GEZEGEND IS HET LEVEN PANDA EN DE MEESTER* MEESTER Een werkelijk wittere was bij elke soptemperatuur Jeugdcriminaliteit heeft velerlei, maar nooit enkelvoudige oorzaken ■■LmguftiMiiM Ons vervolgverhaal Een oorspronkelijke roman door Klaas van der Geest Complex van factoren als onzekerheid onlust en wrok leidt tot misdadigheid TWf DINSDAG 5 MEI 1964 15 A gressiviteit Op zoek naar het Ik m M --*y' -i"'-'-"V'> -. COP. MAÏTEN IOONDEÏ 25) „Toen de school uitging, heb ik de Oele verteld, dat ik wat later thuis zou komen. Hij heeft beloofd, dat hij het zou zeggen," verklaarde ze, diep verontwaardigd. De Oele ontkende dat niet. Hij mompelde zelfs, dat hij haar niet goed begrepen had. Hanne scheen hem nog te geloven ook, maar Gosse keek de jongen aan, alsof hij wel beter wist. Daarna bleef Liesje keer op keer weg, soms tot heel laat op de avond. Meestal was het dan wel te zien, dat ze niet bij andere meisjes thuis kon zijn geweest, maar langs de weg of in de bossen moest hebben rondgezworven, want ze was door en door nat en verkleumd. In het begin verzon ze uitvluchten; later vond ze dat blijkbaar niet meer nodig. Als Gosse er een aanmerking op maakte, verdedigde Hanne het meisje met de bewering, dat alle kinderen wel eens lastig en ongehoorzaam waren en alle ouders van tijd tot tijd moeite met hen hadden. Dat moest hij dan toe geven, maar hij merkte bij zichzelf op, dat het verschil maakte of het eigen kinderen waren of pleegkinde ren. Dat wist Hanne trouwens zelf ook wel. Toen Liesje tien, elf jaar was, lag Hanne vaak tot diep in de nacht wakker. Het was niet de eerste keer, dat een pachter in de kolonie moeilijkheden had met een pleegkind. Gewoonlijk duurde het niet lang voor dat het de direkteur ter ore kwam, die het dan nog even aanzag, maar als het te erg werd een wijkmeester stuurde om zo'n kind weg te laten ha len en terug te brengen naar een weeshuis. En die gedachte benauwde Hanne; ze moest tot elke prijs voor komen, dat ook Liesje weggehaald werd. Zelfs tegenover Gosse en de Oele probeerde ze alles, wat het kind deed te vergoelijken, te verheimelij ken en te verontschuldigen voor zover ze het niet verborgen kon houden. Ze had het daarbij niet gemakkelijk. Ze had altijd het idee, dat de Oele meer van Liesje wist dan zijzelf durfde ver moeden. En hoewel ze heel goed in zag, dat het onredelijk was, gaf ze er hem de schuld van dat het meisje ongehoorzaam was. Ze zou willen, dat ze hem nooit bij zich in huis genomen had; ze meende, dat Liesje zich daardoor verdrongen voelde, tekort gedaan. Dat vermoeden werd nog versterkt omdat het meisje zich steeds meer aan haar hechtte en er werkelijk verdriet van scheen te heb ben dat- Hanne- zich bezorgd- maakte. Als ze weer eens tot heel laat in de avond uitgebleven was, kwam ze da delijk daarna dagenlang zelfs eerder dan de Oele uit school vandaan naar huis en kon Hanne haar er zelfs niet toe overhalen nog een poosje te gaan spelen. Ze was handig en deed het voorkomen alsof ze er plezier in had om Hanne bij haar werk te mogen helpen. Gewoonlijk slaagde Hanne er dan ook wel in zich gerust te stellen met de gedachte, dat het later wel beter zou gaan omdat Liesje in wezen een goed karakter had. Toen het kind er steeds slechter be gon uit te zien en bovendien buien van diepe neerslachtigheid had, dan niet wilde eten en tegen haar gewoon te in ook bijna niets zei, was dat weer een andere reden om zich onge rust te maken. Vaak hield ze haar thuis uit school, liet ze haar 's mor gens maar lang slapen en maakte ze allerlei lekkere hapjes voor haar klaar. Ze liep zelfs rond met het plan de dokter te vragen of hij haar eens wilde onderzoeken. Wat haar daarvan weerhield was een vage angst, niet voor de uitslag van een onderzoek maar voor bemoeienis van anderen met het kind, dat