GEZEGEND IS HET LEVEN Twee lichtkranten (met reclame) de Amsterdamse binnenstad voor „Kelderschilderij" naar New York PANDA EN DE MEESTER "MEESTER KU;>!ST BIJ KAARSLICHT nrriisl Amsterdams x Allerlei Ons vervolgverhaal Een oorspronkelijke roman door Klaas van der Geest Grote beloning voor iedereen Laatste veldwachters Ziekenhuis voor Noord Nachtelijke expositie op „Montmartre van Munchen Exit: de „trouwstal" MAANDAG 13 APRIL 1964 7 *•- X X Frits Wahl C ',"v*4X -->• m m y.'. Nu hij was gegaan, zijn weg bijna ten einde kon hij er echter niet aan ontkomen zich er steeds weer in te verdiepen. Alles, wat hij had ge daan, trachtte hij te verklaren te verantwoorden of tenminste te veront schuldigen zonder er zich reken schap van te geven waarom of tegen over wie hij zich zou moeten veront schuldigen. Onder de invloed van die verbijste rende herinnering kreeg Hanne in zijn ogen de trekken, de stem en zelfs de gebaren van een meisje, dat lang ge leden aan het begin van zijn duistere levensweg had gestaan. Hij wist niet eens meer, wie dat meisje was ge weest, maar haar beeld stond hem nog scherp voor de geest. Ze moest ergens uit een van de dorpen in het Oldambt zijn gekomen. Het kon ook zijn, dat het 't dochtertje was geweest van een boer in de omgeving. Hij had haar nog niet eerder gezien, toen ze eens bij de Tademas kwam en met hem en zijn zusje bleef spelen. Gosse had zich een beetje genegeerd om met meisjes te spelen en was daarom nogal luidruchtig geweest. Ze klauter den samen joelend over de hoge sta pels stro van het vorige jaar, klom men tot boven in de binten van de grote schuur en renden achter elkaar aan tot ze buiten adem waren. De knechts, die de laatste vrach ten tarwe binnen brachten, hadden de kinderen nog gewaarschuwd, dat ze niet te wild moesten zijn. Daar trok ken ze zich echter niet veel van aan. Gosse werd zelfs nog overmoediger en zag er erg opgewonden uit met zijn rood, verhit gezicht en glinsteren de ogen. Het meisje had haar pas ge wassen en gestreken schortje afge daan en op een paar bossen stro ge legd. Ze liet zien, dat ze in niets voor hem en zijn zusje onderdeed. Later hadden ze elkaar na gezeten rond de schuren, de stallen en het woonhuis en de een had zich voor de ander verstopt. Maar opeens had het meisje gezegd, dat ze niet meer meedeed. Ze had haar arm rond de schouders van zijn zusje gelegd en samen waren ze weggegaan, fluisterend, giechelend en nu en dan even naar hem om kijkend. Dat prikkelde hem. Hij had een kluit modder opgepakt en de meisjes daarmee willen gooien, maar durfde niet, omdat de oudste knecht, een klein, vergroeid mannetje, grijn zend naar hem stond te kijken. Zie dend van woede, met tranen in de ogen en het schaamrood op de wan gen had hij zich omgedraaid. In zijn herinnering moest het een eindeloos lange namiddag zijn ge weest. Een namiddag met nooit op houdende plagerijtjes, heimelijk ge fluister, gegrinnik achter zijn rug en grievende vernederingen. Nu eens was hij weggedoken tussen de strui ken aan de kant van de sloot of op de hooizolder, om dan later toch weer tevoorschijn te komen, te kijken wat de meisjes deden en af te luisteren, wat ze zeiden. Toen het vreemde meisje eindelijk naar huis zou, wilde Gosse's zusje haa/' eerst de konijnen nog laten zien. Ze vond die van Gosse niet mooi. „Maar die van jou wel," hoorde de jongen haar tegen zijn zusje zeggen. „En jouw hok is ook veel mooier." Daarin had ze gelijk. Dat hok had een van de knechts gemaakt. Gosse verzorgde zijn dieren ook niet zo erg goed, bracht ze niet op tijd hun voer en maakte het hok nooit schoon, zodat ze mager en vervuild waren. Toch kon hij niet verdragen, dat een ander die van zijn zusje mooier vond. En toen hij het meisje dat hoorde zeg gen, grijnsde hij. Maar hij hield zich schuil achter een stapel pakkisten. Hij meende, dat de meisjes al gauw weg zouden gaan. Alleen zijn