Het verdriet van een dik konijntje Vrouwen aan top van Horecabedrijven Pronken op de boulevard "WW* Internationale Huishoudbeurs groter dan ooit ZATERDAG 25 APRIL 1964 tIF Erbij PAGINA VIJF Bedrijvig leven Vrouwelijke noot Gasten Slank blijven Weinig thuis Malou Nozeman wf j BIJ OMA OP BEZOEK ]o Paap Directeursvrouw zijn in het Horecabedrijf lijkt een begeerlijk bestaan. Een luxe leventje, gestoffeerd met bedrijvige obers en galante portiers die mevrouw op haar minste wenken bedienen. Zo denkt de buitenstaander erover. De directeursvrouw zelf weet wel beter. Haar man mag dan de leiding hebben, achter de schermen trekt zij even hard aan de touwtjes mee; zorgt zij ervoor dat de dagelijkse gang van zaken in het bedrijf geolied loopt. Zij verdeelt de taken van het personeel, houdt de correspondentie of de boekhouding bij, springt in als het kamermeisje of de telefo niste een dagje ziek is en ontvangt de gasten. Een normaal huiselijk leven is er voor haar meestal niet bij. Want ze is vaak tot diep in de nacht in de weer. Dikwijls moet ze alleen op vakantie, omdat haar man en zij onmogelijk tegelijk gemist kun nen worden. Dat is de schaduwzijde van dit ogenschijnlijk zo aantrekkelijke beroep. Juist omdat haar werk zich voor een groot deel aan onze waarneming ont- trekt, wordt ze maar door weinigen op haar juiste waarde geschat. Toch is ze een onmisbare steun in het bedrijvige Horeca-wereld je. Met vijf vrouwen uit deze wat vergeten geëmancipeerde groep hadden we een vraaggesprek. Het waren de dames: Maus Rouppe van der Voort (hotel Bouwes, Zandvoort), Lies Hof man (hotel Lion d'Or, Haarlem), Joop den Brave (restaurant 't Heerenhek, Haarlem), Enny Broekhof (restaurant De Snackbar, Haarlem) en Jo Aelen (restaurant Treslong, Hillegom). Haarlems Dagblad: Waaruit bestaat uw taak'als directeursvrouw? Jo Aelen: Ik ben min of meer m'n mans secretaresse. M'n kantoor is eigen lijk m'n huiskamer. Ik verzorg <je hele gastencorrespondentie. In het hoog seizoen komt dat neer op zo'n 20 tot 30 brieven per dag. Verder houd ik me bezig met de gasten en met de werk verdeling van de meisjes. Als er zieken' zijn val ik in. Maus Ruppe van der Voort: Ik geloof dat dat voor ieder van ons wel opgaat, dat we in nood bijspringen. Of dat nu voor de buffetjuffrouw of voor de tele foniste is. Lies Hofman: Ik begin tenminste als ik 's morgens beneden kom altijd on middellijk hoofden te tellen. Joop den Brave: Als 't nodig is, assis teer ik bij het serveren. Daarnaast heb ik dan nog iedere dag de bonnen administratie. „Dat is toch vreemd", zei boer Laagland tegen zijn vrouw, „ik heb al een week lang iedere dag een konijntje in mijn weiland gezien, dat niets anders eet dan zuring. Je weet wel, die zure rode plant". „Ja", vond zijn vrouw, „dat is zeker vreemd. Konijnen eten toch veel liever kool? Dan moet dit wel een bijzonder ko nijntje zijn". „Ja, dat zal wel", zei boer Laagland en ging weer aan het werk. Wil je weten wat er met het konijntje aan de hand was? Luister dan maar.... Directeursvrouwen op de praatstoel. j Van links naar rechts: Maus Rouppe t van der Voort (Bouwes, Zandvoort), Jo Aelen (Treslong, Hillegom), Joop den Brave ('t Heerenhek, Haarlem), Enny Broekhof (De Snackbar, Haarlem), en Lies Hofman (Lion d'Or, Haarlem). Enny Broekhof: Als ik jullie zo hoor, dan heb ik het toch maar gemakkelijk. Verschillende stemmen: Niet zo be scheiden! E.B.: 't Is toch zo. Ik zit 's avonds alleen maar aan de kassa. H.D.: Hoeveel uren maakt u dan? E.B. Ik begin meestal tegen half elf. We sluiten om een uur. Maar dan moet de zaak nog worden opgeruimd en de kas worden opgemaakt. Ik lig nooit in bed vóór half drie. Op feestdagen, als er bestellingen moeten worden klaar gemaakt, werk ik ook 's nachts door. L. H.: En dan durven ze nog te be weren dat we het zo gemakkelijk heb ben. Als ik op