GEZEGEND IS HET LEVEN Burchten in de PANDA EN DE MEESTER*MEESTER ÉÉIL JÊtïm Ons vervoigverhaai Eert oorspronkelijke roman Droogbloeiers met rijk verleden door Klaas van der Geest VRIJDAG 10 APRIL 1964 19 Portret van de automobilist V Daarna dwaalde hij dan maar dagenlang doelloos door de pol ders en over de wadden, als iemand, die het spoor bijster was en de weg terug niet meer kon vinden. Hij liet zijn vrouw haar gang gaan, zonder zich ergens om te bekommeren. Er gingen zelfs maanden voorbij zonder dat hij tegen haar of tegen iemand anders sprak. Intussen werden de tij den wat beter. De vrachtprijzen gin gen omhoog, zodat er minder buiten lands graan ingevoerd werd en de vraag naar binnenlandse produkten toenam. De vrouw van Tadema's hoe ve kon dan ook het bedrijf gaande houden en slaagde er zelfs in nog een paar stukken land te laten inpolderen. Ze slaagde er echter niet in van haar jongste zoon, Gosse een boer te ma ken, hoewel hij daar zeker wel aanleg voor had. Gosse was een stille jongen. Uiter lijk leek hij op zijn vader en op al de Tadema's. Hij was stevig gebouwd en had een zelfbewust voorkomen. Opvallend was, dat hij iedereen af stootte, ook hen, die zich eerst wel tot hem aangetrokken voelden. In zijn ogen had hij iets ondoorgrondelijks, iets onberekenbaars, waardoor hij sommigen deed huiveren en anderen met afkeer vervulde. Tegenover zijn moeder was hij veel te gedwee, maar zij merkte dat niet op. Voor zijn va der scheen hij, evenals zijn oudere broer Maarten, werkelijk bewonde ring, zelfs ontzag te hebben, hoewel ze zich zo goed als nooit met elkaar bemoeiden. Hij was schrander en kon op de dorpsschool heel goed meeko men, maar stak toch niet boven ande re jongens uit omdat hij weinig be langstelling had voor wat hem ge leerd werd. Later stuurde zijn moe der hem naar een landbouwschool in de stad. De eerste twee jaar maakte hij het daar goed. Tegen het einde van het derde jaar kreeg ze klachten over hem. Eindelijk schreef zijn kost baas of ze eens kwam praten. Ze stel de het nog uit. Er zou niet zoveel haast bij zijn, meende ze. Later gaf ze tegenover zichzelf tenminste wel toe, dat ze er tegenop gezien had. Toen ze er eindelijk heen zou gaan, kwam er al een tweede brief, ditmaal van de direkteur van de school. Er was een schandaaltje geweest. Gosse moest een verhouding hebben gehad met een meisje, dat zeker een jaar of acht ouder was dan hijzelf. Hij was zeventien, het meisje bijna vijfentwin tig. En toen hoefde zijn moeder al niet meer te komen praten, want hij was weggelopen. Een broer van haar man, een mr. dr. Tadema, die een bloeiende advocatenpraktijk in de stad had, regelde verder alles. Het bleek dat het meisje een kind ver wachtte. En hoewel het nog te bezien stond of dit een kind van Gosse was, zoals haar ouders beweerden, bestre den de Tademas het niet. Ze kwamen met de vader van het meisje overeen, dat ze haar een royale jaarlijkse toe lage zouden uitkeren. Dat geld werd opk steeds stipt overgemaakt, elk jaar in twee termijnen. De Tademas zouden het zelfs blijven doorbetalen als het meisje nog eens trouwde met een man, die het kind als het zijne wilde erkennen. De jonge Gosse was naar het buitenland gegaan en liet voorlopig niets van zich horen. Nadat zijn vader gestorven was, stemde zijn moeder er in toe, dat een neef, de zoon van mr. dr. Tadema, die in Wageningen aan de Landbouwhoge school gestudeerd had, de hoeve met al het land, dat erbij hoorde, van haar overnam. Zij en haar dochter kregen hun erfdeel in baar geld uit betaald; voor haar drie zoons, Maar ten, Remt en Gosse werden de hun toekomende bedragen op een bank gestort. Maarten nam zijn deel al gauw op, liet een kustvaardertje bou wen en begon voor eigen rekening te varen. Het deel van Remt werd niet opgeëist. Gosse, die er op de een of andere manier van gehoord had, dat zijn vader overleden was, kwam terug in Holland en nam het zijne eveneens