ze als haar eigen beschouwde. Op een avond, nadat Liesje weer de hele dag lusteloos en verdrietig was geweest, wilde Hanne haar nog een kop thee in bed brengen. Maar zodra ze de deur open deed van het kamertje, dat Gosse zelf getimmerd had, bleef ze verbijsterd staan. Gosse en de Oele, die beneden zaten, hoor den haar gedempte kreet van schrik. Ze keken elkaar aan. Allebei vroegen ze zich af, wat er aan de hand kon zijn, maar geen van beiden stonden ze op om te gaan kijken. Pas toen Hanne alweer beneden was met het kopje thee nog in de hand, kwam Gosse overeind. „Wat is er, Han? Riep je?" Hij wist wel beter. Niets was er, zei Hanne. En geroe pen had ze niet. Ze liep naar haar stoel als iemand, die nauwelijks wist, wat ze deed. Ook toen hield ze dat kopje thee nog in de hand in plaats van het op de tafel te zetten. Ze ging weer zitten, hoewel ze even tevoren nog van plan was geweest de kachel bij te vullen voor de nacht, de tafel af te ruimen en dan naar bed te gaan. Opeens vroeg ze met een vreemde, toonloze stem of Gosse en de Oele niet gehoord hadden, dat er iemand de trap afgekomen was. „Iemand vroeg de Oele. Hij staarde bedrukt voor zich uit. Hij was groot en stevig voor zijn leeftijd en op dat ogenblik leek hij bijna volwas sen. „Iemand de trap afgekomen vroeg Gosse. „Wie dan?" Een vraag, die geen antwoord hoefde. Met dezelfde toonloze stem vertelde Hanne, dat Liesje niet in bed lag, niet op haar kamer was. Gosse ging naar boven en keek nog eens op het kamertje van de Oele, hoewel hij er zeker van was haar ook daar niet te zullen vinden. Hij keek zelfs in de schuur. En eindelijk zei hij, dat ze uit moest zijn gegaan. Hanne zat er verslagen bij. Ze beefde over haar hele lichaam. „Uit gegaan „Waar ter wereld kan zo'n kind toch wel naar toe zijn?" vroeg Gosse. „Ze heeft toch nergens iets te zoe ken Hij keek de Oele aan, die even de schouders ophaalde en een kleur kreeg, alsof hij betrapt werd op iets, waarvoor hij zich schaamde. En toen werd het Gosse Tadema dui delijk. Hij zei tegen de Oele, dat die moest gaan slapen. Zelf bleef hij met Hanne opzitten. De kachel, die ze niet bijgevuld hadden, ging uit. Het stormde en regende nogal, een van de laatste echte voorjaarsstormen, die de kruinen van de bomen deed zwie pen, de wegen onbegaanbaar maakte .van de. modder „en jde wind .deed hui len en gieren over de vlakke velden, waar hier en daar wijde waterplassen stonden. Ze hoorden de balken en bin ten van het oude huisje kraken en kreunen. Ze hoorden de regen strie men tegen de verweerde ruiten van het smalle raam. Ze hoorden het on rustig bonden van hun eigen bloed. Op de schoorsteenmantel, waarover een lopertje lag, dat Liesje had ge haakt, tikte een wekker. Langzaam verschoven de wijzers over de witte plaat met de zwarte cijfers, waarin zich het lamplicht weerspiegelde. Het werd zeven, zes, vijf minuten voor negen, tien, twintig minuten óver ne gen, half tien. Gosse leunde achter over in zijn stoel en ademde zwaar als iemand, die gedrukt wordt door een last, die zijn krachten bijna te boven gaat. Hanne tekende met een haakpen kringetjes en streepjes op de kaft van een breiboekje, waaruit ze een patroon overnam voor een trui van Gosse. Nu en dan maakte ze een gebaar, een beweging, alsof ze te midden van het rumoer van de storm iets hoorde, dat haar aandacht trok. Als ze elkaar even, haast schuw aan keken, was het met de bange vraag: „Waar kan het kind zo'n hele avond zijn Om half tien stond Gosse op en begon hij de wekker op te win den. Hij zette hem een kwartier voor, zoals hij elke avond deed, eer hij naar bed ging. Maar hij zei niet zoals hij anders ook elke avond deed! dat ze maar zouden gaan slapen. Hij trok zijn oude jas aan, die aan een haak achter de deur hing, zette de verfromfraaide hoed op, die