklank, op
begrip van zijn zelfstrijd, zijn zwaar
moedigheid, zijn in beproeving ver
worven Godsvertrouwen. Hij schrijft
en schreef niet terwille van „de litte
ratuur", maar van zijn waarheid, zijn
innerlijke verheldering. Hij wilde met
zichzelf in het reine komen, met de
medemens, met dit leven, met God.
Oprechtheid was voor hem van jongs-
af een krachtiger schrijversimpuls dan
schoonheid, sinds het humanitaris-
tische expressionisme na de eerste
wereldoorlog, na de idealistische
stormloop van Paul van Ostaijen, in
de grote ontgoocheling ten onder was
gegaan. Ik weet niet wat Demedts
destijds als expressionistische jongere
gedroomd, gehoopt, verlangd heeft,
maar dat hij zijn ideaal hoog stelde,
dat hij van verwachting vervuld was
en geloofde in de komst van een
„nieuwe mensheid", wordt door de
sombere, neerdrukkende melancholie
van zijn latere werk regel na regel be
vestigd. „Wij zijn", dichtte hij in zijn
eerste verzenbundel „Jasmijnen"
(1929), „allen havelozen en te leven
is voor ons de grootste pijn". Dat was
geen uiting van romantische levens-
onwil, de angel stak dieper. Demedts,
die zijn jeugddroom in de eerste
wereldoorlog, waaraan hij als vrij
williger deelnam, had zien vertreden
en nadien voor persoonlijk leed niet
gespaard bleef, was zich gaan afkeren
van zijn geloof in de goedheid der
mensheid. Met Pieter G. Buckinx,
René Verbeeck en Jan Vercammen
had hij „De Tijdstroom" in het leven
geroepen, dat tijdens zijn vijfjarig be
staan de individuele krachten trachtte
wakker te roepen en meer verwachtte
van de intensiteit der innerlijke be
leving dan van de sociaal-geëngageer
de leuzen. Kunst was voor hem aller
eerst belijdenis en getuigenis gaan
betekenen, „want wetenschap noch
kunst noch onze aardse liefde kan de
wereld omtoveren tot een paradijs".
Kunst, zijn kunst, zijn poëzie en proza,
was een erkenning van de eigen on
toereikendheid, van het leed en het
berouw erom, de wanhoop erover, het
verzet ertegen.
VERZET ER IS in het werk van
Demedts, waarmee men het contact
kan opnemen of vernieuwen door zich
onbevangen over te geven aan de lec
tuur van enkele onlangs verschenen her
drukken (de roman „Het leven drijft",
de dichtbundel „Vaarwel", beide ver
schenen bij Desclée de Brouwer N.V.),
veel weerbarstigheid en veel bedwongen
verloren strijd". Elegisch wordt de ver
geefsheid bezongen van al het aardse
doen, de onherroepelijkheid van het goe
de dat voorbij is, de onontkoombaar
heid van de ontluistering, de veroude
ring. de onttakeling, de dood. Droef
geestige verzen, zwaar van wat ze
meedragen, vermoeide verzen:
„Dan nooit meer zien wat ik zo
hevig heb bemind,
het werk van mensen, droom en
streven,
't gewuif van korenhalmen onder
zon en wind,
de bossen van mijn jeugd, een
wildschoon leven,
één dierbaar hart, mij goedgezind."
Maar ondanks alle ontmoediging
breekt steeds de verwachting door: ,,'t
verwachten dat in merg en bloed mij
zit"; breekt ook de strijdvaardigheid
door:
„Maar ik wil niet van sterven horen,
'k zal werken, dulden, naar de
veel geluksverlangen en veel ascese,
veel weerbarstigheid en veel bedwonge
Lóu Mas dou Juge (hof van de rechter),
waar Mistral geboren werd.