op. Hij wilde land kopen aan de rand van de Groninger Veenkoloniën. Voor het zover kwam had hij nog weer iets met een meisje, dat hij in de steek liet, met het kind, een jongetje, dat ze van hem kreeg. Veel later liet hij haar bij zich komen. Getrouwd zijn ze nooit. Wel erkende hij het kind als het zijne, zodat de jongen bij zijn voornaam Gosse ook nog de achter naam Tadema kreeg. Gosse beweerde toen, dat hij de schrale heidegrond, die hij gekocht had, wilde ontginnen. En hij was dat misschien ook werke lijk wel van plan, maar er kwam niets van. Zijn geld bracht hij er door met vrouwen uit de stad, met drinken en dobbelen. De moeder van de jon gen werd niet oud. Toen haar man op een avond laat niet thuis was en de jongen, die een jaar of elf zal zijn geweest, lag te slapen, ging ze weg. De volgende morgen zocht de jonge Gosse haar tevergeefs. Op weg naar het naaste dorp, waar hij navraag wilde doen, meende hij haar spoor te vinden, dat hij kon volgen over de natte, bedauwde heide en door de vertrapte biezen tot in het heldere water van een vennetje. Hij vermoed de, dat ze door de duisternis misleid was. Zijn vader, die een paar dagen later pas thuis kwam, beweerde, dat ze opzettelijk een eind aan haar leven moest hebben gemaakt. De oude Gosse Tadema was toen zelf al niet veel meer dan een wrak. Al de duivelse genoegens die hij ooit had nagejaagd, moest hij het één na het ander laten varen. Zijn al vroeg verziekte lichaam kon de drank, waaraan hij verslaafd was geweest, niet meer verdragen. De vrouwen, met wie hij zich afgegeven had, kon hij niet meer opzoeken, want vaak kostte het hem al moeite genoeg om een beetje rond te strompelen op een paar krukken, die hijzelf gemaakt had. Hij had overal rondgezworven, maar was langzamerhand gedoemd om het grootste deel van zijn tijd in een krakende rieten leunstoel voor het kleine verweerde raam of op een ruw houten bankje naast de hut te zitten, waar hij God en de wereld verwenste. Soms had hij nog medelijden met zichzelf ook. En dat had geen van de Tademas ooit gehad, hoe slecht het met sommigen van hen ook gegaan was. Op zijn gegroefd en gerimpeld gezicht waren de trekken van de Tadema's trouwens nauwelijks meer te herkennen. Met zijn grimmige kop leek hij een oud, verkommerd roof dier, dat geen prooi meer kon opspo ren en najagen maar gedoemd was te wachten of er nog eens iets in zijn klauwen viel. Toen hij Hanne op een late namiddag in het begin van de herfst over het kronkelende paadje door de heide langs het vennetje zag komen, begon zijn verbitterd hart sneller te kloppen. In zijn verfletste ogen onder de borstelige wenkbrau wen kwam een sluwe, stekende blik. Het waren altijd vrouwen geweest, met wie hij het liederlijke spel ge speeld had, dat hij leven noemde. En hier kwam een vrouw met wie hij dat nog eens dacht te kunnen doen. In het vennetje kwaakten en snaterden de eenden luidruchtig. Er stegen ijle nevels uit het water op, die door een zoele wind tot slierten en flarden uit eengedreven werden. Zelfs marskramers en landlopers meden gewoonlijk de verlaten streek, waar de beide Tademas woonden, want ze wisten, dat het volk daar over het algemeen nog schrieler be deeld was dan zijzelf. Uit de naaste dorpen en gehuchten kwam er maar zelden iemand naar hun hut, want de oude Gosse had een te slechte naam. De jongen was dan ook niet vaak met vreemden in aanraking gekomen, zeker niet met vrouwen en meisjes. Voor zover hij zich herinnerde was het de eerste keer, dat een meisje hem iets vroeg. Of hij wat voor haar te eten had, vroeg ze hem. En of er een stal was of een schuurtje, waarin ze die nacht mocht slapen. Er werd bij de Tade mas, bij de boeren in het Oldambt evenmin als bij hen, die kapitein, in- spekteur van de scheepvaart, advo caat, arts of hoogleraar waren, nooit iemand die om eten vroeg van de deur weggestuurd. Wie in nood zat, kreeg van hen het beste, dat ze kon den geven. Ze