zusje ging echter weg, omdat zijn moeder haar riep. Het andere meisje bleef in de paardestal bij de konijnehokken. Ze zat met een van de dieren, een jonge Vlaamse reus op schoot op een zak haver. Gosse gluurde tussen de kisten door en zag hoe ze het beestje streelde. Het hart klopte hem in de keel. Opeens kwam hij tevoorschijn en het viel hem op, dat het meisje niet eens van hem schrok. Natuurlijk had ze wel geweten, dat hij haar en zijn zusje afluisterde en naar hen gluurde. „Deze vind ik de liefste niet de grootste en het is, geloof ik, ook niet de mooiste, maar wel de liefste," zei ze, terwijl ze naar hem opkeek en doorging het konijn te strelen. Gosse keek even tersluiks om. Zijn zusje had de staldeur achter zich dichtgetrokken. De kinderen van de Tademas deden dat altijd al uit ge woonte, omdat het hen steeds inge prent was. Door de kleine ramen viel een grijze schemering. Het rook er naar paardezweet, naar leer en naar het geurige hooi, waarmee de dieren bijgevoed werden omdat er op het land niet al te veel meer te grazen was. De jongen had zich over het konijn gebogen, alsof hij van plan was het ook te strelen. Het meisje hief onbe vangen haar hoofd op. Hij zag haar volle rode lippen, een kuiltje in de ronde kin en de zachte huid aan haar hals. vroeg hij. Het sneer. En hij lachte „De liefste klonk als een schor. Zo had hij in zijn latere leven nog dikwijls gelachen een lach van woede, van hoon en van moeizaam verkropte ellende. Meteen greep hij het konijn in de nek. En hij kneep. „O jaaaa de liefste, hé?" vroeg hij. Zijn stem stokte. Hij wist niet, wat hij deed. Iets in hem verzette zich er nog wel tegen, maar dat ver zet was machteloos tegenover de duistere drang, waardoor hij bewogen werd. Zijn hand met de lange, magere vingers kromde zich als een klauw. Zijn spieren spanden zich bij de aan raking van de donzige vacht. Hij voelde de ruggegraat, de beentjes van de kleine schedel. Hij keek in ogen, die uitpuilden en de zijne puilden eveneens uit. Hij zag een bekje, dat wijd opengesperd werd en ook zijn mond sperde zich wijd open. Hij hijgde. Het meisje was ontsteld opgespron gen en achteruit gedeinsd tot ze tegen het houten beschot stond. Met een vertwijfeld gebaar hief ze haar armen op. Gosse hoorde haar schreeuwen, een kreet, die verstikt werd door schrik en angst. „De liefste de liefste zei je toch, hé?" Het konijntje spartelde, wrong zich, krabde met de lange, scherpe nagels van de achterpootjes bloedige schrammen over zijn hand, maar hij voelde het niet eens. Zijn slapen klop ten, bonsden. Hij had een brok voor zijn keel en haalde moeilijk adem. Toen hij de dunne wervels voelde kra ken, ging er een rilling door zijn le den. Terwijl hij nog kreunde, ont spanden zich zijn spieren. Zijn hand ging als vanzelf open. Het diertje viel, nog een paar maal stuiptrekkend op de grond van vastgestampt leem, waar het verslapt bleef liggen. Met een geheel veranderde stem herhaal de Gosse nog eens: „De liefste Een bloedig waas voor zijn ogen be gon langzaam op te trekken. Zonder zich verder om het meisje of het dode konijn te bekommeren, keerde hij zich plotseling om en rende weg, de deur uit, het erf over en tussen de pas geploegde akkers door naar de dijk. In de schaarse ogenblikken van bezinning, die hij later soms had, leek het alsof hij toen de weg was ingeslagen, waarop hij niet kon terug keren, maar moest doorgaan tot het einde. En diep in zijn verwrongen we zen voelde hij de angst voor dat ein de, een angst, die hem tot razernij, tot vertwijfeling dreef. Zelfs in een roes van dronkenschap of van harts tocht was hij daar niet aan ontkomen. In de armen van een vrouw had hij het alleen eens even kunnen vergeten. Daarom zou een vrouw met hem mee moeten gaan, langs dat laatste stuk van zijn weg, naar het eind, waar voor hij huiverde. En die vrouw was Hanne. (Wordt vervolgd Advertentie Reeds jaar en