in het centrum van het dorp in La
Maison du Lézard. Dit huis is kort ge
leden weer in de oorspronkelijke staat
hersteld door een Stichting die het ver
worven had. In dit eenvoudige huis en
later, na zijn huwelijk in 1876, in een
belendend perceel dat thans als mu
seum is ingericht, heeft hij zich uitslui
tend aan zijn levensdoel kunnen wijden.
no men
BUITENGEWOON interessant is Le-
vinus Tollenaars laatste werk: de wand
HIER SCHREEF HIJ al zijn latere aan het nieuwe gebouw van Vermaats
werken waarvan ik hier slechts noem Bakkerijen, ontworpen door het Haar-
Calendal en Lou Pouemo dou Rose 1 r v
(Le poème du Rhone), ontelbare arti- emse architectenbureau van kramer en
kelen, verhalen en in 1905 zijn mémoi- Den Heyer. Hoewel ik op dit werk enige
res. Deze laatste, Memöri et Raconte, critiek zou kunnen hebben (de molen is
laten hem ook als groot proza-schrijver njet ZQ geslaanrd) dwingt het een groot
zien. Hi] ontving in zijn gastvrij huis r j t 11 j-Ju
zijn vrienden en medestanders, de Fé- resPe door Tollenaars kundigheid,
libres en vele groten der aarde die zijn kennis van het ambacht, dat hij
hem kwamen complimenteren. Hij voer- nieuw leven weet in te blazen, zijn moed
de propaganda, organiseerde bijeen- en uithoudingsvermogen, zijn inventief
komsten en manifestaties en bleef zijn i)2 j_i
gehele lange leven de centrale figuur. vermogen, zijn inzicht in de architecto-
Hij stierf op 25 maart 1914 in Maillane nische aspecten, zijn sociale instelling,
te midden van zijn geliefde dorpelin- Men beseffe dat het bij Tollenaars crea-
ge? hem al* een, afS°d vereerden. ties toch wej om heel wat meer gaat
In 1904 viel hem de hoogste onder- j t-. r
scheiding ten deel, die een letterkun- c an om smijten van potten Eta-verf
dige bereiken kan: de Nobelprijs voor tegen een brok muur. Na een bezoek
litteratuur. Hij gebruikte het geld om met mij aan zijn werk voor het Coom-
in Arles een folkloristisch museum in hertlyceum en het politiebureau te
Velsen-Noord heeft Tollenaar me een en
ander verteld van zijn muur aan Ver-
maats broodfabriek. Hoewel het totaal
te richten, waartoe hij een voornaam
oud paleis kocht, en waarvan hij de in
richting geheel zelf verzorgde. Nog kan
men daar zijn karakteristiek hand-
kaar/'es bfnde°voorwereenSdie'h1i^evere een sc^one ordelijkheid heeft vroeg de
zamelde en dte^^toT'Ten ^duictóiik aan straat staande blinde muur rond kan ondervinden. Men begrijpt dat een stuk is ook dit deel van het geheel, dat
beeld van het Provencaalse leven uit de vriescellen om een „doorbreking", op- dergelijk systeem van werken moeilijk te ondanks mijn genoemde bezwaar een zeer
zijn tijd wist te verenigen. Bijna tien dat de hoek niet te zwaar en bij be- realiseren is bij een muur. Bij het ver- belangwekkende daad is in de ontwikke-
oo*» i nn van zijn wGTKt6K0nin§ zal loiic—
jaar lang trok hij iedere
ivüaruigcn van zijn weiK.ieK.enmg zaï iune- ling van onze monumentale kunst, een
naar Arles om zijn werk als conserva- P belichting te^ somber zou wor- naar nog hebben moeten rekenen en tel- daad waar ook de opdrachtgever deel aan
tor te doen. Het zou mij, in het kort
bestek van dit artikel te ver voeren
een uitvoerige beschrijving te geven van
alles wat daar te zien is. Alleen ver
meld ik nog dat hij in een klein ver
trek zijn eigen, houten wieg plaatste
en daarin het manuscript van zijn
Mirèio deponeerde. Wie zich voor de
Provence en haar traditionele gebrui
ken interesseert, moet niet verzuimen
dit museum, het Museon Ariaten gehe
ten, te gaan zien.
den. De muur diende van baksteen te
zijn, Tollenaar diende zijn verbeelding
in baksteen te denken.
