GEZEGEND IS HET LEVEN
„HOLLAND FOTO
1964" WORDT
HEDEN GEOPEND
PANDA EN DE MEESTER*MEESTER
23
Óns vervolgverhaal
Een oorspronkelijke roman
door Klaas van der Geest
Wmm
■- iu\ -
Gouden en Zilveren Tulp
blijven in Haarlem
WUEIVSDAO 2T9 APRIL 1964
2
W. - -
- *v :-•
21)
Toen hij er kwam zat Hanne voor het
raam; ze was bezig een jurkje van
het kleine meisje te verstellen; het
kind zat tegenover haar aan tafel te
spelen met blokken en stenen, waar
van het huizen bouwde en torens, die
omvielen als ze ermee klaar was.
Hanne liet hem binnen en bood hem
een stoel aan, maar hij wilde niet
gaan zitten. Hij had alleen even iets
met haar te bespreken, zei hij met
een schuine blik naar het kleine meis
je, alsof hij verwachtte, dat Hanne
het de kamer uit zou sturen. Ze was
niet van plan geweest dat te doen.
Het kind mocht wel horen, wat er
besproken werd, meende ze. Maar
toen ving ze een blik op uit de grijze
ogen van de korte, gedrongen wat te
gezette man in het groene jagerspak.
Ze zou onmogelijk onder woorden
kunnen brengen, wat het was dat
haar trof in die blik, maar ze glim
lachte en zei:
„Ga eens kijken of vader al komt,
Liesje." Liesje heette het meisje,
hoewel het zichzelf altijd Proppie
noemde.
Het zou juist iets voor Liesje zijn
geweest om tegen te stribbelen en
binnen te willen blijven. De direkteur
tastte echter in zijn zak en haalde een
paar klontjes suiker tevoorschijn, die
hij altijd bij zich had om zijn paarden
te kunnen geven. Hij gaf het meisje
er twee van en beloofde:
„Straks krijg je nog meer
Daarmee lokte hij haar en ze ging.
Ze huppelde weg en wuifde nog even
tegen hem, toen ze voor 't raam langs
liep.
Hanne, die haar werk neergelegd
had, keek hem aan.( Evenals Gosse
had ze heel wat over hem horen ver
tellen. En evenals Gosse had ze daar
weinig acht op geslagen. Nu hij
tegenover haar stond, merkte ze dat
ze belang in hem stelde. Meer dan in
de pachters en wijkmeesters uit de
kolonie, die ze kende. Ze vroeg zich
niet af, waarom hij gekomen was ter
wijl hij haar man op het kantoor had
laten roepen en dus wist, dat die niet
thuis zou zijn.
De direkteur ontweek haar blik niet.
Bij andere vrouwen zou hij dat wel
gedaan hebben en alleen naar hun
benen, hun heupen en borsten hebben
gekeken. Hanne keek hij recht in de
ogen. Wat hij in haar mocht zien, wist
ze niet. Maar zij zag in hem een
mens, die ze niet kon, niet mocht en
niet durfde beoordelen naar wat ze
over hem gehoord had.
„Heeft u een boodschap?" vroeg ze.
Haar toon was meer welwillend, tege
moetkomend.
„Ja Hij kwam vragen of het
waar was, dat ze er nog een pleeg
kind bij wilde nemen. Gosse had
daar met hem over gesproken. En nu
was er een jongetje, waar ze nogal
moeilijkheden mee hadden. „Hij is
op het ogenblik bij mensen, die eigen
lijk al veel te oud zijn om nog een
kind groot te brengen. Als jij hem
wilt nemen, zal het waarschijnlijk
beter gaan." Niets in de toon, waarop
hij het zei of in de houdiing, die hij
daarbij aannam, wees er op, dat het
allemaal pas in hem opgekomen was,
nadat hij Hanne gezien had. Hij ging
er toen toch nog maar even bij zitten
en weidde er over uit. Het jongetje
was erg stug, gesloten en scheen met
zichzelf geen raad te weten. Het was
voortdurend onder doktersbehandeling
geweest ook. Maar de jongen moest
lichamelijk wel gezond zijn, beweer
de de dokter.