vroegen zich daarbij niet af of het wel goed besteed was. (Wordt vervolgd ^yyyy^VgM^yyWVWVWWWWWWMWWWVWWVWWMWWWIWVWWWWVWIMWWWWVWWMWWWWWMWWWWW VOOR DE NEDERLANDER geldt een ritje naar de bloeiende bollenvelden als een motief om er eens uit te zijn. Hij weet dat zijn mond niet zal openvallen van verbazing bij het aanschouwen van eindelijk bloeiende velden, wellicht ge waarschuwd door het bekende liedje van Louis Davids: „Waar jp sprakeloos geniet vaaan de kleuren die je ziet!" De buitenlanders kennen Louis Davids niet, hun verwachtingen zijn te hoog gespannen. Zij moéten teleurgesteld huiswaarts keren doch zullen er zich wel voor wachten de thuisblijvers te laten merken dat zij de lange reis voor niets ondernamen en zo kunnen we ieder jaar weer de zuider-, ooster- en westerburen met duizenden de grens zien overtrekken. Gelukkig is er een Keukenhof. Linnaeushof te Heemstede-Rennebroek stelt ook niet teleur, al noemt men haar wel eens de „bijkeuken" van eerstgenoemde. Vergeten we echter niet dat de Lin naeushof een permanente bloemenpracht laat zien zolang er bloemen bloeien ter wijl het festival van Lisse alleen de bol de grond laat uitkomen. De woordspe ling is niettemin goed gevonden. Zij ves tigt bovendien de aandacht op een naam die voor een expositie van bloembol- gewassen alleen in de hongerwinter zin vol zou geweest zijn. Keukenhof leverde echter geen bloembollentaarten maar wild en gevogelte voor de keuken van Teylingen! Wie Sassenheim uit het noor den nadert ziet de machtige ruïne van dit slot zich trots verheffen boven huizen en bollenschuren. Op de Teylingerbrug heeft men er het beste zicht op. „Hier was het", schrijft een gedenk boekje uit de dertiger jaren, „dat men 5 juli 1916 een mooi oogenblikje had, toen men onze geliefde Landsvrouwe met de Prinses uit het oude gevangenispoortje zag schrijden, op den dag dat zij konink lijk voorbeeld dat navolging vinde be langstelling onze bouwval kwam bezoeken, om hier te vinden een merkwaardige herinnering aan middeleeuwse kracht en fierheid, waar elke steen spreekt wee- moedswoorden over den droeven onder gang van dat edele geslacht, dat eenmaal Hollandsch gravenkroon droeg en dat uit- ruischte en verstierf in die stille, teere Jacoba van Beieren, laatste telg van den eens zoo bloeiende stam van edelingen, op welke met het woord van Hadewych van toepassing is: NU DE duinwaterleiding de flora totaal veranderd heeft, komt het water bij het lezen van deze passage je wel even in de mond en misschien zegt zelfs de grootste hyacintliefhebber dan: vervloekte bollen! Want hoeveel bos is niet gesneuveld voor deze cultures. Vroeger groef men grond af om er bomen te planten. Deze laagte of „rode" kenmerkte zich dan door Iepen, Beuken en Berken: Iepenrode, Boeken rode, Berkenrode. Benoorden Haarlem stuitten we op de „wildernis" van Brede- rode, de grote laagte, in tegenstelling met Fiere herte en was nie bloode" MET JACOBA kunnen we alle kanten heen. Het tere vrouwtje is tevens een fier hert en we weten uit de geschiedenis dat zij 138. „Met Meester Vlijmen?" vroeg Joris. „U spreekt met professor J. Goedbloed, het nieuwe hoofd van het jeugdhuis de Bengelboei. De heer Ambrosius is ver trokken en het leek mij netjes om u van deze wisseling van hoofden in kennis te stellen.Juist ja. En nu nog iets, meneer Vlijmen. Een kleine formaliteit. Mijn voorganger heeft verzuimd om naar uw bewijs van voogdschap te vragen, toen u uw pupil hier bracht. Als u even langs wilt komen en mij het document laat zien, is het in orde. Dank u.