TOLLENAAR HEEFT het maken van
het brood willen beelden; of liever nog de
gang van het meel tot het eindprodukt
voor de verbruikers; hij begint met een
akker, waar boven de voren kraaien vlie
gen en eindigt met het wapen van Haar
lem, de stad waarin deze bakkerij groot
werd. Na de verbeelding betreffende
len.
HOEWEL VAN ENIGE reliëfwerking in
Tollenaars muur sprake is, blijkt het to
taal zo vlak als bedoeld was. Recht van
voren gezien zou een onregelmatig voor of
achter het gevelvlak plaatsen van de ste
nen mogelijk niet zoveel kwaad gekund
hebben, alhoewel toch gauw een suggestie
van onstevigheid opgeroepen wordt. Onder
een hoek of bijna langs de gevel bekeken
zou de muur er beangstigend hebben uit
gezien. Maar niet alleen dat deze muur
had. Want anders dan bij werkstukken aan
overheidsgebouwen is dit werk redelijk be
taald. Bij overheidsgebouwen is bepaald,
dat één percent van de bouwsom besteed
moet worden aan een opdracht aan een
monumentaal kunstenaar, die met zijn ar
beid in het geheel betrokken moet worden.
En maar al te vaak komt het er dan
op neer, dat de kunstenaar zich door zijn
artistieke inzichten gedwongen ziet iets te
maken dat volgens de tarieven te laag ge
honoreerd wordt. Want wanneer hij reke
ning houdt met de tarieven, kan het uit
NOG BELANGRIJKER IS de enor- ideeënschetsen kwam een uitvoerige tot op een stevig vlak bleef, hij werd ook van te voeren werk dikwijls niet toekomen aan
of/j-Mon nnri otnill ooyrl o fobo«i«rt rl o nuov-1i3 _j.an__J
me verzameling brieven en documenten
die zich, thans keurig gecatalogiseerd,
in zijn woonhuis te Maillane bevinden,
maar die helaas nog niet voor weten
schappelijk onderzoek zijn vrijgegeven.
Slechts enkelen hebben tot nu toe toe
gang tot dit heilige der heiligen gehad
en daaruit mogen publiceren. Ook hier
voor is de datum van 25 maart 1964
belangrijk: Mistral heeft namelijk bij
testament bepaald, dat 50 jaar na zijn
dood zijn brieven mogen worden vrij
gegeven voor publikatie. Of de beheer
ders van zijn litteraire nalatenschap
zich aan die datum zullen houden, is
echter nog een open vraag. Zeker is het,
dat al dit materiaal ons een duidelijker
beeld zal kunnen geven van de man
aan wiens genie, dichterschap en vurig
enthousiasme, gepaard aan een gewel
dige werkkracht, wij de wedergeboorte
van het Provengaals te danken hebben.
IEDER JAAR op de beide pinkster
dagen vieren de Félibres hun geeste
lijke bijeenkomst, de Santo Estelo, die
gepaard gaat met folkloristische optoch
ten, zang, dans en een banket, waaraan
honderden personen deelnemen. Steeds
weer is een andere stad van Zuid-
Frankrijk bereid om dit grote gezel
schap te ontvangen en vorstelijk te ont
halen. Op 17 en 18 mei a.s. zal dit feest
in Avignon plaats vinden, terwijl in de
zelfde stad van 7 tot 12 september a.s.
een internationaal congres zich met de
taal- en letterkunde van de Provence
stenen gedetailleerde tekening, die over
gelegd kon worden aan de opdrachtgevers
Niet altijd is een dermate uitvoerige te
kening nodig, maar met dit zo belangrij
ke object en het gebrek aan aanwijsbare
voorbeelden van dergelijk grote werkstuk
ken mocht een zo vérgaande suggestie ver
wacht worden. Toen het ontwerp geaccep
teerd was, kon overgegaan worden tot de
werktekening. Deze werd gemaakt op een
schaal van 1 op 10. Uit die werktekening
dienden de metselaars geheel de opbouw
van de grond aan af te kunnen lezen.