Wat de direkteur van plan mocht
zijn geweest en wat hem door het
hoofd mocht zijn gegaan, vergat hij,
terwijl hij met Hanne zat te praten
over een kind, dat moest worden ge
holpen. Op zijn enigszins verweerd,
gewoonlijk nogal nietszeggend gezicht,
dat meer bedoeld scheen als een mas
ker dan om uitdrukking te geven aan
gevoelens, die in hem leefden, kwam
een trek van ernstige bezorgdheid.
Die trek herkende Hanne Tadema.
Daardoor voelde ze zich tot hem aan
getrokken. En ze had al een besluit
genomen, eer hij uitgepraat was. Ze
vergat, dat ze geen jongetje in huis
had willen nemen, om niet herinnerd
te worden aan de kleine jongen van
Gosse en haarzelf, die al zo gauw ge
storven was. Ze dacht er zelfs niet
aan, dat ze Gosse eerst wel eens
mocht vragen of hij ermee instemde,
maar zei alleen:
„Breng hem maar. Breng hem zo
gauw mogelijk, direkteur." Voordat
hij wegging gaven ze elkaar de hand.
Hij klopte haar op de schouder en
keek haar nog eens recht in de ogen.
Het was niet de blik van een man,
die een vrouw aankijkt en haar be
geert.
Liesje kwam hem op het erf tege
moet en liep met hem mee tot aan de
grote weg, maar hij was vergeten,
dat hij haar nog een paar suikerklont
jes beloofd had. Ze voelde zich daar
door tekort gedaan, maar het leek al
niet meer zo erg toen ze van Hanne
hoorde, dat ze een broertje zou krij
gen; ze zei alleen een beetje bezorgd:
„Als hij dat ook maar niet ver
geet."
„Dat vergeet hij niet," verzekerde
Hanne. En toen Gosse even later
thuis kwam, riep het kind hem al toe:
„Hij brengt me een broertje, maar
suikerklontjes heeft hij me niet meer
gegeven."
Een broertje? Gosse begreep het
niet dadelijk. Hanne moest het hem
nog eens uitleggen.
„Een weeskind, dat nu bij een paar
oude mensen in de kolonie is, maar
daar niet kan aarden. De direkteur
meent, dat het bij ons misschien be
ter op z'n plaats zal zijn
„O ja," zei Gosse. „Maar moest
hij daarvoor hier komen, bij jou; had
hij niet op het kantoor kunnen blijven
om het mij te vertellen, toen hij me
toch eenmaal had laten roepen?"
„Hij zal achteraf bedacht hebben,
dat hij het beter met mij kon be-
speken," meende Hanne, verontschul
digend.
En daarin moest Gosse haar nog
gelijk geven ook.
De wijkmeester had de kleine jon
gen wel kunnen brengen. Gosse had
hem ook kunnen halen. Maar Hanne
vond beter, dat ze dit zelf deed. Eerst
ging ze nog naar de dokter, die het
kind al zolang behandeld had.
Het was een wonderlijke man, deze
dokter Witveld. De direkteur en hij
lagen werkelijk vaak met elkaar
overhoop. Zo leek het tenminste. Eer
hij in de kolonie kwam, was hij
vscheepsarts geweest. Scheepsheel
meester noemde hij het zelf. Ook toen
was hij al niet gemakkelijk voor wie
met hem moest omgaan. Na twee of
drie reizen werd hij ontslagen en
daarna was er geen reder meer, die
hem nog met een van zijn schepen
naar zee durfde sturen. Een kapitein
met wie hij gevaren had verklaarde:
„Hij vermoordt je. Iemand, die
hem eenmaal kent, laat zich niet
meer door hem behandelen. Hij haalt
je uit elkaar, zoals een kwajongen
een stuk speelgoed uit elkaar peutert
om te zien wat er binnen in zit en het
kan hem geen bliksem schelen of hij
daarna nog kans ziet je ook weer in
elkaar te zetten."