visite kom, is het vaak: hè Lies, schenk jij koffie in? Jij met al dat personeel. Alsof je de hele dag niets uitvoert. E. B.: Nou, ja, als je man je maar waardeert. Tenminste die van mij vindt het echt niet vanzelfsprekend dat ik in de zaak sta. J. A.: Mijn man denkt er precies zo over. Hij vindt het ideaal dat ik hem meehelp. L. H.: In heel veel dingen laat ook mijn man me m'n gang gaan. Dat vindt hij leuk. Zo heb ik de kamers in ons hotel zelf mogen inrichten. Natuurlijk wel in overleg met hem. Hij weet ten slotte of het allemaal financieel wel kan. M. R. v. d. V.: Bij ons ligt dat even anders. Mijn man is wel directeur, maar geen eigenaar. De heer Bouwes bepaalt dus de aankleding van zijn hotel. Alhoewel mijn man en ik hem daarbij wel adviseren. J. d. B.: Maar zelfs als je geen hand hebt in de inrichting, kun je het inte rieur nog wel een vrouwelijke noot meegeven. M.R.v.d.V.: Ja, ik schik bijvoor beeld reuze graag bloemen. E. B.: Wij hebben ook eens bloem- vaasjes op de tafel gezet. Maar dat doen we nooit meer. De gasten namen ze gewoon mee. J. d. B.: 't Is in dit soort bedrijven eigenlijk net als in een gewoon huis houden. Als er nieuwe gordijnen of tafelkleedjes nodig zijn, zorg je dat ze er komen. L. H.: Een vrouw vult op dat punt haar man echt wel aan. Ze heeft van nature meer oog voor praktische dingen. Zo heb ik voor onze hotelkamers spe ciale kasten laten ontwerpen, waarin de gasten ook hun avondkleding 'kwijt kunnen. Bovendien staat er een apart kastje in met schuifladen voor het kleingoed, waarop weer tassen en kof fers en tassen kunnen worden gezet. Anders verdwijnen die toch maar onder het bed. Kijk, daar zou 'n man niet gauw aan denken. H. D.: Naast die huishoudelijke taak heeft u ook een gastvrouwelijke func tie. Vertelt u eens iets daarover. M. R. v. d. V.: Wij krijgen in Zand voort natuurlijk heel veel buitenlandse gasten. Nee, bepaald niet alleen Duit sers. Ik heb er zelfs speciaal Spaans voor geleerd. L. H.: Persoonlijk heb ik erg graag Fransen. Ze zijn zo goed gemanierd en ze hebben zo'n stijl. J. d. B.: Mijn hart gaat echt wel uit naar oudere mensen. Juist die zijn erg gevoelig voor 'n persoonlijk woord. M. R. v. d.V.: Nee, ik heb geen voor keur. Voor mij is iedere gast koning. E. B.: Aan de kassa heb ik maar een heel vluchtig contact met mensen. Maar ook voor mij is een gast een gast. Of hij nu een kopje koffie of een uitge breide maaltijd bestelt. Wel let ik er gasten nooit iets laten merken van een slecht humeur. M. R. v. d. V.: Je moet ook heel snel mensen kunnen peilen. Ik zie direct wat mensen willen. Of ze met rust wil len worden gelaten of gesteld zijn op een gesprek. H. D.: Stelt dat representatieve karak ter van uw beroep nog speciale eisen aan uw uiterlijk? L. H.: Ja, ik ga meéstal praktisch ge kleed en maak me bescheiden op. Je mag er in deze functie niet opzichtig bij lopen. J.A.: Ik ga meestal eens in de week op zaterdag naar de kapper. In de bol- lentijd komt het er meestal niet van. Dan doe ik het zelf. J. d. B.: Iets anders. Vinden jullie het niet ontzettend moeilijk in dit vak slank te blijven? Als je al die koppen koffie eens zou optellen, die wij dage lijks drinken. E. B.: Dat is het ergste nog niet. Maar al die etende mensen om je heen. Daar krijg ik altijd zo'n trek van. Ik eet veel te vaak tussendoor. H. D.: Kookt een van u zelf? E.B.: Alleen ik, geloof ik. J. A.: Ik zie het al. M'n man zou om de haverklap van tafel worden geroe pen. Nee, wij eten in het restaurant. L. H.: Al zou ik het willen, het gaat niet want ik heb geen eigen keuken. Die is de architect gewoon vergeten. J. d. B.: Ik vind het een uitkomst, dat eten in het restaurant. Ik hou na melijk niet van koken. H. D. Vindt u het niet verleidelijk, die heerlijke kostjes op het menu? M. R. v. d.V.: Ik meen. dat bijna ieder een van ons vrij eenvoudig