Daartoe moest ieder te gebruiken steen
op de tekening voorkomen met de aan
duiding bovendien van de wijze van plaat
sing in het gevelvlak. In dat vlak zitten
even uit de gevel stekende stenen, onder
een hoek aan het gevelvlak geplaatste ste
nen, volgens verschillende regels ge
plaatste stenen, stenen van verschillende
structuur en kleur en stenen, waarvan hoe
ken gekapt moesten worden. Bovendien is
bij de kleurbepaling bij het begin van het
werk nog gebleken, dat uit één tas stenen
altijd nog verschillende kleuren gesorteerd
konden worden.
DENK ER NU NOG even aan dat 't gaat
om een" vlak van al 40 meter breedte!
Met de uitvoering van een wandtapijt is
het karton met de kleurvakken-bepalende
lijnen direct achter de schering geplaatst,
zodat het vervolgens neerkomt op een in
vullen met de inslag, waarbij de wever
dan toch nog de kleine afstand tussen
karton en de draden als een moeilijkheid
een boeiende structuur, vanuit welke ge
zichtshoek uit ook bekeken.
Wanneer we de muur nader bekijken
zien we nog dat Tollenaar ook nog gepro
fiteerd heeft van verschillend gekleurde
specie en verschillende bewerking van de
voegen. Ook dat was van tevoren bedacht.
Bedacht is ook dat een baksteen kanten
heeft en dat daar ook iets mee valt te
doen. Het beste ziet men dat aan de ach
tergrond van de vlammen daar waar hij
de oven verbeeldde. En wat een prachtig
het formaat, dat de belangrijkheid van een
gebouw eigenlijk verlangt.
Verschillende keren heeft Tollenaar
meer geleverd dan volgens de tarieven
verlangd kon worden. Met de hoogte van
de beloningen mag ik de lezer niet lastig
vallen. Maar het leek me goed eens te
laten weten, dat dit soort werkstukken het
resultaat kan zijn van iets meer dan het
alleen maar maken van een ontwerp.
tederheid. Dat zijn de tegenstellingen,
die met hun spanning geen verzaken in
hem toelaten, hoe van nature de zwaar
moedigheid hem eigen is.
Demedts is een boerenzoon, geboren
op een geïsoleerde hoeve in het land
van Leie en Mandel, verknocht aan het
eeuwenoude erfgoed, aan de traditie, aan,
de aarde, aan de onbezwaarde jeugd,
waarop hij met nostalgie terugziet. Maar
het stoffelijke is het niet, het vergan
kelijke, voorbije, vervluchtigende is
het niet, wat hem als 'n Don Quichotte
doet standhouden. Hij wil waar zijn, hij
wil afrekenen met drogredenen, met
misleidende leuzen en verschraalde
dogma's, hij wil zijn eigen weg vinden
uit zijn duisternis naar het licht, uit
zijn vertwijfeling naar God, uit zijn mi
santropie naar deernis met de mens,
uit zijn geschonden idealisme naar een
aanvaarding van de menselijke beperkt
heid, uit zijn verloren droom naar een
erkenning van het gemis als een door
God opgelegd lot.
DEZE MOEDIGE „eigenzinnigheid",
die hem de diepste verlatenheid deed
trotseren, vindt men in elk gedicht van
zijn hand, in elk van zijn romans terug.
Zijn hoofdfiguren spreken zijn taal,
doorstaan zijn beproevingen, behoren
als hij tot de gedupeerden, de verstote-
nen en eenzamen. Ze strijden, met de
moed der wanhoop. Ze verzinken in
hun droefgeestigheid, ze leren onder de
stokslagen van hun lot om te buigen,
niet voor de overmacht van de wereld,
maar voor een hogere wil, ze aanvaar
den tenslotte, in het latere werk van
Demedts, met een toenemende harmo
nie het eeuwig bestel der menselijke
conditie.