dag worden in vrijwel alle plaatsen van Nederland regelmatig (en zelfs veelal dagelijks) grote beloningen uitgereikt. Het betreft hier een open lucht-koopcentrum waarvan men er in ons land honderden aantreft en dat zich onder meer kenmerkt door uitzonderlijk lage prijzen: de markt. Wie daar rond kijkt en rondwandelt en er profiteert van de dagelijkse koopjes en de enorme keus, ontvangt zijn beloning in de vorm van het geld dat hij bespaart. En bovendien door gratis gezelligheid. Kopen op de markt maakt het leven stukken goedkoper. Bovendien is de markt, door de heel bij zondere, „eigen" sfeer die er heerst, de beste combinatie van profijt en plezier. Daarvoor zorgen marktkoopman en straathandelaar, die hun klanten elke dag opnieuw bewijzen: OP DE MARKT IS UW GULDEN EEN DAALDER WAARD KERKELIJK NIEUWS Geref. Gemeenten Beroepen te Leiden H. Ligtenberg Oudemirdum; te Slikkerveer P. Blok Dirksland. (Van onze correspondent) LICHTRECLAMES dragen in niet onbelangrijke mate bij tot de sfeer van de stad. Wat zou het Leidseplein in Amsterdam zijn zonder de kleurrijke aan- en uitflitsende neonletters? Terecht houdt het Amsterdamse gemeentebestuur de teugel echter strak. Zo zullen de grachten bijvoorbeeld niet door reclames worden aangetast. Ook het gebruik van bewegende lichtreclames wordt zoveel mogelijk tegengegaan omdat deze de aandacht van de weggebruikers kunnen afleiden en daardoor de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Dit is er de oorzaak van dat de hoofdstad, centrum van de landelijke dagbladpers, vrijwel geen lichtkranten kent. Tot dusver zijn er slechts twee: een ruim 30-jarige lichtkrant met reclameboodschappen in de Watergraafsmeer en een op de toren voor het nieuwe R.A.I.-gebouw, die behalve reclames ook korte nieuwsberichten vertoont. Dezer dagen is beslist dat er nog twee lichtkranten mogen worden geplaatst en wel in de binnenstad. Er komt er nu een, met anderhalf meter hoge letters, op 28 meter hoogte op het Carltongebouw bij de Munt en een andere tegen een gevel op het Koningsplein. De lichtkranten zullen niet door de dagbladen worden geëxploiteerd maar door publiciteitsfirma's. Zij zullen in hoofdzaak reclame laten zien, met af en toe een nieuwsbericht. Zondag is een honderdtal vooraan staande Amsterdammers in'New York aan gekomen in het kader van dé „Amsterdam and Holland Promotion" propoaganda gaat maken voor Nederland. Zo zal burgemeester Van Hall aan de direc tie van het Metropolitan Museum aldaar een oer-Amsterdams schilderij overhandi gen. Men heeft hiervoor eens gezocht in de kisten vol 17de eeuwse regenten- en schuttersstukken, waarvoor de Amsterdam se musea toch geen plaats bieden. De keu ze is gevallen op het bekende schilderij „De weesmeesters van Amsterdam" dat Nicolaas Eliasz in 1629 heeft geschilderd. Het schilderij wordt niet zomaar wegge geven, maar in bruikleen afgestaan voor de tijd van een jaar, welke termijn telkens met een jaar kan worden verlengd. Het is natuurlijk altijd beter dat het schilder stuk waar ook ter wereld te kijk hangt dan dat het in Amsterdam in een kelder is opgeborgen. Overigens krijgt de hoofd stad straks het Amsterdams historisch mu seum, waar vele „verborgen kunstschatten" eindelijk een eervolle plaats zullen krij gen. BEHALVE ZIJN GEWONE politieman nen, heeft de hoofdstedelijke Hermandad ook nog vier veldwachters in dienst. Zij opereren niet in de stad, maar „te velde": in het tot de gemeente Amsterdam beho rende agrarische gebied. Zo langzamer hand is er echter weinig landelijk gebied meer te vinden en sinds de tuinsteden in het westen en in het zuiden de gemeen tegrenzen hebben bereikt, vindt men de veldwachters dan ook nog uitsluitend in Amsterdam-noord. Hier houden zij een wa kend oog op het tot Amsterdam behorende deel van Waterland. De term veldwachter wordt nog steeds officieel gebezigd. Een veldwachter is volgens de Amsterdamse