eet. Alleen als de kok een nieuw recept heeft, dan is het gebruikelijk dat je dat probeert. In het bos, dat achter de boerderij van boer Laagland lag, woonden veel dieren. Weet je hoe dat kwam? Wel boer Laagland zorgde er steeds voor, dat er alleen grote mensen en kinderen in het bos kwamen, die van wandelen hielden en er niet aan zouden denken om nesten uit te halen of dieren kwaad te doen. En als er ergens in het land zo'n rustig bos is, dan weten alle die ren dat heel spoedig. Dat vertellen de vogels op hun reizen overal rond en het gaat van hol tot hol en van nest tot nest. In dat mooie, rustige bos woonde ook een konijnenfamilie. Vader konijn, erg streng, maar toch ook erg vrolijk, moe der konijn, die altijd in de weer was en zo nu en dan alleen maar even op hield om flink uit te lachen en zes ko- nijnekindertjes, die er voor zorgden, dat moeder zo vaak lachen moest. Ja, het was een bijzonder vrolijke ko nijnenfamilie en eigenlijk was dat ook geen wonder, want iedere dag was er volop eten en konden ze heerlijk spe len, zonder bang te zijn voor jagers of kwaaddoende mensen. Misschien kwam het wel daardoor, dat een van de zes konijnekindertjes veel dikker was dan de andere. Als moeder konijn naar hem keek moest ze al lachen. „Oh," riep ze dan," straks barst je nog uit je ko nijnevelletje." Daar hadden alle konij nekindertjes dan dolle pret om, de dikzak zelf ook. Ja, het was ook wel grappig, maar je kunt wel begrijpen, dat het niet zo leuk is, wanneer ze iede re dag om je lachen en grapjes ma ken omdat je zo dik bent. Dat was ook het geval met ons konijnekereltje; en eens op een dag toen ze allemaal weer jT s»"--!" "~j rei alnjd heel goed op, dat negers bij ons in de zaak heel vriendelijk worden be handeld. Elders in de wereld worden ze al genoeg tekort gedaan. L. H.: Als gastvrouw moet je een veelzijdige belangstelling hebben, over al over mee kunnen praten. En vooral openstaan voor mensen. Je mag je Nog even en we kunnenweer een zo mers boulevaraje pikken. Heerlijk ge nieten van de zon achter een glaasje fris op een terrasje in Zandvoort of Scheveningen. En maar mensje kij ken. Of wilt u lie ver zelf bekeken worden? Dan fluks geflaneerd. Met uw leukste japonnetje aan. Zon maakt overmoedig, 't Mag dus best een tikje extravagant. Man nequin Loesje Ha mel laat op dit plaatje een elegant boulevard ensemble zien van ontwerper Ernst Jan Beeuw- kes. De badmantel is van bedrukt ka toenen ocelot (grijs), die gevoerd is met witte badstof. Ook het zonnepakje is daarvan gemaakt. De tulband die zij op het blondgelokte hoofdje heeft, kunt u met een beetje handigheid zelf dra peren van een dun ne badhanddoek. Een lentehoedje uit de collectie van Harry Scheltens. Hij zegt dat de hoeden deze zomer klein zullen zijn en dat vooral het model van de foto dit jaar een grote kans maakt. H. D.: Lijdt het huiselijk leven niet onder onder uw werk? J. A.: Mijn man en ik zijn bijna nooit thuis. We slapen er alleen. Maar we vinden het geen van twee 'n bezwaar. We zijn heel erg verknocht aan ons werk. E. B.: Ik heb twee kinderen. Toen ze wat jonger waren, stond ik overdag in de zaak. Ik vond, dat ze absoluut tekort kwamen. Daarom heb ik toen een meis je aangenomen, dat overdag aan de kassa hielp. Nu zijn ze groot, maar nog kook ik altijd 's avonds voor ze, omdat ik weet dat ze het zo gezellig vinden. L. H.: Ik geloof, dat het voor een groot deel van jezelf afhangt. Je kunt je kin deren een zekere onafhankelijkheid bij brengen. Daarom doe je ze nog niet in liefde tekort! J. d. B.r Mijn man en ik zijn om de beurt 'n avond vrij. Alleen 's zondags kunnen we écht samen zijn. Dan gaan we namelijk pas om 4 uur open. En daar genieten we dan ook heerlijk van. We maken meestal een fijne wan deling. M. R. v. d. V.: Ja, ontspanning heb je in dit vak echt wel nodig. Ik ben weer