hij al tijd tijdens zijn werk droeg en ging naar buiten. „Ik moet toch maar eens kijken." (Wordt vervolgd) tijd voor hebben. Dit betekent niet alleen dat zij niet in staat zijn om te dansen, maar ook dat zij geen slag hebben om met meisjes om te gaan en totaal geen vertrouwen bezitten in hun eigen man zijn". Een diepgaand zelfonderzoek in de geest van het kind over zijn eigenwaarde als menselijk wezen kan hem zo krenken, dat hij bijna niet in staat is tot een oprechte of duurzame gehechtheid aan anderen. Im mers: als zijn ouders hem niet hebben liefgehad en aanvaard hebben zoals hij is, hoe kan een kind dan denken dat anderen dat wel zouden doen? Kinderen die voelen dat zij niet geliefd of gewenst zijn, kunnen onder deze wetenschap ernstig te lijden de jonge mens zozeer bezig als de vraag naar zijn eigen identiteit: hoe hij zichzelf ziet, hoe, naar zijn gevoel, de rest van de wereld hem ziet. Zelfs een negatieve identiteit kan voldoening schenken. Meer dan eens heeft een jonge delinquent-uit- gewoonte zichzelf „ronduit slecht" ge noemd. Jongelui hebben hun ouders nodig óf om hun voorbeeld na te volgen óf om het te verwerpen. Weinig kinderen zullen zich beklagen over de toegeeflijkheid en meegaandheid van hun ouders, maar dik wijls weerspiegelt hun gedrag hun eigen innerlijke verwarring. Als er geen vaste regels zijn in het leven van het kind, wan neer zijn vader noch moeder bepaalde nor men vertegenwoordigt, wordt het moei- Advertentie De verleidingen van het leven, toegang alle leeftijden. Daarbij komt nog de angstwekkende vrijheid die de grote steden hun inwonen bieden, los van de traditionele normen en maatstaven waarmee ze zijn grootge bracht. Maar al te vaak leeft men alleen en anoniem, afgesneden van de kleine ge meenschap waaruit men voortkwam. Wan neer normale waarden en tradities verlo ren gaan, kunnen ze niet zo gemakkelijk worden vervangen. Dit veroorzaakt voor al bij jonge mensen dikwijls grote span ningen. Men zegt dat het sociale pro bleem van de ene generatie het psycholo gische probleem van de volgende zal zijn. 158. Het binnendringen van de leerlingetjes gaf grote opschudding in het Tehuis voor Overspannen Leraren. „Ga weg!" riep Ambrosius schor. „Jullie mogen hier niet komen! Jullie maken ons zenuwachtig!" „Wc mo gen toch wel bij onze voogd zijn?!" antwoordden de knaapjes. „Hij heeft ons zelf hierheen gebracht. „Wat?!" riepen de overspannen leraren verontwaardigd. „Hebt li die vreselijke lawaaischoppers hier gebracht?" „Nee! antwoordde Mr. Vlijmen. „Ik wilde alleenZijn stem ging over in een gesmoord gemompel toen zijn pu pillen zich onstuimig op hem wierpen en zich liefkozend aan zijn gelaatstrekken vastklampten. „O, lieve voogd!" joelden zij. „We blijven bij je, hoor!" „Ach hoe roe rend", mompelde Joris, die buiten het gebouw stond te luisteren. „Riepen niet de ouden reeds: Juventus vox populi!" om aan te tonen dat kinderstemmetjes overal populair zijn?" De geluiden daarbinnen namen in om vang toe. Een stoel vloog kletterend door de ramen. „Hm", hernam Joris. „Misschien wordt hun aanwezig heid daarbinnen toch niet geheel op prijs gesteld. Maar in elk geval hebben zij, naar ik hoop, tijdig een verhel derend gesprek tussen hun voogd en hun voormalige on derwijzer kunnen voorkomen.". Elke huisvrouw heeft haar eigen manier van wassen. De één kookt, de ander maakt gebruik van heet water, zo uit geyser of boiler. Maar het doel is voor allen eender: een prachtig witte was. En hiervoor kan de Nederlandse huisvrouw - hoe zij ook wast - nu beter dan ooit terecht bij OMO. Nu OMO vernieuwd is, nu de waskracht is vergroot, kan het kiezen van een wasmiddel voor niemand meer een probleem zijn. Vernieuw de OMO geeft immers onder alle omstandig heden een was die werkelijk witter is Ja, ook als die