normen een politieagent dié gespeciali seerd is in de jachtwet, de vogelwet, de pachtwet, de visserijwet en de veewet. Zij patrouilleren dagelijks in gezelschap van iun hond in het Waterlandse gebied, dat zij kennen als hun broekzak. Geen hunner schijnt ambitie te hebben het werkterrein te verleggen naar de Warmoesstraat of het Leidseplein. Zeker eindelijk begonnen is. niet nu de lente AMSTERDAM NOORD is overigens een stuk hoofdstad dat er wezen mag. Bij de industrieën aan de Noordzijde van het IJ, die onontbeerlijk zijn voor de hoofdstede- lijke economie, werken bijna 30.000 men sen. Voor een groot deel wonen die ook in het noordelijk stadsdeel en wie er nog niet woont krijgt er binnenkort goede kan sen. Aan de kant van Nieuwendam rijzen huizenblokken uit de grond die straks een nieuwe tuinstad gaan vormen en binnen afzienbare tijd zal Amsterdam-Noord van MÜNCHEN Enige tijd geleden ver dween, hoewel slechts tijdelijk, de meest originele schilderijententoonstelling van München. Sinds de vorige zomer bood de befaamde kunstenaarswijk van de Zuid- duitse miljoenenstad, het ook als vermaak- centrum bekende stadsdeel Schwabing, een zelfs voor de hier heersende vrije opvat tingen verrassend beeld. Want langs de Leopoldstrasse in de wandeling „Boule vard Leopold" genoemd exposeerden jonge kunstenaars bij kaarslicht hun wer ken. PSEUDO-PICASSO'S en Dali's in alle schakeringen hingen langs de kilometers lange trottoirs. Tussen de bomen waren touwtjes gespannen waaraan de kunst werken bevestigd waren. Tienduizenden Schwabing-boemelaars bezichtigden elke avond deze expositie, zij critiseerden ook en menigeen kocht zelfs iets. De jonge kunstenaars voor het grootste deel stu denten van de kunstacademie zaten ge duldig er naast en wachtten op belang stellenden. Daar niet te voorspellen is, wanneer een „kunstwerk" in klinkende munt zou worden omgezet, bleven de meesten ook overdag op hun post, sliepen op de harde banken of in het gras en wer den door hun collega's of modellen van levensmiddelen voorzien. Op de dag ver anderde de tentoonstelling dikwijls in een atelier, als de kunstenaars de verbaasde voorbijgangers lieten zien hoe zo'n kunst werk ontstaat. En als er toevallig geen linnen bij de hand was, schilderden zij gewoon op het trottoir. ben. Maar nu de eerste zonnestralen ein delijk de lente aankondigen, zal ook de „schilderijententoonstelling bij kaarslicht" weer geopend worden door de jongelui die aldus van Schwabing een originele attrac tie voor binnen- en buitenlanders te ma ken. De vouwfiets-te-land heeft er een broertje bij gekregen: een waterrijwiel dat in gedemonteerde toestand in de houten koffer op de foto links kan wor den opgeborgen. De koffer dient tevens als zitbank en frame voor het trap- mechanisme, als de eigenaar van het apparaat te water wil gaan. Hij klapt dan zijn koffertje open, bevestigt met een paar vleugelmoeren frame en schoepenraderen en pompt dan de rub ber drijvers op die het geval vlottend moeten houden. De prijs van het appa raat dat dezer dagen in het Singel te Amsterdam gedemonstreerd werd, gaat ongeveer duizend gulden bedragen, ex clusief de paraplu. 50.000 inwoners naar 100.000 zijn opgeklom men. Maar er is meer nodig dan huizen. De afdeling stadsontwikkeling heeft tal van fraaie voorzieningen bedacht als winkel centra, scholen e.d. De meeste plannen zijn nog in het papieren stadium, maar een van de belangrijkste, het ziekenhuis, nadert zijn voltooiing. Dat ziekenhuis is een wens, die al tientallen jaren bij da noordamsterdammers leeft. Zij krijgen nu zelfs meer dan zij aanvankelijk heb ben gevraagd. Het ziekenhuis, dat geheel autonoom zal worden, krijgt 200 bedden met uitbreidingsmogelijkheden tot 300 bed den. De bouwkosten bedragen ruim 10 mil joen gulden. Eens in de paar jaar zijn er berichten dat de laatste Amsterdamse stalhouderij zal worden opgeheven. Dat