De direkteur grinnikte als hij zoiets
hoorde. Het zou wel waar zijn. Hij
had tenminste geen enkele reden om
eraan te twijfelen. Ze gingen met el
kaar om, de dokter en hij, alsof ze
voortdurend voor elkaar op hun hoe
de moesten zijn. Bij zijn komst in de
kolonie was de dokter niet eens, zoals
het toch verwacht werd, op het kan
toor geweest om zich behoorlijk aan
hem voor te stellen. De direkteur had
hem de eerste keer op het postkan
toor ontmoet. Dat was op een mor
gen, een paar minuten na negen, toen
het kantoor pas geopend was.
De direkteur stond voor het loket,
maar de dokter duwde hem nog
al onzacht Qpzij, alsof hij haast had
en vroeg of er post voor hem was. Er
was natuurlijk nog niets, geen brief,
geen krant, geen kaartje zelfs. Dat
moest hij trouwens wel verwacht
hebben, maar ook nadat de kantoor
houder het gezegd had, bleef hij
wachten tot de direkteur klaar was.
Wordt vervolgd)
VANMIDDAG om vijf uur opent de
Haarlemse wethouder van onderwijs en
kunstzaken, de heer D. J. A. Ge
luk, in de Vishal te Haarlem een
belangrijk fotografisch gebeuren: de ten
toonstelling „Holland Foto 1964", die
eindresultaat en sluitstuk is van de ge
lijknamige nationale competitiewedstrijd
voor fotoclubs en hun leden, welke vorig
najaar onder auspiciën van de gemeente
Haarlem van start ging.
ZO GROOT was de animo voor deze fo
tografische krachtmeting-in-etappes, dat
reeds voor de eerste ronde een oogst van
ruim vierhonderd foto's ingezonden
door vrijwel alle fotoclubs en -kringen in
Nederland geteld kon worden. Dit aan
tal werd in de beide volgende ronden nog
overtroffen zodat de jury in totaal een
vijftienhonderd foto's van goeddeels bij
zonder hoge kwaliteit te beoordelen kreeg.
Bij de eindselectie, begin van deze maand,
is uit de hoogstgewaardeerde foto's van
de drie etappen een keurcollectie van
ruim 160 platen gekozen die dan thans de
wanden van de Vishal sieren en waarvan
men zonder overdrijving kan zeggen, dat
zij een representatief beeld geven van het
beste werk van fotograferend Nederland.
DE OVERGROTE meerderheid der in
zenders bestond uiteraard uit amateurs,
maar ook diverse prominente vakfotogra
fen-clubleden hebben meegedongen. Type
rend voor het peil van de liefhebberij-fo-
DE OVERIGE prijswinnaars waren:
Persoonlijk klassement: tweede prijs P.
Bosman, Alkmaar en W. van Dam, Wij ha
(plaquettes), derde prijs H. Tromp jr., Fo
togroep „De Muggen" Haarlem (idem);
Verenigingsklassement: tweede prijs Fo
toclub „Alkmaar" (plaquette), derde
prijs: Kennemer Fotokring, Haarlem
(idem)
Beste portret: J. Duin, Alkmaar en Th.
H. M. J. Smeets, Geleen;
Beste landschap: G. J. L. Offerhaus,
Haarlem en P. Bosman, Alkmaar;
Beste foto's van de tentoonstelling (keu
ze der individuele juryleden): H. C. Croe-
sen: een foto van G. Bruins, Oosterbeek;
Pierre Jansen en H. Schrijen: foto van
G. J. L. Offerhaus, Haarlem; A. Klein:
een foto van G. J. L. Offerhaus, Haarlem;
Th. Ramaker: een foto van H. B. Smaal,
Amsterdam.
BEHALVE enkele prijswinnaars repro
duceren wij ook een aantal niet-bekroon-
de foto's om aan te tonen hoe gering het
kwaliteitsverschil tussen de inzendingen
was. Al met al is Foto Holland 1964 een
tentoonstelling die geen liefhebber van de
lichtbeeldkunst zal willen verzuimen en
men verwacht dan ook een belangstelling
welke de tienduizend bezoekers van de
tentoonstelling Foto 63, vorig jaar zomer
in de Vishal, verre zal overtreffen.