begonnen met tennissen. En 's zomers, als het in de zaak even kan, wip ik 's middags naar het strand. J. d. B.: Dit vak vergt heel veel van je uithoudingsvermogen. Ook van de man, die naast je staat. Dat geeft wel eens spanningen. Maar juist in een huwelijk, waar je de hele dag met elkaar optrekt, leer je de kunst te ver staan van het geven en nemen. Elkaar te steunen door dik en dun. L. H.: Toch hebben we alles bij elkaar een leuk beroep. Er mogen dan scha duwkanten aan zijn, maar het houdt je zo jong. Omdat je met zoveel ver schillende mensen te maken hebt. De 19e Internationale Huishoudbeurs, die van 1 tot en met 10 mei in het RAI-complex in Amsterdam zal wor den gehouden, zal de grootste consu-' mentenbeurs worden die ooit in Neder land is gehouden. Het gehele RAI-ge- bouw zal worden bezet. Er zijn ruim 300 standhouders. Vorig jaar bezoch ten 186.000 mensen de beurs. Nu staat al vast, dat er zeker meer dan 200.000 bezoeksters zullen komen. De beurs zal dit keer in het teken staan van huis vrouw-moeder-maatschappij Op 3 en 4 mei zullen moeders uit ruim 20 landen in de RAI bijeenkomen. Tot haar behoren ook afgevaardigden uit jonge Afrikaanse staten, zoals Ghana en Dahomey. Op 5 mei komen duizen den vrouwen naar Amsterdam voor de jaarbijeenkomst van de R.K. Boerin- nenbond, die in de glazen zaal van de RAI wordt gehouden. Midden in de Europahal zullen plaat sen worden ingeruimd voor de Wereld- moederbeweging, waarvan de presiden te mevrouw I. Mancaux de beurs zal openen, en Unicef. Het gedeelte, be stemd voor artikelen op het gebied van woninginrichting, is verdubbeld. De be zoeksters zullen over de meest uiteen lopende onderwerpen deskundige voor lichting kunnen ontvangen, o.a. op het gebied van aardgas. De Nederlandse Gasunie, de Vereniging van Gasfabri- kanten en het G.E.B. van Amsterdam hebben in de Europahal een stand. Bo vendien zijn er vele fabrikanten met apparatuur voor het gebruik van aard gas vertegenwoordigd. De Oosthal zal worden herschapen in een tuin der char me, waar modeshows in de vorm van een revue zullen worden opgevoerd, te midden van subtropische planten, bloe- men en dieren. Er zijn weer tal van buitenlandse in zendingen, o.a. van een groep Engelse fabrikanten. In het midden van deze Engelse presentatie wordt een echt Londense „pub" (café) ingericht. vreselijk veel pret hadden om hun dik ke broertje, werd hij boos en schreeuw de: „Ik wil niet meer uitgelachen wor den, nu weten jullie 't." Ze schrokken er allemaal van, want zo hard werd er anders nooit geschreeuwd in het rusti ge bos. Ze zagen aan het boze gezicht van het dikke konijnebroertje ook wel, dat het nu geen grapje was. Moeder konijn veegde de laatste lachtranen van haar gezicht en zei tegen haar kind: „Maar jongen, we lachen je niet uit, we vinden je alleen maar grappig." „Ik wil niet grappig zijn en ook niet dik," schreeuwde het konijntje weer. „Ik wil gewoon zijn, net als mijn broer tjes en zusjes." En hij begon vreselijk te huilen, zodat de konijnetranen in een stroom op de grond terechtkwa men. Moeder stuurde vlug de konijne broertjes en -zusjes weg en troostte haar dikke kindje. „Als je wat groter wordt," zei ze, „dan word je vast wel wat dunner." En ze droogde zijn traan tjes. Maar het was niet zo hoor. Oh nee, het leek wel of het konijnejongetje iedere dag dikker werd en het werd zelfs vader en moeder konijn te erg. „Ik moet er maar eens wat aan doen," vond vader. En hij redeneerde: „Als je veel eet, dan word je dik, dus als je dik bent moet je minder eten om weer dun te worden." Hij vertelde wat hij bedacht had aan moeder en die moest vreselijk lachen om die knappe vader. Het dikke konijntje werd geroepen en met een ernstig gezicht zei vader: „Wil jij graag wat dunner worden?" „Ja vader," antwoordde het konijn tje. „Nou," zei vader, „dan moet je min der eten en