gebeurt dan ook, maar het merkwaardige is dat korte tijd later ergens een nieuwe stalhouderij verrijst, die echter na verloop van tijd weer moet verdwijnen. Het laatste initia tief was van de heer Blekkenhorst, die tien rijtuigen en zes paarden exploiteerde tot vreugde van romantisch aangelegde bruidsparen. Het was geen rendabele zaak, maar een hobby, die de stalhouder zich kon permitteren omdat hij tevens een (ge motoriseerd) expeditiebedrijf had. De heer Blekkenhorst is vorig jaar overleden en misschien zou zijn vrouw de paarden heb ben aangehouden als de stallen niet ten offer waren gevallen aan de sanering van de Weesperstraat-omgeving. De dieren en de rijtuigen vonden sindsdien gastvrij on derdak bij een bierbrouwerij, maar nu gaan zij Amsterdam verlaten. De stalhou derij is in zijn geheel verkocht aan da heer J. W. van Dijk te Emmeloord. Koet sier J. van Arum gaat mee: hij komt voort uit het circus en zou niet weten wat hij zonder paarden zou moeten beginnen. Toeristen en boemelaars zijn de voor naamste klanten op Münchens nacht kunstbeurs. De schilderijen en aquarel len worden bij kaarslicht geëxposeerd. 140. Aangenaam pratend voerde Joris de heer Vlij men naar zijn kantoor. „Ik geef u de verzekering, dat uw pupil Panda binnenkort onherkenbaar veranderd zal zijn," sprak hij. „Het opstandige jongske zal dan inzien, dat ge slechts zijn welzijn op het oog hebt en hij zal zich beijveren om u aangenaam te zijn." „Ik betwijfel of u dat zal lukken," zei de procureur. „Hoewel ik moet bekennen, dat u de andere knapen behoorlijk onder de duim hebt gekregen. Behoorlijk! Zo heb ik ze zelfs onder Ambrosius niet meegemaakt! En wat ziet het tehuis er netjes uit! Heel anders dan vroeger!" „Mijn leerlinge- tjes hebben alles opgeknapt," zei Joris. „Ze hebben ge schrobd, geveegd, geboend, geverfd.en alles zonder enige beloning. Een goedkeurend woord is voor hen vol doende." Hij gaj de ander een sigaar, en vervolgde met een knipoogje: „Welke zakenman zou niet graag zulke goedkope werkkrachten willen hebben? Goedkeu rende woorden inplaats van loonzakjes!" „Ik begrijp u," zei de scherpe advocaat. Maar helaas kan dat niet. Als ik die knapen voor me laat werken, kom ik in gedrang met de kinderwet. Kinderarbeid enzovoort. Nee, het is handig bedacht, maar jammer genoeg gaat dat niet door." „Tut tut," sprak Joris. „De kinderwet ver biedt toch niet, dat kinderen hun ouders helpen? Hun ouders ofhun vobgd? En als u nu eens het voog dijschap over al die knapen aanvaardde..." „Ja dan... Dan zou ik ze voor me kunnen laten werken!" riep mr. Vlijmen opverend. „Gratis arbeidskrachten! Drommels, meneer, wat is dat slim bedacht! Hebt u soms ook het Recht bestudeerd?l" TOEN DEZE „tentoonstelling bij kaars licht" werd ingericht, leek het er eerst op dat er ernstige discussies zouden ontstaan over het voor en tegen van een dergelijk straatevenement. Maar na enkele dagen had men zich bij de situatie neergelegd en ook de politie duldde stilzwijgend de voor Schwabing typische originaliteit van deze tentoonstelling. Toen dit paradijs der kun stenaars tijdelijk gesloten was, moesten dezen naar nieuwe methoden en mogelijk heden zoeken om hun scheppingen aan de man te brengen. Wie een portiek kon ver overen en daar ook geduld werd, had het goed getroffen. De anderen moesten met hun werken „de boer op". Als nieuwe „kunstbeurs" zouden de talrijke café's en vooral de vele koffiebars in de Leopold strasse wel geschikt geweest zijn. Maar hoewel de daar zittende paartjes en andere gasten nauwelijks last van de kunstenaars ondervonden, besloten de gezamenlijke eigenaars van deze etablissementen toch, om van hun café's geen toevluchtsoord voor de arme „Picasso's" te maken. HET IS DUS begrijpelijk, dat de jongt artiesten van het „Münchner Montmartre" het de laatste tijd niet zo best gehad heb- I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 7