Foto Holland 1964 is tot en met 7 juni
in de Vishal te bewonderen. Zij zal stel
lig gevolgd worden door een nieuwe com
petitie Foto Holland 1965 die, als
wij wel zijn ingelicht, ook inzendingen van
fotoclubs uit het buitenland wil gaan aan
trekken.
tografen is, dat de voornaamste prijzen
van Holland Foto 1964 niet aan beroeps
mensen, maar aan rasechte amateurs zijn
toegevallen.
De hoofdprijs in het persoonlijk klasse
ment, de Zilveren Tulp van de gemeente
Haarlem, werd aan de Haarlemse arts
G. J. L. Offerhaus, lid van de Fotogroep
„De Muggen" toegekend. Diezelfde Haar
lemse groep verwierf, ondanks de zware
concurrentie van vele aanzienlijk grotere
fotoclubs uit andere steden, de hoofdprijs
in het verenigingsklassement, de Gouden
Tulp. Zodat beide trofeeën dus in de
Spaarnestad blijven.
CC?. MAKTEN TOONDE*
vk
154. Meester Vlijmen begon zich op te winden. „Ik
weiger om dat schandalige bedrag aan schoolgeld te
betalen!" riep hij. „Probeer daar maar een rechtzaak
van te maken. Die verliest u!" „Ongetwijfeld," beaam
de Joris. „En dus begin ik er niet aan. Ik heb u
reeds gezegd, dat ik met een scherpzinnige advocaat
als u geen rechtzaak zal beginnen. Ik kan wachten.
Behoud uw gelden uw pupillen." Mr. Vlijmen
keek naar de knaapjes, die nogal wat rommel op zijn
kantoortje maakten en slikte. Toen vermande hij zich.
„Nee!" zei hij fel. „Ik laat me niet dwingen. Al
ruïneren ze me. Al breken ze dit hele huis af!" „Wacht
eens even!" bracht Panda in het midden. „Dit huis
is van mij! En ik vind het helemaal niet goed, dat
ze de boel afbreken!" Niemand lette op hem en dat
maakte hem kwaad. „Nu is het genoeg!" riep hij, op
Joris afspringend. „Geef hier dat bewijs!" Maar Joris
hield het met een snelle beweging buiten bereik van
Panda's grijpende handen. „Tut, tut," sprak hij. „Ge
verbaast me, Panda. Is dit de dank, dat ik u tegen
Mr. Vlijmen heb geholpen?" „Je helpt alleen jezelf!"
antwoordde Panda bitter. „Als je werkelijk iets voor
me zou willen doen, zou je dat bewijs van voogdschap
verscheuren. Dat kon ik Mr. Vlijmen en de hele troep
uit m'n huis zetten. Maar je wilt er alleen maar geld
uit slaan. Daarvoor laat je m'n huis afbreken enne.
en die arme Jolliepop maar in de gevangenis zitten!"
„Foei, nu doet ge me onrecht," sprak Joris verwijtend.
„Ik laat de brave Jolliepop niet zitten. Integendeel. In
dien ge nu niet verder zeurt, zal ik ervoor zorgen,
dat hij dadelijk vrij komt."
BIJ DE FOTO'S. Boven
de beste twee landschap
pen van resp. P. Bosman,
Alkmaar (links) en G. J.
L. Offerhaus, Haarlem.
Daaronder: nog een foto
van G. J. L. Offerhaus,
door twee juryleden als
beste van de tentoonstel
ling gekozen. Hierboven
(links)„Rokers" door G.
Bruins, Oosterbeek (eer
ste keus van een jurylid)
en (rechts)meisjespor
tret door Th. J. G. Vro-
mans, AFIAP, Fotokring
Geleen. Hiernaast: stil
leven door H. Tromp jr.,
Haarlem, lid van de Foto
groep De Muggen, die als
vierde in het persoonlijk
klassement van de Hol
land Foto 1964-competitie-
wedstrijd eindigde.