„Wat een ambte narij," bromde Mr. Vlijmen, terwijl hij het kostbare papier uit zijn brandkast haalde. Maar ja, als pro cureur moet ik me aan de voorschriften houden." Hij stak het bewijs van voogdschap in zijn zak en ging op weg naar de Bengelboei. Daar had Joris inmiddels de lessen hervat, tot grote vreugde van zijn leerlingen. Alleen Panda kon niet zo goed meekomen. Al die vra gen over de manier, waarop je sloten en brandkasten zonder sleutel kon openen, gingen zijn kennis over dat onderwerp te boven. „En waarvoor is het nodig?" vroeg hij. „Als je je sleutel verliest, kun je toch een andere laten maken?" Er ging even een gelach in de klas op, dat door een streng gebaar van de onderwijzer meteen verstomde. „Lach nooit om de domheid van anderen," sprak hij vermanend. „Maak er hoogstens gebruik van. Doch daar zie ik mr. Vlijmen aankomen, dus stoppen we even deze les. Ontvang hem, zoals ik u geleerd heb, lieve kinderen." niet alleen de vijand, maar ook menige echtgenote met en in haar gewei heeft ge vangen. Van Lennep dicht dan ook: „Ja, zij had, en véél, misdreven en haar dart'le minnebrand Kostte bloed en wee en tranen aan 't geteisterd vaderland; Maar een val, zóó ongelijkbaar, maar zóó uitgezocht een straf Wischt voor ons de nagedachtenis aan haar vroeger zwakheên af." MATERIEEL viel die val nog wel mee. jacoba bezat nog verschillende sloten. Het laatste jaar vertoefde zij met haar geliefde Frank (van Borselen) op Teylingen, waar zij het tijdelijke met het eeuwige verwis selde. Haar testament maakt gewag van 'n schat van meubelen, rijke tafelbenodigd heden, een prachtige stoeterij, overdadige wijnkelders en goede provisie. Wat wij onder goede provisie moeten verstaan: Keukenhof en Keukenduin leverden de late middeleeuwen jaarlijks alleen reeds 2400 konijnenEr werd die dagen on gelooflijk veel vlees gegeten, aardappelen en talrijke soorten fruit waren nu eenmaal onbekend. Roken kon ook al geen afwisse ling bieden. Misschien had de zo populaire jacht ook wel een economische achter grond. Hieruit valt in ieder geval te ver klaren dat het beroep van houtvester zeer lucratief mocht heten. Een van de weinige titels die Jacoba gebleven zijn, was die van houtvesterin van HollandWaar bossen waren, vloog de fazant en dook de reerug op. Zeker in het bos van Keuken hof dat zich uitstrekte tot Haarlem en waarvan de „Gids voor Haarlem en om streken" nog in 19 0 6 getuigde: ,,'t Is een wonderschoon bosch met zijn hoogten en dalkommen, vol prachtige, meer dan manshooge varens, rijk geschakeerde mos hellingen, blinkend witte zandkanten, fantastisch gegroeide eikenstammen, met klimop of kamperfoelie overdekt, hoog opgewassen of breed uitgeslagen dennen, weelderig struikgewas, zonnige woud pleintjes, door donkere schaduwpartijen afgewisseld, een woest duinlandschap vol heerlijkheid." Dever (d'Ever) ten zuiden van Lisse de kleine laagte of Tetterode. (Een villa aan het eind van de Zijlweg heet Klein Tetterode hetgeen dus een doublure in de naam beteekentMattheüs Lestevenon werd in de achttiende eeuw tot houtvester van de Wildernis benoemd. Ook hij leefde niet van houtsprokkelen en eikels zoeken, s Mans bed was gespreid als „Ambassa deur Ordinaris van Heeren Hoogmogen- den aan het Hof van den Koning van Frankrijk." De dienende functie komt aar dig uit in de titel: gewoon gezant voor hoogmogende heren! Hij bekleedde dit ambt van 1749 tot 1792 hetgeen bij de jaarlijkse mutaties onzer dagen beslist weldadig aandoet. Zijn domicilie had deze houtvester op Berkenrode, tegenwoordig nog gelegen aan de Heerenweg, een rust punt voor het oog van de automobilist die met de bollendagen wachten moet bij de verkeerslichten van de Zandvoortselaan. Het statige witte huis vervangt sinds vo rige eeuw echter het slot dat uit de nog achterliggende vijver statig oprees. Alleen de poort dateert van 1721 zoals op de ijzers nog te lezen staat. Mattheüs ontving op het vernieuwde en verfraaide slot Anna van Hannover, prinses van Oranje, echtgenote van stadhouder Willem IV. Nadat het door de illuminatie met vet potjes ter ere van de verheffing van haar gemaal tot stadhouder was afgebrand, liet hij het in Regence-stijl herbouwen, een bewijs dat bezitsvorming geen loze letter was die jaren ONTVING Berkenrode een prinses van Oranje, op het slotplein van het Huis