was niet gekookt wordt. Want vernieuwde OMO wast witter bij elke sop temperatuur. Bovendien is het bijzonder ge schikt voor het wassen van nylon en andere moderne stoffen. Ook die worden werkelijk witter. Daarom kan van OMO met recht worden gezegd, dat het een compleet was middel is. Kooksters en niet-kooksters zullen er even enthousiast over zijn. Er zijn vele waardevolle conclusies te trekken uit de opvattingen van de spe cialisten op het gebied van de jeugd misdadigheid. Een daarvan mogen we niet vergeten. Er is nooit een enkelvou dige oorzaak voor misdadigheid. Jeugd misdadigheid komt veeleer voort uit een complex van op elkaar inhakende fac toren. Verscheidene oorzaken kunnen dikwijls leiden tot dezelfde soort mis dadigheid; aan de andere kant worden verscheidene soorten misdadigheid dik- ivijls veroorzaakt door dezelfde factoren. EEN EENVOUDIG voorbeeld van de wij ze waarop sommige jongens die aan hun mannelijkheid twijfelen, tot zeer agressi- ve daden overgaan zoals het stelen van auto's wordt gegeven in een rapport uit Zweden: „Vaak hoort men ze zeggen: „Als je een auto hebt kan je ook een meisje krijgen". Opvallend is ook hoe bui tengewoon stuntelig dit soort autodieven met meisjes omgaat. Velen van hen kun nen niet dansen, hoewel zij er wel de leef- Bij de Unesco zal binnenkort een boek verschijnen, waarin de Ameri kaanse pedagoog en socioloog dr. William C. Kvaraceus, directeur van het Instituut voor Jeugdstudie aan de Tufts-universiteit, de ver moedelijke oorzaken en achter gronden van de steeds toenemende jeugdcriminaliteit inventariseert. Aan dat boek, „Juvenile Delin quency a Problem for the Mo dern World", is nevenstaand ar tikel bekort en gecomprimeerd ontleend. Dr. Kvaraceus' conclu sies zijn gebaseerd op de situatie in Amerika, maar men mag aan nemen, dat het hier om een univer seel verschijnsel gaat en dat de door de schrijver gesignaleerde toestanden dus ook tot op zekere hoogte van invloed zijn op het ge dragspatroon van de Europese jeugd. lijker voor het kind een juist beeld van zichzelf te krijgen. OOK DE BUITENWERELD begint een rol te spelen in de gevoelswereld van het jonge kind. Zo zal een middenstandskind 'worden ingeprent dat hij geen slechte cij fers krijgt op school, dat hij niet mag vloeken, vechten of brutaal zijn. Het kind uit de achterbuurt daarentegen zal liever niet uitblinken op school of goede maatjes zijn met de onderwijzer uit vrees dat hij door de andere kinderen zal worden bui tengesloten en geplaagd. Maar al te vaak leert hij dat hij zich het beste kan laten gelden met zijn vuisten. MEN HOEDE zich er echter voor te veronderstellen dat alle armoedige buur ten oerwouden van gewelddadigheid zou den zijn. Uit tal van wetenschappelijke proeven blijkt dat, zij ook de bakermat kunnen zijn voor allerlei tradities die de buitenstaander vreemd aandoen. Veel kin deren die in omstandigheden leven welke welhaast tot misdaad aanzetten, worden niet automatisch misdadigers, Anderen blijken kwetsbaarder te zijn. Het kind dat in een minder bevoorrechte omgeving opgroeit, zal vaak een wrok koesteren tegen de maatschappij die hem beperkingen oplegt. Talloze gevallen leg gen hiervan getuigenis af. Daar is bijvoor beeld de jongen die weet, dat hij nooit geooeg geld zal verdienen om de auto te kopen die hij graag zou willen hebben, of het kind dat beseft dat hij nooit naar de middelbare school zal kunnen. Dit zijn frustraties die uit de maatschappij zelf voortkomen en die even schadelijk kun nen zijn als die welke worden veroor zaakt door een gebrek aan innerlijke ze kerheid. VELE problemen rond het gedragspa troon blijken voort te komen uit de ver regaande industrialisatie. Sociologen heb ben dikwijls de aandacht gevestigd op het soort werk waarbij de arbeider de hele dag niet anders