Zijn levensgang, de ontwikkeling
van zijn schrijverschap, kan aan de ti
tels van zijn romans worden afgelezen:
„Het leven drijft", „Afrekening", „Geen
tweede maal"; dan geschreven tij
dens de verschrikking van de tweede
wereldoorlog: „Het heeft geen belang";
vervolgens als „Van Leyda-trilogie' van
een boerengeslacht: „Voor de avond
valt", „In het morgenlicht" en „De
ring is gesloten"; tenslotte de roman
waarin een priester, die in zijn paro
chie en zijn herderlijk werk is mislukt,
in zijn innerlijke naaktheid voor God
staat: „In Uw handen" en het jong
ste werk van milde verzoening met da
aardse onvolkomenheid: „De levenden
en de doden", waarin de priester Van
Huysse het symbool is van vast ver
trouwen in een onttakelde wereld. Ver
gelijkt men daarmee de figuur van de
Vlaamse dorpsdokter Gossey uit „Het
leven drijft", die misverstaan en ver
raden, gehaat en verlaten, gesard en
bedrogen, kort voor zijn noodlottig ein
de hij verdrinkt een glimp van
licht in zijn levensduistemis ziet, dan
kan er geen twijfel zijn aan de zelf
strijd, waarmee de innerlijke stand
vastigheid werd veroverd op de zwart
ste vertwijfeling. Ze zijn niet gaaf, de
ze romans, maar ze werden steeds ga
ver. Maar meer of minder geslaagd
als kunstwerk, ze zijn strikt oprecht, ze
dqen geen -enkele concessie aan de
mooischrijverij én ontwapenen de kriti
sche lezer door hun suggestieve sfeer,
hun menselijkheid en hun onmiskenba
re epische kwaliteiten.
EN DE GEDICHTEN? Monotoon spre
ken zij in zichzelf, met zichzelf zon
der veel heffing, zonder uiterlijke sier-
selen, zonder zich te bekommeren om
verrassende rijmen. Bijna ontwijken za
moedwillig elke vorm- en woordschoon
heid. Ze willen niets anders zijn dan
„stem" die van binnnenuit komt en zo
gedempt mogelijk wil klinken, eigenlijk
nauwelijks gehoord wil worden wan
neer ze spreekt van „vervlogen hoop,
komst gaan,
al is het al vergeefs en gaat het
al verloren,
tussen de mannen op mijn plaats,
totdat de dood mij nedervelt,
zal ik hier blijven staan".
Men vergisse zich niet in de onvree
van deze poëzie, in haar bitterheid, haar
desolatie en mismoedigheid: wie luis
tert maar men moet goed luisteren
hoort hoe doordrongen deze verzen
zijn van gekwetste liefde, hoe door
drongen óók van manmoedigheid, van
bereidheid om alle verborgen teder
heid van gevoelens te geven aan wis
het waard is het zuiverste van zijn le
ven te ontvangen, van een letterlijk
hartgrondige belijdenis van zijn Gods
vertrouwen. Hij heeft ervoor gestreden
om dit te verwerven, om zich op ta
richten. Hij wil nieL deserteren, hij wil
niet „ondergaan." Maar evenmin wil
hij zich troosten met een gemakkelijk
en leugenachtig compromis. Demedts
,wil het volstrekte en hij aarzelde niet
om zich met de inzet van zijn persoon
lijkheid daarvoor te wagen:
„ik heb mijn werk gedaan,
trouw en zorgvuldig, met liefde en
moed."
Dat is woord voor woord waar. En
daarom, om de eerlijkheid van dit
werk, heb ik oprechte waardering voor
Demedts, oprecht respect, omdat hij is
die hij is: een dichter en romanschrij
ver, een mens en strijder, die geen con
cessie heeft gedaan aan zijn persoon
lijke waarheid.