te Heemstede ratelde de karos van Maria de Medicis. De uit Frankrijk verbannen koningin kwam hier Adriaan Pauw de hand drukken. Vier jaar later passeerde de Engelse koningin met drie karossen. Ook de zogenaamde Winterkoning, Frede- rik van Bohemen was hier geen vreemde. Van dit slot is evenmin veel meer oor spronkelijks te zien dan een poort, doch het weinige dat door een gelukkige raads besluit van vorige maand voor ons be houden blijft, getuigt van een tijd dat de „opgezetenen" van Kennemerland het voor 't zeggen hadden. De burgers van Heem stede heetten destijds de ingezetenen, de heren die resideerden op hun heerlijk heden, de opgezetenen. Wij gunnen hun die onderscheiding en zulks niet zozeer om hun onvoorstelbare rijkdom als wel om hun vaak verbluffende eruditie. Leste- venons voorganger leende aan de moeder van Jan Willem Friso (Marijke Meu!) f 175.000 tegen vijf percent rente. Diens weduwe liet een kleine twee millioen na. Zijn schepen voeren op de Levant terwijl Adriaan Pauw o.a. bewindvoerder van Oost-Indische Compagnie was. Pauw staat zijn Latijnse tegenstanders (Frankrijk en Spanje) als gevolmachtigde bij de Vrede van Munster. Een jaar later verschijnt hij in het Engelse parlement om het hoofd van Karei I van het schavot te redden. Hierin is hij niet geslaagd, maar dit geeft wel een beeld van de mondiale activiteiten die deze streken steeds gekenmerkt heb ben. Als Karei II, zoon van de onthoofde monarch, naar Europa vlucht logeert hij opTeylingen. Het logeerpartijtje moet voortijdig worden afgebroken, omdat de Staten hem daar een bevel van uitwijzing deden toekomen, onder dwang van Crom well, die tevens bedong dat de Oranjes van het toneel zouden verdwijnen (eerste stad houderloze tijdperk)... Karakter is zel den de sterke kant van Den Haag ge weest! ER IS maar één burcht in deze con treien die tot in onze dagen steeds in één en dezelfde hand gebleven is: Dever te Lisse. De enige nog bestaande torenburcht aan de voet der binnenduinen ontleent zijn naam aan het everzwijn, de ever, symbool voor kracht en moed. en als zo danig in de heraldiek welbekend. De Evers zijn met de Reformatie uitgeweken naar Duitsland maar zij bleven Heer van Dever. Dat een stichting van particulieren Dever voor afbraak wil behoeden, verdient aller medewerking Het verbaast ons echter dat op 19 maart 1.1. een vliegtuig op Tem pelhof daalde met de bezittingen van Wil helm II uit huize Doom. Waarom deze klassejustitie van hogerhand? Ligt het everzwijn ons niet nader dan de adelaar? Stichting Dever" te Lisse. Secretariaat! Von Bönninghausenlaan 37, Lisse. J. A. Bomant Vele Europese automobilisten veronge lukken als gevolg van slechte rijgewoon- ten, die dikwijls het nationale tempera ment weerspiegelen, schrijft het Ameri kaanse weekblad Newsweek. In een analyse van de Europese rij ge woonten, schrijft Newsweek: „De Engelsman heeft geen rijstrookdis cipline en beschouwt parkeermeters en verkeersborden als een aantasting van zijn persoonlijke vrijheid." „Wanneer een Fransman achter het stuur gaat zitten, heeft hij dezelfde reac ties als iemand die verliefd wordt. Vol gens zijn doktoren gaat zijn ademhaling sneller, terwijl ook zijn polsslag alarme rend oploopt." De Duitse automobiliest heeft een dus danige coureursmentaliteit, dat hij een auto die met een snelheid van 110 km vóór hem rijdt, zelfs zal proberen in te halen als zijn eigen maximumsnelheid nauwe lijks 115 km bedraagt." Volgens Newsweek is het fundamentele probleem echter, dat het Europese ver- keerswegennet verre achtergebleven is bij de explosieve toename van het aantal au tomobielen. VERGADERING OF FAMILIE REÜNIE? HOTEL-CAFÉ-REST4 URANT "DE UILENBOOM" HOOFDSTRAAT 174, SANTPOORT, TEL. (02560) 8623. EIGEN PARKEERTERREIN VOOR 35 AUTO'S Het poortje (links) prijkt op het Oude Slot in Heemstede, het fraaie hekwerk is de ingang van Berkenrode.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 19