dan zul je zien dat je over 'n poosje niets dikker dan de anderen bent." Het dikke konijntje keek erg ver baasd. Was het dan zo gémakkélijk om net zo te worden als de anderen? Maar het was te proberen. En diezelfde dag nog begon het konijntje minder te eten. Iedere dag at het minder, en moeder hielp mee. Die gaf geen lekkere hap jes meer. Ook vader hielp mee. Die wees niet langer de plekjes aan waar het lekkerste eten groeide. Ja, zelfs de broertjes en zusjes de den mee, want ze deelden niets meer met hun dikke broertje. En hielp het? De eerste week was er nog niets van te merken en het konijntje was bang dat al die moeite en die honger ver geefs zouden zijn. Want honger had het konijntje, verschrikkelijk wat 'n hon ger! Maar de tweede weekJa, die tweede week was een blijde week voor de hele konijnenfamilie. Eerst al om dat tante Snuffel op bezoek kwam. Tante Snuffel woonde in een heel an der stuk van het bos. Dan moest je eerst over de heuvel heen en heel voorzichtig langs het korenveld en dan kwam je bij een groot hek en als je daardoor heen was dan kwam je pas bij het hol van tante Snuffer en oom Eénoor. Oom Eénoor ging nooit ver van huis want, zoals zijn naam al zei, had hij maar één oor. Het andere oor was er lang geleden afgeschoten door een boze jager in een ander vreemd bos Omdat Tante kwam was het dus een leuke week, maar leuker was nog, dat Tante, toen ze het dikke konijntje zag, haar handen in elkaar sloeg en riep: „Och, och wat ben jij mager gewor den." Het dikke konijntje kreeg er een konijnekleur van en vader en moeder keken ook heel blij. Wel tien keer moest tante Snuffel vertellen dat ze het konijntje zo ma ger vond en iedere keer als ze het zei moest moeder natuurlijk weer even verschrikkelijk lachen. Alle konijne kindertjes lachten dan mee en zelfs het dikke konijntje wilde nu wel mee- lachen, ook al had hij nog zo'n hon ger. Natuurlijk werd alles aan tante verteld van het verdriet van het dikke konijntje en van het weinige eten en van de verschrikkelijke honger. Toen tante alles wist keek ze even heel ern stig en toen zei ze: „Vanaf dit moment hoef je geen honger meer te lijden en zul je toch ook niet dikker worden dan de andere konijntjes. Weet je wat je moet doen? Als je honger hebt ga je naar het land van boer Laagland en dan eet je daar net zoveel zuring als je wilt. Je weet toch wel wat zuring is?" Ja, dat wist het konijntje wel, en om dat hij zo'n vreselijke honger had ging hij meteen maar naar de grote weide waar de zuring groeide en at zijn buik- jev<Jik en rond. Toen er vier weken voorbij waren, was het dikke konijntje niets dikker dan de andere konijntjes en honger had hij ook niet meer. Dat kwam allemaal van de zuring uit de wei van boer Laagland. En omdat tan te Snuffel zo knap was geweest om hier aan te denken ging het konijntje ieder jaar een poosje bij haar logeren. Dit was een verhaal over konijnekinder tjes. Weet je dat mensenkindertjes ook te dik kunnen worden? En weet je waarvan? Van teveel snoepen. Dus oppassen hoor! Jo Paap In het huisje van mijn oma, is een hele grote trap. Als ik naar mijn oma toega, Mag ik glijden, voor de grap Zo maar bij de leuning neer, Niet één, maar wel zeshonderd keer. In het huisje van mijn oma, is een hele diepe kast, Als ik naar mijn oma toega. Mag ik erin spelen, dat is vast. In die kast, daar in de gang, Speel ik soms wel een uur lang. In het huisje van mijn oma Is een zolder met een boog, Als ik naar mijn oma toega. Mag ik met een laddertje omhoog. Daar is van alles om te spelen. Geen kindje kan zich daar vervelen. In het huisje van mijn oma, Daar staat een klok, een mooie wel, maar als ik naar mijn oma toega, Gaat die klok zo vrees'lijk snel. Steeds als ik naar huis moet denk ik weer Het ging weer vlugger dan vorig keer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 17