doet dan op knoppen drukken of hefbomen bedienen. Dit biedt de man uiteraard nauwelijks enige ar beidsvreugde. Hij krijgt niet het gevoel, iets tot stand te brengen waarop hij trots kan zijn. Voor een jongeman die zo'n eentonig en doelloos bestaan tegemoet gaat zal de misdadigheid dikwijls een opwin dend middel zijn om te protesteren tegen een saaie en onaanvaardbare toekomst. In algemene zin kunnen wij zeggen dat elke adolescent die onzeker is van zich zelf, zal trachten deze onvrede door agres siviteit op te heffen. Dit is een van de weinige positieve verklaringen die gelden voor elke vorm van misdadigheid: de ken merkende agressiviteit. Deze kan zich uiten in woorden, in daden en op sexueel terrein en gericht zijn tegen het individu zelf, tegen de wereld of beiden. (door dr. William C. Kvaraceus) MISDADIG GEDRAG van jongelui kan uit zoveel combinaties van ver schillende factoren voortkomen dat men, alvorens tot behandeling over te kunnen gaan, de betrokkene aan een nauwgezet wetenschappelijk onderzoek moet onder werpen. De jongen moet worden beschouwd los van zijn kornuiten. De situatie thuis, de moeilijkheden op school, de verhouding tot zijn ouders, het beeld dat hij van zichzelf heeft, dit alles dient zorgvuldig te worden blootgelegd en onder zocht. Een theorie zegt dat misdadigheid voortkomt uit ernstige frustraties bij het opgroeiende kind. Volgens een andere theorie hebben we hier te doen met een vorm van verzet. Weer een andere visie houdt staande dat jeugdmisdadig heid wellicht ontstaat wanneer de jongeling niet bij machte is zich te identifi ceren met wat in vakkringen een „figuur met mannelijk overwicht" wordt ge noemd. Hiermee bedoelt men dan natuurlijk de vader van het kind, de overheer sende permanente mannelijke invloed in zijn leven. Als er geen vader is, of een die maar zelden thuiskomt en voor het kind niet meer betekent dan een vage figuur op de achtergrond, dan kan de kleine jongen worden bevangen door een diep gevoel van onzekerheid omtrent zijn beeld van zichzelf als man. IN SOMMIGE gezinnen ontbeert het kind de „autoritaire mannelijke figuur" niet; daar is een vader, een zelfbewuste vader. Maar wat gebeurt er als de moe der de vader belachelijk maakt en het kind voortdurend op zijn fouten wijst? Het kind gaat menen dat hij, om geliefd en aanvaard te worden, anders moet zijn dan de man die zijn vader is, de figuur, die natuurlijkerwijs zijn idool had moe ten. zijn. Het is zeer goed mogelijk dat een knaap in deze situatie met dezelfde angsten omtrent zichzelf te kampen krijgt als het kind dat zijn vader mist. hebben. Ontspoorde jongelui hebben veelal met dit gevoel te kampen gehad. IN SOMMIGE gevallen is zelfs een op rechte liefde niet voldoende. Bij gezinnen waar de moeder de baas in huis is, kan opstandigheid ontstaan. Jongens die jonge mannen willen worden, moeten breken met deze vrouwenheerschappij en hun moe der trotseren om zich als man te laten gelden. Wanneer er geen man in huis is met een bepaalde positie leidt dit tot moei lijkheden. De jongen leeft in een zekere spanning. Deze spanningen zullen hem wel licht ertoe brengen zich te voorzien van kenmerken die voor hem en zijn omge ving een onloochenbaar symbool van man nelijkheid zijn: bedrevenheid in vechten het bezit van een auto of een motorfiets, gewelddadigheid, sadisme of grove uit drukkingen. Hij kan het ook inr zijn kle ding zoeken. In de meeste kringen ziet men in dat de jongeling in de puberteit meestal zijn persoonlijkheid vormt door een of ander belangrijk conflict met zijn ouders of de oudere generatie. Niets ter wereld houdt De puinhopen van de oude generatie zijn de leerschool voor de nieuwe: een kweekplaats, maar al te vaak, voor de jeugdmisdadigheid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 15